Openbaring 14.

Openbaring 14.

Openb. 14:1.
’En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden.’

Met ’het Lam’ wordt de Here Jezus Christus bedoeld, hier wordt herinnerd aan het volbrachte offer op Golgotha, de overwinning op satan. In het boek Openbaring wordt tot twee maal toe gesproken over een schare van 144.000 verzegelden uit de twaalf stammen van het volk Israël, n.l. in Openb. 7:1-8 en 14:1-5.

De verzegeling heeft plaats ten tijde van de ’Grote Verdrukking’, dus gedurende de periode van de antichrist. Waaruit dit zegel bestaat, wordt niet vermeld, doch Openbaring 14:1 geeft sterke aanleiding tot het vermoeden, dat het de naam is van Het Lam en Zijn Vader. Het werd door een engel, aan wie de beschikking over het zegel Gods was toevertrouwd, aangebracht aan de voorhoofden de 144.000. Je kunt stellen dat satan ook hier weer als imitator optreedt, hij heeft in Openbaring 13 zijn volgelingen een, zichtbaar, teken op de rechterhand of voorhoofd gegeven.

Ten tijde van de profeet Ezechiël heeft ook iets dergelijks plaats gevonden. Toen werd een gericht voltrokken over de inwoners van Jeruzalem, onder eendere omstandigheden. Zes mannen met vreselijke vernietigingswapens moesten de straf over Jeruzalem voltrekken. Doch ook toen werd een persoon gezonden, die de voorhoofden van de Godsgetrouwen van een teken moest voorzien, dat hen onaantastbaar maakte voor het verderf van de wapens.

’Toen riep Hij met luider stem te mijnen aanhoren: Treedt nader, gij, die aan  de stad de straf voltrekken moet, ieder met zijn verdelgingswapen in de hand! En zie, zes mannen kwamen van de kant van de Bovenpoort, die op het noorden  uitziet, ieder met zijn vernietigingswapen in de hand, en een man onder hen was in linnen gekleed en droeg een schrijfkoker aan zijn zijde; zij kwamen nader en gingen staan naast het koperen altaar. De Heerlijkheid van de God van Israëls nu had zich opgeheven van de cherub waarop zij rustte, en zich begeven naar de dorpel van de tempel, en Hij riep de man die in linnen gekleed was en de schrijfkoker aan zijn zijde droeg. En de Here zeide tot hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en maak een teken op de voorhoofden der mannen die zuchten en kermen over al de gruwelen die daar bedreven worden. Tot de anderen zeide Hij te mijnen aanhoren: Trekt achter hem aan door de stad en slaat neer. Ontziet niet en hebt geen deernis. Grijsaards, jongelingen en jonge meisjes, kleine kinderen en vrouwen, moet gij doden en verdelgen; maar niemand die het teken draagt, moogt gij aanraken; bij mijn heiligdom moet gij beginnen. Toen begonnen zij bij de man-nen, de oudsten, die zich voor de tempel bevonden. En Hij zeide tot hen: Verontreinigt de tempel en vult de voorhoven met gedoden. Gaat heen. Gaat heen en slaat neer in de stad. Toen zij nu bezig waren met neer te slaan, ik was achtergebleven wierp ik mij op mijn aangezicht, schreeuwde het uit en zeide: Ach, Here Here, gaat Gij nu heel het overblijfsel van Israëls verdelgen door uw grimmigheid uit te gieten over Jeruzalem? En Hij zeide tot mij: De ongerechtigheid van het huis Israëls en van Juda is uitermate groot, zodat het land van bloedschuld vol is, en de stad vol van rechtsverkrachting, want zij denken: De Here heeft het land verlaten, en: de Here ziet het niet. Daarom zal Ik ook niet ontzien en geen deernis hebben; hun wandel zal Ik op hun eigen hoofd doen neerkomen. En zie, de man die in linnen gekleed was en de schrijfkoker aan zijn zijde droeg, bracht bericht: Ik heb gedaan zoals Gij mij bevolen hadt.’  Ezechiël 9:1-11

Dit is ook het oogmerk van de verzegeling van de 144.000 uit Openbaring 14. Temidden van de dood en verderf brengende oordelen Gods’ zullen de 12.000 uit iedere stam Israëls* door de verzegeling worden veilig gesteld, zodat een rest uit iedere stam behouden blijft. Mogelijk zijn het dezelfden als zij, die vluchtende voor de draak een schuilplaats zullen vinden in de woestijn, die daar door God voor hen is bereid:

*Op dit moment, anno 1999, hebben we het gemakkelijker dan onze voorouders want sinds 1948 is Israël een zelfstandige staat waarin verschillende stammen wonen. Het komt zelfs regelmatig voor dat ’verloren stammen’ ontdekt worden en naar Israël trekken. Vóór 1948 kon men alleen in ’geloof’ aanvaarden dat deze tekst letterlijk gelezen moest worden terwijl in onze dagen dit alleen al ’uit het zien’ dit aanvaardt kan worden.

’En de vrouw [Israël] vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden.’
Openbaring 12:6.

Zowel met de identificatie der verzegelden als met hun aantal is verschrikkelijk gesold. De ’Zevende dag Adventisten’ en de Jehovagetuigen beweren, dat zij de 144.000 zijn. Anderen zeggen dat deze schare het totaal der gelovigen betreft. Persoonlijk heb ik daar een staaltje van meegemaakt, door een ’preek’ over deze verzegelden heb ik het laatste zetje gekregen om de Gereformeerde Kerken te verlaten.

De predikant, Ds. Feenstra, legde Openbaring 14 vergeestelijkt uit, de ’kerk’ zou symbolisch, gezien, staan voor de 144.000 verzegelden.  Deze ’dominee’ was een ijverige volgeling van Origenes, hij stuurde de kerkleden met een kluitje in het riet. Ik zie de man nog voor me staan op de preekstoel met twee handen in de lucht en de vingers uitgespreid, en maar beweren dat de Here tien, maal tien, maal tien keer de volheid van de kerk zou bedoelen. Na deze waanzin aangehoord te hebben verlieten we eindelijk de kerk, we kwamen de ’dominee’ tegen en ik heb alleen gezegd: ’Dominee, de deurkrukken zijn niet geteld.

Dezelfde avond heb ik een afscheidsbrief aan de kerkraad geschreven, 144.000 keer kerklid zijn werd met toch wat te veel.
 
Zoals u ziet kost het totaal geen moeite om het getal 144.000 symbolisch op de vatten, maar de Schrift zegt dat deze verzegelden uit Israël komen, 12.000 uit iedere stam. We hebben noch recht, noch redenen om daar iets anders van te knutselen.

Ook al wordt er in de Schrift gebruik gemaakt van allegorische voorstellingen en getal-lensymboliek, dan geeft dit geen enkel recht om naar believen, ten gunste van de kerk-leer, de zaken te vergeestelijken en verdraaien waar dit maar in de kraam te pas komt. Ook temidden van de vele zinnebeelden in het boek Openbaring, moet waar enigszins mogelijk, de letterlijke betekenis worden aangehouden. Ten opzicht van de schare van 144.000 geeft dit in het geheel geen moeilijkheden.

In Openbaring 12: 1-5 zagen wij; dat de vrouw, bekleed met de zon en twaalf sterren, niets anders kán zijn dan het Israëlitische volk.
In haar eindregering zal het hoge macht bekleden en over alle volken Heersen; Israël zal de wereldregering in de hand hebben, onder leiding van hun Here en Messias. Zodra de Gemeente naar de Here is gegaan treedt Israël weer op in de 70e jaarweek. In die dagen, dus ten tijde van de Grote Verdrukking, zullen de Israëlieten de Here Jezus Christus als hun Messias aannemen. Openbaring 14 valt samen met ’De dag des Heren’, waarop de aarde en de mensheid door Gods oordelen worden getroffen.

Het komt vaak voor dat kerkleden over de zondag spreken als ’De dag des Heren’, alsof dit een dag zou zijn die speciaal apart gezet is voor de Here en dat kerkgang daar een verplicht onderdeel van is. De Here verhoede dat gelovigen deze duistere periode mee zouden moeten maken, het is een tijd van oordeel over de boze mensheid die Christus Jezus niet [echt] in hun leven toe willen laten. De zondag, de naam zegt het al, is door ’Rome’ ingesteld en is een voortzetting van de zonaanbidding in het oude Romeinserijk dat naadloos in de rooms-katholieke kerk is ingevoerd. Let maar eens goed op wanneer u op een zondagmorgen naar een ’mis’ kijkt op de Tv, dan ziet u heel vaak een ’zonnesymbool’ in de kerkramen, boven het altaar of verwerkt in het interieur.

De ’zondagsviering’ is om twee redenen ingevoerd:
1e Als concessie aan de heidense afgodendienst van de Romeinen.
2e Om ’het christendom’ te ont-Joodsen, m.a.w. ’de kerk is Israël’, dat volk heeft afgedaan en ’wij’, de kerk, zetten het verlossingswerk voort.

De ’kerkvaders’ hebben een groot aandeel gehad in deze dwalingen, één van hen, Origenes heeft  al in het jaar 250 verschillende geloofgronden stuk gemaakt en vergeestelijkt. Kunt u nagaan hoe snel de Gemeente van Christus is afgedreven. Op de leer van deze man is nagenoeg de gehele hedendaagse kerkleer, zowel de roomse als ook de reformatorische, wat de Israëlleer betreft gebaseerd.

Openb. 14:2.
En ik hoorde een stem uit de hemel als de stem van vele wateren en als de  stem van zware don-der. En de stem, die ik hoorde, was als van citerspelers, spelende op hun citers;

Zal een geweldig, massaal,  geluid zijn als de Here Zijn stem laat horen, dán treedt Hij niet meer op als een weerloos lam maar als een brullende Leeuw, de Leeuw van Juda. Het nog maar de vraag of de verharde wereldbevolking dit op zal merken, voor haar kan het heel goed klinken als een ontzettende zware ’donderslag’ zoals het ook in de volgende te lezen staat:

’Vader, verheerlijk uw naam! Toen kwam een stem uit de hemel: Ik heb hem verheerlijkt, en Ik zal hem nogmaals verheerlijken! De schare dan, die daar stond en toehoorde, zeide, dat er een don-derslag geweest was; anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken. Jezus antwoordde en zeide: Niet om Mij is die stem er geweest, maar om u. Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden’  Johannes 12:28-31

Openbaring 14:3.
En zij zongen een nieuw gezang voor de troon en voor de vier dieren en de oudsten; en niemand kon het gezang leren dan de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten van de aarde. In de Bijbel lezen we eerder over dit nieuwe gezang, we kunnen het ons nu nog niet voorstellen  hoe dit zal klinken maar er is er één die dit wél begrijpt, die ene is de Here Zelf en Hij zal het de wereld laten weten op Zijn wijze:

’Ik ben de Here, dat is mijn naam, en mijn eer zal Ik aan geen ander geven noch mijn lof aan de gesneden beelden. Het vroegere, zie, het is gekomen, en nieuwe dingen kondig Ik u aan; voordat zij uitspruiten, doe Ik ze u horen. Zingt de Here een nieuw lied, zijn lof van het einde der aarde, gij die de zee bevaart en haar volheid; gij kustlanden en hun bewoners.
Laten de woestijn en haar steden de stem verheffen, de dorpen waar Kedar woont; laten de rotsbewoners jubelen, laten zij van de top der bergen juichen. Laten zij de Here eer geven en zijn lof in de kustlanden vermelden. De Here trekt uit als een held; als een krijgsman doet Hij de strijdlust ontbranden; Hij heft de strijdkreet aan, ja schreeuwt die uit; Hij betoont Zich een held tegen zijn vijanden. Ik heb van oudsher gezwegen, Ik heb gezwegen en Mij ingehouden; nu zal Ik schreeuwen als een barende vrouw; Ik zal snuiven en hijgen tegelijk. Ik zal bergen en heuvels verschroeien en al hun gewas zal Ik doen verdorren; Ik zal rivieren tot land maken en plassen zal Ik doen opdrogen’
  Jesaja 42:8-15.

Boven Jesaja 42: 8-17 hebben de vertalers ’de Here trekt uit ter verlossing’ geschreven, als we aan Openbaring 14 denken is dit een treffend opschrift.

Openb. 14:4.
’Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat. Dezen zijn gekocht uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam.’

Of de 144.000 uitverkoren Israëlieten werkelijk geen omgang met vrouwen hebben gehad weten we niet, het is voor ons ook niet belangrijk. Misschien mogen we denken aan 144.000 mannen omdat er speciaal staat: ’niet met vrouwen bevlekt’. Persoonlijk denk ik dat in de oorspronkelijke taal iets anders heeft gestaan want het woord ’bevlekt’ doet voorkomen alsof het een zonde zou zijn als mannen en vrouwen omgang met elkaar hebben, terwijl de Here Zelf het huwelijk heeft ingesteld. We zullen meer moeten denken aan de richtlijnen die de Here heeft opgesteld voor de oorlogsvoering. De mannen die oorlog voerden werden geacht, zolang ze in actieve dienst waren, geen omgang met vrouwen te hebben:

’Daarop antwoordde de priester David: Ik heb geen gewoon brood voorhanden, maar er is wel heilig brood; als de manschappen zich maar van de vrouwen onthouden hebben. David antwoordde de priester en zeide tot hem: Zeker, de omgang met vrouwen is ons, evenals vroeger, ontzegd, wanneer ik uittrek, de wapens der  manschappen zijn heilig, en al is dit een ongewijde tocht, niettemin is hij heden heilig door de wapens. Toen gaf de priester hem het heilige brood, omdat er geen ander was dan het toonbrood dat men gewoon is voor het aangezicht des Heren weg te nemen, om op de dag dat men het wegneemt, vers brood neer te leggen.’  1 Samuël 21:4-6

Toen dit gebod jaren later niet Davids’ kraam te pas kwam, trad hij deze met de voeten om zijn gezicht te redden. UIA, een Hethiet notabene, wees David op dit gebod en betaalde het met zijn leven:

’Toen zond David een boodschap tot Joab: Zend de Hethiet Uria tot mij. En Joab zond Uria naar David. Toen Uria bij hem kwam, vroeg David naar de welstand van Joab en van het volk en naar de stand van de oorlog. Daarop zeide David tot Uria: Ga naar uw huis en was uw voeten. Toen Uria heenging uit het paleis, werd hem een geschenk van de koning nagebracht. Maar Uria legde zich te ruste bij de ingang van het paleis bij al de knechten van zijn heer en ging niet naar zijn huis. Men deelde David mee: Uria is niet naar zijn huis gegaan. Toen zeide David tot Uria: Zijt gij niet van de reis gekomen? Waarom zijt gij niet naar uw huis gegaan? Maar Uria sprak tot David: De ark en Israël en Juda vertoeven in tenten en mijn heer Joab en de knechten van mijn heer zijn in het veld gelegerd; zou ik dan naar mijn huis gaan om te eten en te drinken en bij mijn vrouw te liggen? Zo waar gij leeft en zo waar uw ziel leeft, dat zal ik niet doen! David zeide tot Uria: Blijf ook vandaag hier, dan zal ik u morgen laten gaan.
En Uria bleef in Jeruzalem die dag en de volgende dag. Toen riep David hem tot zich om in zijn tegenwoordigheid te eten en te drinken, en hij maakte hem dronken. Hij echter ging des avonds heen om op zijn slaapplaats bij de knechten van zijn heer zich te ruste te leggen. En naar zijn huis ging hij niet.’
  2 Samuël 11:6-13

Openb. 14:5.
’En in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk’.

Vers 5 zegt ons [bijna] iets onmogelijks, na de zondeval is de mensheid met zonde bevlekt en leugenachtig. Laten we vooral niet vergeten dat deze 144.000 mensen het zónder de Here Jezus Christus hebben willen stellen want anders waren ze wel meegegaan in de lucht op het moment dat de Here de Gemeente wegnam! Hoe het ook zit; áls de Here zegt dat ze onberispelijk zijn, zullen ze dat zijn.

Openb. 14:6
’En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en taal en natie;’

Het eeuwige evangelie:
Dit evangelie zal vlak voor de schaaloordelen door een engel verkondigd worden. Het is het enige evangelie, dat aan een engel wordt opgedragen. Het is niet het evangelie van het ’Koninkrijk’ en is niet het ’evangelie der Genade’. Het verkondigt niet het ’behoud’, maar het ’oordeel’

In Openb. 14:7 lezen we:
’En hij zeide met luider stem: Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van  zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.’

Voor Israël is het een ’blijde boodschap’ en ook voor allen, die heengaan door het ’vuur van oordelen’, omdat het aankondigt, dat hun lijden ten einde spoedt, door het oordeel en de vernietiging van de antichrist en zijn volgelingen. Dit ’evangelie’ roept de mensheid op om God als zijn Schepper te aanbidden en niet als zijn ’Verlosser’, en dáárom wordt het genoemd: ’het eeuwig evangelie’. Het is het evangelie dat vanaf de Hof van Eden door de patriarchen [aartsvaders] en profeten is verkondigd, het is niet ’het eeuwig evangelie’ in die zin, dat het verkondigt, dat het de mens voor eeuwig behoudt. [Dát is het evangelie van genade, door Golgotha].

De opdracht van de engel is niet de aanmaning tot ’berouw’, of van ’dit’ of ’dat te doen’, maar:
Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van  zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft.

Hieruit zien wij hoe belangrijk het is, dat wij onderscheid maken tussen de verschillende evangeliën, niet alleen wat hun boodschap betreft, maar ook in verband met de periode, waarop zij van toepassing zijn. Want anders ontstaat er verwarring en worden zij verkeerd toegepast.

Ook bestaat er ’een ander evangelie’:
’Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van  Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, En dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!
Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt! Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn. Want ik maak u bekend, broeders, dat het evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de mens. Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door Openbaring van Jezus Christus.’
 Galaten 1:6-12

’Want indien de eerste de beste een andere Jezus predikt, die wij niet hebben  gepredikt, of gij een andere geest ontvangt, die gij niet hebt ontvangen, of een ander evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, dan verdraagt gij dat zeer wel.’
2 Corinthiërs 11:4

Dit wordt ook ’een ander evangelie’ genoemd en wordt door Paulus verworpen. Het is de verdraaiing van het ware evangelie en heeft vele verleidelijke vormen, en het leert in hoofdzaak, dat ’geloof’ tot ’Behoud’ niet voldoende is, en ook niet in staat is te bewaren en te vervolmaken, en dus ……… de ’goede werken’ verheft zoals in de Roomse Kerk:

’Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijk denken, Terwijl hij zich niet houdt aan het hoofd, waaruit het gehele lichaam, door pezen en banden ondersteund en sa-mengehouden, zijn Goddelijke wasdom ontvangt. Indien gij met Christus afgestorven zijt aan de wereldgeesten, waartoe laat gij u, alsof gij in de wereld leefdet, geboden opleggen: Raak niet, smaak niet, roer niet aan; Dat alles zijn dingen, die door het gebruik teloorgaan, zoals het gaat met  voorschriften en leringen van mensen. Dit toch is, al staat het in een roep van wijsheid met zijn eigendunkelijke Godsdienst, zijn nederigheid en zijn kastijding van het lichaam, zonder enige waarde [en] [dient] [slechts] tot bevrediging van het vlees.’
Kolossenzen 2: 18-23

Zie ook: Hebreeën 6: 1 en Hebreeën 9:14.
De apostel Paulus spreekt een vreselijk ’anathema’ [banvloek] uit over predikers en leraars daarvan:
’Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt! Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt!’  Galaten 1:8-9

Tot zover ’het andere evangelie’, Paulus sprak over een bedrieglijk en vals evangelie door mensen gebracht, Openbaring 14 spreekt van ’het oordeel’ over de antichrist en zijn volgelingen.

Openb. 14:8.
’En een andere, een tweede engel, volgde, zeggende: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de hartstocht zijner hoererij al de volkeren heeft doen drinken.’

In vers 8 wordt gesproken over ’Babylon’, we moeten hier de herbouwde stad in Irak niet in zien maar ’het geestelijke Babylon’, de Laodicea-kerk welke Christus uitsluit en een eigengereid en zichzelf een naam maakt:

’En schrijf aan de engel [de leidinggevende oudste] der gemeente te Laodicea: Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods:
Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen. Omdat gij zegt: ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte, Raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt. Allen, die Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u. Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnen-komen en maaltijd met hem houden en hij met Mij. Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon. Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.’
Openbaring 3:14-22

Zoals men zich overgaf in het oude Babylon zich overgaf aan de zonde der tovenarij en zich een toren bouwde ’tot in de hemel’, zo zal deze gruwelijke staatskerk ook een gruwel zijn in Gods ogen. Veel ’gelovigen’ beseffen niet dat ze lidmaat zijn van de ’gemeente te Laodicea’, de oorzaak van deze onkunde moet gezocht worden in hun erbarmelijke Bijbelkennis.

Om een paar voorbeelden te noemen:

a. Hun kerk is lid van de Wereld Raad van Kerken welke hoereert met alle ’wereldreligies’.

b. Praktisch alle kerken hebben roomse invloeden in de leer, zoals de Kinderdoop, het stelsel van ’ingewijden’ en leken, zelfs de z.g. orthodoxe kerken laten alleen ’bevestigde predikers’ de rituelen uitvoeren die zijn voorgeschreven om lid te worden.

c. Naast de genade door het offer op Golgotha hanteren de kerken óók Oud Testamentische wetten als middel tot de behoudenis en als klap op de vuurpijl noemt men o.a. de kinderdoop* en het z.g. ’heilig avondmaal’ een sacrament! Het woord ’sacrament’ wil zeggen dat deze kerkelijke instellingen een heilsmiddel zouden zijn!

* Waarom beweert de kerk dat ’de doop’ in plaats van de besnijdenis is gekomen? Werden meisjes in Israël óók besneden? Of..
… is die z.g. kinderdoop het Babylonische inwijdingsritueel welke onze Here haatte?

’Laodicea’ pleegt openlijk ’geestelijke echtbreuk’ door te heulen met de wereldgodsdiensten en door een eigenwillige Godsdienst met haar stelsel van ’ingewijden en leken’. Daardoor heeft ze zichzelf boven Christus Jezus gesteld door te zeggen dat ’hun’ sacramenten nodig zijn tot behoudenis, alsof het ultieme offer van Christus Jezus niet voldoende zou zijn, alsof ’hun’ rituelen ook maar iets tot behoudenis zouden kunnen toevoegen, de tentakels van de roomsekerk strekken zich tot op de dag van heden over de kerken.

Het is tragisch dat de grenzeloze onkunde die binnen de ’christenheid’
Heerst de oorzaak is van de ondergang van velen, de kerken roepen niet op tot Bijbelstudie en overweging, dit wordt ten diepste als bedreigend ervaren omdat de kerkleer daarmee ondergraven wordt. Wie de Bijbel serieus onderzoekt, én de kerkleer ondergeschikt maakt aan de Bijbel zal door de Here verlicht worden en t.z.t. hem tegemoet gaan in de lucht. [1 Thess. 4:13-18]

Openb. 14:9
’En een andere engel, een derde, volgde hen, zeggende met luider stem: Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt’

Openb.14:10
’Die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam.’

In Openbaring 14:1 zagen we de 144.000 verzegelden, ze zullen Gods’ verzegeling dragen en daardoor gered worden. De wereldbevolking, en dus de ’gemeente van Laodicea’ dus ook, zal het merkteken van het beest [666], de antichrist dragen en daarom gepijnigd worden met vuur en zwavel. Wie dat openlijk durft te vertellen wordt als een ’gestoorde’ gezien, vooral door de predikers uit de kerken omdat hun kerkleer dit niet leert en omdat het zelfs verboden is deze dingen te leren. In enkele reformatorische kerken is het verboden om te leren dat er een opname der Gemeente is, dat er een 1000 jarig rijk zal komen en dat niet de kerk het uitverkoren volk is maar Israël. Als enige reden geeft men op; ’Omdat het niet Gereformeerd is dit te leren’, nee natuurlijk is het niet Gereformeerd, het is Bijbels! Alleen al vanwege deze onbijbelse leer zullen vele mensen nooit tot de Gemeente toegevoegd kunnen worden.

Openb. 14:11
’En de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben  geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt.’

Het is toch verschrikkelijk dat mensen de ware Bijbelse leer niet willen of kunnen volgen omdat de kerkleer hen in de weg staat! Dóór de kerkleer kwamen ze niet tot een levend geloof, men dacht door de sacramenten behouden te zijn en kan, als men zich niet bekeert, verloren gaan omdat deze mensen zélfs niet weten dat het komende merkteken hét ultieme satansteken is! Wás de kerkleer maar aan de kant gezet, hádden de kerken de z.g. ’kerkvaders’ zoals Origenes maar afgezworen, dán waren de kerkleden genegen de Bijbel als laatste Woord te aanvaarden tot hun eeuwige behoudenis.

Openb. 14:12
’Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren.’

Openb. 14:13
’En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Schrijf, zalig de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na.’

Uit de verzen 12 en 13 blijkt gelukkig dat er [nog] een ontsnapping mogelijk is, n.l. volharden in het geloof. Tijdens de Grote Verdrukking zullen er mensen zijn die het merkteken van de antichrist [satan] niet zullen aanvaarden, de prijs zal hoog zijn en men zal het zeer waarschijnlijk met de dood moeten bekopen.

De oogst:
Openbaring 14:14-20 wordt vaak ’de oogst der aarde’ genoemd, deze oogst verwijst naar Mattheüs 13:39 waar staat:

’Het onkruid zijn de kinderen van de boze; de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding der wereld; de maaiers zijn de engelen.’  Mattheüs 13:39

Zoals het onkruid verzameld wordt om met vuur te verbranden, zo zal het gaan bij de voleinding der wereld.

’De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden en zij zullen uit Zijn koninkrijk verzamelen al wat tot zonde verleidt en hen, die ongerechtigheid bedrijven, en zij zullen hen in de vurige over wer-pen; ’daar zal het geween zijn en het tandengeknars.’[Mattheüs 8:12].

In Openbaring 14 wordt het beeld van de wijnoogst gebruikt, zoals het ook het geval is in Joël 3:11-16, waar het dezelfde oogst betreft:

’Maakt u op en komt, alle volken van rondom, en verzamelt u. Doe, o Here, uw  helden daarheen afdalen. Laat de volken opstaan en oprukken naar het dal van Josafat, want daar zal Ik zitten om alle volken van rondom te richten. Slaat de sikkel erin, want de oogst is rijp. Komt, treedt, want de perskuip is vol; de wijnbakken stromen over. Want hun boosheid is groot. Menigten, menigten in het dal der beslissing, want nabij is de dag des Heren in het dal der beslissing.
De zon en de maan worden zwart en de sterren trekken haar glans in. En de Here brult uit Sion en verheft zijn stem uit Jeruzalem, zodat hemel en aarde beven. Maar de Here is een schuilplaats voor zijn volk en een veste voor de kinderen Israëls.’

Joël 13:11-16

Het hierboven genoemd schriftgedeelte geeft als plaats aan het dal van Josafat, waar de volken der aarde zich hebben verenigd tot de grote slag van Armageddon. Maar dan zal de Here brullen uit Sion en zullen de sikkels der engelen de oogst der aarde aanrichten, zodat de perskuipen zullen overlopen van het bloed. Dat bloed zal reiken tot aan de tomen der paarden, over een lengte van 1600 stadiën. [Romeinse stadie = 625m = 10 km]

Sommigen zien in het beeld van de ’wijnoogst’ het oordeel van God over Israël. Dat dit onmogelijk juist kan zijn, blijkt uit Joël, waar staat dat de Here in die tijd ’De toevlucht Zijn volks en de sterkte der kinderen Israëls zal zijn’.

Openb. 14:14 - 20
’En ik zag en zie, een witte wolk, en op de wolk iemand gezeten als eens  mensen zoon met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. En een andere engel kwam uit de tempel en riep met luider stem tot Hem, die op de wolk gezeten was: Zend uw sikkel uit en maai, want de ure om te maaien is gekomen, want de oogst der aarde is geheel rijp geworden. En Hij, die op de wolk gezeten was, zond zijn sikkel uit op de aarde, en de aarde werd gemaaid. En een andere engel kwam uit de tempel, die in de hemel is, ook hij met een scherpe sikkel. En een andere engel kwam uit het altaar; deze had macht over het vuur en hij riep met luider stem tot hem, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel uit en oogst de trossen van de wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp. En de persbak werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de persbak tot aan de tomen der paarden, zestienhonderd stadiën ver.’

Er is door al de eeuwen heen veel gespeculeerd over het boek Openbaring, zo ook over hoofdstuk 14. Persoonlijk ben ik er van overtuigd dat de ’wijnoogst’ het oordeel van de Here God is over door zonden verdorven mensheid die onder leiding van satan in het dal van Josafat tegen God in opstand komt.

Hall Lindsey beschrijft de ’slag in het dal der beslissingen [dal van Josafat] zeer levendig maar het lijkt mij beter dat de Gemeente zich ver houdt van dergelijke beschrijvingen. De Gemeente zal dit grote oordeel niet meemaken in het aardse lichaam, of we er ooit iets van zullen merken weet ik niet want wij zullen bij de Here Jezus zijn, waar Hij ook is! :

’Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere [mensen], die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; Daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant [St. Vertaling: ’vertroost’] elkander dus met deze woorden.’ 
1 Thessalonicenzen 4:13-18

Grijpskerk, 27 december 1998.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.