Neemt de Heer Zijn Gemeente weg van de aarde?

Neemt de Heer Zijn Gemeente  weg van de aarde?
Of wijst de Bijbel een andere weg zoals sommigen beweren?

Naar mate de tijd verstrijkt neemt de onrust toe, zowel binnen de Gemeente van Christus als in “de wereld”. Er zijn grote veranderingen op til, veel mensen voelen en ervaren een onrust die niet te verklaren is. Voor de wereldse mens wordt de drang naar amusement en bezit steeds groter en daarnaast schijnt de mensheid steeds egoïstischer te worden. Binnen de groep van wedergeboren Christenen wordt er in gesprekken steeds meer gesproken over een tweedeling, een scheidslijn tussen de Christenen en de wereldse mensen.

Een tweedeling tussen Christenen en de wereld is natuurlijk niet zo vreemd, van nature is een wedergeboren mens een zondaar die de duisternis heeft verlaten en in het licht van Christus Jezus is gekomen. Een “wereldling” daarentegen leeft in de geestelijke duisternis en daarmee in het rijk van satan gebleven, satan de tegenstander van Christus. Wat wél vreemd is dat mensen die zich Christen noemen onderling zulke grote verschillen accepteren terwijl ze zich allemaal op de Bijbel beroepen. In dit schrijven willen we zo’n “strijdpunt” samen bekijken, we gaan alleen uit van de Bijbel bij ons onderzoek, wat kerken en denominaties leren laten we buiten beschouwing omdat alleen de Bijbel Goddelijk gezag heeft en dat we alleen dáár de volle waarheid in kunnen vinden. Wij gaan ons bezig houden met de komst van de Here, wat dat voor de Gemeente betekent en waar we dit in de Schrift kunnen vin-den. Voor deze studie ik een brochure van Jacob Klein Haneveld gebruikt; “Dienen en verwachten”, uitgave van “Morgenrood” te Bodegraven. Uit de brochure blijkt overduidelijk dat deze broeder voor de volle 100% geloofde dat er een opname van de Gemeente komt vóór de grote verdrukking en dat hij geen andere ideeën had zoals zijn “opvolgers” bij de “Stichting Morgenrood” tegenwoordig beweren.

Daarnaast kwam ik deze week in het bezit van de “Nederlands Bijbelstudie Circulaire” van het Nederlands Bijbelstudie Centrum, Ab en Han Klein Haneveld. In het aprilnummer publiceert men deze keer een oud schrijven van Ab Klein Haneveld uit 1978 waarin hij een dwaalleraar bespreekt wiens leugens tegenwoordig weer opnieuw circuleren. Maar niet alleen uit die bron komt het vuil opborrelen, óók hedendaagse bekende “predikers” strooien hun gif uit over de akker, de Gemeente. Dit soort valse predikers hebben zelfs de moed om de Bijbel in te delen, of in brokken te verdelen, naar gelang het in hun kraam te pas komt, ze stellen zich zelfs boven de leerlingen van de apostelen die het woord rechtstreeks van de Here ontvingen! Naar mate we de grote dag van de opname der Gemeente naderen zal de duivel zijn venijn uitstorten, speciaal over hen die oprecht geloven dat het Woord van de Here de enige richting wijst naar de volkomen relatie met de Here God, door het volmaakte offer van de Here Jezus Christus.

De komst des Heren
(1 Thessalonicenzen 4: 13-8)
Hier verdiepen wij ons in één van de belangrijkste Schriftgedeelten, die over de wederkomst des Heren handelen. Alvorens de verzen nader te bestuderen, willen wij eerst enkele algemene opmerkingen over de wederkomst van de Here maken. Zij kunnen dienen als sleutel tot een beter begrip van wat de Bijbel over dit onderwerp te zeggen heeft.

Parousia
Het voornaamste woord, dat in het Nieuwe Testament gebruikt wordt, om de komst van de Here te beschrijven, is ’Parousia’ en betekent zowel een aankomst als een tegenwoordig zijn of oponthoud na deze aankomst. Dat helpt ons, de komst des Heren niet enkel te zien als een ogenblikkelijk gebeuren, maar ook als een tijdperk.

Periode
Deze periode van de wederkomst des Heren omvat minstens vier belangrijke punten:
 A. het begin.
 B. een vervolg.
 C. een openbaarwording.
 D. een afsluiting.

Begin
Aan het begin van deze ’Parousia’ staat de komst van Christus vóór de Zijnen. De Bijbel noemt deze gebeurtenis de ’opname, eigenlijk ’wegrukking’ van de Gemeente. De leer van de ’opname’ was in Oudtestamentische tijden niet bekend. De belangrijkste Nieuwtestamentische gedeelten die over dit thema handelen zijn: Johannes 14:1-3; 1 Corinthe 15:51-57; 1 Thessalonicenzen 4:13-18.

“Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben) want Ik ga heen om u plaats te bereiden; En wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.”  Johannes 14:1-3

“Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet be-droefd zijt, zoals de andere [mensen], die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan. Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; Daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden.”  1 Thessalonicenzen 4:13-18

Vervolg.
Het vervolg is de tijd, die onmiddellijk op de ’opname’ volgt en waarin de gelovigen geo-penbaard zullen worden voor de rechterstoel van Christus. Dan zullen hun werken ’beproefd’  (Dus géén oordeel, veroordeling zoals de kerk dit leert) worden en zal hun getrouwe dienst beloond worden. 1 Johannes 2:28; 1 Thessalonicenzen 2:14.

“En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst.”  1 Johannes 2:28

“Want gij, broeders, zijt navolgers geworden van de gemeenten Gods in Christus Jezus, die in Judea zijn, omdat ook gij hetzelfde te verduren hebt gehad van uw eigen volksgenoten als zij van de Joden.”  1 Thessalonicenzen 2:14

Openbaring
De openbaarwording van Zijn komst is gelijk aan de wederkomst des Heren met de Zijnen in grote macht en heerlijkheid, om Zijn vijanden te bestraffen en Zijn koninkrijk op aarde te stichten. Het is dit aspect van de komst van Christus, dat zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament het meest genoemd wordt. Zie: Mattheus 24:3, 27, 34-37; Handelingen 1:11; 1 Thessalonicenzen 3: 13;  2 Thessalonicenzen 2:8.

“Om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij de komst van onze Here Jezus met al zijn heiligen.”  1 Thessalonicenzen 3:13

Afsluiting
De afsluiting van de ’Parousia’ wordt gevormd door de uiteindelijke vernietiging van hemel en aarde door het vuur, aan het einde van de duizendjarige Christusregering. Dit gebruik van het woord ’komst’ vinden wij in 2 Petrus 3:3-10;

“Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen. En zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zo, als het van het begin der schepping af geweest is. Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat. Waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water. Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen. Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat een dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als een dag. De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden.”  2 Petrus 3:3-10

Nieuwe hemel en aarde
Zo omvat de ’wederkomst van Christus’ een tijdperk, dat begint bij Zijn komst voor de Zijnen, om hen op te nemen in de hemel, en dat eindigt in ’een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.’

Rechterstoel van Christus
Waar van de komst van Christus gesproken wordt in verbinding met de beloning der gelovigen, wordt nu eens de blik op de rechterstoel van Christus gericht, dan weer op de koningsheerschappij van Christus. Het verband tussen beide schijnt te liggen in het volgende: het beproeven van de ’werken’ van een Christen vindt plaats voor de Rechterstoel van Christus, waar zal blijken of zijn dienst hem winst of verlies heeft opgeleverd. Het volle loon zal de gelovige ontvangen als hij daarna met Christus zal terugkomen op de aarde, waar de Here Zijn heerschappij zal aanvaarden (Mattheus 19: 28).

“Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, gij, die Mij gevolgd zijt, zult in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen op de troon zijner heerlijkheid zal zitten, ook op twaalf tronen zitten om de twaalf stammen van Israel te richten.”  Mattheus 19:28

Hoewel alle gelovigen met Christus heersen zullen, is het duidelijk, dat de één een grotere verantwoordelijkheid zal ontvangen dan de ander. In de gelijkenis van de edelman en de tien ponden ontvangt de eerste knecht macht over tien steden, de tweede over vijf steden, en de derde ’wordt afgenomen, ook wat hij heeft’ (Lukas 19: 11-27). Hieruit kunnen wij opmaken, dat de beloning te maken heeft met heerschappij in het koninkrijk van Christus, en dat de graad van trouw van de enkeling de omvang van het hem toevertrouwde goed zal bepalen.

Apokalypsis
In de grondtekst van het Nieuwe Testament zijn er behalve ’Parousia’ nog twee woorden, die de Komst des Heren beschrijven: ’Apokalypsis’ en ’Epiphania’. Het eerste betekent een ’openbaring’, het tweede een ’verschijning’. Beide worden voornamelijk gebruikt, waar gesproken wordt van de komst van Christus met de Zijnen op de aarde tot oprichting van Zijn Koninkrijk.

Tegenstelling
De tegenstelling tussen de opname en de wederkomst tot oprichting van Zijn Koninkrijk moge blijken uit de volgende punten:

De opname 

 

De wederkomst

 
Christus komt in de lucht1 Thess .4:17 Christus komt op de aardeZach. 14:4
Christus komt vóór de Zijnen1 Thess 4:16-17 Christus komt mét de Zijnen Judas 14
In de eerste plaats voor de Gemeente. 1 Thess 4:16-17 In de eerste plaats voor de JodenJeremia 30:7; Mattheus 24:16-20
Zij heeft plaats vóór de dag des Heren.
2 Thess. 2:1-12 Zij heeft plaats óp de dag des Heren.Mattheus 24:29-30
Zij is een tijd van zegen.1 Thess. 4:18 Het is een tijd, die met oordeel begint. 
2 Thess. 1:8-9
Een verborgenheid. (Een waarheid die nog niet geopenbaard was.)1 Corinthe 15:51 Geen verborgenheid. Daniël sprak er reeds overDaniël 2:44.
De tijd niet bepaald  De tijd bepaald en tijdstippen nauwkeurig vastgesteld; b.v. 7 jaar, 3½ jaar, enz. 

Samenvatting.
Wij kunnen de opeenvolgende gebeurtenissen in verband met de komst van de Here als volgt samenvatten:

  • De komst van de Here voor de Zijnen (1 Thess. 4:13-18), gevolgd door de Rechterstoel van Christus. (1 Corinthe 3:11-15)
  • Het begin van de dag des Heren, n.l. de Grote Verdrukkingstijd, die minstens zeven jaar zal duren. (Daniël 9:27; Mattheus 24:4-28;  Openbaring 6 tot Openbaring 19)
  • De komst van de Here mét de Zijnen. (Mal. 4:1-3; 2 Thess. 1:7-9)
  • Duizendjarige Koningsheerschappij van Christus op aarde. (Jes. 32:1; Jes. 35:1-7;Jes 65:17-25; Openbaring 20:4)
  • Het vergaan van de atmosferische hemel en aarde. (2 Petrus 3:1-10)
  • Het oordeel voor de grote witte troon. (Openbaring 20:11-15)
  • De nieuwe hemel en de nieuwe aarde (Openbaring 21:1)


De opname der Gemeente (1 Thessalonicenzen 4: 13-18)

De ontslapen gelovigen
Uit dit gedeelte blijkt, dat in de harten der gelovigen te Thessalonica vragen gerezen waren met betrekking tot degenen onder hen, die gestorven waren. Paulus had de Gemeente geleerd, dat Christus op de aarde wederkomen zou, om met macht en grote heerlijkheid te regeren; en dat de gelovigen met Hem regeren zouden. Maar hoe stond het nu met hen, die gestorven waren? Gingen de zegeningen van het duizendjarig rijk aan hen voorbij? Zouden degenen, die bij de wederkomst des Heren nog leefden, tegenover de gestorvenen in het voordeel zijn? De apostel Paulus geeft op deze vragen een positief en duidelijk antwoord:

’Doch broeders, ik wil niet, dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen zijn ’.  1 Thessalonicenzen 4: 13

Het weten omtrent het lot ’van degenen, die ontslapen zijn,’ zou de gelovigen er voor bewaren ’niet bedroefd te zijn, gelijk de anderen, die geen hoop hebben’. Wij dienen wel te bedenken, dat de apostel, als hij over de ontslapen gelovigen spreekt, daaronder hun in het graf rustende lichamen verstaat. Deze toestand strekt zich niet uit tot de geest en ziel. Verder moet onderstreept worden, dat deze Schriftplaats de kinderen Gods het ’bedroefd zijn’ niet verbiedt. Wij zijn bedroefd, maar niet ’gelijk de anderen, die geen hoop hebben’. Het verbreken van liefdebanden brengt verdriet teweeg, maar geen hopeloos verdriet. Zelfs de Here weende aan het graf van Lazarus (Johannes 11: 35).  Hoe verschillend is toch het verdriet hen, voor wie de opstanding geen hoop, maar schrik betekent!  Zij zullen opstaan!

’Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven is en opgestaan alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem’.  1 Thessalonicenzen 4: 14

De dood en de opstanding van Christus zijn de fundamentele feiten van het Evangelie (1 Corinte 15: 3, 4).

Bovendien vormen zij het onderpand en de garantie voor de opstanding der gelovigen. Dat is hier de conclusie van Paulus; als wij in Christus’ opstanding geloven, dan geloven wij ook, dat zij, die in Jezus ontslapen zijn, eveneens zullen opstaan. Meer nog dan dat: zij zullen niet alleen opstaan, maar God zal hen ook met Christus wederbrengen wanneer de Heiland komt, om te heersen. Eigenlijk wil Paulus zeggen; Denk toch niet, dat degenen die gestorven zijn van de heerlijkheid van het komende koninkrijk worden uitgesloten; God zal hen met Jezus wederbrengen als Hij tot deze aarde terugkeert.

Hoe zullen zij opstaan?
Maar hoe kan dat gebeuren? Hun lichamen liggen op dit moment in het graf. Hoe kunnen zij met Jezus terugkomen? Daarop geven de verzen 15-17 het antwoord. Voordat Christus komt, om Zijn Koninkrijk op te richten, zal Hij eerst terugkeren om de Zijnen thuis te halen, opdat zij voor eeuwig met Hem zullen zijn. De doden worden opgewekt, de levenden worden veranderd, en te samen zullen zij de Here tegemoet gaan in de lucht.

Hoe kan Paulus dat weten? Zijn antwoord luidt: “Dat zeggen wij u door het Woord des Heren” (vs. 15). Anders uitgedrukt: hij ontving het als een rechtstreekse openbaring van de Here. Dan gaat hij verder, door te verklaren, dat levenden bij de wederkomst van Christus geen voorsprong of voordeel hebben ten opzichte van de doden. In dit vers (15) spreekt Paulus als iemand, die zich bij Christus’ wederkomst nog onder de levenden bevinden zal, zie 1 Corinthe 15: 51-52. In 2 Corinthe 4: 14 en Corinthe 5: 1 echter als iemand, die zich onder de opgestane gelovigen zal bevinden.

Op gelijke wijze dienen ook wij de Here ieder ogenblik te verwachten, maar tevens met de mogelijkheden er rekening mee te houden, dat Hij niet tijdens ons leven komt. De nauwkeurige volgorde der gebeurtenissen wordt ons in de verzen 16 en 17 gegeven. ’De Here zelf zal nederdalen van de hemel’. Hij zal geen engel zenden; Hij komt in eigen persoon. Dat zal met een luide roep geschieden, met de stem van een aartsengel en met de bazuin Gods. Voor deze verschillende geluiden zijn meerdere verklaringen; en het is moeilijk een definitief antwoord te geven

Het geroep van Christus
Enkelen vermoeden, dat het ’geroep’ een stem is van de Here Jezus Zelf, waarmee Hij de doden uit hun graven zal roepen, en waardoor de levenden veranderd zullen worden

”Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen zullen leven”  Johannes 5:25

De stem des archangels
Verscheidene uitleggers verbinden de stem van de aartsengel met het volk van Israël (Daniël 12: 1; Judas: 9; Openbaring 12: 4-7). Zij beschouwen het als het signaal, dat God de draad van Israëls geschiedenis opneemt, en Zijn volk tot hun eindbestemming roept. Anderen menen, dat de aartsengel de miljoenen engelenscharen samenroept, om aan deze verheven gebeurtenis deel te nemen (Lucas 16: 22).

De bazuin Gods
In de ’bazuin Gods’ wordt algemeen de laatste bazuin van 1 Corinthe 15: 52 gezien, die zal klinken om de slapende lichamen van de gelovigen uit hun graven op te wekken.

De Here tegemoet
Hoe ook de betekenis van deze bijzondere uitdrukkingen mogen zijn, de waarheid is heerlijk. De doden in Christus zullen eerst opstaan. Dat is een opstanding uitsluitend van hen, die in het geloof gestorven zijn. Mogelijk omvat zij alle gelovigen, die sedert Adam tot aan de komst des Heren geleefd hebben. Daarna zullen de levenden met hen opgenomen worden in de wolken, om de Here in de lucht te ontmoeten. De lucht is het gebied van satan (Efeze 2: 2). Zo zal de ’opname’ een grote overwinning zijn op de macht van satan, die het luchtruim zal moeten ontruimen, en op aarde zal worden neer geworpen.

Laten wij bedenken, welke geweldige en machtige dingen in deze verzen liggen opgesloten. De aarde en de zee, die het stof der verlosten van alle tijden terug geven*. De levende heiligen met de gestorven heiligen herenigd! Allen hebben verheerlijkte lichamen ontvangen, voor eeuwig vrij van ziekte, smart en dood. In één enkel ogenblik in de hemel opgenomen, om ’voor altijd bij de Here te zijn!’ Het valt op hoe vaak het woord ’Here’ in de verzen herhaald wordt: ’het woord des Heren (vs. 15); de Here Zelf (vs. 16); de Here tegemoet (vs. 17); met de Here zijn’ (vs. 17).

’Zo dan, vertroost elkander met deze woorden’  1 Thessalonicenzen 4: 18

“Het stof van de verlosten teruggeven”.
Menig mens denkt vaak niet na over “het leven na dit leven”, m.a.w. met dit aardse leven is het niet afgelopen! Gelovigen zien uit naar de komst van Christus terwijl ongelovigen uitgaan van een aards leven en daarna niets. De laatste groep komt bedrogen uit, na dit leven is er een eeuwigheid die geen einde heeft. Zelfs de meest primitieve “godsdienst” gelooft in een voortbestaan na de dood. De moderne mens heeft de Bijbel dood verklaard, de schepping ontkent en leeft met de gedachte dat er hier en nu genoten moet worden omdat het straks voorbij is. Hoe we het ook wenden of keren, éénmaal zal de mensheid, óók de ongelovige, zich moeten verantwoorden voor de Here God en hoe zal het hen vergaan die het lichaam opzettelijk hebben laten verbranden? Martelaren die op de brandstapel het leven gaven voor de Here vallen niets te verwijten, maar hoe zou het hen vergaan die met opzet het lichaam laten verbranden? Willen ze het zekere voor het onzekere nemen? Stel het geval dát er een God bestaat, “dan kan hij ons niet meer pakken”, dan zijn we hem een slag voor” Wat zal de teleurstelling groot zijn want een mens bestaat niet alleen uit een lichaam maar óók uit een ziel en een geest! Wat een treurnis, ziel en geest zonder lichaam voor de grote witte troon, dolende zielen die geen rust meer zullen vinden.


De gedachte aan de komst des Heren wekt in degene, die in Hem gelooft, géén vrees. Het is een heerlijke hoop, om altijd mét de Here en Hem gelijk te zijn. Maar wat zal dat betekenen voor degenen, die buiten Christus zijn?

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.