Wat doende zal ik eeuwig leven?
Wat doende zal ik eeuwig leven?
Door: F. Niemeijer
Uit de Band des Vredes, aug. 1957
Deze vraag (Luk.18:18) heeft reeds eeuwen lang de mens bezig gehouden. Van nature wil hij iets doen voor zaligheid. Jezus zei tot de rijke jongeling, die deze vraag stelde: ’Gij weet de geboden.’ En zijn antwoord luidde: ’Al deze dingen onderhoud ik van mijn jeugd af.’
Eén ding ontbrak hem echter nog, naar het woord van Jezus. Hij moest heengaan, heel zijn bezit verkopen en onder de armen verdelen, ’en gij zult een schat hebben in de hemel en kom herwaarts en volg Mij’, sprak de Heiland. De finale in het leven van deze jongeman was, dat hij bedroefd heenging. Zijn ’doen’ had niet geleid tot het leven in het Koninkrijk Gods. Maar Jezus beminde hem. Niettemin ging hij op een weg, die hem van de Heiland afvoerde. De Bijbel vertelt ons niet, of hij ooit is teruggekomen. Hij wilde zijn bezit niet verwisselen voor een schat in de hemel.
Vele jaren later vraagt een ontredderde gevangenbewaarder aan Paulus: ’Wat moet ik doen om zalig te worden?’ En het antwoord van de apostel is maatgevend ook voor onze tij: ’Geloof in de Here Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.’ (Hand.16:31) Deze ruwe man kwam tot geloof en werd gered. Uit zijn handelwijze blijkt zevenvoudig, dat het geloof in Jezus Christus heel zijn leven vernieuwd had:
- Hij luisterde naar Paulus’ rede (Vers 32)
- Hij nam Paulus tot zich (Vers 33)
- Hij wies Paulus’ striemen (Vers 33)
- Hij werd terstond gedoopt (Vers 34)
- Hij bracht Paulus in zijn huis (Vers 34)
- Hij zette hem de tafel voor (Vers 34)
- Hij verheugde zich (Vers 34)
Deze man was ’s avonds nog een vijand van God. Maar de genade van onze Heere Jezus Christus had ’s morgens van hem een zachtmoedige christen gemaakt. Zelf had hij niets gedaan tot zijn redding en vernieuwing. Maar het geloof bracht een radicale omwenteling in het leven van de gevangenbewaarder teweeg.
’Zal een moorman zijn huid veranderen of een luipaard zijn vlekken?
Zult gijlieden ook goed doen, die geleerd zijn kwaad te doen?’ (Jes.13:13).
Nee, de mens kan zichzelf niet veranderen. Zijn hart is een bron van zonde en ongerechtigheid. Het is zo waar wat Willem de Merode in één zijner schone gedichten belijdt:
Ach Heer, wij zijn zo boos gezind,
Wij hebben ’t kwaad allen bemind.
Het ’doen’ van goede werken en het nakomen van godsdienstige plichten kunnen het hart niet veranderen. De menselijke maatstaf: ’Ik geef ieder het zijne en doe niemand kwaad’ maakt niet geschikt voor de hemel. De mens is een zondaar voor God en hij kan daar zelf niets aan veranderen. Maar God Zelf heeft voor hem een weg tot zaligheid ontsloten. Hij wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen. (1Tim.2:4) God is in Zijn grote liefde voor zondaars ’doende’ geweest, opdat reddelozen gered zouden worden.
Het menselijk ’doen’ heeft in alle opzichten hopeloos gefaald. Maar Gods ’doen’ kan nimmer falen, want zij is gegrond op Zijn onveranderlijke liefde. God gaf tot ’s mensen heil Zijn eniggeboren Zoon op het kruis van Golgotha. Daarmee bewees Hij, dat Hij de zondaar liefhad.(Rom.5:8) Golgotha was een plaats des gerichts. Daar werd het vonnis aan zondige mensen voltrokken. Daar nam de Heiland gewillig de plaats in van de zondaar in het gericht. En niet alleen voor één, maar voor alle zondaars.
De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden (Jes.53:5)
’Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, nier verderve, maar het eeuwige leven hebbe’ (Joh.3:16)
God had en heeft de ten dode gedoemde zondaar, die in zichzelf krachteloos is, onuitsprekelijk lief. Hij wil de krachteloze en goddeloze mens, die in zijn eigen ’doen’ gefaald heeft, redden en het eeuwige leven geven. Weet u hoe? Door Jezus Christus, die Zichzelf ook voor u overgaf aan het vloekhout der schande. Hoe u gered kunt worden? Geloof in de Heere Jezus Christus!
Niet het ’doen’ van de mens maakt hem zalig. Hij moet niet doen, maar geloven in de Heere Jezus Christus, die alles voor hem gedaan heeft. (Rom.4:5) Hij moet Hem aannemen als zijn Redder en Verlosser. De Bijbel zegt: ’Zovelen Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, namelijk die in Hem geloven’ (Joh.1:12).
De stadhouder Pilatus heeft eens aan het volk de merkwaardige vraag gesteld:’Wat wilt gij, dat ik doen zal met Jezus?’ Het volk riep als uit één mond:’Kruist Hem.’ Deze vraag komt echter nu tot u! Veracht u Hem evenals de soldaten, die Hem in Zijn aangezicht spuwden? Dan betekent dat uw eeuwige dood. Dat weet God met u geen raad. Want hoe zullen wij ontvlieden indien wij op zo grote zaligheid geen acht geven. (Hebr.2:3)
Wat zult u doen met Jezus?
Geef nu het antwoord, buig uw knie‰n en zeg: ’Here Jezus, ik aanvaard U als mijn Verlosser en Zaligmaker. Ik geloof, dat U ook voor mijn zonden op Golgotha gestorven bent. U neemt ik aan als mijn Heiland, die het alles voor Mij volbracht heeft. Ik dank U voor Uw kostbaar bloed, dat mij reinigt van al mijn zonden. Amen.’
Nederlands Bijbelstudie Circulaire
4e jaargang, nr.3 (Okt.1994)
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.

