Getrouw aan het Woord.

Getrouw aan het Woord.

Lezen: Daniël 1:1-2
’1 In het derde jaar der regering van Jojakim, de koning van Juda, kwam Nebukadnessar, de koning van Babel, naar Jeruzalem en belegerde het; 2 en de Here gaf Jojakim, de koning van Juda, in zijn macht, benevens een deel van het gerei van het huis Gods, en hij bracht ze naar het land Sinear, in de tempel van zijn god; het gerei bracht hij in de schatkamer van zijn god.’

In vers 2 lazen wij dat niet Nebukadnessar het was die de overwinning behaalde en de stad Jeruzalem innam. Maar dat het de Here God Zelf was die Zijn volk ter tuchtiging in handen van een heidense despoot gaf:

“2 en de Here gaf Jojakim, de koning van Juda, in zijn macht”

En daar bleef het zelfs niet bij, óók een deel van het tempelgerei werd buiten Jeruzalem gebracht, wij lezen vers 2 even opnieuw:

’2 en de Here gaf Jojakim, de koning van Juda, in zijn macht, benevens een deel van het gerei van het huis Gods, en hij bracht ze naar het land Sinear, in de tempel van zijn god; het gerei bracht hij in de schatkamer van zijn god.’

De Here gaf niet alleen Juda in de macht van Nebukadnessar maar óók een deel van de tempelschatten, het gerei waar de offers mee werden gebracht werden uit de Tempel verwijderd. De zichtbare, tastbare, band met de Here God werd hierdoor verbroken en juist daarom zong Israël in Babel het klaaglied dat wij kennen als Psalm 137:

’1 Aan Babels stromen, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij Sion gedachten.
2 Aan de wilgen aldaar hingen wij onze citers;
3 want daar begeerden zij die ons gevangen hielden, van ons een lied, en zij die ons mishandelden, vreugdebetoon: Zingt ons een der liederen van Sion.
4 Hoe zouden wij des HEREN lied zingen op vreemde grond? ’

Wanneer wij dit lezen moeten we onwillekeurig denken aan de gemeente van de Here in onze dagen. Hoe vaak komt het niet voor dat gelovigen het zicht op overgrote deel van hun schat, het Woord van God, verloren hebben. Deze schat hebben vele gelovigen ingeruild tegen religieuze boeken en methoden welke niet onfeilbaar, ja zelfs schadelijk voor het geloofsleven zijn? De gemeente van de Heer Jezus is in bepaalde opzichten ver van haar schat afgedwaald terwijl het is zaak is dat wij ons aan het Woord van de Here vastklampen.

Want op het moment als er zich dan moeilijke perioden in het leven voor doen, zou het heel goed mogelijk kunnen zijn dat wij evenals het volk Israël niet in staat zijn onze steun in Jeruzalem, het hemelse Jeruzalem, te zoeken. Daarom moeten wij ons verre houden van dubieuze systemen en boeken waarin ons een andere weg gewezen wordt en emotie en beleving de boventoon voeren.

Israël maakte deze fout ook en ging haar eigen gang, ze volgde het mystieke van de afgodendiensten, waar zelfs zon-aanbidding een deel van uit maakte. Ze volbracht haar tempeldiensten en hing daarbij dus ook andere goden aan. Mede daarom had de Here schoon genoeg van de ongehoorzaamheid en zonden van het volk en bracht hen in de verdrukking opdat het tot inkeer zou komen.

Maar zoals altijd is de Here niet alleen streng maar óók genadig. Niet alleen werd het volk in ballingschap gezonden, maar de Here zorgde er ook voor dat Hij wachters en voorbidders meezond, o.a. in de Profeet Daniël:

Lezen: Daniël 1:3-4;
’3 Toen beval de koning Aspenaz, het hoofd zijner hovelingen, enige Israëlieten te laten komen, uit het koninklijke geslacht en uit de edelen, 4 knapen zonder enig gebrek, schoon van uiterlijk, ervaren in allerlei wijsheid, in het bezit van kennis, met inzicht in wetenschap, geschikt om dienst te doen in het paleis des konings, en hen te onderwijzen in de geschriften en de taal der Chaldeeën. ’

Onder hen bevond zich Daniël die tot een uitverkoren werktuig in de hand van de Here zou uitgroeien.

Lezen: Daniël 1:7-8;
“7 de overste der hovelingen gaf hun andere namen: Daniël noemde hij Beltesassar, Chananja Sadrak, Misaël Mesak en Azarja Abednego. 8 Daniël nu nam zich voor, zich niet te verontreinigen met de koninklijke spijze of met de wijn die de koning placht te drinken; en hij verzocht de overste der hovelingen, dat hij zich niet zou behoeven te verontreinigen”.

Daniël leefde dan wel als balling in Babel, ver van Jeruzalem, de stad van de God, de stad van zijn voorouders, maar hij bleef de Here trouw en nam niets van de tafel van de koning. Naar de mens gesproken is dat op zijn zachtst gezegd vreemd. Het eten dat de koning werd voorgezet was van de beste kwaliteit en zal zeker goed gesmaakt hebben maar toch weigerde Daniël dit voorrecht.

Van deze beslissing van Daniël kunnen wij nog wel iets leren. Daniël schipperde niet met zijn geloof maar nam een radicale beslissing, een beslissing die hem zelfs het leven had kunnen kosten.

Lezen: Daniël 1:9-10
“9 Toen schonk God aan Daniël gunst en barmhartigheid bij de overste der hovelingen; 10 doch de overste der hovelingen zeide tot Daniël: Ik vrees, dat mijn heer, de koning, die uw spijs en drank vastgesteld heeft, uw uiterlijk misschien minder welvarend zou vinden dan dat van de overige knapen van uw leeftijd, en dat gij daardoor mijn hoofd met schuld zoudt beladen bij de koning”.

In vers 9 lezen wij dat het de Here God was die Daniël gunst schonk en dat de Here het hart van de overste van de hovelingen bewerkte. Wij zien hier dat, omdat, Daniël aan de Here getrouw wilde blijven, de Here hier op reageert door Daniël een uitzonderingspositie te schenken.

Lezen: Daniël 1:11-14
“11 Daarop zeide Daniël tot de kamerdienaar, die de overste der hovelingen aan Daniël, Chananja, Misaël en Azarja had toegevoegd: 12 Neem toch met uw dienaren gedurende tien dagen de proef: men geve ons groenten te eten en water te drinken; 13 laat dan ons uiterlijk met dat van de knapen die de koninklijke spijze eten, door u vergeleken worden, en doe dan met uw dienaren naar uw bevinding. 14 Hij gaf hun hierin gehoor en nam met hen gedurende tien dagen de proef.’

Daniël en zijn vrienden bleken na de proefperiode gezonder en verstandiger te zijn dan de andere jongeren welke wel onrein voedsel tot zich namen en uiteindelijk werden ze tot een hoge positie verheven:

Lezen: Daniël 1:18-20;
“18 Na verloop nu van de dagen die de koning had vastgesteld voor men hen ten hove zou doen verschijnen, bracht de overste der hovelingen hen in de tegenwoordigheid van Nebukadnessar. 19 De koning sprak met hen; en onder die allen werd niemand gevonden gelijk Daniël, Chananja, Misaël en Azarja, en dezen traden in dienst bij de koning. 20 In elke zaak, waarbij het aankwam op wijs inzicht en waarover de koning hen ondervroeg, bevond hij hen tienmaal voortreffelijker dan al de geleerden, al de bezweerders in zijn ganse rijk.’

Daniël en zijn vrienden zijn lichtende voorbeelden voor ons. Wanneer wij alleen het reine, geestelijke voedsel, de Bijbel, tot ons nemen zullen wij standvastig blijven in perioden van afval en verleiding.

In samenhang met de wereldrijken laat het boek Daniël ons de lotgevallen van het overblijfsel van Gods volk zien. Het overblijfsel dat zich niet met de wereld heeft ingelaten. Israël wordt hier voorgesteld in de persoon van Daniël en zijn drie vrienden. Dit maakt de geschiedenis van Daniël zo interessant, omdat wij in hem als het ware een beeld van de getrouwe rest het volk kunnen zien.

In Daniël 1:3 lazen wij;
“3 Toen beval de koning Aspenaz, het hoofd zijner hovelingen, enige Israëlieten te laten komen, uit het koninklijke geslacht en uit de edelen, 4 knapen zonder enig gebrek, schoon van uiterlijk, ervaren in allerlei wijsheid, in het bezit van kennis, met inzicht in wetenschap, geschikt om dienst te doen in het paleis des konings, en hen te onderwijzen in de geschriften en de taal der Chaldeeën”.

Hier zien wij dat niet alleen Daniël, Chananja, Misaël en Azarja aan het hof van Nebukadnessar werden opgeleid, maar dat óók andere jonge mannen uit Israël zich in een zelfde situatie bevonden. Daniël en zijn drie vrienden bleven trouw aan de spijswetten en aten niet van het voedsel dat aan de afgoden was gewijd. Van de andere jonge mannen lazen wij dit niet en kennelijk hebben ze zich tegoed gedaan aan het koninklijke voedsel en zich daardoor aan het heidendom verbonden. Het boek Daniël bevat daarom ook lessen voor ons zélf

Zoals Daniël getrouw was aan de Here God zo zal er een bijbelgetrouwe rest te midden van een falende christenheid stand houden in deze geestelijk verduisterde tijden. Deze Bijbelgetrouwe rest zal, symbolisch gezien, een Gemeente van Filadelfia zijn.

Klein in kracht, maar gehoorzaam aan het Woord van de Here volgens Openbaring 3:7-8;
“7 En schrijf aan de engel der gemeente te Filadelfia: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die de sleutel Davids heeft, die opent en niemand zal sluiten, en Hij sluit en niemand opent. 8 Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven, die niemand kan sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend”.

In onze dagen staat het Woord van de Here God vaak ter discussie en allerlei spitsvondigheden ontkrachten de Bijbel steeds meer. Ook binnen kerk, en gemeente heeft de Bijbel veel invloed verloren waardoor oppervlakkigheid en afval steeds toenemen. Vele gelovigen lijken in hun doen en laten wel heel erg veel op de resterende jongemannen uit Daniël 1 Ze eten gretig mee aan hetgeen geofferd is aan de afgoden. De moderne schriftkritiek gaat er in als een warm broodje en dan nog maar niet te spreken over de vele dwalingen die opgang doen.

Een beetje leven met de Heer en een beetje van de wereld snoepen is binnen de christenheid gemeengoed geworden. De eerste liefde, de warme genegenheid voor de Heer Jezus is weggezakt en is men vaak lauw geworden en zoekt het heil in afgeleiden van Oosterse technieken. Bijbelstudieavonden zijn vaak vervangen door gezellige gemeentelijke huiskringen waar het ene of andere boekje wordt besproken. Deze boekjes bevatten meestal een populair onderwerp waar bijbelteksten als het ware aan de haren bijgetrokken worden.

Emoties en ervaringen vervangen langzamerhand persoonlijk gebed of worden steeds vaker ingeruild voor van de Oosterse technieken afgeleide methoden. Momenteel komt het zogenaamde contemplatief gebed steeds meer in zwang. Als wij een kleine zoektocht op Internet doen zien wij dat het onder andere een methode is die bekend is in de kringen van de New Age, bij de aanhangers van de Maitreya. Nu moeten wij niet denken dat dit een “ver-van-mijn-bed-show” is want in Nederland is dit fenomeen de christenheid ook al binnen gedrongen.

In het kort wil ik hier iets over zeggen want zelfs een Vrijgemaakt Gereformeerde predikant als Ds. Jos Douma beveelt deze methode in zijn boeken aan. In zijn boek ’Jezus uitstralen’ beveelt hij het zogenaamde ’Jezus gebed’ aan.  (pp. 110-112)

De techniek van het ’Jezus gebed’ komt uit de oosters-orthodoxe kerken. Het gaat om een kort gebed: ’Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm u over mij’. Dit korte gebed wordt eindeloos keer op keer herhaald. Het is een vorm van repetitief gebed zoals in dit de katholieke kerk of bij de moslims ook de gewoonte is. Daar gebruikt men al eeuwen een z.g. “rozenkrans”.

De katholieke rozenkrans bestaat uit 5 grote en 50 kleine kralen en wordt gebruikt voor het rozenkransgebed. Dit gebed bestaat uit het bidden van 15 maal het “Onze Vader”  en 150 maal het “Weest Gegroet Maria”  men doorloopt voor dit aantal gebeden drie maal de rozenkrans.

Op oude Babylonische afbeeldingen zien wij de zelfde rozenkransen dus zo nieuw en modern is het repetitief gebed dus niet  Andere namen voor deze techniek zijn contemplatief of centrerend gebed. Je neemt een korte zin of een enkel woord en dat ga je telkens weer langzaam en geconcentreerd herhalen, zoals dit bij de rozenkrans als het ware het geval is. Het wordt ook wel ademgebed genoemd omdat de propagandisten van contemplatief gebed meestal aanbevelen om het korte gebed op het ritme van je adem uit te spreken. De techniek werkt als een ontledigings-techniek.

Het maakt je leeg, zet je ziel stil, het stopt je denken en wil, waardoor er, zo luidt de theorie, ruimte komt voor ’god’. Deze techniek is ook bekend uit het Hindoeïsme daar wordt de korte zin, of het woord, dat telkens herhaald wordt een mantra genoemd. Op sommige ’christelijke’ internetsites die het contemplatief gebed uitdragen spreekt men dan ook openlijk over ’gebedsmantra’. Schrijvers als Ds. Douma die bezig zijn om deze technieken in te voeren binnen de kerken en gemeenten zijn slimmer, zij vermijden dit soort termen.

Ik heb deze dwalingen aangehaald omdat wij in de nabije toekomst zullen merken dat deze afgoderij rondom ons heen in kerken en gemeenten zullen worden ingevoerd. De lispelende slang, de satan, heeft hiermee zijn nieuwe, volgende speeltje op de gemeente van de Here losgelaten en zal er vele slachtoffers mee maken. In hun domheid denken deze verdwaalde gelovigen dat het de Here allemaal niet zo veel uitmaakt. Zelfs heeft men vaak de gedachte dat ze Hem er een plezier mee doen.

Maar in Zijn oordeel over deze dingen is de Here hard en streng omdat al deze methoden zijn afgodisch zijn en een, misschien onbewuste, poging tot zelfverlossing. Daarom zegt de Here dan ook in Openbaring 3:14-17;
’14 En schrijf aan de engel der gemeente te Laodicea:
Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods: 15 Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet! 16 Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen. 17 Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte”.

Daniël en zijn vrienden onthielden zich van wat onrein was terwijl de omstandigheden waarin ze moesten leven het wel van het eiste. De andere jongelingen namen kennelijk wel van de tafel van de koning, ondanks dat ze tot het verbondsvolk behoorden en zich ook afzijdig van de zondige heidense wereld zouden moeten houden. Zo vergaat het ook vele christenen in onze dagen, wél willen putten uit de belofte van het eeuwige leven met Christus. En voor de rest putten uit religieuze ervaringen en zelfverlossing doormiddel van de vele religieuze  mantra’s welke repeterend  worden opgezegd.

Op dit moment leven wij in de tijd dat de beproevingen voor de deur staan en het oordeel zal beginnen bij het huis van God, de Gemeenten. Laten wij toch getrouw en verstandig blijven en denken aan hetgeen wij lezen 1 Petrus 4:7;
’7 Het einde aller dingen is nabijgekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden. ’

Wat Petrus hier schrijft is volledig van toepassing op onze tijd. Bijbelgetrouwe kerken en gemeenten verruilen het aan de afgoden gewijde voedsel, voor het voedsel dat Daniël tot zich nam. Verder lezen wij in 1 Petrus 4:12-13;
’12 Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame. 13 Integendeel, verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden van Christus, opdat gij u ook met vreugde zult mogen verblijden bij de openbaring zijner heerlijkheid. ’

En ook in; 1 Petrus 4:17;
“17 Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods?”

Zoals destijds het ontrouwe Israël terzijde werd gesteld, zo staat het oordeel over de huidige ontrouwe gelovigen, gemeenten voor de deur. Wij Christenen leven op dit moment in de wereld van de eindtijd. Daarom zullen wij ook, tót het moment dat de Here Zijn gemeente weg neemt, met de problemen en oordelen over deze wereld te maken krijgen. En als zo gesteld is, is het nog maar de vraag of de ontrouwe gelovigen hun lampen voldoende met olie gevuld hebben om de geestelijke strijd vol te houden.

Wij leven in een ernstige tijd, waarin God zoekt naar een overblijfsel dat vasthoudt aan Zijn Woord. Het overblijfsel dat zich niet heeft verloren in de zelfverlossing van de religieuze New Age van onder andere ene dominee Douma.  Dit is het getrouwe overblijfsel dat gehecht is aan de plaats, de getrouwe gemeente, waar de Heer wil wonen volgens Openbaring 3:8;
“8 Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven, die niemand kan sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend.”

De Heer roept ons bij monde van Paulus in Hebreeën 12:18-28 op onze verantwoordelijkheden te dragen en tot getuigenis van Hem te leven. Niet alleen tot getuigenis voor de wereld, maar vooral in heilige levenswandel en met groot ontzag voor de Heiligheid van onze Here God en Zijn Woord;

Hebreeën 12:18-28;
“18 Want gij zijt niet genaderd tot een tastbaar en brandend vuur, tot donkerheid, duisternis en stormwind, 19 tot het geklank van een bazuin en tot het geluid van een stem, bij het horen waarvan zij verzochten, dat niet verder tot hen gesproken werd; 20 want zij konden dit bevel niet dragen: Zelfs als een dier de berg aanraakt, zal het worden gestenigd. 21 En zó ontzaglijk was het verschijnsel, dat Mozes zeide: Ik ben enkel vreze en beving. 22 Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, 23 en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, 24 en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel. 25 Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. Want als genen niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die zijn godsspraak op aarde deed horen, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen (spreekt). 26 Toen heeft zijn stem de aarde doen wankelen, doch thans heeft Hij een belofte gegeven, zeggende: Nog eenmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven. 27 Dit: nog eenmaal, doelt op een verandering der wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is. 28 Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag, want onze God is een verterend vuur.”

Als wij dit aandachtig hebben gelezen is het ons duidelijk geworden dat de Here in deze dingen zwart wit denkt.

Óf nemen wij het Woord van de Here voor 100% aan als de waarheid, en leven wij als moderne Daniëls’ welke niet van de onreine, religieuze New Age tafel willen eten.

Óf proberen wij het op een akkoordje te gooien met de Here God, een beetje van hem en een beetje van de door mensen bedachte religie waarin meditatie methoden het persoonlijke gebed verdringen. In de laatste situatie zal Zijn antwoord dan zijn:

“Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods: 15 Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet! 16 Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen”

De keuze is aan ons zelf; gaan wij voor het aardse succes, aanzien en eer?

Of blijven wij standvastig en stellen wij ons vertrouwen op de Here en Zijn Woord zoals de gemeente van Filadelfia, klein in kracht maar de Here welgevallig?

De keuze is aan ons zelf, de Here God heeft de Zijne al gemaakt.

Amen.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.