Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen (4)

Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen

Hoofdstuk 04: De Tweede Komst van Christus

Geen historisch feit wordt duidelijker vastgesteld, dan dat van de ’Eerste Komst van Christus’. Doch daar bij Zijn Eerste Komst niet al de Profetieën, die verband met Zijn Komst houden, werden vervuld, blijkt het duidelijk, dat er een andere Komst moet volgen, die deze Profetieën geheel en al vervullen zal.

Omdat de godsdienstige leiders ten tijde van Christus geen onderscheid maakten tussen de Profetieën, die betrekking hadden op Zijn Eerste Komst, en die voorzeggingen, die Zijn Tweede Komst betroffen, verwierpen zij Hem. Petrus zegt ons (1 Petr.1:10-11), dat de Profeten zelf niet duidelijk het verschil zagen, dat er tussen het ’lijden’ en de ’heerlijkheid’ van Christus, dat wil zeggen dat zij niet zagen, dat er een ’tijdsruimte’ was tussen het ’kruis’ en de ’Kroon’, en dat het kruis zou vooraf gaan aan de Kroon.

Maar wij hebben geen verontschuldiging. Wij leven aan deze zijde van het kruis en wij kunnen gemakkelijk al de Profetieën uitschakelen, die bij de ’Eerste Komst’ van Christus vervuld werden, en die overblijven toepassen op Zijn Tweede Komst.

Het is dan nu duidelijk, dat de ’Eerste Komst van Christus’, hoe belangrijk die ook was, niet het ’leerstellig middelpunt’ van de Schriften vormt. Dat wil zeggen dat de ’Eerste Komst van Christus’ niet het middelpunt vormt van een cirkel, die de gehele leer omvat, maar één van de brandpunten van een ellips, waarvan het andere brandpunt is de ’Tweede Komst’.

De apostel Paulus maakt in zijn brieven duidelijk onderscheid tussen de ’komsten’ en hun leerstellige betekenis. In zijn brief aan de Hebreeën rangschikt hij de ’Openbaringen van Christus’ als:
1.’maar thans is Hij eenmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen’              (Hebr.9:26)
2. ’Om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen’ (Hebr. 9:24)
3. ’ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden’ (Hebr. 9:28)

In zijn brief aan Titus (Titus 2:11-12) brengt hij de leerstellige betekenis van deze ’Verschijningen’ naar voren. Als een Profeet stierf Hij voor onze ’rechtvaardigmaking’ als een Priester leeft Hij aan de rechterhand van God, niet alleen als onze Pleitbezorger, maar evenzeer als onze ’heiligmaker’, en indien Hij wederkomen zal, als onze ’Koning’, zal dat zijn tot onze ’heiligmaking’.

Daar de Eerste en Tweede Komst van Christus door deze bedeling onderbroken is, zijn zij toch elk voor zich een afgerond geheel, en geheel compleet.; De Tweede maakt de Eerste Komst van Christus noodzakelijk en de Eerste vraagt als het ware om de Tweede. Beide zijn nodig teneinde het reddingsplan te volmaken. De Eerste Komst was tot redding van mijn ’ziel’, de Tweede is tot redding van mijn ’lichaam’. Want er kan geen opstanding van het lichaam zijn voordat Christus wederkomt.

De Tweede Komst

A. Het getuigenis van Jezus zelf.
Matth.16:27: ’Want de Zoon des Mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden’
Matth.25:31-32: ’Wanneer dan de Zoon des Mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken’
Joh. 14:2-3: ’In het huis mijns Vaders zijn vele woningen - anders zou Ik het u gezegd hebben - want Ik ga heen om u een plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben’.
Joh. 21:22: ’Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volgt gij Mij’.

B. Het getuigenis van de Hemelse Wezens:
Hand. 1:10-11: En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen’.

Deze passage zegt ons, dat dezelfde Jezus op dezelfde wijze, als Hij ten Hemel voer, zal terugkomen. Dat wil zeggen dat Zijn komst zichtbaar en persoonlijk zal zijn. De twee mannen die ’bij hen stonden’ waren waarschijnlijk Mozes en Elia. Zij verschenen met Jezus op de Berg der Verheerlijking. Zonder twijfel waren zij de ’twee mannen’, die aan de vrouwen bij het graf getuigden, dat Jezus was opgestaan. (Luc.24:4-5) en zij zullen wel de ’twee getuigen’ zijn, die gedurende de Grote Verdrukking hun getuigenis zullen doen horen. (Openb. 11:3-12)

C. Het getuigenis van de apostelen:
Paulus, Filip. 3:20-21: ’Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen’.
Titus, Tit. 2:13: ’verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus’.
Paulus, Hebr, 9:28: ’zo zal ook Christus, nadat Hij Zich eenmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweede male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten’.
Jacobus, Jac. 5:7: ’Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is’.
 Petrus, 2 Petr. 1:16: ’Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit’.

Petrus verwijst hier naar de Verheerlijking van Christus op de berg (Matth.17:1-5) welke een type was van Zijn Tweede Komst. Mozes was een type van de ’opstandingsheiligen’ en Elia van diegenen, die zonder de dood door te maken opgenomen zullen worden. Petrus, Jacobus en Johannes waren een type van het ’Joodse Overblijfsel’ dat Hem, wanneer Hij komen zal, zien zal, en de discipelen, die aan de voet van de berg achterbleven, en niet in staat waren de demon uit de knaap te werpen, een type van, de schijnvolgelingen van Jezus, die bij de Opname zullen achtergelaten worden, en die machteloos zullen zijn de demonen uit te werpen  uit het met demonen bezielde volk van dien tijd.
Jud: 14-15: ’Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden, om over allen de vierschaar te spannen en alle goddeloze werken, die zij goddeloos bedreven hebben, en voor al de harde taal, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben’.
Johannes, 1 Joh. 2:28: ’En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst’.
Openbaring 1:7: ’Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen’.

D. Het getuigenis van des Heren Avondmaal.
1 Cor.11:26: ’Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt’.
Des Heren Avondmaal is geen blijvende instelling, wanneer de Here wederkomt zal het niet meer gehouden worden. Het is een herinneringsfeest. Het ziet terug naar het kruis en vooruit naar de komst. Een verlovingsring is niet bedoeld als iets blijvends. Hij is slechts een onderpand van wederzijdse liefde en trouw, en moet plaats maken voor een trouwring. Zo mogen wij op de Tafel des Heren zien, als naar een trouwbelofte aan Zijn Gemeente, achtergelaten gedurende Zijn afwezigheid, de afwezigheid van haar Bruidegom.

Paulus verwijst slechts 13 maal naar de Doop, maar hij spreekt 50 maal van ’s-Heren Wederkomst. En één vers op de 30 verwijzen in het Nieuwe Testament naar de Tweede Komst des Heren. In het Oude Testament zijn 20 maal meer verwijzingen naar de Tweede Komst des Heren, dan naar Zijn Eerste Komst.

De vijf theorieën
Waar de meerderheid van de belijdende Christenen het feit van de Tweede Komst van Christus aanvaarden, zijn zij het niet eens, wat de wijze of de tijd daarvan betreft. Er bestaan vijf theorieën tot de Tweede Komst.

1. Dat Zijn Wederkomst Geestelijk is en op het eerste Pinksterfeest werd vervuld.
 Het was echter niet Christus, maar de Heilige Geest, die op het Pinksterfeest nederdaalde, en de voorwaarde van Zijn Komst was de afwezigheid van Christus, want Jezus zeide: ’Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden’. (Joh. 16:7) Indien de Heilige Geest een andere manifestatie van Christus is, dan zijn zij beide identiek, en doet dit de drie-eenheid te niet.

De waarheid is, dat het gehele Nieuwe Testament na Pinkeren werd geschreven, en dat het over de 150 keer verklaart, dat het feit van de Komst van Christus nog in de toekomst ligt. En bovendien geschiedde niet een enkel feit van, die welke voorzegd waren te zullen geschieden bij de Tweede Komst van Christus. Feiten zoals: de opstanding van de ontslapenen in Christus, en de opname van de nog levende heiligen, het binden van satan enz.

2. Dat de bekering van de zondaar de Komst des Heren is.
Dit kan niet zo zijn, want bij de bekering komt de zondaar tot Christus en niet Christus tot de zondaar. En de bekering van de zondaar is het werk van de Heilige Geest en niet het werk van Christus. Het is een waarheid, dat het feit van de geestelijke inwoning van Christus in de gelovige bestaat, maar Zijn Tweede Komst zal, evenals Zijn Eerste Komst een uitwendige, zichtbare, en persoonlijke Komst zijn.

3. Dat de dood de Komst des Heren is.
De tekst, die meer dan enig andere bij begrafenissen wordt gebruikt is: ’Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur’. (Matth.25:13) De samenhang toont aan, dat deze woorden betrekking hebben op de toekomstige Komst van Christus. Echter Christus komt niet op aarde, telkens wanneer iemand sterft, en wel om twee redenen:
A. Elke seconde gaat iemand naar de eeuwigheid, en zou dit betekenen, dat Christus voortdurend op deze aarde moest zijn.
B. Christus houdt zich in de Hemelen bezig met Zijn Hoge Priesterlijke bediening, en zou dus niet voortdurend op aarde kunnen komen voor de zielen van de stervenden.

Het feit is zo, dat bij het sterven de gelovige naar Christus gaat. Christus komt niet tot hem. Over de dood wordt altijd gesproken, als over een heengaan ’uitwonen’ uit het lichaam en een ’inwonen’ bij de Here. ( Cor. 5:6-8)

Indien Jezus onder Zijn Tweede Komst de ’dood’ verstaan had, zou Hij Zijn discipelen niet gezegd hebben: ’Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volgt gij Mij. Dit gerucht ging dan uit onder de broeders, dat die discipel niet sterven zou’. (Joh.21-22-23) Wij zien hieruit, dat de discipelen niet dachten, dat, de Komst des Heren identiek was met het sterven. In hun gedachten maakten zij tussen deze twee dingen een groot onderscheid.

De dood is een vijand (1 Cor. 15:26 en 55). Hij houdt ons in het graf. Hij berooft het lichaam van zijn aantrekkelijkheid. De dood is het loon van de zonde, (Rom. 6:23) en is het gevolg van Gods toorn. In tegenstelling hiermede is de Tweede Komst van Christus een manifestatie van Zijn Liefde. Christus is de Vorst des Levens. Waar Hij is kan geen dood zijn. Bij Zijn Komst vliedt de dood. Toen Hij nog op aarde was kon in Zijn tegenwoordigheid niets door de dood gehouden worden. Zijn Komst brengt niet de dood, maar de Opstanding. Hij is de Opstanding en het leven en wanneer Hij komt zal Hij ons vernederd lichaam veranderen, zodat het aan Zijn Verheerlijkt Lichaam gelijkvormig wordt. (Phil. 3:20-21)

4. Dat de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus de Tweede Komst van de Here was.
De Here was niet tegenwoordig bij de verwoesting van Jeruzalem. Het werd verwoest door Romeinse soldaten. En geen van de dingen gebeuren, die bij de Tweede Komst zullen geschieden. (de opstanding van de doden, de opname van de nog in leven zijnde heiligen, en de natuurlijke veranderingen, die te Jeruzalem en in het land Israël bij Christus’s Komst zullen plaatsvinden.) Zach. 14:4-11 en Ezech. 47:1-12

Het doel van Christus is niet om Jeruzalem te verwoesten, maar te herbouwen bij Zijn Wederkomst. Het moet onder de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn en dan zullen zij de Zoon des Mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid. (Luc. 21:24-28)

Het Boek der Openbaring, dat 26 jaar na de verwoesting van Jeruzalem geschreven is, spreekt van de Tweede Komst van Christus, als van een nog toekomstig feit.

5. Dat de verbreiding van het Christendom de Tweede Komst van Christus is.
Dit kan niet waar zijn, daar de verbreiding van het Christendom gradueel is, terwijl de Schrift integendeel verklaart, dat de Wederkomst des Heren plotseling en onverwacht, als een dief in de nacht zal plaats hebben. (Matth. 24:27-36 en 44 + 1 Thes. 5:2 + Openb,3:3) Nogmaals, de verbreiding van het Christendom brengt redding van de boze, maar van de Wederkomst des Here wordt gezegd, dat deze geen redding, maar een plotselinge vernietiging brengen zal. (1 Thes. 5:2-3 + 2 Thes. 1:7-10)

Wat de tijd betreft
Wij kunnen van de datum niet zeker zijn. Toen Jezus op aarde was zei Hij: ’Maar van die dag of van die ure weet niemand, ook de engelen in de hemel niet, ook de Zoon niet, alleen de Vader’ .(Marc. 13:32) Na Zijn Opstanding en voor Zijn Hemelvaart weigerde Hij aan de nieuwsgierigheid van de discipelen te voldoen, tot hen zeggende: ’Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft’. (Hand. 1:7)

Jezus kende Daniëls profetie van de 70 weken (Dan. 9-20-27), maar Hij stelde voor de vervulling daarvan geen datum vast. Hij, die de Profetie bestudeert moet geen datum vaststeller zijn, maar hij heeft te waken. Tekenen zijn voor de Joden. Er is niets, wat Christus Komst voor Zijn Gemeente tegenhoudt op welk tijdstip en wanneer dit ook zal plaatsvinden. Daar wij nu niet weten op welke dag of uur Christus Komst zal plaats vinden, zo weten wij toch, dat deze zal zijn: prae-Millennialistisch

Wij verstaan onder deze uitdrukking: voor de komst van het Duizendjarig Rijk, waarvan in Openbaring 20:1-6 gesproken wordt. Over deze periode wordt in andere Boeken gesproken, als over het Koninkrijk en het is door de Profeten met woorden vol gloed beschreven, als een tijd, waarin de aarde gezegend zal zijn met een universele uitoefening van rechtvaardigheid.
 De passage in Openbaring 20:1-6 zegt alleen, dat deze periode er een zal zijn van 1000 jaar. De gehele opbouw van het Nieuwe Testament eist, dat Christus voor het millennium zal terugkeren.

Hier volgen enkele redenen daarvoor:
1. Wanneer Christus komt zal Hij de doden opwekken, want de rechtvaardigen, die gestorven zijn, zullen voor het millennium opgewekt worden, zodat zij met Christus zullen regeren gedurende 1000 jaar, vandaar, dat er voor de Komst van Christus geen Millennium zijn kan. (Openbaring 20:4-5)
2. Wanneer Christus komt zal Hij het onkruid van de tarwe scheiden. Maar daar de 1000 jarige periode er een zal zijn van universele rechtvaardigheid moet deze scheiding plaats hebben voor het Millennium, vandaar dat dit er niet zijn kan voordat Christus wederkomt. (Matth. 13:40-43)
3. Wanneer Christus komt, zal satan gebonden worden, maar daar satan gedurende het Millennium gebonden zal worden, kan er van geen Millennium sprake zijn, voordat Christus wederkomt. (Openbaring 20:1-3)
4. Wanneer Christus komt zal de anti-christ uitgeroeid worden, maar daar de anti-christ voor het Millennium vernietigd zal worden, kan er van geen Millennium sprake zijn, voordat Christus komt. (2 Thes. 2:8 + Openb. 19:20)
5. Wanneer Christus komt zullen de Joden hersteld zijn in hun eigen land, doch daar dit niet plaats zal vinden na, maar voor het millennium, kan het Duizendjarig Rijk er niet zijn voor Christus komst. (Ezech. 36:24-28 + Openb. 1:7 + Zach. 12:10)
6. Wanneer Christus komt zal het onverwacht geschieden, en er wordt ons gezegd te waken, opdat het ons niet onvoorzien overkomt. Welnu wanneer Zijn Komst niet geschiedt dan pas na het Millennium, en dit Millennium er nog steeds niet is, waarom wordt ons dan bevolen een gebeurtenis te verwachten, die nog meer dan 1000 jaar verwijderd is?

Wat de wijze van Zijn Komst betreft
Hij zal op dezelfde wijze terugkeren, als Hij heenging. (Hand. 1:11) Hij ging weg lichamelijk en zichtbaar, en Hij zal op dezelfde wijze terugkeren. Hij ging heen op een wolk en Hij zal in een wolk wederkeren. ’Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen.’ (Openb. 1:7)

Het enige verschil zal zijn, dat Hij alleen heenging maar Hij zal als Koning (Zach.14:5b) met een gevolg van hemelse heerscharen terugkeren. ’Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vader, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden’. (Matth. 16:27). Doch Zijn Wederkomst zal geschieden in
twee gedeelten

Eerst zal Hij komen in de atmosfeer van onze aarde en de ’in Christus gestorvenen’ en de nog ’levende heiligen’ zullen opgenomen worden Hem tegemoet in de lucht. Daarna wanneer de opgestanen en opgenomen heiligen geoordeeld en beloond zullen zijn geworden voor hun werken, en zij, als de Gemeente, de Bruid van Christus met Hem de Bruiloft zullen gevierd hebben, zal Hij met hen op de aarde komen en op de Olijfberg nederdalen, de plaats vanwaar Hij ten Hemel voer. (Zach. 14:4)

Het eerste deel van Zijn Wederkomst wordt de opname genoemd. Ook genoemd de dag van Jezus Christus (! Cor. 1:8) ’ Hij zal u ook bevestigen ten einde toe, zodat gij onberispelijk zult zijn op de dag van onze Here Jezus Christus’. Het tweede de Openbaring. De tijd, die daartussen verloopt is niet minder dan 7 jaar, en wordt in de Hemelen in beslag genomen door het oordeel van de gelovigen naar hun werken, en op de aarde door de grote verdrukking.
eerste gedeelte - de opname

De opname wordt beschreven in Thes. 4:15-17: ’Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aardsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen’.  Hieruit zien wij, dat de opname tweevoudig zal zijn:
1. De opwekking van hen, die in Christus gestorven zijn,
2. De opname van de nog levende heiligen.

Dit tweevoudig karakter van de opname openbaarde Jezus an Martha, toen Hij op het punt stond haar broeder Lazarus op te wekken uit de doden. Hij zei tot haar: ’Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, (eerste opstanding uit de doden van de heiligen) en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven’. Joh.11:25-26.

Ook Paulus, in zijn onsterfelijke hoofdstuk over de Opstanding, getuigt van dit tweevoudig karakter daarvan. (1 Cor. 15:51-57): ’Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke (vergankelijke: de in Christus gestorvene, in de oude vertaling staat verderfelijke) moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke (de nog levende heiligen) moet onsterfelijkheid aandoen. En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning. Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel? De prikkel des doods is de zonde en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus.

’Dood, waar is uw prikkel’ is alleen van toepassing op diegenen, die veranderd zullen worden zonder te sterven, want het zijn zij alleen die roepen kunnen’
’dood, waar is uw prikkel’
’hel, waar is uw overwinning’

In 2 Cor. 5:1-4 geeft Paulus uitdrukking aan zijn verlangen, en aan het verlangen der Heiligen, om onder hen te zullen mogen zijn, die niet door de dood ’ontkleed’ zullen worden, maar ’overkleed’ zullen worden, zonder te sterven, door ’onsterfelijkheid’. ’Want wij weten, dat, indien de aardse tent (lichaam), waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis. Want hierom zuchten wij (in het lichaam): wij haken ernaar met onze woonstede uit de hemel overkleed te worden, als wij maar bekleed, en niet naakt, zullen bevonden worden. Want wij, die nog in een tent (het lichaam) wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed (door de dood), doch overkleed (door de onsterfelijkheid) willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden’.

In zijn brief aan de Filippenzen hoopt Paulus inmiddels (Filip. 3:10-14) dat hij mocht komen tot de opstanding uit de doden. Toch jaagt hij naar de prijs van de Roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. Dat wil zeggen, dat alhoewel Paulus het groot acht bij de Eerste Opstanding op te staan van uit de doden, en met hen, die veranderd worden opgenomen te worden, acht hij het toch een prijs, indien hij opgenomen zou worden zonder te sterven, dat wil zeggen te blijven leven tot Jezus Wederkomst.

De opname zal bij verrassing geschieden
Lezen we Matth. 24:42-44: ’Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken. Daarom weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen!’

Openbaring 16:15: ’Zie, Ik kom als een dief, Zalig hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en zijn schaamte niet gezien worde’.

1 Thes. 5:1-4: ’Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zo komt, als een dief in de nacht. Terwijl zij zeggen: het is (alles) vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen. Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou: want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dag’.

Ziet u: gelijk een dief in de nacht en vrede en zonder gevaar. De dag des Heren is de dag van Zijn Wederkomst. Het heeft betrekking op het tweede gedeelte van de Komst van Christus, de openbaring, wanneer Hij wraak zal uitoefenen op Zijn vijanden. (2 Thes. 1:7-10) Maar voegt Paulus toe: ’Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou’.

Wij zien hieruit, dat wanneer Christus weerkomt het zal zijn, wanneer wij Hem niet verwachten zullen. Hij zal komen, zoals een dief komt. Een dief kondigt zijn bezoek niet aan. Hij komt met een vast plan. Hij neemt niet alles wat er in een huis aanwezig is mee, De juwelen, het goud, de mooie gouden en zilveren voorwerpen, die gedragen worden, neemt hij mee. Hij komt niet om te blijven, zo gauw, als hij genomen heeft, wat hij nodig heeft, verdwijnt hij.

Op deze wijze zal Jezus komen en bij de opname alleen de Heiligen met zich meenemen. Hij laat het huis en het meubilair, en de huishoudelijke artikelen achter. Zo zal ook de Here bij de opname de bozen en de grote massa van de heidenen achterlaten, want zij, die opgenomen zullen worden, zullen vergelijkende wijze slechts weinigen zijn.

De opname zal verkiezend zijn
De Opname zal niet alleen de Heiligen van de ongelovigen scheiden, maar ook de echtgenoten van hun vrouwen, broeders van zusters, vrienden van vrienden. In Luc. 17:34-36 staat: ’Ik zeg u, in die nacht zullen er twee in een bed zijn, de een zal aangenomen, de ander achtergelaten worden. Twee vrouwen zullen samen bezig zijn met malen, de ene zal aangenomen, de andere achtergelaten worden. Twee zullen op het land zijn, de een zal aangenomen, de andere achtergelaten worden’.
Het woordje vrouwen staat niet in de grondtekst. Deze passage behoort dus als volgt gelezen te worden: ’twee in bed’, ’twee op het land’, ’twee aan het malen’. Dat wil zeggen het kunnen twee vrienden of twee mannen enz. zijn.

Twee in bed wordt gezegd met betrekking op de nacht.
Twee malende wordt gezegd met betrekking op de morgen.
Twee op de akker wordt gezegd met betrekking op de middag.

Hieruit blijkt, dat de Opname op hetzelfde tijdstip over de gehele wereld zal plaatsvinden, zoals de Apostel het beschrijft als: ’in een punt des tijds’, dat wil zeggen in een oogopslag.

In Matth. 24:27 zegt Jezus: ’Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn’.

De Opname zal de meest opzienbare gebeurtenis zijn van deze eeuw en van deze Bedeling. En daar het in een punt des tijds geschieden zal en op hetzelfde tijdstip over de gehele aarde, zal dat gedeelte van de wereld, dat niet slaapt, getuigen zijn van dit feit, Wat betreft de stem des Heren, de stem des Archangels of de bazuin Gods weten wij niet of hun geluid zal gehoord worden en onderscheiden door de anderen, dan door Christus ontslapenen en de nog levende Heiligen. Wij weten, dat eens de Vader tot Christus sprak met een stem, die Hij verstond, maar die de omstanders slechts hoorden, als een donderslag. (Joh. 12:28-29)

Toen de Here aan Saulus van Tarsen verscheen op de weg naar Damascus en tot hem sprak, waren degenen, die met hem waren, sprakeloos en hoorden een stem, maar zij zagen niemand noch verstonden zij iets. (Hand. 9:3-7)

Wij weten echter, dat de in Christus gestorvenen, het geluid zullen horen, want dit zal intens doordringend zijn. Er zullen geen graven zo diep zijn, geen graf nog zo diep in de rotsen verborgen, geen pyramiden of mausoleum zo zwaar, of het geluid zal in hun diepte doordringen en de in Christus ontslapenen zullen de roepstem horen: ’Ontwaakt gij slapende Heiligen en sta op uit de dood, het is morgen, de morgen van de eerste Opstanding’.

Op de morgen van die glorierijke dag, zal de lucht vervuld zijn van de Geesten van de in Christus ontslapenen, die naar de aarde terugkeren, teneinde hun opgewekte en verheerlijkte lichamen te ontvangen. Of de begraafplaatsen in de steden en op de dorpen de aanblik zullen vertonen van omgeploegde akkervelden, en de monumenten en grafstenen omvergeworpen en de grafkelders zullen opgebroken worden door, diegenen die aldaar hun laatste rustplaats vonden en op deze wijze het feit van de letterlijke lichamelijke opstanding van de doden zullen bewijzen, of dat de gestorven Heiligen uit hun graven zullen ontglippen zonder deze te verstoren, zoals Christus uit het graf verrees zonder het zegel te verbreken, waarvan de engel de steen slechts wegrolde om aan te tonen, dat het graf ledig was, wordt ons niet gezegd.

Alleen de gebeurtenis zelf zal de wijze, waarop de Eerste Opstanding zal plaatsvinden openbaren. Indien de doden uit hun graven zullen ontglippen zonder deze te verstoren zal de Eerste Opstanding in stilte, waarschijnlijk ongeacht voor de wereld, plaatsvinden. Doch met de nog levende Heiligen, die opgenomen zullen worden, kan dit niet het geval zijn. Indien het nacht is aan onze zijde van de wereldbol, wanneer de Opname geschieden zal, zal de maatschappij ’s-morgens ontwaken om de ware Christenen niet meer te vinden, daar zij gedurende de nacht verdwenen zullen zijn. Er zal menigeen zijn, die de Middernachtelijke Roepstem zal horen: ’Ziet de Bruidegom komt’ maar denkende, dat het slechts een donderslag is, zal hij zich nog eens omdraaien om nog een dutje te doen. Maar ’s-morgens zullen zij de deur van de slaapkamer gesloten vinden met de sleutel aan de binnenkant. Of men vindt de kleren van de geliefde, waarmee men de kamer deelde, op zijn plaats, maar die geliefde, die een Christen was, mist men.

Echtgenoten zullen ontwaken en hun vrouwen, die Christen waren, missen. Broeders en zusters zullen vermist worden, geliefde kinderen afwezig, en geen enkele echte Christen zal achter gelaten worden. Menig getrouwe dienstbode en geëmployeerde zal zich niet op zijn werk melden. De wereld zal ontwaken tot de bevestiging van het feit, dat de Bijbel de Waarheid is en dat de zo zeer verworpen leer van de Prae Millennianistische Komst van de Heer om Zijn Heiligen te vergaderen niet berustte op een fantastische verklaring van de Schrift.

Wanneer het dag zal zijn op ons deel van de wereldbol, wanneer de opname zal plaatsvinden, zal de Gebeurtenis ontstellend zijn. ’Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in (die) dagen voor de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam,’ (Matth. 24:37-39). Dat wil zeggen dat de mensen eten en drinken, trouwen en ten huwelijk geven, kopen en verkopen, planten en bouwen zullen.

Indien het zal geschieden in een aangename tijd van het jaar, zullen de boten en wagens en parken gevuld zijn met genotzuchtigen. Indien het zal zijn in het midden van de week, en gedurende de zakenuren van de dag, zullen de winkels en magazijnen gevuld zijn met kopers, en de straten van de stad vol mannen en vrouwen en kinderen, genot en zaken najagende. Plotseling zal uit de Hemel een geluid gehoord worden, als een luide donderslag. De mensen zullen rennen naar de deuren en vensters en zij, die in het veld zijn, zullen omhoog zien om te weten, wat er gebeurd is.

Voor de grote menigte zal het een ontstellend en schrikaanjagend geluid zijn, maar voor menigeen zal het zijn: de stem des Heren.

Maar wanneer de mensen zich hersteld zullen hebben van hun verbaasde en verschrikte toestand, zullen zij ontdekken, dat er vele mensen vermist worden. En dat zij, die ze missen, de besten van de gemeenschap waren. De grote warenhuizen, bankinstellingen, fabrieken en andere zakengelegenheden zullen hun werkvermogen zien teruglopen door het verlies van hun getrouwe werkgevers/nemers. Mensen die op straat wandelen zullen hun begeleiders verdwenen vinden en de tramlijnen zullen geblokkeerd zijn door de afwezigheid van bestuurders. Spoorwegen, stoombootlijnen en vliegtuigen zullen stilgelegd worden. Overal zal verwarring heersen. In vele tehuizen zullen verpleegsters en dienstboden gemist worden. Huisgenoten zullen thuiskomende hun geliefden niet meer vinden.

In het begin zal de gehele gebeurtenis een mysterie zijn, totdat iemand, die gehoord of gelezen heeft van de opname van de Heiligen zal begrijpen hetgeen geschied is en de situatie zal verklaren. Maar een van de verrassingen van die dag zal zijn, dat zo vele naam-christenen en onder deze, vele predikanten en christelijke werkers en leiders, achtergelaten zullen worden. En velen, die men niet kende als Christen, weggenomen zullen zijn.

De volgende dag zullen de kranten vol zijn van datgene, wat die vorige dag gebeurd is en vele zullen de dubbele omvang hebben van hun gewone uitgave door de toename van het aantal advertenties met navraag naar vermisten en om hulp voor de vervulling van allerlei vacante plaatsen en posten. Gedurende enkele dagen zal de opgewondenheid groot zijn. Daarna zullen de mensen zich in het onvermijdelijke schikken. Met uitzondering van enkelen, die berouw zullen voelen en zich tot God zullen wenden, zal de grote massa zich verharden en slechter zijn dan te voren. Velen, die hun geliefden zullen missen, zullen verbitterd worden.

Daar nu de Heilige Geest met de Opgestanen en de Heiligen mee gegaan zal zijn en het zout der aarde verwijderd zal zijn, zal er niets meer zijn, wat de snelle degeneratie en het zedelijk verderf zal tegenhouden van hen, die achtergelaten zullen zijn, en alle soorten zonden, ongerechtigheid en wereldgezindheid zullen toenemen en de weg plaveien voor de Openbaring van de anti-christ. Onder zijn regering zal de wereld snel rijpen voor het oordeel.

Wie zijn het die opgenomen zullen worden
Sommigen zeggen, dat de Gemeente als geheel door de Grote Verdrukking zal moeten heengaan, anderen, dat de Gemeente als geheel voor de Grote Verdrukking zal opgenomen worden, terwijl er sommigen zijn, die volhouden, dat alleen de heiligen, die wachtende en wakende zijn, voor de Grote Verdrukking zullen worden opgenomen, en dat de rest er doorheen zal moeten gaan.

Deze laatsten gronden hun bewering op Hebr. 9:28, waar gezegd wordt: ’zo zal ook Christus, nadat Hij Zich eenmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten’. Als deze tekst, wanneer Hij verschijnen zal, van toepassing zou zijn op hen, die leven, kan dit zeer zeker niet het geval zijn met betrekking tot de doden. Daar zijn tien- en honderd- en duizendtallen, die in Jezus ontslapen zijn, die nimmer hoorden van de Prae Millennianistische Komst van de Here, of tenminste de bedoeling daarvan niet verstonden, die dus nimmer wachtten en waakten. Stellig zijn deze in Christus en zij, die in Christus gestorven zijn zullen bij de Opname opstaan.

Paulus zegt in 1 Thes. 4:16-17 niet, dat alleen de doden, die wakend en verwachtend zijn zullen worden opgenomen, nee de in Christus gestorvenen en wij, die levend overgebleven zijn, worden opgenomen.

Dan is er nog een ander feit, dat wij niet over het hoofd moeten zien, en wel de eenheid van de Gemeente. 1 Cor. 12:13 zegt: ’want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt’. Alleen die wederom geboren zijn (Joh. 3:3-7) maken deel uit van het Lichaam van Christus, en wij kunnen ons geen voorstelling maken van een verdeeld lichaam van Christus. Bijvoorbeeld een deel slapend in het graf achterblijvend, een ander deel opgewekt in heerlijkheid, een deel achtergelaten, voor de grote verdrukking en een ander deel veranderd en opgenomen om Hem in de lucht tegemoet te gaan.

Indien de gehele Gemeente door de Grote Verdrukking heen moet, dan zal zij in plaats van op de Here te wachten en voor Hem te waken, wachtende en wakende zijn op en voor de Grote Verdrukking. Dit is in tegenspraak met wat de Here Zelf leert. (Matth. 24:42-44). De Grote Verdrukking is niet tot de volmaking van de Heiligen. Zij heeft niets met de Gemeente uit te staan.

Het is de tijd van Jacobs benauwdheid (Jer. 30:7) en is het oordeel over Israël, en het is Gods bedoeling er de Gemeente voor te bewaren (Openb. 3:10). Het Boek der Openbaring is in chronologische volgorde geschreven. Na het vierde hoofdstuk wordt de Gemeente niet meer op de aarde gezien, totdat zij in het negentiende hoofdstuk weer verschijnt met de Bruidegom van uit de Hemel. De gehele tijd, die tussen deze twee hoofdstukken ligt, wordt in beslag genomen door de ontzettende oordelen, die voltrokken zullen worden aan hen, die de aarde bewonen en daar de Gemeente niet van de aarde is, doch verondersteld wordt ’Gezeten te zijn met Christus Jezus in de Hemel’ (Efeze 2:6), zal zij niet zijn onder diegenen, die in die dagen de aarde bewonen zullen. De verwarring is grotendeels hieruit ontstaan, dat zij, die de Profetische Waarheid bestuderen geen onderscheid maken tussen de Komst van Christus VOOR Zijn Heiligen en MET Zijn Heiligen.

De eerste wordt genoemd de Opname, de laatste de Openbaring. Ontelbare passages in de Schrift spreken van de Komst van Christus MET ZIJN HEILIGEN. (Zach. 14:5 + Col. 3:4 + 1 Thes. 3:13 + 1 Thes. 4:14 + Jud. 14). Het is duidelijk, dat zij niet met Hem kunnen komen, indien zij niet van te voren tot Hem opgenomen zijn. Al dergelijke passages hebben dus betrekking op de Openbaring en niet op de Opname.

De leer der typen in de Schrift eist, dat de Gemeente VOOR de Grote Verdrukking zal opgenomen zijn. Jozef was een type van Christus en hij werd uitgehuwelijkt en huwde Asnath, een heidense Bruid, gedurende de tijd dat hij ’door zijn broeders verworpen werd’, en ’voor’ de hongersnood, die de Grote Verdrukking typeert, daar deze tijd het oordeel over zijn broeders was. Dit is de tijd, dat Christus ’door Zijne broeders’ - de Joden - verworpen wordt, en om de typering te volmaken, moet Hij Zijn Bruid (de Gemeente) tot Zich nemen ’’voor’ de Grote Verdrukking.

Mozes, die eveneens een type is van Christus, verkreeg zijn bruid, en wel een heidense, ’na’ zijn verwerping door zijn broeders en ’voor’ zij door de Verdrukking onder Farao heengingen. (Ex. 2:23-25).

Henoch, een type van de opgenomen Heiligen, werd ’voor’ de zondvloed opgenomen, en de zondvloed is een type van de Grote Verdrukking’, en Noach en zijn familie is een type van het ’Joodse Overblijfsel’ of van de 144000 verzegelden uit Openbaring 7:1-8, die gedurende de Grote Verdrukking bewaard zullen blijven.

Hoe ontroerend is de gedachte, dat sommigen van ons niet zullen sterven, dat we in een ogenblik, in een punt des tijds zonder ontkleed te zullen worden door de ijzingwekkende handen van de dood en zonder het doodskleed van het graf, in een ogenblik zullen veranderen en overkleed zullen worden met de overheerlijke gewaden van de onsterfelijkheid. Welk een vervoering van vreugde zal ons vervullen, als wij plotseling de verrukking zullen gevoelen van doortrilt te worden van de onsterfelijkheid, die onze aderen doorstromen zal en onszelf door de lucht zullen zien overgebracht worden, in gezelschap van mede Christenen en van geliefden, die in Jezus stierven, naar ons Hemels Vaderhuis. Welke heerlijke herkenningen en begroetingen zullen er plaatsvinden, wanneer wij met hen samen zullen heenreizen naar de ’bruilofszalen van de Hemel’, waar wij zullen mede instemmen met de triomfzangen van Mozes en het Lam. (Openb. 5:9-10)

Tweede gedeelte: De Openbaring
Bij het Tweede Gedeelte van de Tweede Komst van Christus: de Openbaring, zullen wij Zijn heerlijkheid aanschouwen. Toen Christus de eerste keer verscheen werd Hij door het vlees bemanteld. De vleeswording veroorzaakte de verberging van Zijn Macht en de omsluiering van Zijn Goddelijkheid. Nu en dan vertoonden zich de stralen van Zijn Heerlijkheid. Bijvoorbeeld op de berg der Verheerlijking. Doch wanneer Hij ten tweede male verschijnen zal, zullen wij Hem bekleed zien met de heerlijkheid, die Hij bij de Vader had, alvorens Hij op de wereld was. De Openbaring zal even plotseling en onverwacht zijn, als de Opname.

Op die dag zal de zon opgaan als altijd. Er zullen geen tekenen zijn van een naderende storm of van naderend oordeel. De mensen zullen kopen en verkopen, bouwen en planten, eten en drinken, huwen en uitgehuwelijkt worden. De Staatslieden zullen nieuwe plannen overwegen tot het verbeteren van de toestanden van de wereld

De filantropen zullen nieuwe wegen uitvinden om het volk te helpen. De genotzoekers zullen nieuwe bronnen tot vermaak zoeken. De bozen zullen duistere plannen beramen en de ongelovigen zullen tot hun eigen genoegdoening bewijzen, dat er geen God bestaat, geen hemel, geen hel, geen naderend oordeel, totdat er plotseling een verandering zal plaatsvinden: Op grote afstand zal er aan de Hemel een Lichtpunt verschijnen dat het licht van de zon zal overtreffen. Men zal het de aarde zien naderen. Al dalende zal het de vorm van een lichtende wolk aannemen, van waaruit verblindende lichtstralen en bliksemschichten zullen schieten.

Zij zal met een snelheid, als op de wieken van een wervelwind nederdalen, en wanneer zij haar bestemming op de Olijfberg zal bereikt hebben, zo zal zij stil staan en zich openen, zal zich voor de ogen van de verschrikte en met ontzag vervulde toeschouwers. Jezus vertonen, gezeten op een wit paard (Openb. 19:11-16) begeleid door Zijn Heiligen en de Hemelse Heirlegers. Dan zal vervuld worden, wat Jezus voorzegd heeft in Zijn Olijfberg rede: ’En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken, met grote macht en heerlijkheid’. (Matth.24:30)

De nadering van de tweede komst
Een van de bezwaren tegen de leer van de Tweede Komst van Christus is de opvatting, dat Hij elk ogenblik kan wederkomen. De Post Millennialisten zeggen ons, dat de schrijvers van het Nieuwe Testament Hem in hun tijd verwachten en dat dit niet geschiedde, het bewijs is, dat zij zich vergisten. Zij zeggen, dat Paulus in zijn latere geschriften zijn verklaring omtrent dit punt wijzigde namelijk met betrekking tot de nadering van Christus Wederkomst. Het is een feit, dat Jezus zei: ’Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken. Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen’. (Matth. 24:42-44) Hij leerde in deze passage niet, dat Hij gedurende het leven van hen die naar Hem luisterden zou wederkomen.

In waarheid wees Hij in de gelijkenis van de talenten erop, dat Zijn Wederkomst vertraagd zou worden. Dit deed Hij met de woorden: ’En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen’. (Matth. 25:19) Hetgeen waarop Jezus opmerkzaamheid wenste, was op het plotselinge en onverwachte karakter van Zijn Wederkomst.

Wat de Apostelen betreft, wanneer zij hun volgelingen aansporen zich gereed te houden, want ’de nacht is vergevorderd en de dag is nabij’ en ’de Komst des Heren is nabij’, is de bedoeling van hetgeen zij zeggen, eenvoudig erop te wijzen, dat deze Komst ’naderende’ is, maar daarom nog niet noodzakelijkerwijze onmiddellijk te verwachten is.

En het gebruik van het woord wij in 1 Cor.15:51: ’Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden’, is niet een verklaring, dat de Here ten tijde van Paulus levend zou wederkeren, en dat sommigen niet sterven maar veranderd zouden worden, maar de Apostel spreekt in verband met de Opname, en bedoeld met wij een zekere klasse van mensen, namelijk de Heiligen, die in leven zullen zijn, wanneer het feit zal plaats hebben, hetzij dit tijdens zijn leven of later geschieden zal.

De Here wist zeer goed, dat er nog enkele gebeurtenissen moesten plaats vinden voor Zijn Wederkomst, doch wanneer Hij dit feit vermeld had, zou het Zijn bevel om wakende te zijn te niet gedaan hebben, vandaar dat Hij in de mysterieuze vorm, zoals in de Zeven Gelijkenissen in Matth. 13, het feit, dat Zijn Wederkomst uitgesteld zou worden, verborg. Het zou tijd kosten om het zaad te zaaien, om de tarwe en het onkruid te doen opgroeien, om de mosterdboom te doen opwassen en alvorens het zuurdeeg het meel doorzuurd had.

De groei van het Evangelie was in de eerste eeuw zo snel, dat de volgelingen van Christus gerechtvaardigd waren om uit te zien naar de spoedige Wederkomst des Heren. Het was toen even waar, als in elke volgende eeuw sedert dien, dat wij niet weten hoe groot de oogst en wanneer hij rijp zal zijn, zodat de Here kan wederkeren. (Matth. 13:30)

Onzekerheid wat de tijd van des Heren Wederkomst betreft is noodzakelijk om de geest van de waakzaamheid aan te sporen. Wanneer de eerste Gemeente geweten had, dat de Wederkomst van de Heer 20 eeuwen zou uitgesteld worden, zou de prikkel tot waakzaamheid afwezig geweest zijn.

Onder de ’nadering’ verstaan wij, dat het ’elk ogenblik’ gebeuren kan. Als voorbeeld dient het volgende. Je haast je naar het station om de trein te halen. Als je aankomt, zie je, dat de trein nog niet binnengekomen is, alhoewel het uur van aankomst reeds verstreken is. Ondanks dat het al laat is, weet je, dat de trein nog moet komen. Je weet, dat je het station niet kan verlaten, want elk ogenblik kan de trein binnenkomen. In werkelijkheid komt hij pas een half uur later. Als je dit geweten zou hebben, dat de trein een half uur later pas kwam, zou je je tijd op een andere manier gebruikt hebben, in plaats van ’te wachten en te waken’. U ziet dus, dat ’naderen’ niet noodzakelijkerwijze ’onmiddellijk’ insluit, maar wel ’waakzaamheid’ bevordert.

Het is de vaste overtuiging van de schrijver, dat er een onnodig uitstel in de Wederkomst van de Heer heeft plaats gehad, die veroorzaakt is, doordat de Gemeente te kort schoot aan gehoorzaamheid, aan de ’Goddelijke Opdracht’ om de wereld te be-evangeliseren (Matth. 28:19-20). En dat de tijd, dat Hij had kunnen wederkeren, of wedergekeerd zou zijn, reeds lang verstreken is. Natuurlijk wordt dit door God voorzien, en Zijn voorzienigheid heeft de krachten van de boze teruggehouden, enz. totdat ’de volheid der Heidenen’ ingegaan zal zijn, en de oogst rijp zal zijn om verzameld te worden. (Openb. 14:14-20)

In geen tijd van de Christelijke Gemeente zijn de voorwaarden, die noodzakelijk zijn om de ’Wederkomst’ van de Heer te kunnen doen plaatsvinden, zo volledig vervuld, als in de tegenwoordige tijd, vandaar, dat Zijn Komst ’nadert’ en waarschijnlijk niet lang meer zal worden uitgesteld. Laat ons bereid zijn en wakende. Alhoewel de schrijver, zoals reeds gezegd, dat hij geen ’tijdvaststeller’ is, is er toch een ’theorie, die enig licht kan geven over de naderende Wederkomst en waarvan het zeer de moeite waard is haar nader te bezien.

Deze wordt genoemd:
de grote week van de menselijke historie en deze is gebaseerd op de ’Zeven dagen’ van ’de Scheppingsweek’ en op de verklaring in de Schrift in 2 Petr. 3:8: ’dat één dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag’. Het Millennium wordt in het Oude Testament beschreven, als een ’Sabbat Vierende periode van rust en in Hebr, 4:4-11 wordt het in verband gebracht met de zevende dag of scheppingweek.

Welnu wij weten, dat de duur van het Millennium 1000 jaar zal zijn, (Openb.20:1-9) en wanneer het overeenstemt met de zevende dag van de scheppingweek, waarom zouden de overblijvende zes dagen dan niet dezelfde duur hebben? Indien dit het geval is, en deze dagen overeenstemmen met het verleden van de menselijke historie, zou de tijd vanaf de Scheppingsweek tot aan de aanvang van het Millennium 6000 jaar duren. Als bevestiging hiervan, bestaat het feit, dat een zorgvuldige studie van de genealogische tabellen en van de geschiedenis van het oude Testament schijnen aan te tonen, dat vanaf Adam tot Christus ongeveer 4000 jaren waren verstreken. Oftewel vier dagen van ieder 1000 jaar, overeenstemmende met de eerste vier dagen van de scheppingsweek. Vanaf Christus tot op heden, tellen wij meer dan 1900 jaar, of bijna twee dagen, elk van 1000 jaar. Samen met elkaar zijn dit zes dagen of 6000 jaar bijna. Daar Christus voor het Millennium komen zal, en alle tekenen wijzen naar Zijn spoedige Wederkomst. Zo is de ’theorie’, dat de ’zeven dagen’ van de ’Scheppingsweek’ het type zijn van de ’zeven duizend jaren (7 perioden van 1000 jaar) niet ongewaarborgd door de Schrift.

Indien onze gevolgtrekken juist is, volgt hieruit, dat de Wederkomst van de Heer voor het einde van deze eeuw zal plaatshebben. Maar hoelang of hoeveel jaar valt van te voren niet te zeggen.

Indien het Millennium 2000 jaar na Christus moet gesticht worden, dan moet de Opname minstens 7 jaar daarvoor plaats hebben.

Een belangrijk item is: van welke tijd moeten wij uitgaan: Christus geboorte of Zijn Sterven op Golgotha en Opstanding vanuit de doden. Volgens de mening van ons gaat God uit van het volmaakte offer, het kruis. (Pascha).

Maar juist hier moeten wij aanmanen voor voorzichtigheid. Er is te veel verwarring in de Bijbelse Chronologie om, welke datum het ook betreft, met enige zekerheid te kunnen vaststellen.

Buiten twijfel heeft God dit zo ingericht, om ons in twijfel te laten, over de juiste datum van de Komst des Heren. Het is mogelijk, dat er 4045 jaar verlopen zijn vanaf Adam tot aan Christus, in plaats van 4004 jaar, zoals meestal wordt aangegeven. In dat geval leven wij in het jaar vanaf de schepping van Adam of te wel aan de vooravond van de Opname.

Ook moeten wij niet vergeten, dat God in de ’Profetische Chronologie’ het kalenderjaar rekent op 360 dagen per jaar, terwijl wij rekenen bij het Juliaanse of Astronomische jaar van 365½ dag. Als wij dit om zouden rekenen dan is ons kalender jaar nog verder en zijn we nog dichter bij de Wederkomst, die dan ’naderend’ is.

Alhoewel wij de hierboven genoemde theorie, als veel betekenend mogen beschouwen en deze tot zekere hoogte de opvatting van de spoedig naderende Komst van de Heer bevestigde, is zij toch niet afdoende, en zijn wij niet verantwoord om één of andere datum, die op deze theorie gegrond is, vast te stellen.

En verder moeten wij niet vergeten, dat het zijn kan, dat de ’Opname’ enige tijd voor de ’Verdrukkingsperiode’ zal kunnen plaatsvinden. Indien wij dus de juiste datum konden vaststellen, wanneer deze eeuw eindigen zal en dan 7 jaar terugtellen, zo zou de Opname 5, 10 of zelfs 25 jaar, daarvoor kunnen plaatsvinden, om op deze wijze ruimte te laten voor de herbouwing van Babylon en andere gebeurtenissen, die plaats moeten hebben, alvorens de ’Verdukkingsperiode’ een aanvang kan nemen. Anders zou de Opname niet bij verrassing geschieden.

Het is niet de taak van een Christen om uit te zien naar de ’tijden’ en ’gelegenheden’ en naar ’tekenen’. Wanneer hij dit zou doen, zo zou hij zich op één lijn stellen met diegenen, die zeggen: ’Mijn Heer vertoeft te komen’. (Luk. 12:42-48) En evenzo zou hij door andere dingen in beslag worden genomen en verzuimen om waakzaam te zijn. Laten wij zodanig leven, alsof de Wederkomst van de Heer op elk ogenblik kan plaats vinden.

Een praktische leer
’Maar’ vraagt gij, ’waarom zouden wij zo zeer de aandacht vestigen op de Tweede Komst van Christus’? Waarom spreken en prediken wij niet over de praktische dingen, die het leven betreffen? Over de maatschappijen en handelsproblemen van de wereld en hun oplossing door middel van het Evangelie? Het antwoord hierop is, dat de enige weg waarlangs deze problemen kunnen worden opgelost is, dat Christus Wederkomt. En hoe langer deze Wederkomst wordt uitgesteld, hoe langer het ook zal duren, alvorens deze problemen zullen worden opgelost.

1. met betrekking tot de Joden
De Joden zijn een vertrapt volk. Hun enige hoop is de Wederkomst van de Heer. Wanneer Hij terugkomt zijn zij weer in hun eigen land hersteld en weer tot een natie geworden.

Jeremia 16:14-15: ’Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat niet meer zal gezegd worden: Zo waar de Here leeft, die de Israëlieten uit het land Egypte heeft gebracht, maar veeleer: Zo waar de Here leeft, die de Israëlieten heeft doen optrekken uit het Noorderland en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had’.

Jesaja 43:5-7: ’Vreest niet, want Ik ben met u; Ik doe uw nakroost van het oosten komen en vergader u van het westen. Ik zeg tot het noorden: Geef, en tot het zuiden: Houd niet terug, breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het einde de aarde, ieder die naar mijn naam genoemd is, en die Ik geschapen heb tot mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb’.

Jeremia 24:6: ’Ik zal mijn oog op hen slaan, ten goede, en Ik zal hen naar dit land doen terugkeren; Ik zal hen bouwen en niet afbreken, hen planten en niet uitrukken’

2. met betrekking tot Jeruzalem en Israël
Ezechiël 36:33-35: ’Zo spreekt de Here HERE: Wanneer Ik u reinig van al uw ongerechtigheden, zal Ik de steden weer bevolken en zullen de puinhopen herbouwd worden: het verwoeste land zal weer worden bewerkt, in plaats van een woestenij te zijn voor het oog van iedere voorbijganger. En men zal zeggen: Dit land dat verwoest was, is geworden als de hof van Eden; de steden die, verwoest en vernield, in puin lagen, zijn weer versterkt en bewoond’.

Joel 3:18: ’Te dien dage zal het geschieden, dat de bergen van jonge wijn zullen druipen en de heuvelen van melk zullen vloeien en alle beken van Juda van water zullen stromen; een bron zal ontspringen uit het huis des Heren en zal het dal van Sittim drenken.

Joel 2:24-26: ’De dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen. Ik zal u vergoeden de jaren, toen de sprinkhaan (alles) opvrat, de verslinder en de kaalvreter en de knager, mijn groot leger dat Ik op u afzond. Gij zult volop en tot verzadiging eten, en gij zult loven de naam van de Here, uw God, die wonderbaar met u gehandeld heeft; mijn volk zal nimmermeer te schande worden’.

Zacharia 8:4-5: ’Zo zegt de Here der heerscharen: Er zullen weer oude mannen en vrouwen op de pleinen van Jeruzalem zitten, ieder met een stok in de hand vanwege zijn hoge leeftijd. Ook zullen de pleinen der stad vol zijn van jongens en meisjes, die daar spelen. Zo zegt de Here der heerscharen: Al zal dit in de ogen van het overblijfsel van dit volk in die dagen te wonderlijk zijn, zou het dan ook in mijn ogen te wonderlijk zijn? luidt het woord van de Here der heerscharen. Zo zegt de Here der heerscharen: Zie, Ik verlos mijn volk uit het land van de opgang en uit dat van de ondergang der zon: Ik breng hen terug en zij zullen binnen Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn, in trouw en in gerechtigheid’.

Zach. 14:20-21; ’Te dien dage zal op de bellen van de paarden staan: Den Here heilig; en de potten in het huis des Heren zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar; ja, alle potten in Jeruzalem en in Juda zullen de Here der heerscharen heilig zijn, zodat alle offeraars kunnen komen en die gebruiken om daarin te koken. En er zal te dien dage geen Kanaaniet meer zijn in het huis van de Here der heerscharen’.

U weet, dat het Israel 50 jaar herdenkt dat zij als staat gevestigd werden op 14 mei 1948 en hoe in deze tijd de oude Profetien vervult worden.

3. Met betrekking tot de volken
Wanneer de Here Jezus Christus zal Wederkomen, zal Hij gezeten zijn op de troon zijner heerlijkheid te Jeruzalem, en zal Hij de ’Schapenvolken’ van de ’Bokkenvolken’ scheiden, En alleen de ’Schapenvolken’ zullen als natie’s blijven voortbestaan, en zullen worden toegestaan deel uit te maken van het Duizendjarig Koninkrijk. (Matth. 25:31-40) ’Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken,en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beerft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af. Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U gevoed, of dorstig en hebben wij U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en hebben U gehuisvest, of naakt, en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek of in de gevangenis gezien en zijn tot U gekomen? En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’.

Deze volken zullen rechtvaardig worden. Dit kunt u vinden in de volgende Bijbelgedeelten:
Zacharia 14:16: ’Allen, die zijn overgebleven van al de volken, die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar heentrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de Here der heerscharen, en het Loofhuttenfeest te vieren’.

Micha 4:3-4: ’En Hij zal richten tussen vele volkeren en rechtspreken over machtige natien tot in verre landen. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de mond van de Here der heerscharen heeft het gesproken’.

Jesaja 2:4: ’En Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natien. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren’.

De enige manier die er is, zoals u gezien hebt uit de vorige Bijbelgedeelten, om de oorlogen, arbeidsmoeilijkheden, socialistische en anarchistische enz. bewegingen te doen beeindigen is, dat Christus zal wederkomen en Zijn Duizendjarig Rijk zal oprichten.

4. met betrekking op satan waren;
daarna moest hij voor een korte tijd worden losgelaten’.De enige weg om van de satan verlost te worden en van al zijn slechte invloeden en krachten, is dat Christus Wederkomt, want wanneer Hij terug komt, zal satan, gedurende 1000 jaar, gebonden worden in de afgrond. Openbaring 20:1-3: ’En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd

5. met betrekking tot de aarde
Sedert de val van de mens is de aarde vervloekt met distelen en doornen, met allerlei soorten insekten plagen en ziektekiemen enz. en is de mens gedwongen zijn dagelijks brood in het zweet van zijn aanschijns te verdienen. Zelfs de dieren werden vleeseters en leerden op elkaar te azen enz. Het is, zoals Romeinen 8:22 zegt: ’Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is’.

Gelukkig zal dit alles bij de Wederkomst van Christus veranderd worden, want dan:’De woestijn en het dorre land zullen zich verblijden, de steppe zal juichen en bloeien als een narcis;’ en ’Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen druipen van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien’. Amos 9:13.
 
De zalige hoop
De tweede Komst des Heren is de ’gezegende hoop’ of de zalige hoop, en de ’Verschijning der Heerlijkheid’ van de grote God en onze Zaligmaker Jezus Christus, waarvan Paulus spreekt in zijn Brief aan Titus hoofdstuk 2:13: ’verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus’,

Wanneer zij spreken over hun ’hoop’ bedoelen de meeste Christenen hun ’hoop op zaligheid’, maar wij kunnen niet hopen op iets, dat wij ’bezitten’, en indien wij in Christus geloven als onze Zaligmaker, is de zaligheid reeds in ons bezit.

De hoop van de Christen is dus de Wederkomst van zijn Heer. De mens is een drievoudig wezen. Hij heeft een lichaam, een ziel en een geest. Sterven is voor hem zijn lichaam verkiezen. Welnu, hij weet, dat hij zijn lichaam niet terug ontvangt voor de Wederopstanding, en hij weet eveneens, dat er geen Wederopstanding kan zijn voor de Wederkomst van Christus.

Vandaar, dat voor hem de zalige hoop niet alleen inhoud, dat hij uit de dood opgewekt zal worden, maar zijn hoop is erop gevestigd, dat Christus zal wederkomen, voordat hij sterft en dat hij zal opgenomen worden zonder te sterven, teneinde Christus in de lucht tegemoet te gaan. (1 Thes. 4:13-18) ’Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere mensen, die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden’.

De zalige hoop drijft de gelovigen tot reiniging. (1 Joh. 3:1-3): ’Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het ook. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is’.

Dat wil zeggen dat een ieder, die uitziet naar de wederkomst van de Heer, daarin een drang tot reiniging vindt. Zie ook Col.3:4-14: ’Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid. Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij, om welke dingen de toorn Gods komt. Daarin hebt ook gij eertijds gewandeld, toen gij erin leefdet. Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond. Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper, waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus. Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid’.

Het zal ons tevens ’geduldig’ maken. Jacobus 5:7-8: ’Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij’.

Het zal ons tevens ’waakzaam’ maken. Marcus 13:35-37: ’Waakt dan, want gij weet niet, wanneer de heer des huizes komen zal, laat in de avond of te middernacht, bij het hanegekraai of des morgens vroeg, opdat hij niet, als hij plotseling komt, u slapende vinde. Wat Ik u zeg, zeg Ik allen: Waakt!’

Indien wij uitzien naar de Komst des Heren, zullen wij ons in acht nemen voor ons gedrag. Wij zullen niet willen, dat wanneer Hij komt, Hij ons zal bezig vinden met twijfelachtige zaken of ons zal vinden op twijfelachtige plaatsen. Onze wens zal zijn schatten in de Hemel te verzamelen, door ons geld ook te beleggen op de Hemelse bank, door bij te dragen aan Zijn Zaak, zoals zending enz. Wij zullen er acht op geven, dat er in ons huis geen soort literatuur, of voorwerp van kunst, of schilderijen, of iets dergelijks zal zijn, dat Zijn reine ogen niet zouden wensen te zien, indien Hij ons in ons huis bezocht.

In het kort, de ’zalige hoop’ helpt ons de wereld los te laten. Deze zal ons niet lui noch nalatig maken, maar ons met ijver vervullen, opdat Hij bij Zijn Wederkomst ons als een getrouwe dienstknecht zal aantreffen. Het is dan een opmerkelijk feit en een getuigenis voor de kracht van deze leer, dat diegenen, die dit geloven de meest geheiligde, onzelfzuchtige en ingespannen arbeiders zijn in de dienst van de Heer.

Deze hoop zal ook beletten, dat we beschaamd zullen staan bij Zijn Wederkomst.
1 Joh.2:28: ’En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst’.

Matth.25:14-30: ’Want het is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit toevertrouwde. En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde een, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands. Terstond ging hij, die de vijf talenten ontvangen had, op weg, en hij deed er zaken mede en verdiende er vijf bij. Evenzo verdiende hij, die de twee talenten had, er twee bij. Maar hij, die het ene talent ontvangen had, ging heen en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer. En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen. En die de vijf talenten ontvangen had, trad toe en bracht nog vijf talenten bovendien, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd: zie, ik heb er vijf talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem. Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. Die met de twee talenten trad ook toe en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; zie, ik heb er twee talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem: Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen had, en zeide: Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid. En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen; hier hebt gij het uwe. En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij slechte en luie slaaf, wist gij, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid? Dan had gij mijn geld aan de bankiers moeten geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben. Neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.

Het hart van hen, die in Zijn Prae Millennialistische Komst geloven, wordt door deze hoop met blijdschap vervuld. In Lucas lezen we, dat toen Jezus van Zijn discipelen scheidde en ten Hemel voer zij: ’En zij keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap, en zij waren voortdurend in de tempel, lovende God’. Lucas 24:52

Dit lijkt ons een vreemde handelwijze van de discipelen, want wij zouden het heel natuurlijk hebben gevonden, wanneer Zijn heengaan hen met droefheid vervuld zou hebben. Doch wanneer wij bedenken, dat er twee mannen bij hen stonden toen Hij ten Hemel voer, die hen zeide, dat Jezus weder zou komen, kunnen wij hun blijdschap begrijpen. Hand. 1:11: ’die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen’.

Menigmaal is om deze leer van de Tweede Komst te bestrijden aangevoerd, dat het dan niet te plaatsen is, wanneer de mensen geloven, dat Jezus spoedig zal terugkeren, plannen voor de opvoeding van hun kinderen gemaakt worden of dat men voortgaat met huizen en kerken te bouwen, hun geld te beleggen enz. Het antwoord hierop is, wanneer Jezus wederkomt verdwijnt de behoefte aan huizen en kerken en opvoeding niet.

Na Zijn Eerste deel van Zijn Tweede Komst de zogenaamde Opname gaat de wereld met dezelfde gang, als daarvoor door, net zoals deze na Zijn Eerste Komst doorging. De mensen zullen dan huizen en kerken nodig hebben. Het zakenleven zal als te voren doorgaan, en de onbekeerde kinderen van Christenen zullen achtergelaten worden, en zullen behoefte hebben aan huizen en opvoeding en aan middelen om verder te kunnen leven.

Gedurende het Millennium zal de voorspoed groter zijn, dan ooit tevoren. Er bestaat dus geen reden voor hen, die in de verwachting leven van de Komst des Heren om de dingen, die voor het leven nodig zijn, te veronachtzamen. (Dus zowel na de Opname als na de Openbaring blijven deze aardse dingen bestaan en nodig)

Waarop wij als Christenen hopen, is dat de Heer zal Wederkeren en ons uit de wereld zal wegnemen, alvorens de vreselijke dagen van de ’Verdrukking’ komen, en dat wij, als verheerlijkte schepselen met Hem zullen regeren en heersen over de aarde gedurende het Duizendjarig Rijk. En misschien zullen wij de kerken bezoeken, waar wij eens aanbaden, en de instellingen, welke wij met ons geld hielpen opbouwen.

De prediker van de leer van de Prae Millennialistische Komst van Christus hanteert een tweesnijdend zwaard, Wanneer er bij de ongelovigen op aangedrongen wordt, dat hij een christen moet worden, kan deze zeggen: ’Ik ben nog jong, er is nog ruimschoots tijd en ik kan mijn beslissing nog wel uitstellen’, maar wanneer men dan zegt tegen hem, dat het niet een kwestie van tijd is, of slechts van de redding van zijn ziel, maar dat Jezus op elk tijdstip kan terugkeren, wordt de vraag dringerder en gaat het erom, of men bereidt is Hem te ontvangen, en ziet hij het belang in van een onmiddelijk besluit.

Waarde lezer, bent u een Christen en bent u uitziende naar de spoedige Wederkomst van Christus? Gelooft u ook in de zalige hoop en doet u alles, want u kunt om Zijn Wederkomst te verhaasten, en op die wijze te zorgen, dat de Koning wederkeert?

Indien niet, zo smeek ik u, laat alles varen om de vraag te beantwoorden, of u tot hen zult behoren, die zullen worden opgenomen de Heer tegemoet in de lucht bij Zijn Komst en zo op deze wijze ontsnappen zult aan de vreselijke dagen, die over de aarde komen zullen - dagen waar niemand zal kunnen kopen of verkopen, tenzij men het MERKTEKEN van het beest heeft, en allen die dit merkteken zullen hebben,zullen het eeuwig oordeel ondergaan.

Openbaring 13:15-17: ’En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden. En het maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken, de naam van het beest, of het getal van zijn naam heeft.

Het resultaat van dit merkteken is:
Openbaring 14: 9-11: ’En een andere engel, een derde, volgde hen, zeggende met luider stem: Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt’. Het merkteken is het teken der mensen, 666.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.