Ziet toe dat niemand u verleide (1)
Ziet toe dat niemand u verleide
deel 1
(H. Frinsel, De Oogst, Sept. 1996)
We zijn hard op weg naar het magische jaar 2000. Door alle aandacht die er aan gegeven wordt vervult dat velen onwillekeurig met een zekere spanning. Dat was duizend jaar geleden ook zo. Jammer genoeg zet het ook veel mensen aan tot speculatie over de wederkomstvan Christus. Niet dat het verkeerd is te spreken over zijn wederkomst. Integendeel! Het Nieuwe Testament roept ons op er naar uit te zien, er klaar voor te zijn en te letten op de tekenen van de tijd. Dat is door en door Bijbels.
Waar de Bijbel ons echter voor waarschuwt, is dat we het kijken naar die tekenen niet voor een verkeerd doel moeten gebruiken. Wanneer de Here Jezus in Mattheus 24 een klein tipje van de sluier oplicht over de toekomst van Jeruzalem, dan komen zijn discipelen direct met een dubbele vraag: Zeg ons wanneer dit zal geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld. Over het eerste deel van de vraag maakt de Here heel duidelijk dat Hij geen antwoord kan en wil geven. Op de vraag naar het teken van Zijn komst noemt Hij een heel aantal zaken die zullen aangeven dat Zijn komst nabij is.
Voordat Hij echter de antwoorden geeft, waarschuwt Hij: Ziet toe, dat niemand u verleide. De Here Jezus gaf die informatie, om de discipelen en ons in staat te stellen de verleidingen en gevaren te herkennen die op ons af (zullen) komen. Hij gaf ze om ons in staat te stellen te onderscheiden wat er om ons heen in de wereld gebeurt en hoe wij daarin als Zijn dienstknechten en getuigen moeten handelen. Christus gaf die tekenen echter niet om te gaan speculeren over de precieze datum van Zijn komst. Op de vraag ’zeg ons wanneer dit zal geschieden’, antwoordt Hij dat de dag van Zijn komst alleen bij de Vader bekend is. Met andere woorden: ,speculeert niet!’ Dat speculeren over de precieze dag of het jaar van Zijn komst is een verleiding die velen niet hebben kunnen weerstaan. Er zijn in de loop van de geschiedenis heel wat mensen geweest, die meende de dag van Christus’ terugkeer te kunnen of moeten bepalen. Onder hen waren charlatans, maar ook serieuze en oprechte christenen.
De grote teleurstelling
De bekendste was misschien wel William Miller die in 1782 in Pittsfield in de V S. geboren werd. Na zijn bekering bereidde hij zich voor op het predikersambt in de Baptistenkerk. In 1818 verklaarde hij dat twee jaar onderzoek hem tot de conclusie had geleid dat Christus tussen 21 maart 1843 en 21 maart 1844 terug zou komen. Later werd de datum bepaald op 22 oktober 1844. De ’advent beweging’ trok veel aandacht en aanhang en de verwachtingen waren zeer hoog gespannen. Zeer groot was ver-volgens ook de ontgoocheling toen er niets gebeurde. Het is onjuist Miller af te doen als een slecht opgeleide, extreme figuur met excentrieke leringen. In zijn tijd waren er veel predikers en theologen die hetzelfde soort berekeningen maakten op grond van de Bijbelboeken Daniël en Open-baringen. Miller en velen met hem in die beweging waren serieuze oprechte christenen, die echter de grote fout maakten te zoeken naar informatie die de HERE ons nadrukkelijk ontzegd heeft.
Na de grote teleurstelling zochten sommigen naar een verklaring. Hari Edson, een volgeling van Miller, claimde een openbaring te hebben ontvangen, die het grote debâcle verklaarde. Op de berekende dag was Christus niet teruggekeerd naar de aarde maar was Hij binnengegaan in het hemelse Heilige der heiligen voor de tweede fase van Zijn hemelse bediening, in voorbereiding op Zijn terugkeer. Zo werd de mislukte adventsbeweging nieuw leven ingeblazen die uiteindelijk leidde tot het ontstaan van de kerk van de Zevendedags Adventisten. Miller zelf wilde overigens met zulke verklaringen niets te maken hebben en volgde deze nieuwe beweging niet.
De truc van vergeestelijking
Zo’n vergeestelijking van een mislukte voorspelling is een redmiddel waar veel dwaalleraren in de loop der geschiedenis naar gegrepen hebben. Een zeer goed voorbeeld daarvan vinden we in de sekte van de Jehova’ s Getuigen.
Charles T. Russell, (1852-1916) de grondlegger van de Jehova’s Getuigen, kwam uit de kringen van de adventbeweging, die hij in 1884 verliet om zijn eigen beweging te stichten. Na de grote teleurstelling van 1844 hadden sommigen in de adventbeweging een nieuw tijdstip van Jezus’ wederkomst voorspeld: 1874. Toen ook deze voorspelling niet uitkwam, greep Russell naar het middel van ver-geestelijking: in 1874 zou ’de aanwezigheid van Christus op aarde’ begonnen zijn. Tegelijkertijd voorspelde hij dat in 1914 de ’tijd der heidenen vervuld zou zijn’ en Gods regering op aarde zou beginnen. Daar is zoals ieder weldenkend mens weet, niets van uitgekomen. Ook die voorspelling werd door de Jehova’ s Getuigen vergeestelijkt: ’Christus was in 1914 teruggekeerd naar de (hemelse) tempel en had deze in 1918 geheel gereinigd’. Voor deze sekte is het niet zo moeilijk zo’n voorspelling te vergeestelijken. Zij ontkennen de Bijbelse waarheid van de lichamelijke opstanding van Christus. Zijn terugkeer hoeft daarom ook niet zichtbaar te zijn. De leiders van deze gevaarlijke beweging probeerden het nog twee keer: voor 1925 voorspelden zij de voleinding aller dingen, wat velen in moeilijkheden bracht doordat zij alles verkochten in afwachting van het aardse paradijs. Later voor-zegden zij het einde van de wereld in 1975, wat achteraf velen gedesillusioneerd de beweging deed verlaten.
Misleiding en afleiding
Het kost ons geen moeite de leer van de Jehova’s Getuigen als gevaarlijke onbijbelse dwaalleer te herkennen. Helaas zijn er echter maar al te veel predikers in de evangelische beweging die m.b.t. tot de wederkomst van Christus dezelfde fouten maken als bovenstaand beschreven. Vooral in Amerika komen we hen tegen. Zo voorspelde Whisenant in zijn boek ’88 reasons why the rapture will be in 1988’, dat de opname van de gemeente in 1988 plaats zou vinden. In 1992 publiceerde H. Camping het boek ’1994?’ Dat jaar wees hij aan als het jaar waarin Christus terug zou komen. De onlangs overleden welvaartsevangelist Lester Sumrall voorspelt in zijn boek ’I predict 2000 AD’, dat in 2000 het duizendjarig rijk zal beginnen. In Amerika is het schrijven van een sensationeel boek gewoon ’big business’ en er kunnen vraagtekens geplaatst worden bij de motieven van sommige van die schrijvers. Misbruiken zij misschien bewust de goedgelovigheid van de (veelal onkritische) evangelische en charismatische gelovigen? Er zijn echter ook mensen die oprecht menen de wederkomst van Christus te kunnen of moeten berekenen. Helaas zijn zij oprecht bezig de tijd die zij hier nog hebben, verkeerd te gebruiken en zetten zij gelovigen op het verkeerde been. Zo berekende een bijbelleraar in de Neder-landse Bijbelstudie Circulaire van december 1995, dat de laatst mogelijke datum voor de opname van de Gemeente 18 mei 1996 zou zijn. Daarnaast noemt hij als vroegere alternatieven 6 en 7 april. Hoewel hij voorzichtig en bescheiden genoeg was om er aan toe te voegen dat zulke berekeningen en suggesties mensenwerk zijn, is het verkeerd zulke voorspellingen te doen.
In de eerste plaats zijn er altijd mensen, die min of meer gespannen naar zo’n dag toe gaan leven. Wij moeten op dit moment klaar zijn om Christus te ontmoeten en niet gefixeerd zijn op een specifieke dag in de toekomst. In de tweede plaats is het gevaar groot dat sommige mensen hun activiteiten er op af gaan stemmen. Het leidt hen af van de opdracht die de HERE ons gegeven heeft en van de échte tekenen van de tijd. Ten derde zijn zulke speculaties onverantwoordelijk, omdat ze leiden tot teleur-stellingen die afbreuk kunnen doen aan het geloof.
Valse profeten
Wat de meeste van deze voorspellers gemeen hebben is dat ze hun berekening baseren op de Bijbel. Er komt echter ook een nieuwe categorie voorspellers op die met hele nieuwe, buitenbijbelse profetieën komen. Zij vormen een speciaal gevaar omdat zij nieuwe openbaringen claimen, los van de Bijbel. Zij laten zich daarom vaak niet corrigeren op grond van de Bijbel.
In januari l994 profeteerde een predikant uit Los Angeles dat God op 9 juni l994 ’het kwaad uit de we-reld weg zou rukken.’ Deze boodschap werd uitgezonden door de Amerikaanse tv-zender TBN, de grote charismatische omroep, die gespecialiseerd is in het presenteren van allerhande extreme charis-matische predikers en welvaartsevangelisten. Velen zagen verwachtingsvol uit naar de bewuste datum. Er gebeurde niets! Zoals wij kunnen constateren bleef de wereld even slecht! Het televisiestation zweeg in alle talen. Excuses werden niet aangeboden voor de misleiding en de teleurstelling die zij hadden veroorzaakt. De valse profeet zelfgreep naar de oude truc: hij vergeestelijkte de profetie. Hij verklaarde voor zijn gemeente dat het wegrukken van het kwaad bezig is te gebeuren, maar eerst in de geestelijke sferen (l).
Afgezien nog van het niet uitkomen, was de profetie heel duidelijk als vaIs te herkennen, doordat Ze niet overeenkwam met wat de Bijbel ons leert over de eindtijd en de wederkomst. Van het wegrukken van het kwaad voor de wederkomst is absoluut geen Bijbelse basis te vinden.
Waakzaamheid
Met de huidige wildgroei aan zgn. profetische bewegingen is de kans groot dat er, naarmate het jaar 2000 nadert, nog wel meer onverantwoordelijke en onbijbelse voorspellingen gedaan zullen worden omtrent de wederkomst van Christus. Daarom is de waarschuwing van de Here Jezus zo actueel in onze tijd: Ziet toe dat niemand u verleide. We moeten ten allen tijde klaar zijn voor Zijn komst en mogen daar naar uitzien. We moeten letten op de tekenen der tijden, om met des te meer urgentie profetisch te kunnen spreken en handelen in deze zondige wereld. Wat de Here Jezus ons nadrukkelijk laat zien om niet te doen, is: proberen de dag van Zijn komst uit te rekenen. Hij zei daarover. Van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen. (Matth.24:36). M.a.w. wie een datum van de wederkomst voorspelt, meent meer te weten dan de Zoon. Dit is niet alleen arrogantie, maar ook ongehoorzaamheid. Het is het zoeken naar dingen die de HERE bewust voor ons verborgen houdt: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft. (Hand. 1:7) De Here benadrukt dat wij het tijdstip van Zijn terugkomst niet kunnen kennen: “Waakt dan want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. (Matth. 24:42, 25:13) De Here Jezus leert ons dat wij aan de tekenen kunnen aflezen wanneer de tijd nabij is (Matth. 24:33), maar niet het tijdstip zelf. Hij wijst ons er bovendien nog op dat Hij terug zal komen op een moment dat wij het niet verwachten. (Matth. 24:44) Paulus schrijft: Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig dat u geschreven wordt... (l Thess. 5:1) Waarom vindt Paulus het niet nodig daarover te schrijven? immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heeren zo komt, als een dief in de nacht. (vs.2) Onze boodschap moet zijn: Jezus komt! En niet: Hij komt op 21 maart of 18 mei of in het jaar 2000. Iedere voorspelling van een datum gaat voorbij aan Gods Woord. Laat Hij ons op die dag niet bezig vinden met zulke misleidende en onnutte zaken, maar met het werk dat Hij ons opgedragen heeft: het Evangelie uitdragen in deze wereld.
Zalig die slaaf; die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden.
Bijbel Aktueel BBS
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.

