Waarom onderkent gij deze tijd niet?

 Waarom onderkent gij deze tijd niet?

“Gij geveinsden, het aanschijn der aarde en des hemels weet gij te beproeven; en hoe beproeft gij dezen tijd niet?”  Lucas 12:56

In Lucas 12, de rede tot de discipelen, spreekt de Here Jezus Christus over de tekenen der tijden, tekenen die zich heden ten dage steeds meer aan ons opdringen. Het beangstigd me soms wat ik zie, niet dat ik bang voor mijn persoonlijke toekomst want die is verzekerd in de Here Jezus Christus, maar juist voor de mensen die Hem niet kennen. Het meest benauwd mij de onverschilligheid van hen die zich “christelijk” noemen, ze zijn lid van een kerk, gaan er met enige regelmaat heen en toch hebben ze geen persoonlijke keuze gemaakt. Heel vaak komt het voor dat men met een valse gerustheid door het leven gaat, deze mensen denken “dat het wel goed komt” omdat ze als kind “gedoopt” zijn en door de kerk zijn ingelijfd. Ik vraag me af welke garantie een kerk kan geven, waaraan zo’n kerkgenootschap “rechten” ontleend, en hun leden de valse gerustheid geeft. Laten we de zaak nu eens heel objectief bekijken, ik wil me dan alleen bij Nederland houden. Stel dat ik Rooms Katholiek ben, daar “gedoopt” ben en aan alle richtlijnen voldoe, kom ik dan via het vagevuur uiteindelijk in de Roomse hemel? En als ik niet Rooms ben, maar Luthers, kom ik dan in de Lutherse hemel? Of kom ik soms in een Vrijgemaakte, Synodale of Hervormde hemel? Het wil er bij mij niet in dat de Here Jezus al deze kerken als verschillende gemeenten van Hem beschouwd, hoogstens vinden we in elke kerk leden van Zijn Gemeente.

Dit feit belicht ik omdat ik kortgeleden van een broeder een staatje ontving waarin de achteruitgang van het ledenaantal is weergegeven. Het is verontrustend dat de “Samen Op Weg” kerken (Hervormd, Gereformeerd en Luthers) in vijf jaar tijd 340.862 leden hebben verloren. Dit is een verlies van bijna 187 mensen per dag. In dit getal is de bevolkingsgroei van 2,4% in de laatste vijf jaren niet meegerekend, als we die afzetten tegenover de kerkverlating komen we procentueel gezien nog slechter uit. Natuurlijk zijn er ook groepen en kerken die in absolute aantallen groeien of gelijk blijven maar dat zegt op zich zelf niets, om gelijk te blijven zal men eerst de bevolkingsgroei moeten groeien in aantal voordat we van “gelijk blijven of groeien” kunnen spreken. De kerken hollen in ledental achteruit en naast deze officiële kerkverlating zijn er hele massa’s leden die zich zelden of nooit laten zien in de kerkdiensten. De kerkverlating is een veeg teken, het is een teken van de eindtijd, de kerken prediken het Evangelie van redding, verlossing en oordeel niet meer en wáárom zou men dan in vredesnaam nog een kerk bezoeken?

Kerken hebben de uittocht van leden aan zich zelf te danken, wie heeft er tegenwoordig belang bij een preek van half regenwater en half putwater”? Regelmatig lees ik in de bladen dat kerkvergaderingen zich uitputten in een “dialoog” met andere religies, soms gaan een predikante in Friesland en een imam van de Islam samen in één “dienst” voor. Oók las ik in Het Reformatorische Dagblad dat de S.O.W. kerken een seminaar willen houden over het “prachtige” onderwerp:  van Vissen naar Waterman”. Aandoenlijk he? De Samen Op Weg kerken hebben ontdekt dat veel kerkleden affiniteit hebben met de New Age Beweging. Een beweging die onze Here Jezus Christus tot een leugenaar en oplichter maakt! En de kerken werken samen met zo’n beweging? Ik geef ze de keiharde garantie dat (als de Here er nog niet geweest is) de kerkverlating tien keer zo groot is over vijf jaar! De Here sprak in Lucas 12: 56 over huichelaars, beste mensen de leidinggevenden van dergelijke kerken zijn die huichelaars want wáárom zou je nog naar zo’n kerk gaan als je zonder bijkomende kosten ook rechtstreeks naar het “Watermantijdperk” van de New Age kunt gaan? Als je dan toch persé New Ager wilt worden kun je je toch het dure lidmaatschap van de kerk besparen?

De kerken hebben het rechte pad van het Evangelie verlaten en zijn de weg van de algemene religie opgegaan, een religie die “nieuw” heet maar net zo oud is als de val van satan. Toen de satan nog een stralende morgenster was, zijn naam was Lucifer, stond hij zeer hoog in de hiërarchie der engelen. Hij was zo hoog aangeschreven dat de aartsengel Michaël hem in de hoedanigheid van gevallen engel zelfs niet iets durfde gelasten!

“Maar Michael, de archangel (aartsengel), toen hij met den duivel twistte, en handelde van het lichaam van Mozes, durfde geen oordeel van lastering tegen [hem] voortbrengen, maar zeide: De Heere bestraffe u!”  Judas 9.

De satan probeerde het Israëlische volk door al de eeuwen heen van hun Schepper en God af te trekken, vaak door een valse godsdienst, en als satan de kans had gekregen om het lichaam van Mozes aan het verbondsvolk te geven was rond Mozes een complete cultus ontstaan. Een zelfde cultus die het volk menigmaal in de problemen bracht wanneer ze de Baälsgodsdienst, opnieuw, omarmden. Elke keer weer opnieuw greep God persoonlijk in, soms met een ballingschap maar ook wel eens met een hongersnood zoals in de dagen van Achab en Izebel, de aartsvijanden van Elia. Izebel was een hogepriesteres van de Baälsgodsdienst, een afgodendienst die tot op de dag van heden nog wordt gepraktizeerd in o.a. de New Age. Natuurlijk zullen New Age goeroes niet toegeven dat juist die godsdienst het zelfde beoogd als hun gedachtengoed, maar hoe kan dan een New Age figuur als Alice Bailey dan spreken over “geleide geesten”, “meesters van boven” en wat er nog meer is? Onderzoekers die de werkelijke oorsprong van de New Age stromingen onderzocht hebben komen steeds weer op één centraal punt; de “godsdienst” waarin Nimrod, Tamuz en Semiramis werden aanbeden. Het gaat te ver in dit bestek om hier dieper op in te gaan maar voor hen die meer over deze godsdienst, de invloeden op de Rooms Katholieke Kerk en de huidige New Age willen weten kunnen op het BBS van “Bijbel:Aktueel!” “Gaat uit van haar mijn volk” door D. Thomas down loaden. De kerken kunnen zich verontrusten over de uittocht van hun leden maar het zou beter zijn dat ze tot inkeer zouden komen zoals het volk Israël dat na drie jaren droogte en een groot wonder de afgoden priesters doodden bij een rivier.

“En het gebeurde [na] vele dagen, dat het woord des HEEREN geschiedde tot Elia, in het derde jaar, zeggende: Ga heen, vertoon u aan Achab; want Ik zal regen geven op den aardbodem. En Elia ging heen, om zich aan Achab te vertonen. En de honger was sterk in Samaria. En Achab had Obadja, den hofmeester, geroepen; en Obadja was den HEERE zeer vrezende. Want het geschiedde, als Izebel de profeten des HEEREN uitroeide, dat Obadja honderd profeten nam, en verborg ze bij vijftig man in een spelonk, en onderhield hen met brood en water. En Achab had gezegd tot Obadja: Trek door het land, tot alle waterfonteinen en tot alle rivieren; misschien zullen wij gras vinden, opdat wij de paarden en de muilezelen in het leven behouden, en niets uitroeien van de beesten. En zij deelden het land onder zich, dat zij het doortogen; Achab ging bijzonder op een weg, en Obadja ging ook bijzonder op een weg. Als nu Obadja op den weg was, ziet, zo was hem Elia tegemoet; en hem kennende, zo viel hij op zijn aangezicht, en zeide: Zijt gij mijn heer Elia? Hij zeide: Ik ben [het]; ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is [hier]. Maar hij zeide: Wat heb ik gezondigd, dat gij uw knecht geeft in de hand van Achab, dat hij mij dode? [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE, uw God, leeft, zo er een volk of koninkrijk is, waar mijn heer niet gezonden heeft, om u te zoeken; en als zij zeiden: Hij is hier niet; zo nam hij dat koninkrijk en dat volk een eed af; dat zij u niet hadden gevonden. En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is [hier]. En het mocht geschieden, wanneer ik van u zou weggegaan zijn, dat de Geest des HEEREN u wegnam, ik weet niet waarheen; en ik kwam, om [dat] Achab aan te zeggen, en hij vond u niet, zo zou hij mij doden; ik, uw knecht, nu vrees den HEERE van mijn jonkheid af. Is mijn heer niet aangezegd, wat ik gedaan heb, als Izebel de profeten des HEEREN doodde? Dat ik van de profeten des HEEREN honderd man heb verborgen, elk vijftig man in een spelonk, en die met brood en water onderhouden heb? En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw heer: Zie, Elia is [hier], en hij zou mij doodslaan. En Elia zeide: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE der heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, ik zal voorzeker mij heden aan hem vertonen! Toen ging Obadja Achab tegemoet, en zeide het hem aan; en Achab ging Elia tegemoet.

En het geschiedde, als Achab Elia zag, dat Achab tot hem zeide: Zijt gij die beroerden van Israel? Toen zeide hij: Ik heb Israel niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat gijlieden de geboden des HEEREN verlaten hebt en de Baals nagevolgd zijt. Nu dan, zend heen, verzamel tot mij het ganse Israel op den berg Karmel, en de vierhonderd en vijftig profeten van Baal, en de vierhonderd profeten van het bos, die van de tafel van Izebel eten. Zo zond Achab onder alle kinderen Israels, en verzamelde de profeten op den berg Karmel. Toen naderde Elia tot het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na! Maar het volk antwoordde hem niet een woord. Toen zeide Elia tot het volk: Ik ben alleen een profeet des HEEREN overgebleven, en de profeten van Baal zijn vierhonderd en vijftig mannen. Dat men ons dan twee varren geve, en dat zij voor zich den enen var kiezen, en denzelven in stukken delen, en op het hout leggen, maar geen vuur daaraan leggen; en ik zal den anderen var bereiden, en op het hout leggen, en geen vuur daaraan leggen. Roept gij daarna den naam van uw god aan, en ik zal den Naam des HEEREN aanroepen; en de God, Die door vuur antwoorden zal, Die zal God zijn. En het ganse volk antwoordde en zeide: Dat woord is goed. En Elia zeide tot de profeten van Baal: Kiest gijlieden voor u den enen var, en bereidt gij [hem] eerst, want gij zijt velen; en roept den naam uws gods aan, en legt geen vuur daaraan. En zij namen de var, dien hij hun gegeven had, en bereidden [hem], en riepen den naam van Baal aan, van den morgen tot op den middag, zeggende: O Baal, antwoord ons! Maar er was geen stem en geen antwoorder. En zij sprongen tegen het altaar, dat men gemaakt had. En het geschiedde op den middag, dat Elia met hen spotte, en zeide: Roept met luider stem, want hij is een god; omdat hij in gepeins is, of omdat hij wat te doen heeft, of omdat hij een reize heeft; misschien slaapt hij en zal wakker worden. En zij riepen met luider stem, en zij sneden zichzelven met messen en met priemen, naar hun wijze, totdat zij bloed over zich uitstortten. Het geschiedde nu, als de middag voorbij was, dat zij profeteerden totdat men het spijsoffer zou offeren; maar er was geen stem, en geen antwoorder, en geen opmerking Toen zeide Elia tot het ganse volk: Nadert tot mij. En al het volk naderde tot hem; en hij heelde het altaar des HEEREN, dat verbroken was. En Elia nam twaalf stenen, naar het getal der stammen van de kinderen Jakobs, tot welke het woord des HEEREN geschied was, zeggende: Israel zal uw naam zijn. En hij bouwde met die stenen het altaar in den Naam des HEEREN; daarna maakte hij een groeve rondom het altaar, naar de wijdte van twee maten zaads. En hij schikte het hout, en deelde den var in stukken, en legde [hem] op het hout. En hij zeide: Vult vier kruiken met water, en giet het op het brandoffer en op het hout. En hij zeide: Doet het ten tweeden male. En zij deden het ten tweeden male. Voorts zeide hij: Doet het ten derden male. En zij deden het ten derden male; Dat het water rondom het altaar liep; daartoe vulde hij ook de groeve met water. Het geschiedde nu, als men het spijsoffer offerde, dat de profeet Elia naderde, en zeide: HEERE, God van Abraham, Izaäk en Israël, dat het heden bekend worde, dat Gij God in Israel zijt, en ik Uw knecht; en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb. Antwoord mij, HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij hun hart achterwaarts omgewend hebt. Toen viel het vuur de HEEREN, en verteerde dat brandoffer, en dat hout, en die stenen, en dat stof, ja, lekte dat water op, hetwelk in de groeve was. Als nu het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten, en zeiden: De HEERE is God, de HEERE is God!

En Elia zeide tot hen: Grijpt de profeten van Baal, dat niemand van hen ontkome. En zij grepen ze; en Elia voerde hen af naar de beek Kison, en slachtte hen aldaar. Daarna zeide Elia tot Achab: Trek op, eet en drink; want er is een geruis van een overvloedigen regen. Alzo toog Achab op, om te eten en te drinken; maar Elia ging op naar de hoogte van Karmel, en breidde zich uit voorwaarts ter aarde; daarna legde hij zijn aangezicht tussen zijn knieen. En hij zeide tot zijn jongen: Ga nu op, en zie uit naar de zee. Toen ging hij op, en zag uit, en zeide: Er is niets. Toen zeide hij: Ga weder henen, zevenmaal. En het geschiedde op de zevende maal, dat hij zeide: Zie, een kleine wolk, als eens mans hand, gaat op van de zee. En hij zeide: Ga op, zeg tot Achab: Span aan, en kom af, dat u de regen niet ophoude. En het geschiedde ondertussen, dat de hemel van wolken en wind zwart werd; en er kwam een grote regen; en Achab reed weg, en toog naar Jizreël. En de hand des HEEREN was over Elia, en hij gordde zijn lenden, en liep voor het aangezicht van Achab henen, tot daar men te Jizreël komt.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.