Wat moet onze houding zijn in de Gemeente van de H

Wat moet onze houding zijn in de Gemeente van de Here God?

1 Timotheus 3:15;
“Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid”.

Het is mijn bedoeling dat wij samen na zullen denken over onze positie ten opzichte van de Here God én onze houding in de samenkomsten. Op de tijdschaal van het genadetijdperk zou het heel goed zo kunnen zijn dat de gemeente heel dichtbij het moment van de komst van de Here is aangekomen. Wij zien bijvoorbeeld een vervlakking in de houding naar de Heer toe, de Heilige God wordt meer en meer vervangen door een “Jezus” in het denken van gelovigen. Wij kunnen in dit opzicht een voorbeeld nemen aan de rechts-reformatorise medegelovigen, daar spreekt men niet alleen over de “vreze des Heren” men beleefd en doorleeft ook de vrees voor de Heiligheid van de Here God.

In deze kringen trekken deze gelovigen de lijn (ook) te ver door. Men kan, en durft, vaak niet te geloven dat een mens door de Here Jezus behouden is als deze Zijn naam aanroept. “Men” denkt dat zo iets groots niet voor hen persoonlijk zou zijn, je moet uitverkoren zijn (Predestinatie leer) wordt er vaak gedacht. Maar buiten deze dwaling kan een evangelische christen veel van onze reformatorische broeders leren. Ik begin met langzamerhand steeds beter te begrijpen wat de Here bedoelde toen hij in Lucas 18:8 het volgende zei:

“Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?”

Alles moet leuk zijn, emotioneel beleefd worden en de eerbied voor Hem is vaak ver te zoeken.

Wij lezen als eerste 1 Korinthe 14:26-31;

“Hoe staat het dan, broeders? Telkens als gij samenkomt, heeft ieder iets: een psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging; dat alles moet tot stichting geschieden. Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat een uitleg geven. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken. Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen. Maar indien aan een ander, die daar gezeten is, een openbaring ten deel valt, moet de eerste zwijgen. Want gij kunt alleen een voor een profeteren, opdat allen lering en allen opwekking erdoor ontvangen”.

De vrijheid die we hebben om in tegenwoordigheid van de Here God te zijn levert het gevaar op om de kans te geven aan de ongebondenheid van het vlees, de zielsbeleving van de oude mens.

De orde en de eenheid zijn in vele samenkomsten ver te zoeken, de gezongen liederen staan vaak op zichzelf en hebben dan geen aansluiting op het gesproken woord. Wij zullen hier steeds op moeten letten, steeds uiterts waakzaam zijn.

1 Timotheus 3:15 laat ons zien dat er een gepast en een ongepaste wijze van gedrag kan zijn. Maar óók, dat wij kunnen leren, áls wij dit willen, wat het gepaste gedrag is.  Zo is er een opvallende tegenstelling tussen de voorgeschreven aanbidding onder de wet in het Oude Testament en de aanbidding van het genadetijdperk in het Nieuwe Testament. Ik wil alleen wijzen we op de vele bijzonderheden die de werkzaamheden in de Tabernakel betreffen zoals die door Mozes werden gegeven in opdracht van de Here God. In het Nieuwe Testament vinden wij deze bijzonderheden over aanbidding niet.

Voor Aäron en zijn zonen waren er nauwkeurige voorschriften over bijvoorbeeld de leeftijd, het geslacht, toestand van de offerdieren en hoe ze gedood moesten worden. Verder over het gebruik van deze dieren, of dat nu van de gehele lichamen of van bepaalde delen was. Speciale wetten regelden alle plechtigheden van de tabernakel-dienst en wanneer dit niet nageleefd werd stonden zware straffen te wachten.

Hier lezen wij van in Leviticus 10:1-17;
“1 En de zonen van Aäron, Nadab en Abihu, namen ieder zijn vuurpan, deden daar vuur in en legden daar reukwerk op; zo brachten zij vreemd vuur voor het aangezicht des HEREN, hetgeen Hij hun niet geboden had. 2 Toen ging er vuur uit van de HERE en dit verteerde hen, zodat zij stierven voor het aangezicht des HEREN. 3 En Mozes zeide tot Aäron: Dit is het, wat de HERE gesproken heeft: aan degenen die Mij het naaste staan, zal Ik Mij de Heilige betonen en ten aanschouwen van het gehele volk zal Ik Mij verheerlijken. En Aäron zweeg. 4 Toen riep Mozes Misaël en Elsafan, de zonen van Uzziël, de oom van Aäron, en zeide tot hen: Nadert, draagt uw broeders van het heiligdom weg buiten de legerplaats. 5 Zij naderden en droegen hen in hun onderklederen weg buiten de legerplaats, zoals Mozes gesproken had. 6 En Mozes zeide tot Aäron en zijn zonen Eleazar en Itamar: Uw hoofdhaar zult gij niet los laten hangen en uw klederen zult gij niet scheuren, opdat gij niet sterft, en Hij niet toorne over de gehele vergadering; maar uw broeders, het gehele huis Israëls, zullen de brand bewenen, die de HERE heeft doen ontbranden. 7 Van de ingang van de tent der samenkomst zult gij niet weggaan, opdat gij niet sterft, want de zalfolie des HEREN is op u. En zij deden naar het woord van Mozes”.

Wij lezen hier iets wat ons diep moet raken:

“En Mozes zeide tot Aäron en zijn zonen Eleazar en Itamar: Uw hoofdhaar zult gij niet los laten hangen en uw klederen zult gij niet scheuren, opdat gij niet sterft, en Hij niet toorne over de gehele vergadering; maar uw broeders, het gehele huis Israëls, zullen de brand bewenen, die de HERE heeft doen ontbranden”

Aäron en zijn zonen mochten “hun haar niet los laten hangen en de kleding niet scheuren”, dat wil zeggen dat ze niet mochten rouwen om de zoon en broers. De Here stond dit niet toe, dat moest aan het volk overgelaten worden, zó nauw stak het onder de wet, in dienst van de Here mocht er geen rouw zijn.

Maar is het christelijk priesterschap dan zonder leiding gelaten, kan iedereen in onze dagen doen wat hem goeddunkt? Néé, dat is nooit toegestaan in de dingen van God.  De reden van de afwezigheid van voorschrift voor de eredienst van de Gemeente vinden wij in de uitstorting van de Heilige Geest. De Heilige Geest woont in iedere gelovige persoonlijk en daardoor is de Gemeente als het ware een Tempel van de Here God. Hij is daar komen wonen, tot op het moment dat de Gemeente van de aarde wordt weggenomen bij de komst van de Heer.

Zolang de Heilige Geest blijft, heeft Hij de leiding over de gelovigen in hun samenkomsten en in hun gebeden. De Heilige Geest, die in de Gemeente aanwezig is, wil de leiding op Zich nemen, zolang Hij er niet wordt bedroefd en verhinderd wordt door werken van het vlees.

De Heilige Geest heeft geen behoefte aan een wetboek, zoals een Joodse Hogepriester. Het is een belediging van de Here, door Zijn werking door de Heilige Geest in de Gemeente te beperken met een door een door mensen gekozen “priesterschap”. Ik bedoel hier een door mensen voorgeschreven wijze van “eredienst” zoals dit de dagelijkse praktijk binnen de christenheid door de eeuwen heen geworden is.

In een gemeente of samenkomst waar de tegenwoordigheid van de Heilige Geest wordt erkend in volledige afhankelijkheid en nederigheid geeft de Heer aan een ieder zoals Hij dit wil schenken.  Maar op het moment dat samenkomsten en Gemeenten gebonden worden aan menselijke systemen en structuren zal de Heilige Geest zich terug trekken en zal er een menselijke structuur de plaats in nemen die uiteindelijk zal leiden tot geloofsafval.

Ondanks dat het Nieuwe Testament voor de gelovigen geen enkel voorschrift bevat zoals aan die in de wet van Mozes waren voorgeschreven vinden wij in de “Handelingen der apostelen” en de Brieven in het Nieuwe Testament voldoende richtlijnen. Het blijkt zelfs dat de praktijk van de apostelen en hun manier om misstanden te regelen: “een gebod van de Heer is”

1 Korinthe 14:37-38:
“37 Indien iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij dan wèl weten, dat hetgeen ik u schrijf, een gebod des Heren is. 38 Maar als iemand hiermede niet rekent, dan wordt met hem niet gerekend”.

Daarom zal de Gemeente zich nu ook nog moeten houden aan de voorschriften van de apostelen. Ze heeft zich er aan te onderwerpen want wie met de voorschriften niet rekent, zal zelf ook niet gerekend worden. Vanwege de afwezigheid van een ceremoniële vastgelegde vorm zoals dit in tempeldiensten van Israël wel het geval was kregen de vleselijke gelovigen de kans om zich te manifesteren in de plaatselijke gemeenten en groepen. Er ontstond zelfs zo’n grote losbandigheid dat dit de aanleiding was voor de brieven van de apostelen.

De door hen geschreven brieven, door de Heilige Geest geïnspireerde brieven, hebben grote waarde voor de leiding in - en voor de gemeente. De brieven aan de Korinthiërs, Timotheüs en Titus zijn voor ons christenen bijzonder geschikt om ons de weg te wijzen.

Behalve de tegenwoordigheid van de Heilige Geest in deze brieven vinden we daar ook hoe wij moeten handelen in - en leiding geven áán de Gemeente.  De Heilige Geest werkt door het Woord in de harten van de gelovigen. Het juiste gedrag in de Gemeente is de Heilige Geest te laten handelen in ons hart en geweten.

Een eerlijke en oprechte beoordeling van ons eigen ik moet de onveranderlijke gewoonte zijn van ons allemaal:
1 Korinthe 11:27-32:
27 Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. 28 Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. 29 Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt. 30 Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen. 31 Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen. 32 Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden.”

Door het Woord van de Here als norm te nemen beoordelen wij niet alleen ons zelf in het Licht van de Heer Jezus, maar óók de wijze waarop wij samen komen. In 1 Timotheus 3:15 lezen wij bijvoorbeeld:
“Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament
der waarheid”.

Laten wij eens nadenken over woorden die de apostel gebruikt over het gedrag “in het huis van God” welke de gemeente is van de levende God.  Het feit dat de Gemeente een huis van God, in de Heilige Geest, genoemd wordt geeft aan dat onze samenkomsten door de Here ernstig en serieus worden genomen.

Als wij bijvoorbeeld nemen wat Paulus eerder schreef in 1 Korinthe 11:26:

“Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren”.

Terug naar “het huis van God”;
Paulus bedoelt met “het huis van God” niet een gebouw voor de gemeente, maar de Gemeente zelf. De gelovigen, de geheiligden, vormen deze woning en als ze samen komen is de Heilig Geest daar op een speciale wijze, want dan is de Heer in hun midden, zelfs al waren het er maar twee of drie:

Mattheus 18:20:
“Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun Midden”.

Dáárom moeten wij elke samenkomst van de Gemeente uiterst serieus nemen, al is die zelfs teruggebracht tot het kleinste aantal. De Heer laat ons zien dat het aantal niet belangrijk is, het gebouw of de vorm van samenkomen ook maar iets zou uitmaken. Stel dat je met honderd of meer mensen bijeen komt en het merendeel niet oprecht voor de Here staat, kán Hij daar zijn zegen geven? De levende God wil in onze samenkomsten aanwezig zijn, laten wij daarom dan ook zorgen dat Hij aanwezig kán zijn.  Als de Heer Jezus aanwezig is, is de Heilige Geest daar is en als ik daar ook ben, hoe zal ik mij daar moeten gedragen?  In mijn gedachten, woorden, gebeden, gezangen, lofzegging en dankzegging, moet ik de Heilige tegenwoordigheid van de Heer nooit vergeten.

Psalm 89:8:
“God is zeer ontzagwekkend in de raad der heiligen, geducht boven allen die rondom Hem zijn”.

De Heiligheid van de Here God is nog steeds de zelfde en het zou beter zijn dat wij allen dit iets meer zouden beseffen. Evangelische christenen gaan vaak erg gemakkelijk om met de Almacht en Heiligheid van de Here. De nadruk wordt vaak alleen maar op de genade gelegd terwijl de Grootheid, Almacht en Heiligheid van de Here God niet wordt beseft. Iedere gelovige zal zich in de samenkomsten een gepaste houding aannemen als hij “het huis van de levende God”, de aanwezigheid van de Heer Jezus erkent. Allemaal zullen wij ons aan de leiding van de Heilige Geest moeten onderwerpen, een door mensen bedachte methode en structuur maakt de samenkomsten tot een organisatie.

Het komt regelmatig voor dat samenkomsten lijken op gescheurde waterbakken waar het frisse en levende water uit vandaan loopt, waar wél plaats is voor “Jezus”, maar geen zicht op de Heer Jezus is, Die God is! Het zijn menselijke organisaties waar de Geest van Here monddood is gemaakt, de waterbak ziet er van buiten soms prachtig en aantrekkelijk uit maar het levende water is door de scheuren weggestroomd. Ten tijde van Jeremia was het al niet anders:

Jeremia 2:13:
“want mijn volk heeft twee boze daden bedreven: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden”.

In onze dagen is het vaak de uiterlijke schijn die de samenkomsten en ons gedachteleven beheersen. Vaak “ligt er onder in de bak” nog een klein poeltje vervuild water, op dit brakke water zijn wij dan vaak ook nog trots maar merken niet op dat dit stilstaande water groen uit slaat en stinkt. De Levende Bron gaat boven het watervat:

“Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij wist van de gave Gods en wie het is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, gij zoudt het Hem gevraagd  hebben en Hij zou u levend water hebben gegeven. Zij zeide tot Hem: Here, Gij hebt geen emmer en de put is diep; hoe komt Gij dan aan het levende water? Zijt Gij soms meer dan onze vader Jacob, die ons de put gegeven en zelf eruit gedronken heeft met zijn zonen en zijn kudden? Jezus antwoordde en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal weder dorst krijgen; Maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven”.  Johannes 4:10-14

De Here Jezus openbaart hier zijn ware gedaante, Hij is God, Hij biedt het levende water, het eeuwige leven aan. Dit levende water zullen wij ook in onze samenkomsten en in ons persoonlijk leven moeten zoeken want onze relatie met de Here stopte niet bij het moment dat wij tot geloof kwamen. In onze samenkomsten zullen wij ons steeds opnieuw moeten bezinnen op de vraag of wij de eer van de Heer zoeken of de eer van de mensen.

Het moet ons duidelijk zijn dat als de Heilige Geest, de Geest van de Heer Jezus, de eerste plaats heeft in de gemeente en dat alle aanwezigen erkennen dat de Heer zelf aanwezig is onze menselijke wil geen enkele werkzaamheid kán en mág ontwikkelen. Het komt voor dat het gedrag in de samenkomst ons doet afvragen wij werkelijk het karakter van de Gemeente van de Heilige God hebben begrepen.

Zal een ongelovige die op dat moment getuige is van ons gedrag erkennen, dat God echt in midden, in de samenkomst aanwezig is zoals wij lezen in 1 Korinthe 14:25?:

“Het verborgene van zijn (de ongelovige) hart komt aan het licht en hij zal zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden, dat God inderdaad in uw midden is”.

Wanneer samenkomst echt op de Heer Jezus gericht is zullen ongelovigen of andere zoekenden erkennen dat de Here in het midden is, dat een die groep mensen in harmonie met de Here leeft.

1 Korinthe 14:33:
“Want God is geen God van wanorde, maar van vrede”.

De Heilige Geest heeft macht over het woord en de geest van de aanwezigen. De toetssteen van de gemeentelijke samenkomsten is zijn morele en geestelijke toestand. Wij zullen ons moeten afvragen of alles wat binnen de gemeente gebeurt in overeenstemming is met het “huis van God, de Gemeente van de levende God”

Zoals wij lazen in 1 Timotheus 3:15;
“Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid”.

Wanorde en onderlinge wrevel of jalousie zijn uitingen van het vlees en niet van de Heilige Geest. Het uitdrukkelijke bevel van de apostel Paulus is:

“laat alles welvoeglijk en met orde gebeuren”
1 Korinthe 14:40

Dit kan alleen als de vrucht van de Geest in de plaats gekomen is van de werken van het vlees, ons oude leven dat dood behoord te zijn.  Als een broeder of een zuster een soort van alleenrecht uitoefent veel tijd in beslag neemt om lof en dank in een gebed uit te spreken is het te vrezen dat dit het gevolg is van vleselijk denken. Het kan ook een zelfzuchtige handeling van iemand zijn die als Diotrefes graag de eerste plaats in de samenkomst wil innemen, aan zich wil laten zien hóe vroom en gelovig hij of zij is. Waar de vrijheid van de Geest aanwezig is hoeft er geen enkele regel vastgesteld te worden buiten de Bijbel zelf. Als wij de Bijbel serieus nemen en de Heilige Geest accepteren als de Geest van de Heer Jezus zal deze ons beschermen tegen de zielsbelevingen in de Gemeente.

Menselijk streven naar een groter aantal bezoekers, marketing systemen of wat dan ook, zullen altijd tot teleurstelling leiden en tot geestelijke schade van de individuele gelovige.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.