Elia te Gilgal

Elia te Gilgal

2 Koningen 2:1
“Het geschiedde, toen de HERE Elia in een storm ten hemel zou opnemen, dat Elia met Elisa uit Gilgal ging’

De taak van Elia was bijna aan het eind van zijn aardse leven aangekomen. Hij had zijn zware en moeilijke leven in dienst van de Here volbracht. De Here wilde hem thuis halen en zijn taak aan Elisa overdragen. Elia moet een speciale relatie met de Here God hebben gehad. Het einde van zijn aardse bediening vond op het zelfde niveau plaats als het einde van Henoch. De gedachte heeft post gevat dat deze twee mannen, Henoch en Elia, met een speciale relatie met de Here God, in de toekomst nog een taak toebedeeld zullen krijgen. Er wordt wel gedacht aan Openbaring 11:3-13 waar wij van de twee getuigen lezen:

“En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zo de dood vinden. Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden.

En hun lijk [zal] [liggen] op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd. En uit de volken en stammen en talen en natiën zijn er, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden.

En na die drie en een halve dag voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op [allen], die hen aanschouwden. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen.

En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in, en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer”.

Vanavond gaan wij ons niet verder verdiepen in de twee getuigen en hun plaats in de gebeurtenissen van de eindtijd. Ik wil met het gelezen deel uit Openbaring 13 duidelijk maken dat zowel Henoch als ook Elia een heel speciale plaats in de plannen van de Here God hebben gehad en dat Hij dit verder wel zal uitwerken. Wij gaan nu naar de laatste dagen van het aardse bestaan van Elia toe:

Lezen: 2 Koningen 2:1-18

“Het geschiedde, toen de Here Elia in een storm ten hemel zou opnemen, dat Elia met Elisa uit Gilgal ging. En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Betel gezonden. Maar Elisa zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten.

Daarop begaven zij zich naar Betel. Toen kwamen de profeten van Betel naar Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de Here heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil. En Elia zeide tot hem: Elisa, blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Jericho gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo kwamen zij te Jericho. Toen naderden de profeten van Jericho tot Elisa en vroegen hem: Weet gij, dat de Here heden uw heer boven uw hoofd zal wegnemen? En hij antwoordde: Ook ik weet het, zwijgt stil. En Elia zeide tot hem: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo gingen zij beiden verder. Vijftig man van de profeten waren ook gegaan, maar bleven op verre afstand staan, toen zij beiden aan de Jordaan stilstonden.’

In de profeten die op afstand bleven staan zien wij als het ware vele gelovigen in onze dagen, wél religieus en gelovig maar niet echt betrokken bij de levende God én wat Hij heeft doen weten. Deze profeten vertelden Elisa dat zijn meester, Elia zou worden weggenomen en tóch hielden ze afstand, alsof ze de werkelijkheid en waarde van hun eigen woorden niet hadden begrepen.

Daarop nam Elia zijn mantel, wond hem samen en sloeg op het water; en dit verdeelde zich herwaarts en derwaarts, zodat zij beiden door het droge overstaken. En zodra zij overgestoken waren, zeide Elia tot Elisa: Doe een wens. Wat zal ik voor u doen, eer ik van u word weggenomen? En Elisa zeide: Zo moge dan een dubbel deel van uw geest op mij zijn. En Elia zeide: Gij hebt een moeilijke zaak gewenst. Indien gij mij zult zien, terwijl ik van u word weggenomen, dan zal het u aldus geschieden. Maar indien niet, dan zal het niet geschieden. En, terwijl zij voortgingen, al wandelende en sprekende, zie, een vurige wagen en vurige paarden! en die maakten scheiding tussen hen beiden. Alzo voer Elia in een storm ten hemel. En Elisa zag het en riep uit: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israël! En hij zag hem niet meer. Toen greep hij zijn klederen en scheurde ze in twee stukken. Daarop raapte hij de mantel van Elia op, die van hem afgevallen was, keerde terug en ging aan de oever van de Jordaan staan. En hij nam de mantel van Elia, die van hem afgevallen was, sloeg op het water, en riep: Waar is de Here, de God van Elia, ja Hij? Hij sloeg op het water en dit verdeelde zich herwaarts en derwaarts, zodat Elisa kon oversteken. De profeten van Jericho, die op enige afstand stonden, zagen hem en zeiden: De geest van Elia rust op Elisa. En zij kwamen hem tegemoet en bogen zich voor hem ter aarde. En zij zeiden tot hem: Zie toch, er zijn onder uw knechten vijftig kloeke mannen; laat hen toch uw heer gaan zoeken, of niet misschien de Geest des Heren hem heeft opgenomen en op een van de bergen of in een van de dalen heeft neergeworpen. Maar hij zeide: Zendt ze niet. Doch, toen zij bij hem aandrongen tot schamens toe, zeide hij: Zendt ze dan maar. Zij zonden dan vijftig man, en dezen zochten drie dagen lang, maar vonden hem niet.

In dit schriftgedeelte zien wij opnieuw een type van het huidige christendom dat in het algemeen niet kan of wil geloven dat de Here Jezus Zijn gemeente weg zal nemen. De kans is heel groot dat religieuze mensen nadat de Gemeente is weggenomen “stad en land” zullen afzoeken waar hun dierbaren zijn gebleven. Toen zij tot hem terugkeerden, terwijl hij in Jericho vertoefde, zeide hij tot hen: Heb ik u niet gezegd: gaat niet?”

Voordat Elia ten hemel werd opgenomen maakte hij samen met Elisa een tocht langs enkele van de bekendste plaatsen van Israël: van Gilgal ging de reis naar Betel, daarna naar Jericho, en tenslotte naar de Jordaan. Gilgal was de plaats van de besnijdenis, het uitgangspunt voor de verovering van het beloofde land. In Jozua 5 lezen wij dat de Here Jozua de opdracht het volk te besnijden want dit was tijdens de woestijnreis achterwege gebleven. De mensen die uit Egypte waren vertrokken waren wegens hun ongeloof, op Jozua en Kaleb, na gestorven ( Numeri 14:38) en bij Gilgal maakte de Here een nieuwe start met Zijn volk.

Betel kennen we al uit het boek Genesis als de plaats waar God Zichzelf openbaarde aan de aartsvader Jacob en waar Hij hem zijn onvoorwaardelijke beloften van zegen schonk. Betel was de plaats waar God wilde wonen (Genesis 28 en Genesis 35).

Bij Jericho openbaarde God Zichzelf aan Jozua als de Aanvoerder van zijn legermacht (Jozua 5). Jericho was het bolwerk dat de Israëlieten de toegang versperde tot het beloofde land. Toch viel dat geweldige bolwerk, het was de Here God Zelf die dat bewerkte, er kwam geen mensenhand aan te pas. (Jozua 6).

De Jordaan was barrière om het land binnen te gaan maar ook zien we hier opnieuw dat het water werd afgesneden voor de ark van het verbond van de Here. Daardoor kon Israël op het droge over de bodem van de rivier verder kon trekken. (Jozua 3 en 4).

In de dagen van Elia en Elisa waren deze plaatsen niet meer het getuigenis van de grote daden van de Here God. Het waren eerder monumenten van de zonde geworden. Plaatsen van verloedering en afgodendienst. In deze plaatsen zien wij als het ware een type, een voorbeeld, van de verloedering en afval van de Gemeente van de Here Jezus.

Het begon goed met de gemeente, men leefde vanuit het geloof, het onzichtbare, maar na enige tijd werd het geloof aangevuld met zichtbare zaken, tastbare zaken menselijke tradities. Toen het eenmaal zo ver gekomen was stond de poort wagenwijd open voor de afgoderij van Babylon. Jerobeam had de “stierendienst” uit politieke overwegingen uit Egypte (Exodus 32), ingevoerd in Betel en in Dan (1 Koningen 12:28-32).

Het was Jerobeam een doorn in het oog dat zijn onderdanen jaarlijks optrokken naar de tempel te Jeruzalem. Hij zag daar een bedreiging in voor zijn positie en wanneer wij de kerkgeschiedenis bestuderen ontdekken wij het zelfde. De gemeente van Christus werd ingelijfd in het Romeinse politieke stelsel van Constantijn de Grote, het werd de Roomse Kerk. Geloven werd een tastbaar en zichtbaar systeem maar de werking van de Heilige Geest trok zich geleidelijk terug. Voor de leiding van de Geest van de Here was vanaf dat moment geen plaats meer, rituelen, beelden en een heidense priesterdienst namen toen die plaats in.

De zonde van Betel was de gemeente van Christus binnen gekomen. De profeten Hosea en Amos veroordelen de afgodscultus te Betel, samen met die van Gilgal:

“Indien gij, o Israël, al ontucht bedrijft, laat dan toch Juda geen schuld op zich laden! Komt dus niet naar Gilgal, en gaat niet naar Bet-awen, en zweert er niet: zo waar de Here leeft!”  Hosea 4:15

Hosea waarschuwt in deze tekst het twee-stammen rijk niet naar Gilgal, naar de afgodendienst, te gaan. (Verder nog: Hosea 9:15; 12:12; Amos 4:4; 5:5).

Had de Gemeente van de Heer Jezus maar naar Hosea geluisterd. Ze, de Gemeente, heeft te vaak de zonde van Israël beschouwd als het probleem van dat afvallige volk maar zag de balk in haar eigen oog niet.

Jericho stond ook niet gunstig bekend. Het was de stad van de vloek, die volgens Gods bevel helemaal niet herbouwd had mogen worden:

“Te dien tijde deed Jozua deze eed: Vervloekt voor het aangezicht des Heren is de man, die zich opmaakt en deze stad Jericho herbouwt; ten koste van zijn eerstgeborene zal hij haar grondvesten, ten koste van zijn jongste haar poortdeuren inzetten.”  Jozua 6:26.

In de dagen van Achab is dit toch gebeurd door een inwoner van Betel, die zijn overtreding van het woord des Heren moest betalen met het leven van zijn eigen zonen

“In zijn dagen herbouwde de Beteliet Chiël Jericho. Ten koste van Abiram, zijn eerstgeborene, grondvestte hij het; en ten koste van Segub, zijn jongste, plaatste hij haar poortdeuren; Naar het woord des Heren, dat Hij gesproken had door de dienst van Jozua, de zoon van Nun”.  1 Koningen 16:34

Wij weten niet of deze Chiël de stad Jericho moedwillig heeft herbouwd of dat dit uit onkunde, onwetendheid, heeft plaatsgevonden. Onwetendheid zou heel goed de oorzaak kunnen zijn. Ten tijde van Achab vierde de afgodendienst hoogtij en werd het volk niet meer naar behoren onderwezen in de wet en de profeten. Het volk was in geestelijke zin verwilderd en had haar relatie met de Here God verloren, dit grote probleem zien wij tegenwoordig ook steeds meer aan het licht komen. Vele mensen zijn wél religieus, zoeken het heil in riten en rituelen, maar de relatie met de Levende God is verloren, ook gaan christenen vaak de weg van de Beteliet Chiël op. Het afgodische en zondige verleden van voor de reformatie wordt weer omarmd met alle gevolgen van dien.
 
Ook evangelische gemeenten ontkomen daar niet aan, lees alleen maar eens de teksten van de Opwekkingsbundel maar eens en toets deze aan de Bijbel. Op de keper beschouwd worden begrippen als wet en genade op één hoop geveegd in vele liederen. Men vraagt, al zingend, om erbarmen en genade zonder er bij na te denken dat wij die in Christus al ontvangen hebben. Veel van deze liederen komen rechtstreeks uit de Roomse traditie en de evangelischen zingen in dit koor mee. De Here God nam Elia buiten het beloofde land, in het Over-Jordaanse, op in zijn heerlijkheid.

Dit gebeurde nadat hij met Elisa over de Jordaan was getrokken. Het mocht kennelijk niet plaatsvinden in zondige plaatsen zoals Gilgal, Betel, Jericho, of aan deze zijde van de Jordaan. Elia moest steeds verder trekken, totdat de Here God hem in het Over-Jordaanse wegnam van deze aarde. Wij zouden haast zeggen dat een het is variant is op wat er met Henoch gebeurde. Die wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen:

“En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen”.  Genesis 5:24

Door het geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want voordat hij werd  weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest;
Hebreën11:5

De laatste reis van de profeet is ook van grote betekenis geweest voor Elisa. Die heeft hem trouw vergezeld en hem niet wilde verlaten. Voor Elisa was deze lange tocht een goede gelegenheid om zich voor te bereiden op het afscheid van zijn leermeester. Anderzijds was het een goede introductie tot zijn eigen loopbaan. Hij was niet alleen de metgezel van Elia, maar ook zijn opvolger. Zijn meester was in de hemel, en hij moest zijn taak op aarde voortzetten.

Elisa wist van geen wijken en wandelde met Elia mee toen deze op reis was naar het Over-Jordaanse. Die houding is voor ons als christenen, die door wedergeboorte verbonden zijn met de Heer Jezus, een belangrijke les. Wij dienen een verheerlijkte Heer en mogen Hem hier op aarde “vertegenwoordigen”, dit mogen wij doen in de kracht van de Heilige Geest die Hij ons heeft nagelaten. Zoals de geest van Elia op Elisa rustte, heeft de Heer Jezus Christus ons zijn Geest geschonken zodat wij leesbare brieven van Hem zouden zijn.

Maar als wij Hem straks willen ontmoeten, zoals Elia de Here God ook ontmoet heeft, zullen we wel de nodige voorbereidingen moeten treffen. Wij moeten zoals Elisa wandelen aan de hand van de Heer Jezus en Hem volgen waar heen Hij ons leidt. Ondanks dat Elisa tot drie maal toe op de proef gesteld wordt, blijft hij onafscheidelijk aan Elia’s zijde:

“En Elia zeide tot Elisa: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Betel gezonden.
Maar Elisa zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Daarop begaven zij zich naar Betel”. 
2 Koningen 2:2

“En Elia zeide tot hem: Elisa, blijf toch hier, want de Here heeft mij naar Jericho gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo kwamen zij te Jericho”.  2 Koningen 2:4

“En Elia zeide tot hem: Blijf toch hier, want de Here heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zeide: Zo waar de Here leeft en gijzelf leeft, ik zal u niet verlaten. Zo gingen zij beiden verder”.  2 Koningen 2:6

De getrouwheid van Elisa, ondanks dat hij wist dat Elia bij hem vandaan zou gaan is tekenend voor zijn geloofshouding. Zo’n geloofshouding zullen wij ons óók moeten aanmeten, de situatie op aarde wordt steeds spannender, het einde van ons aardse leven komt in zicht. Ze trekken samen verder en ze gaan zelfs op het droge, door de Jordaan, de doodsrivier.

“Zo gingen zij beiden verder”   2 Koningen 2:6

Wanneer wij met de Heer wandelen, leidt Hij ons van stap tot stap voort, van de ene “halteplaats” naar de andere. Het maakt niet uit in welke situatie wij ons bevinden, wij zullen stap voor stap, dag bij dag door het leven gaan met de Heer Jezus. Wij behoren zo te leven als de Here heeft aangegeven in Mattheus 6:33-34;
“Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden. Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad”.

Wij kunnen ons wel druk maken over de dag van morgen maar wie zegt ons dat wij deze zullen beleven? De dag welke wij vandaag beleven zullen wij met de Here moeten leven en als dit daadwerkelijk het geval is zal Hij ons morgen ook weer de kracht en steun geven voor die nieuwe dag. Wij zullen dan evenals Elia en Elisa de situatie van Gods volk, de tegenwoordige Gemeente, in ogenschouw moeten nemen. Wij zullen op onze beurt worden geconfronteerd met het diepe verval, het bederf dat zijn intrede heeft gedaan temidden van de belijdende christenheid.

Wij zullen ons dan realiseren dat de verborgenheid van de wetteloosheid die in de dagen van de apostelen al werkzaam was (Thessalonicenzen 2:7), heeft geleid tot ernstige misstanden. Wij zien een treffende overeenkomst met situatie ten tijde van Achab en Izebel, waar tegen Elia op moest treden. Het is dan ook niet zonder reden dat in de brief aan de gemeente in Thyatira sprake is van de verderfelijke invloed van “de vrouw Izebel... die leert en misleidt om te hoereren en afgodenoffers te eten”

“Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn knechten om te hoereren en afgodenoffers te eten”.  Openbaring 2:20

De gemeente van Christus heeft maar al te vaak een verbinding met de wereld gesloten, ze is ook het toneel geworden van afgoderij. Denk aan de Mariaverering, de beeldendienst, de verkondiging van het succesevangelie, enz. Dit zullen wij onder ogen moeten zien, evenals als Elia en Elisa op hun reis doordrongen waren van de ernstige situatie waarin toen Israël verkeerde.

Gilgal en Betel waren centra van afgodendienst geworden, ook de profeten die daar werden opgeleid waren er mee besmet. Hoe zit het in onze dagen, zijn veel voorgangers niet besmet met leringen welke tegen het Woord van de Here indruisen? Jericho was de stad van de vloek en het water was er niet te drinken

“De mannen van de stad zeiden tot Elisa: Zie toch, de ligging van de stad is goed, zoals mijn heer ziet; maar het water is slecht, en de landstreek veroorzaakt misgeboorte”.  2 Koningen 2:19

Even terzijde:
In onze dagen zouden wij zeggen dat de stad chemisch of nucleair besmet was in die tijd. Deze plaatsen getuigen typologisch van de waarde en de vruchten van het werk van Christus voor ons. De Jordaan spreekt a.h.w. over de betekenis van de dood van de Heer Jezus Christus: Wij zijn met Hem gestorven en opgestaan en mogen nu “het beloofde land” betreden. De geestelijke zegen ligt voor ons open in de hemelse gewesten. Nauw hiermee verbonden is de betekenis van Gilgal als de plaats van de besnijdenis en het uitgangspunt van de verovering van Kanaän. Volgens Colossenzen 2:11-13 hebben wij deel aan de besnijdenis van Christus omdat wij met Hem zijn verenigd in zijn dood en opstanding.

“In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, Daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook medeopgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt. Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold”.  Colossenzen 2:11-13

Dat, deze besnijdenis, is ons “Gilgal”, en daarvandaan mogen wij ons hemelse erfdeel in Christus in bezit nemen. Betel spreekt van de onveranderlijke trouw van God, van het feit dat de genadegaven en de roeping van God onveranderlijk zijn. De Here God was trouw ten aanzien van Jacob, de stamvader van Israël. Hij wilde wonen bij zijn volk, en Hij zou bij hen Zijn Betel (= huis Gods) hebben. De Here God net zo trouw ten aanzien van zijn hemelse volk, de Gemeente van de levende God. Hij zal ook bij ons zijn Betel hebben, zal ook bij ons wonen.

De Gemeente wordt opgebouwd tot een eeuwige woonplaats van God in de Geest (Efeze 2:22 en Openbaring 21). De Heer zal ook met ons zijn einddoel bereiken, dat kan door onze eventuele ontrouw en ons falen nooit ongedaan gemaakt worden.

Jericho was oorspronkelijk het bolwerk van de vijand en dat gegeven bepaalt ons erbij dat de macht van de satan door de overwinning van de Here is tenietgedaan.
“Jericho”, ook ons geestelijk Jericho, mag niet worden herbouwd! Het getuigt van diep verval als dit toch gebeurt, en de negatieve gevolgen daarvan zijn dan onontkoombaar.

Dood en onvruchtbaarheid doen onvermijdelijk hun intrede zoals wij lazen in 2 Koningen 2:19; de ligging en de omgeving van Jericho is goed maar het water en de landstreek veroorzaken misgeboorte.

Zo is het ook vaak in de situatie waarin christenen verkeren. Het komt regelmatig voor dat wij leven in een toestand van dorheid en doodsheid, van geestelijke onvruchtbaarheid. Het is mogelijk dat wij leven met niet beleden zonden, zowel tegen de Here als ook tegenover degene die wij iets hebben aangedaan. Dat wij daardoor geestelijk doods en dor zijn geworden mag ons dan niet verwonderen.

Er staat niet voor niets in Jakobus 5:14-20

“Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden. Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt. Elia was slechts een mens zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op het land, drie jaar en zes maanden lang; En hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten. Mijn broeders, indien bij u iemand van de waarheid afdwaalt, en een ander brengt hem tot inkeer, Weet dan, dat, wie een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengt, diens ziel van de dood zal behouden en tal van zonden bedekken.”

In ons persoonlijk geloofsleven lijden wij vaak onnodig geestelijke schade. Wij mogen aan hier niet achteloos voorbijgaan want er is door Gods genade nog heling en redding mogelijk.

Door deze studie, en bepaalde omstandigheden, werd ik de laatste weken bepaald bij een heel belangrijk gegeven en zag ik, een voorbeeld, een type, in de her-bouw van Jericho. Het komt namelijk óók vrij vaak voor dat er in geestelijke zin ook een “ander Jericho” wordt herbouwd. Een geestelijk Jericho, een diep gezonken gemeente, wordt na een stille ondergang opnieuw opgebouwd zonder de kern, de zonde, uit het verleden te verwijderen. De zonde, de zondaar of de zondige situatie neemt men mee naar de z.g. nieuwe gemeente.

Men tooit zich met een toepasselijke naam en denkt daarmee opnieuw te beginnen, te hebben voldaan aan de bijbelse normen en voorwaarden. Het lijkt allemaal prachtig mooi en nieuw maar het blijft uiterlijke schijn, wij lazen in 2 Koningen 2:19;

“De mannen van de stad zeiden tot Elisa: Zie toch, de ligging van de stad is goed, zoals mijn heer ziet; maar het water is slecht, en de landstreek veroorzaakt misgeboorte”.

Het was dood water, ja zelfs dodelijk water geworden, door zondige omstandigheden was er geen “levend en gezond” water meer aanwezig en had de dood de plaats ingenomen. Zo is het dergelijke gemeenten ook vergaan, de Here liet dergelijke gemeenten wegens zonde, roddel en achterklap los maar de bezoekers van de samenkomsten bouwden hun “geestelijk Jericho” opnieuw op. Op de fundamenten van het oude werd er een nieuw geestelijk huis gebouwd, uiterlijk prachtig en mooi maar het “gezonde water”, het geestelijk Levende water ontbreekt. Het Levende water waar over de Here Jezus met de Samaritaanse vrouw sprak is verworden tot een poel des doods:

“Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij wist van de gave Gods en wie het is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, gij zoudt het Hem gevraagd hebben en Hij zou u levend water hebben gegeven.”  Johannes 4:10 (NBV)

Ondanks dat de Samaritanen op hun eigen wijze de Here God dienden was de Here God niet in hun eerbetoon aanwezig. Dit kon ook niet zo zijn want ze offerden b.v. aan de Here God en dat was alleen aan de priesters van Israël voorbehouden en dan ook nog in de tempel te Jeruzalem. Door de Here apart gezette nakomelingen van Aäron die in zuiverheid en naar de wet moesten leven mochten de offeranden in de Tempel uitvoeren. Zo zal het ook in de Gemeente van de Here moeten zijn, verkeerde zaken en zonden moeten worden opgeruimd en als dit niet lukt zal de persoon, of de personen in kwestie aan de kant gezet moeten worden in Mattheûs 18:16-17 lezen wij:

16 Indien hij naar u luistert, hebt gij uw broeder gewonnen. Indien hij niet luistert, neem dan nog een of twee met u mede, opdat op de verklaring van twee getuigen of van drie elke zaak vaststa. 17 Indien hij naar hen niet luistert, zeg het dan aan de gemeente. Indien hij naar de gemeente niet luistert, dan zij hij u als de heiden en de tollenaar.

In de NBV worden deze teksten als het volgt doorgegeven:

16 Luisteren ze niet, neem dan een of twee anderen mee, zodat de zaak zijn beslag krijgt dankzij de verklaring van ten minste twee getuigen. 17 Als ze naar hen niet luisteren, leg het dan voor aan de gemeente. Weigeren ze ook naar de gemeente te luisteren, behandel hen dan zoals je een heiden of een tollenaar behandelt.

Zoals in het vervolg van de geschiedenis van Elisa ook blijkt de Here God brengt leven temidden van de dood, dat er dus een oplossing voor onze zonden en problemen, het “geestelijk dode en vergiftigde Jericho” is:

19 De mannen van de stad zeiden tot Elisa: Zie toch, de ligging van de stad is goed, zoals mijn heer ziet; maar het water is slecht, en de landstreek veroorzaakt misgeboorte. 20 Toen zeide hij: Haalt mij een nieuwe schotel en doet er zout in. Zij haalden hem er een. 21 Daarop ging hij naar de waterwel, wierp het zout daarin en zeide: Zo zegt de HERE: Ik maak dit water gezond; daaruit zal geen dood of misgeboorte meer voortkomen.   2 Koningen 2:19-22

Elisa vroeg om een nieuwe schotel die als het ware staat voor een nieuw begin. Daarbij vroeg hij om zout, zout houdt bederf tegen, zout zuivert. In dat licht zullen wij ook het herstel van een gemeente en ons persoonlijke leven zien. Zout is een bijtend en reinigend mineraal, evenzo een schuldbekentenis wanneer er zonden en gebreken voorgekomen zijn. Gemeenteleden, en ook wij persoonlijk mogen onze zonden en gebreken laten reinigen door het zoutende zout van de Here en dan zullen wij opnieuw welgevallig voor Hem zijn. Dan doet hij onze zonden ver van ons:

“Barmhartig en genadig is de HERE, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid; 9 niet altoos blijft Hij twisten, niet eeuwig zal Hij toornen; 10 Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; 11 maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen. 12 Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons;”  Psalm 103:8-12

Indien wij met de Here willen leven en Hem gehoorzamen blijven wij aangenaam voor Hem, maar als wij niet willen luisteren zullen wij ook voor de Here een zondaar en tollenaar blijven. Zowel in de persoonlijke sfeer maar óók als Gemeente, dan kunnen wij juichen en lofprijzen wat wij willen, maar onze lofprijs zal geen grotere hoogte bereiken dan het plafond van de ruimte waarin wij verkeren. Nadat Elisa met Elia langs deze belangrijke historische plaatsen was gereisd werd hij ook getuige van Elia’s hemelvaart en daarna kon hij beginnen met zijn taak onder het volk. Dit was de noodzakelijke voorbereiding voor zijn komende bediening, Elisa zag b.v. in de ten hemel opname van Elia de grootheid van de Here God. Op de zelfde wijze zijn wij vertegenwoordigers van de Heer Jezus in de hemel.

Zoals Elisa getuige was van de grootheid van de Here God, zo kunnen en moeten wij getuigen van het grote werk dat de Heer in ons leven heeft gedaan. Wij mogen aan de hand van de Heer Jezus stap voor stap door het leven gaan, alleen dán zullen wij de zorgen en problemen aan kunnen. In alles moet ons vertrouwen op Hem gericht zijn, alleen dán kan Hij ons helpen, zolang wij zelf het roer in handen houden geven wij Hem de kans niet. Als wij denken aan de profeten van Israël, zoals Elia en Elisa, zien wij standvastige mensen die de wereld los hebben gelaten en zich helemaal gewijd hadden aan de door de Here opgedragen taak.

Elia was een standvastig mens en tóch zonk de moed hem op een gegeven moment in de schoenen omdat Koning Achab hem wilde doden, in 1 Koningen 19:14-21 lezen wij het volgende:

“14 Daarop zeide hij: Ik heb zeer geijverd voor de HERE, de God der heerscharen, want de Israëlieten hebben uw verbond verlaten, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen. 15 Daarop zeide de HERE tot hem: Keer op uw schreden terug, naar de woestijn van Damascus, en als gij daar gekomen zijt, dan zult gij Hazaël zalven tot koning over Aram. 16 Voorts zult gij Jehu, de zoon van Nimsi, zalven tot koning over Israël; en Elisa, de zoon van Safat, uit Abel-Mechola, zult gij zalven tot profeet in uw plaats. 17 Wie dan aan het zwaard van Hazaël ontkomt, hem zal Jehu doden; en wie aan het zwaard van Jehu ontkomt, hem zal Elisa doden. 18 Doch Ik zal in Israël zevenduizend overlaten, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl, en elke mond die hem niet gekust heeft”.

De Here vermaande Elia en zond hem naar een dorre plaats en juist daar moest hij een opdracht van de Here uitvoeren en Hazaël zalven tot koning over Aram, een koning over Syrië zalven!

Wij lezen 1 Koningen 19:15

Keer op uw schreden terug, naar de woestijn van Damascus, en als gij daar gekomen zijt, dan zult gij Hazaël zalven tot koning over Aram

Dit lijkt allemaal erg tegenstrijdig, een profeet van Israël moet iemand zalven tot koning van een heidens land. Waar staan wij, willen wij Elia volgen en in onze ogen dwaze opdrachten van de Here opvolgen? Laten wij maar dwaas, maar wijs, in de ogen van de Here zijn want Zijn wegen zijn niet altijd onze wegen:

Jesaja 55:7-9;
7 De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de HERE, dan zal Hij Zich over hem ontfermen – en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig. 8 Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des HEREN. 9 Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten.

Elia leefde en gehoorzaamde de gedachten en de leiding van de Here, dit was tot zijn eigen voordeel. Waar staan wij, willen wij straks zoals Elia, de Here tegemoet gaan in de lucht en daarom onze klein menselijke daden en gedachten loslaten?

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.