Het gebed (3)

Zonde proeft zoet, maar smaakt altijd bitter!


 


In het bespreken van het gebed kan het belijden van zonden niet ontbreken. Bidden is, hebben we vastgesteld, verkeren in de onmiddellijke nabijheid van God. God is heilig, daarom is het een absolute voorwaarde dat we in het gebed onze zonde(n) belijden als we contact met Hem willen hebben. In Genesis 3 zien we dat er door de zonde van Adam en Eva onmiddellijk scheiding komt tussen God en de mens. De dood doet zijn intrede eerst geestelijk, later lichamelijk. Op het moment dat ze van de vrucht aten stierven ze in geestelijk opzicht, ze waren vanaf dat moment dood voor God.  Deze geestelijke scheiding werd door God ongedaan gemaakt, doordat Hij een dier slachtte en hen met de vellen van dit dier bekleedde. Het bloed van het geslachte dier reinigde hen van hun zonde.


 


Als wij zondigen komt er eveneens direct een afstand tot God. Alleen door te belijden dat we gezondigd hebben wordt deze scheiding opgeheven. Zondigen en scheiding zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. We kunnen niet zondigen en tòch God behagen, Hij is immers heilig! Als we tot Hem naderen moeten we de schoenen van onze voeten doen, we betreden dan heilige grond. Het is belangrijk dit goed te beseffen en hiernaar te handelen.


 


Ps. 25:14: “Des Heren vertrouwelijke omgang is met wie Hem vrezen”, hoe zou Hij een vertrouwelijke omgang met ons kunnen hebben als er zonde is in ons leven? De vraag stellen is haar beantwoorden: dat is onmogelijk. Zelfs onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed (Jes. 64:6) voor Hem, hoeveel te meer onze ongerechtigheden! Zie ook Matth. 5:8: “Zalig de reinen van hart, want zij zullen God zien”. We zullen dus eerst onszelf moeten laten reinigen door onze zonden  te belijden willen we God zien en gemeenschap met Hem hebben


 


Als Jesaja een blik in de hemel krijgt (Jesaja 6) ziet hij de heerlijkheid van God, maar ook direct zijn eigen zondigheid, zijn gebed is dan kort maar krachtig: “Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen”. Een vergelijkbare situatie treffen we aan bij Petrus. Na een nacht vergeefs gevist te hebben komt de Heer bij de discipelen aan boord en geeft opdracht het net aan de andere kant van het schip uit te werpen. Als het net vol vis wordt opgehaald beseft Petrus Christus’ grootheid én zijn eigen zondigheid: “Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Here”, Lucas 5:8.


 


Het belijden van onze zonden is een must en dit zal ons levenlang zo blijven. Pas nadat we van onze zondige natuur zijn verlost, na de opname van de gemeente of nadat wij ontslapen (overleden) zijn, zullen we niet meer zondigen.


 


Het belijden van zonden moeten we zo concreet mogelijk doen, door de zonde bij name te noemen en daarvoor vergeving te vragen. Daarbij is het van belang dat we onze zonde(n) zo gauw mogelijk belijden, zodat de relatie met de Heer wordt hersteld.


 


Een ander aspect is dat, als wij gezondigd hebben, deze zonde niet alleen aan God moeten belijden, maar wanneer wij anderen daarmee verdriet hebben gedaan of benadeeld hebben óók aan die ander vergeving moeten vragen, zodat wat tussen die ander en ons staat vergeven kan worden.


 


Het belijden van onze zonden aan God lijkt minder moeilijk te zijn dan ten opzichte van elkaar. Toch is het noodzakelijk elkaar zonden te belijden. Het kan zoveel goedmaken in relaties en openheid en opluchting geven als we dit doen. Het is niet gemakkelijk om dat te doen, maar het is wel de beste weg. Daarom, als we bijvoorbeeld boos zijn geweest op iemand, is het belangrijk dat we proberen dit dezelfde dag weer in orde te maken. “De zon mag niet over een opwelling van uw toorn ondergaan” Ef. 4:26. Dit geldt ook in het huwelijk, man en vrouw kunnen onenigheid hebben, welk huwelijk is volmaakt? Van belang is echter hoe we daar mee omgaan, dus gaan we boos slapen of bespreken we het probleem, belijden we onze fouten naar God en elkaar en zoeken we samen naar een oplossing?


 


Er wordt wel gezegd dat we onenigheid met de mantel der liefde moeten bedekken, dat is onjuist. Het klinkt mooi, maar is gewoon niet waar. We moeten  problemen niet bedekken, maar oplossen door deze op een rustige geestelijk volwassen wijze met elkaar te bespreken. Doen we dit niet dan wordt het probleem niet opgelost en komt het bij een volgende keer onmiddellijk weer openbaar en dan zelfs nadrukkelijker en vervelender. Het bespreken en belijden van fouten is verreweg de beste weg.


 


Het bespreken van het probleem moeten we doen met degene die het betreft. Wat soms gebeurt is, dat er met diverse mensen over het probleem wordt gesproken, behalve met de persoon die het aangaat. Dat lost niets op. Het is veel beter om het probleem met God en de desbetreffende persoon te bespreken.


 


Tot slot: zonden belijden is een goede zaak, maar we moeten zonden niet alleen belijden, maar ook nalaten, Spreuken 28:13. Als het iemand niet lukt een bepaalde zonde na te laten en hij of zij daarin telkens weer vervalt is het goed om na te denken over de oorzaak daarvan en het open en eerlijk te bespreken met een (pastoraal) persoon die te vertrouwen is, met als doel samen na te gaan of er misschien niet een bepaalde binding is die verbroken zou moeten worden.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Stoelinga.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.