Een levende gemeente

Ef. 4:11 En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, 12 om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, 13 totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus.


 


Wat is het kenmerk van een levende gemeente?


Je zou kunnen zeggen dat is een groep gelovigen die, zoals het staat vermeld in de tekst boven dit artikel, de eenheid des geloofs en de volle kennis van de Zoon van God bereikt hebben. Dit lijkt me een antwoord waar weinig tot niets op af te dingen valt, maar hoe uit zich dit dan in de praktijk van alle dag? Hoe is dit zichtbaar in het gemeenteleven? Hieronder zal ik een aantal van deze concrete kenmerken kort bespreken.


Eenheid des geloofs, wat houdt dat in? Betekent dat dat men over van alles hetzelfde denkt? Ik denk het niet. Volgens mij is er eenheid des geloofs als gelovigen zich richten op Christus en Hem heel concreet de eerste plaats toekennen in hun leven, dan zal Gods Geest de eenheid “smeden”. Het is als met de spaken en de as van een wiel, waarbij we de as van het wiel vergelijken met de Here Jezus en de gelovigen met de spaken. Naarmate de spaken dichter bij de as komen, komen ze ook dichter bij elkaar. Er is dan de ruimte om over allerlei zaken verschillend te denken en dat wordt dan ook in liefde van elkaar geaccepteerd. Het begint met overgave aan Hem (Hij moet het stuur van ons leven in handen krijgen) zodat Hij door de gelovigen heen de eenheid van het geloof kan bewerken. Dan worden door de werking van de Geest de werkingen van het vlees (eigen wensen, voorkeuren, ideeën etc.) minder belangrijk en ontstaat er eenheid, echte eenheid. In veel kerken/gemeenten is bijvoorbeeld de liederenkeuze een regelmatig onderwerp van (felle)discussie. Men wil bijvoorbeeld óf psalmen óf opwekkingsliederen zingen, dit is een kenmerk van geestelijke onvolwassenheid. Het gaat in de gemeente helemaal niet om het eigen gevoel (dus, ik zing het liefst JdH en géén opwekkingsliederen of vv?). Het gaat er om dat we Hem danken, loven, prijzen en aanbidden, maar ook ons verdriet of pijn in een lied aan Hem bekendmaken en dat we gericht zijn op Hém en niet op wat ík fijn vind en gewend ben om te zingen.


Het gaat er steeds meer om wat Hij wil en niet wat ik wil. Hij moet wassen en ik moet minder worden zei Johannes de Doper al.


God heeft de gemeente apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars gegeven om de heiligen (dat zijn alle gelovigen) toe te rusten tot dienstbetoon. Dat is een belangrijk gegeven, als we wederom geboren zijn, zijn we baby’s in het geloof, zonder hulp of toerusting blijven we baby’s en dat is niet de bedoeling. Daarom zijn er apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars door God gegeven. Hun taak is om de heiligen toe te rusten. Hoe gaat dat dan? Dat wordt gedaan in de gemeentelijke samenkomsten door de preken, in Bijbelstudies, jeugdgroepen, kringen etc. De bedoeling is dat, agv het onderwijs, de gelovigen worden gevoed en gaan groeien in hun relatie met Christus.  Vervolgens krijgt men, van binnenuit en bewerkt door Gods Geest, het verlangen dienstbaar te zijn naar elkander, lees elk ander.


Dienstbaar zijn kan op vele manieren en door de grote verscheidenheid in de gemeente kunnen we op alle terreinen dienstbaar zijn! (Iedereen is bruikbaar voor God. Hij vraagt geen bekwaamheid, maar bereidheid.)  Bijvoorbeeld door stoelen klaar te zetten, koffie te schenken, de (kerk)zaal op te ruimen of te versieren i.v.m. bepaalde activiteiten, een preek te houden, de bidstond te leiden etc. De ene taak is niet belangrijker dan de andere taak, het gaat God altijd om de hartsgesteldheid waarmee iets wordt gedaan. (Met de goede gezindheid de vloer schrobben is beter dan met de verkeerde motivatie/instelling een preek houden).


Dienstbaar zijn impliceert ook dat elke gelovige, dus ook u, jij en ik, omziet naar zijn/haar broeders of zusters. Dienstbaar zijn ten opzichte van elkaar is zéér belangrijk!  Er zijn al heel wat mensen van gemeente overgestapt, of zelfs uitgestapt, omdat men geen of te weinig liefde/aandacht ervoer (en misschien ook zelf wel te weinig gáf, maar dat laten we nu maar in het midden). Dus missen we iemand (een poosje) in de dienst dan zou een telefoontje of kaartje vanzelfsprekend moeten zijn. Dit is niet uitsluitend iets voor de herders van de gemeente, hoewel die natuurlijk ook hun verantwoordelijkheid hebben, maar is juist iets voor iedere gelovige. Veel mensen zitten nagenoeg elke zondag op dezelfde plaats in de kerk en dus valt het op (als het goed is) als iemand uit de eigen naaste (zit)omgeving er niet is. Dat vraagt om een positieve, warme actie, geen verwijtend telefoontje in de zin van “waar was je” of “ik heb je wéér niet gezien” of iets dergelijks.


Oprechte aandacht voor mensen in de eigen omgeving geldt voor elke gelovige. Als dit niet zo is wordt de essentie van het christenzijn gemist. 1 Petr. 1:22 “hebt dan elk ander van harte en bestendig lief”,  Hét kenmerk van een gemeentes zou het volgende moeten (het is een gebod!) “Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander”, Joh. 11:35. Het Griekse woord “Agape”, wat vertaald is met liefde wordt hier gebruikt. Dat is de op de ander gerichte, onbaatzuchtige en gevende liefde. Deze liefde impliceert aandacht, betrokkenheid en zorg voor elkaar. Het is jammer als dat zou worden uitbesteed aan iemand of een groep mensen die daar voor verantwoordelijk is of worden gemaakt, we missen dan volledig de bedoeling van het evangelie: nl. het veranderd worden naar Zijn beeld en dus Zijn liefde  heel concreet  tonen aan elk ander. Deze Agape liefde is in het hart van iedere gelovige uitgestort door de Heilige Geest, Rom. 5:5.


Hetzelfde geldt voor het aanspreken van nieuwe mensen in de gemeente, niet om hen te bewegen tot de gemeente toe te treden, maar gewoon belangstelling en een stukje betoon van christelijke naastenliefde. Als er thuis in het huis waar u woont iemand voor de deur staat doet u toch ook open en informeert u naar deze persoon? Zou dat in het huis van God, waarvan wij de bewoners zijn anders zijn als er iemand die we niet eerder hebben gezien binnenkomt of die alleen en wat schuchter een kop koffie staat te drinken? Alleen al op basis van algemene fatsoensregels zouden we zo iemand moeten aanspreken, dat moeten we dus als christenen zeker doen! Hoe zou u het vinden als u een andere gemeente zou bezoeken en niemand keek naar u om?


Hierboven zijn een paar kenmerken genoemd van een levende gemeente. Uitgangspunt moet zijn dat we ons vastklemmen aan Christus onze Rots, want dán zal er groei in de diepte en breedte zijn. Dán wordt, volgens Ef. 4:16, door de dienst van al zijn geledingen en naar de kracht die elk lid (dat zijn u, jij en ik!) op zijn wijze beoefent de gemeente opgebouwd tot eer van God, want dan tonen we de liefde van Christus, dan lijken we in de (gemeente)praktijk van alle dag écht op Hem.


 


 


 

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Stoelinga.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.