Stralende hitte?

1998, stralende hitte?

“Zie, de dag des Heren komt, dat men uwen buit zal uitdelen in het midden van u; want Ik zal allerlei volken tegen Jeruzalem verzamelen tot den strijd en de stad zal ingenomen, de huizen geplunderd en de vrouwen geschonden worden; en de helft der stad zal gevankelijk weggevoerd worden, maar het overige volk zal niet uit de stad uitgeroeid worden. Want de Heer zal uittrekken en strijden tegen die volken, gelijk Hij pleegt te strijden ten tijde des oorlogs; en zijne voeten zullen te dien tijde staan op den Olijfberg, die Vóór Jeruzalem ligt, tegen het Oosten: en de Olijfberg zal middendoor gespleten worden naar het Oosten en naar het Westen, zeer wijd van elkander; dat de ene helft des bergs tegen het Noorden en de andere tegen het Zuiden zal overhellen. Dan zult gij vlieden in het dal tussen mijne bergen, want het dal tussen de bergen zal zich tot Azel toe uitstrekken; en gij zult vlieden, gelijk gij eertijds vloodt voor de aardbeving ten tijde van Uzzía, den koning van Juda; want de Heer, mijn God, zal komen en alle heiligen met u. In dien tijd zal er geen licht zijn, maar koude en vorst; en het zal één dag zijn, den Heer bekend, die noch dag noch nacht is; maar tegen den avond zal het licht zijn.”  Zacharia 14:1-7 Luther vert.

Vaak is in Maranatha-kringen de “eindtijd” hét gesprek van de dag, het onderwerp is erg  actueel en wordt steeds opnieuw bevestigd door de berichten die we lezen in de kranten of zien en horen op radio en TV. Dagelijks worden we opgeschrikt door berichten over natuurrampen, oorlogen, fraude, geweld en misleiding. In het Midden Oosten loopt de spanning hoog op en de kansen op een totale oorlog worden met de dag groter. In het blad van de politieke analist De Courcy, de “Intelligence Digest”, dat o.a. door 70 staatshoofden ter wereld wordt gelezen, wordt de verwachting uitgesproken dat in 1998 “de totale oorlog” in het Midden Oosten zal uitbreken! Volgens hem zullen in “midden-1998” vooral Israël, Iran, Turkije, Syrië en Rusland een grote rol zullen spelen. Daarnaast zei het Arabische Knesset-lid Abdul Wahab Darawashe (Fractieleider van de Arabische Democratische Partij) in een interview met het in Londen gepubliceerde “Al-Sharq al-Awsat” dat er zelfs al in 1997 een oorlog zal uitbreken. Hij beweerde dat Israël deze keer de ondergang tegemoet gaat en dat de publieke opinie niet meer aan de zijde van Israël is omdat “iedereen weet dat het Palestijnse volk op vrede uit is” (!?) Als een alom gerespecteerde analist als De Courcy voor één keer de copyrights opheft van zijn blad omdat hij de toestand alarmerend vind, verontrust mij dit hooglijk, vooral omdat de Bijbelse profetieën meer en meer gaan spreken in de tegenwoordige tijd. Neem nu eens een land als Egypte dat officieel een “vredesverdrag” heeft met Israël maar in de Egyptische pers plaatst men heel vaak een karikatuur van een Jood of de Joden in het algemeen. Ondanks de officiële “vrede” wroet men op de achtergrond in troebel water. Het schijnt zo te zijn dat Arafat voor elk wissewasje de president van Egypte om raad vraagt en dat Moebarak zelfs de eigenlijke motor is achter veel geweld in Israël. De dag zal heel binnenkort komen, als ik De Courcy mag geloven, dat ook Egypte een directe tegenstander van Israël wordt, evenals alle Arabische staten. Als Egypte die keuze maakt, als ze zo “stom” is, zal de ellende voor het volk niet te overzien zijn! In Jesaja 19: 1-25 lezen we over de ondergang van Egypte, maar óók over inkeer en ommekeer. Maar voordat die ommekeer komt is er heel wat gebeurd, de plagen tijdens de dagen van Mozes zullen er maar kinderspel bij zijn!:

“Dit is de last aangaande Egypte: Zie, de Heer zal op ene snelle wolk varen en in Egypte komen; dan zullen de afgoden van Egypte voor Hem beven, en het hart der Egyptenaars zal smelten in hun binnenste. Want Ik zal de Egyptenaars tegen elkander aanhitsen, dat de ene broeder tegen den anderen, de ene vriend tegen den anderen, de ene stad tegen de andere, het ene rijk tegen het andere zal strijden. En de moed der Egyptenaars zal onder hen vergaan, en Ik zal hunne plannen verijdelen; dan zullen zij hunne afgoden raadplegen, en de bezweerders, en waarzeggers en wichelaars; maar Ik zal de Egyptenaars overgeven in de hand van gruwzame heren; een gestreng koning zal over hen heersen, spreekt de Heer, de Heer Zebaôth. En het water in het meer zal verdrogen; ook zal de stroom verzanden en verdwijnen; en de vloeden zullen verlopen, dat de meren aan de dammen klein en droog zullen worden, het riet en de biezen verwelken; en het gras aan de wateren zal verdrogen, en al het zaad aan het water zal verwelken en tenietgaan. En de visschers zullen treuren, en allen, die de angels in het water werpen, zullen klagen, en wie netten uitwerpen in het water zullen bedroefd zijn; ook zullen beschaamd staan wie goed garen bewerken en netten breien, en de weefgetouwen zullen verbroken worden, en allen, die om loon arbeiden, bedroefd zijn. De vorsten van Zoan zijn dwazen, de raadgevers van Farao zijn in den raad onverstandig geworden. Hoe zegt gij dan tot Farao: Ik ben een zoon der wijzen, en heb mijne afkomst van oude koningen? Waar zijn dan nu uwe wijzen? Dat zij het u verkondigen en te kennen geven, wat de Heer Zebaôth tegen Egypte besloten heeft. Maar de vorsten van Zoan zijn tot dwazen geworden; de vorsten van Nof zijn bedrogen; de hoofden der stammen doen Egypte dwalen. Want de Heer heeft een zwijmelgeest onder hen uitgegoten, dat zij Egypte doen dwalen in al zijn doen, gelijk een dronkaard tuimelt in zijn spuwsel; en Egypte zal geen werk meer hebben, dat hoofd of staart, tak of stronk kan voortbrengen. In dien tijd zullen de Egyptenaars zijn als vrouwen, en vrezen en verschrikken, als de Heer Zebaôth de hand over hen bewegen zal; en Egypte zal vrezen voor het land Juda, zodat, wie daaraan denkt, daarvoor verschrikken zal, wegens den raad des Heren Zebaôth, dien Hij daarover besloten heeft. In dien tijd zullen vijf steden in Egypteland spreken de taal van Kanaän, en zweren bij den Heer Zebaôth: één daarvan zal heten Ir-Héres. Te dien tijde zal er een altaar des Heren midden in Egypteland zijn, en een gedenkzuil voor den Heer aan den grenspaal; welke zijn zal tot een teken en ene getuigenis voor den Heer Zebaôth in Egypteland; want zij zullen tot den Heer roepen over de verdrukkers; dan zal Hij hun een heiland en aanvoerder zenden, die hen verlossen zal. Want de Heer zal den Egyptenaars bekend worden, en de Egyptenaars zullen den Heer kennen in dien tijd, en zullen Hem dienen met slachtoffer en spijsoffer, en zij zullen den Heer geloften doen en betalen. En de Heer zal de Egyptenaars slaan en genezen, want zij zullen zich tot den Heer bekeren, en Hij zal zich van hen laten verbidden en hen genezen. In dien tijd zal er een gebaande weg zijn van Egypte naar Assyrië, zodat de Assyriërs in Egypte en de Egyptenaars in Assyrië zullen komen, en de Egyptenaars benevens de Assyriërs God zullen dienen. In dien tijd zal Israël zelf de derde zijn met de Egyptenaars en Assyriërs, een zegen in het midden op aarde; want de Heer Zebaôth zal hen zegenen, zeggende: Gezegend zijt gij Egypte, mijn volk, en gij Assur, het werk mijner handen, en gij Israël, mijn erfdeel.” 
Jesaja 19:1-24 Luther vert.

In een boek waarin de Hebreeuwse betekenis van getallen worden verklaart las ik dat het getal “98” is samengesteld uit “zade” en “cheth” wat samengevoegd zo iets wil zeggen als “helder wit” óf “stralende hitte”  Zo’n “stralende hitte” of “helder wit licht” doet ons denken aan een nucleaire reactie van bv. een bom of een granaat. Het is bekend dat Syrië, in de Bijbel ook wel Assur genoemd, in het bezit is van vele kernkoppen die op Scut-raketten zijn geplaatst. Normaal heeft een legermacht per tien raketten één lanceerinrichting maar Syrië heeft per twee raketten een lanceerinrichting! Dit wil zeggen dat Israël in één keer een complete “regen” van Scut-raketten kan verwachten. In november 1997 bezochten zesduizend mensen per dag in Israël het magazijn voor gasmaskers, ten dele om ééntje te halen en ten dele het gasmasker na te laten zien. De bevolking van Israël neemt de dreiging serieus en neemt voorzorgsmaatregelen. We weten niet wat 1998 zal brengen maar de vooruitzichten zijn bijzonder slecht. Toch hoeft het volk niet te wanhopen, de Here hun Maker en Verlosser zal zich openbaren aan het volk en Hij zal voor hen optreden:

“En in dien tijd zullen er levende wateren uitvloeien uit Jeruzalem, de ene helft naar de Oostzee en de andere helft naar de uiterste zee: en het zal duren des zomers en des winters. En de Heer zal koning zijn over alle landen; in dien tijd zal de Heer één zijn en zijn naam één. En men zal in het gehele land rondom gaan als op een vlak veld, van Geba af tot Rimmon toe, tegen het Zuiden van Jeruzalem; want zij zal verheven worden en blijven in hare plaats, van de poort van Benjamin af tot aan de plaats der eerste poort, tot aan de hoekpoort toe, en van den toren Hananeël af tot aan des konings wijnpersen toe; en men zal daarin wonen en er zal geen banvloek meer zijn, want Jeruzalem zal geheel veilig wonen. En dit zal de plaag zijn, waarmede de Heer al de volken zal plagen, die tegen Jeruzalem gestreden hebben: hun vlees zal verrotten, terwijl zij nog op hunne voeten staan, en hunne ogen zullen wegkwijnen in de holten en hunne tong zal verdrogen in den mond. In dien tijd zal de Heer een groot gedruis onder hen aanrichten, dat de een den ander bij de hand zal vatten en zijne hand op des anderen hand leggen. Ook Juda zal binnen Jeruzalem strijden, opdat verzameld worden de goederen van alle volken, die rondom zijn: goud, zilver en klederen in grote menigte. En zo zal dan deze plaag gaan over paarden, muilezels, kamelen, ezels en allerlei dieren, die in dat heir zijn, zoals gene geplaagd zijn. En alle overgeblevenen onder alle volken, die tegen Jeruzalem optrokken, zullen jaarlijks opkomen om den Koning, den Heer Zebaôth, te aanbidden en het Loofhuttenfeest te vieren; en zo enig geslacht der aarde niet zal opkomen naar Jeruzalem om den koning, den Heer Zebaôth, te aanbidden, over deze zal het niet regenen. En indien het geslacht der Egyptenaars niet opgaat noch komt, zo zal het over hen niet regenen. Dat zal de plaag zijn, met welke de Heer alle volken zal plagen, die niet opkomen om het Loofhuttenfeest te vieren; dit zal de straf der Egyptenaars en de straf aller volken zijn, die niet opkomen om het Loofhuttenfeest te vieren. In dien tijd zal op het blinkend tuig der paarden geschreven staan: Heiligheid des Heren. En de potten in het huis des Heren zullen zijn als de bekkens Vóór het altaar. Want alle potten, zo in Jeruzalem als in Juda, zullen den Heere Zebaôth heilig zijn; zodat allen, die offeren willen, zullen komen en ze nemen en daarin koken; en er zal geen Kanaäniet meer zijn in het huis des Heren Zebaôth in dien tijd.” 
Zacharia 14:8-21 Luther vert.
 
Voordat Zacharia  14:8-21 een  feit  is  zal  er nog heel wat moeten gebeuren, Israël zal in grote benauwdheid komen, het zal verschrikkelijk zijn wat er allemaal staat te gebeuren. Daarom vind ik het verschrikkelijk dat men in Bijbelgetrouwe kringen soms wel erg gemakkelijk omgaat met deze sombere toekomst. Het komt vaak voor dat men de profetieën a.h.w. als een spoorboekje ziet en leest; éérst moet dit - en dan dat gebeuren met de wereld en Israël en dán zal het duizendjarige rijk zich openbaren. Op “papier” (de Bijbel) kunnen we één en ander wel kil beredeneren maar we moeten heel goed beseffen dat de komende grote verdrukking miljoenen mensen levens zal kosten! Als we b.v. in Openbaring 14:20 lezen dat er een bloedstroom van 1600 stadiën (300 kilometer!) ver en tot “de tomen der paarden” ( ongeveer 1,50 hoog!) zal vloeien. Wie dit op zich in laat werken raakt verbijsterd. Hoeveel mensen zullen voor zo’n bloedstroom hun leven moeten laten? Niet alleen deze bloedstroom moet ons met mededogen vervullen maar óók de verwachting van het aantal gedoden in Israël is verschrikkelijk en daarom verontrusten mij de verwachtingen van De Courcy voor 1998. Onze Here zal de macht in de wereld tot zich trekken maar mensen wat zal er nog een leed veroorzaakt worden door Gods’ vijanden onder leiding van satan.

We weten niet wat de toekomst zal brengen, we weten alleen dat er mensen zijn die op grond van gegronde redenen verwachten dat een oorlog nabij is in het Midden Oosten, of de werkelijke “eindfinale” (de grote verdrukking) zal aanvangen weten we niet maar de tekenen wijzen er wel op. Eén ding staat vast, het einde aller dingen kán niet ver meer in de toekomst liggen en parallel daar aan de wegrukking van de Gemeente van Christus omdat de komende antichrist zich niet ten volle zal kunnen openbaren zolang de Gemeente op aarde is. De Bijbel spreekt heel duidelijk over de wegrukking van de Gemeente in 1 Thessalonicenzen 4: 13-18 :

“Maar wij willen niet dat u onwetend bent, broeders, wat betreft hen die ontslapen, opdat u niet bedroefd bent, zoals ook de overigen die geen hoop hebben. Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en opgestaan, evenzeer zal God ook de door Jezus ontslapenen met Hem brengen. Want dit zeggen wij u door het woord van de Heer, dat wij, levenden die overblijven tot de komst van de Heer, de ontslapenen geenszins zullen voorgaan. Want de Heer Zelf zal met een bevelend roepen, met de stem van een aartsengel en met de bazuin van God neerdalen van de hemel; en de doden in Christus zullen eerst opstaan; daarna zullen wij, de levenden die overblijven, samen met hen in wolken worden opgenomen de Heer tegemoet in de lucht; en zo zullen wij altijd met de Heer zijn. Vertroost daarom elkaar met deze woorden.”
1 Thess. 4:13-18 Telos Vert.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.