Jezus komt, maakt u gereed! deel 1

Jezus komt, maakt u gereed!
Deel 1

Door: D. J. Christiaans

Onze zeer nabije toekomst de belofte: ’Ik ga heen om u plaats te bereiden. En als ik heenga, en u plaats bereid heb, kom ik weder en zal U tot mij nemen, opdat gij ook moogt Zijn waar ik ben.’Johannes 14: 2,3

De Heer is heengegaan en heeft ons plaats bereid. Het is niet zo dat Hij nog steeds daarmee bezig is. Hij heeft hem bereid op het ogenblik toen Hij Zelf de hemel binnenging. Het is niet het werk op het kruis, wat we hier vinden. De Heiland richt Zich tot hen die deel hebben aan Zijn wonderbaar werk op het kruis, op grond waarvan de Vader ons deze zegeningen geven kan, en Hij spreekt over dat wat Hij gedaan heeft, nadat Hij het werk op het kruis volbracht had.

Hij die het licht der wereld was, is weggegaan - gekruisigd en uitgeworpen. En nu is het nacht - de lange troosteloze nacht van Zijn afwezigheid. Willen we bescherming, troost en vleselijke rust zoeken, daar waar Hij vermoord werd? O, laten we liever Hem trouw blijven, met ongedeelde gevoelens de koude van de nacht verdragen en onze lampen helder brandende houden tot Hij komt! Laat ons uitgaan om de Bruidegom te ontmoeten. Zie, ik kom haastelijk! zijn Zijn gezegende woorden ter bemoediging van onze eenzame en wachtende harten. Laat het geroep de snaren van ons hart doen trillen en zo in ons hart een melodie vormen voor Hem, Wiens hart nooit bevredigd zal zijn tot Hij ons bij Zich zal hebben. En laat ons wachten op dat ogenblik dat Zijn hart en onze harten, gezamenlijk bevredigd zullen zijn, als ’de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw zich heeft toebereid’’. Amen, kom Heer Jezus!

De komst van de Heer Jezus Christus is de eerstkomende grote gebeurtenis voor de gelovige: veel andere grote gebeurtenissen zullen volgen, maar deze is nu heel dichtbij en velen verwachten haar vurig. Daarom moeten we ernstig en nuchter nadenken over de vraag: welk gevolg zal die komst voor mij hebben? Allereerst bereidde onze Heer Zelf Zijn discipelen erop voor dat ze na Zijn heengaan de verwachting van Zijn terugkomst moesten blijven houden. ’Wie is dan de trouwe en wijze slaaf, die zijn Heer over Zijn huisbedienden gesteld heeft om hun voedsel te geven op de juiste tijd? Welgelukzalig die slaaf, die zijn Heer, als Hij komt, zo bezig zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u, dat Hij hem zal stellen over al Zijn goederen’. (Mattheüs 24:45-47). Hij gaat dan verder en beschrijft de boze slaaf als iemand die zegt: ’Mijn Heer wacht met te komen,’’ enz. (vers 48) en geeft het oordeel aan waarin zo iemand zou vallen. Twee gelijkenissen die van de maagden en die van de talenten - leren nadrukkelijk dezelfde les door het feit dat de maagden die in slaap vielen en de dienstknechten die de talenten ontvingen dezelfden zijn waarmee de Heer bij Zijn terugkomst respectievelijk te maken heeft. Hetzelfde onderwijs wordt in Markus gevonden.

’Ziet toe, waakt en bidt Want gij weet niet wanneer het de tijd is.’

Lees ook Jacobus 5: 7,8; 1 Petrus. 1 :7, 13; 2 Petrus. 3; 1 Johannes 3:2, Openbaring 3: 1t; 22:7, 12 ,20.

Hoewel dit maar enkele van de Schriftplaatsen zijn die zouden kunnen worden aangehaald zal men onmiddellijk zien dat dit onderwerp uitgebreid behandeld wordt in het Woord van God. En bij onderzoek zal men ontdekken dat dit zo is omdat het juist verbonden, verweven is met het wezen van het christendom. Neem de hoop op de wederkomst van de Heer weg en u berooft het christendom onmiddellijk van zijn ware karakter. Men kan er niet te sterk de nadruk op leggen dat het geen leer is die men naar believen verwerpen of aannemen kan, maar dat het een integrerend deel van de waarheid zelf is, verbonden met de roeping en de plaats van de gelovige, zijn verhouding tot Christus en zijn toekomstige zegen. Daarom brengt de apostel Paulus de Thessalonikers dan ook in herinnering dat ze bekeerd waren om de Zoon van God uit de hemelen te verwachten: en iedere gelovige wordt met hetzelfde doel bekeerd. Als men deze hoop en verwachting niet heeft is men dus onkundig van het deel van de gelovige in Christus.

Hieruit volgt dat de normale houding van elke gelovige is: Christus te verwachten. Ja, het gaat zelfs nog verder: iedereen die op christelijk terrein gebracht is heeft dit kenmerk, hoewel hij er zich helemaal niet bewust van kan zijn. Want het Woord zegt dat al de tien maagden, waarvan er vijf dwaas waren. haar lampen opnamen en uitgingen de Bruidegom tegemoet. Haar belijdenis was dus, zelfs al hadden ze geen olie, dat ze Christus verwachtten. Is dit de houding van de lezer? Verwacht u de komst van de Heer Jezus? Is dit de ene heerlijke hoop die uw ziel verkwikt op uw eenzaam pelgrimspad? Zijn uw ogen steeds gericht op de blinkende Morgenster? Of wordt u zo in beslag genomen door de dingen van deze aarde dat u, zoals de vijf dwaze maagden, moe geworden en in slaap gevallen bent? Als dat helaas zo is, laten de woorden: ’Zie ik kom spoedig’’ en ’Zie, de Bruidegom’’ u uit uw slaap opwekken, juist terwijl er nog uitstel is, opdat Hij als Hij plotseling komt u niet slapend vindt. Bijna 2000 jaren zijn voorbijgegaan sinds de Heer tot Zijn discipelen zei: Waakt! Waarom is Hij zo lang weggebleven? Is het omdat Hij traag is in verbinding met Zijn belofte? O, hoe zou iemand dat kunnen denken van Hem, die op het kruis in zelfopofferende liefde stierf, opdat Hij kon zijn ,,de Amen’, de Vervuller van al de beloften van God? ’De Heer vertraagt de belofte niet, zoals sommigen het traagheid achten, maar Hij is lankmoedig over u, niet willende dat iemand verloren ga. maar dat allen tot bekering komen’ (2 Petrus. 3). Dat is het wonderbare geheim van Zijn lang wegblijven. God brengt een hemelse bruid voor Christus samen en goddelijke liefde talmt met het oog op de verlorenen in goedertieren geduld en de een na de ander wordt tot bekering gebracht en onder het beschermende bloed van het Lam beveiligd voor de verschrikkelijke storm van het komende oordeel. En terwijl de werkzaamheid van goddelijke liefde zich openbaart in het verzoenen van mensen met God, duurt de tijd niet lang voor Hem voor wie een dag is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. Behoorde de tijd ons lang gevallen te zijn? O, als de heiligen in gemeenschap geweest waren met hun Heiland en gemeenschap gehad hadden met Zijn hart als de grote Herder der schapen, ze zouden volkomen gewillig geweest zijn te lijden, te zwoegen en te wachten, zonder dat de tijd hun lang was gevallen. Zij zouden hun hoop niet vergeten hebben. Maar terwijl ze het geheim van Zijn hart kenden, zouden ze het woord van Zijn volharding bewaard hebben. Maar helaas !

De hoop op de komst van de Heer eindigde een levende hoop te zijn. De boze dienstknecht zei in zijn hart: ’Mijn Heer vertoeft te komen’ en toen begon hij ’zijn medeslaven te slaan en te eten en te drinken met de dronkaards’. Gedurende hoeveel eeuwen was de gemeente slaperig en sliep en deed de boze dienstknecht zijn eigen wil? Helaas, inplaats dat de gemeente - het grote belijdende lichaam - zichzelf bewaarde als een reine maagd die aan Christus ondertrouwd was, gaf zij de hoop op Zijn komst op en gedroeg zich als een overspelige vrouw met de koningen van de aarde. Maar de Heer komt, zoals gezegd is: ’Hij die komt zal komen en niet vertoeven !’ Maar wenst Hij te komen om een slapende bruid te vinden, die Hem niet verwacht? O nee. Hij wil dat de heiligen, samen met - en in overeenstemming met de Geest roepen: Kom! Hij wenst dat in de harten van de Zijnen bruidsgevoelens zijn, die beantwoorden aan Zijn eigen onveranderlijke liefde.

De gelijkenis van de maagden
Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die haar lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet En vijf van haar waren dwaas en vijf waren wijs. Want de dwaze namen haar lampen mede. maar geen olie; doch de wijze namen olie in haar kruiken. met haar lampen. Terwijl de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in. En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet! Toen stonden al die maagden op en brachten haar lampen in orde. En de dwaze zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie. want onze lampen gaan uit. Maar de wijze antwoordden en zeiden: Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u: gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf. Doch terwijl zij heengingen om te kopen, kwam de bruidegom en die gereed waren gingen met hem de bruiloftszaal binnen en de deur werd gesloten. Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, Heer, doe ons opent Maar hij antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niets Waakt Daniël want gij weet de dag noch het uur. (Matth 25)

De gelijkenis van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden geeft ons in beeld weer, welke de toestand behoort te zijn van hen die in zullen gaan tot de bruiloft van de Heer. Wij zien aan de ene kant, in de vijf dwaze maagden, personen die zich tevreden stellen met een uiterlijk belijdenis. Zij hebben een tijdje mee gelopen. en toen allen insliepen sliepen ook zij in en lieten hun lampen uitgaan. Zo hebben in de 20 eeuwen Christelijke belijdenis, die achter ons liggen, de kerken der Christenheid al heel vroeg de belofte van de spoedige wederkomst van Christus vergeten, en allen sliepen in. Toen in het begin van de vorige eeuw, de middernachtsroep weerklonk na de verschrikkingen van de Napoleontische oorlogen, gingen vele gelovigen, onder de leiding van de Heilige Geest, de toekomst bestuderen, en het uitzicht op Zijn komst bracht vele gelovigen ertoe zich van het kwaad afzonderen en zich te reinigen. Wij zien in deze gelijkenis dat wanneer, na de middernachtsroep, alle maagden wakker worden, alleen zij die nog voldoende olie hebben, kunnen ingaan. Olie is in de Schrift een beeld van de Heilige Geest. Zij die zich tevreden stellen met uiterlijk belijdenis, uiterlijke ceremonieën, kerklidmaatschap, maar geen persoonlijk geloof in de Heer Jezus hebben, niet wedergeboren zijn, tot hen moet de Heer de verpletterende woorden richten: ’Ik ken u niet!’ (vers 12) De Heilige Geest wordt ons gegeven nadat wij geloofd hebben en de gave van de Heilige Geest toont zich in:

  1. De zekerheid van het eeuwige leven (Romeinen 8:1)
  2. Een practische bevrijding van de macht van het vlees, de wereld en de duivel. (Romeinen 8: 2)

Deze gelijkenis spreekt in beeld over de opname, waarna de deur voor levenloze belijders gesloten wordt. En wij zien heel duidelijk dat wanneer wij in beeld de toestand beschreven hebben van hen die ingaan, van hen die opgenomen worden, dit gelovigen zijn, die vergezeld zijn door de Heilige Geest. En, zoals wij reeds zagen, toont de inwoning van de Heilige Geest in een gelovige zich door een wandel in gehoorzaamheid aan het Woord van God. Ernstige nadruk wordt gelegd op het feit dat iedere gelovige, met het uitzicht op de spoedige wederkomst van Christus, er toe moet komen, zich te heiligen en te reinigen, door de kracht van de Heilige Geest. De opname is een bekroning van een leven van heiligheid, zoals Henoch door het geloof met God wandelde, en door het geloof werd opgenomen. Het uitzicht op de spoedige wederkomst van Christus mag er ons nooit toe brengen om een eigenwillig leven te gaan leiden, want waar wij in de brief aan Filadelfia aan de getrouwen de beloften van de opname vinden (Openbaring 3:10, daar vinden wij in de brief aan Laodicea de ernstige waarschuwing: ’Allen die ik lief heb, bestraf en tuchtig ik.’ Waakt! ’Welgelukzalig die slaven welke de Heer als Hij komt wakende zal vinden. Voorwaar ik zeg u, dat Hij Zich zal omgorden en hen zal doen aanzitten en naderkomende zal Hij hen dienen. En zo Hij komt in de tweede wake, of komt in de derde wake, en vindt hen alzo, welgelukzalig zijn die slaven.’ Welgelukzalig zijn die slaven. Wie zal de onuitsprekelijke zegeningen en blijdschap vertellen van hen die gewaakt en gewacht hebben voor Christus en die bij Zijn komst veranderd zullen worden in gelijkvormigheid aan Hem? ’We zullen Hem gelijk zijn, want we zullen Hem zien zoals Hij is!’ ( 1 Johannes 3: 2 ) .

En wat is de kracht van deze wonderbare hoop? ’leder die deze hoop op Hem heeft reinigt zichzelf, zoals Hij rein is’. Dan zullen we Hem gelijk zijn, maar dan wensen we Hem nu ook gelijk te zijn en reinigen ons daarom zoals Hij rein is. Zouden we dan niet bruidsgevoelens in onze harten kweken en onszelf onbesmet van de wereld bewaren, als een reine maagd aan Christus verloofd? Zal Hij ons vinden met bezoedelde kleren? Wandelende met de wereld die Hem kruisigde en nu koel de boodschap van Zijn genade verwerpt? Zijn wij leden van haar verenigingen, gasten bij haar bijeenkomsten voor plezier, bezoekers van haar bioscopen en schouwburgen, metgezellen van hen die door deze dingen de stem van God in hun geweten onhoorbaar maken?

Tekenen der tijden
De Heer Jezus sprak in Lucas 17 over de dagen van Lot. Op zichzelf genomen waren dit geen zondige dingen. Maar de eigenlijke zonde van Sodom wordt geschetst in Ezechiël 16: 49: hoogmoed, weeldezucht, zorgeloze gerustheid, geen hulpverlening aan ellendigen en armen. Hun hoogmoed bestond hierin, dat zij in eigen leven heer en meester wilden zijn, niet afhankelijk. Hun weeldezucht voerde hen tot een voldoen aan al hun begeerten, zelfs tot de meest tegennatuurlijke. En zij dachten in zorgeloze gerustheid dat dit weelderige bestaan altijd zo zou blijven. Dachten niet aan hen die hulp nodig hadden. Aan geestelijke dingen dacht deze massa niet, en nog minder aan God. En als wij in onze dagen zien, hoe er in dat totale opgaan in de aardse dingen, in het zichtbare, het tastbare, dat leven alleen voor geld en goed, voor een menswaardig bestaan, die valse gerustheid van een zich sociaal verzekerd te weten van de wieg tot het graf, dan aarzelen wij niet, dit alles als een teken van de tijd te zien, dat alle geestelijke waarden hun kracht ontneemt.

Men moet hier natuurlijk onderscheiden. Eten, drinken, kopen, verkopen, planten, bouwen, trouwen, zijn op zichzelf niet verkeerd. De gelovige kan deze dingen rustig doen, mits hij het doet in afhankelijkheid van zijn Heer, in acht neemt de gouden regel: alles doen tot eer van God, en de geestelijke waarden voorop blijft stellen. Maar heel anders wordt het wanneer men deze dingen maakt tot levensdoel en levensvreugd.

De Heer Jezus heeft in Lucas17:28-30 willen wijzen op het Plotselinge, het Onverwachte einde van al die menselijke ’zekerheid’, door het komen van de zondvloed. Niemand van de toen levende mensen heeft dit overleefd, dan de acht die in de ark door God zijn bewaard. Zo is het ook gegaan toen Sodom en Gomorra binnen de kortste tijd van de aarde werden weggeveegd. En zo is het ook in de toekomst. De spotters, die Petrus in het derde hoofdstuk van zijn tweede brief aankondigt, zijn wetenschappelijke mensen, want zij redeneren over de vastheid en onveranderlijkheid van de natuurwetten, alsof zij die wetten zelf hebben gemaakt. Zij weten van de vaderen, van de historie, zij weten verstandelijk van de verschijning des Heren, zij weten van de zondvloed, en dat de aarde in water bestaat. (Dit laatste is hun echter willens onbekend, daaraan gaan zij voorbij.) Maar van een vergaan van deze wereld willen zij niets horen, omdat dit, wetenschappelijk gesproken, dwaasheid is. Daar spotten zij mee. De menigte moge zich hierdoor laten beïnvloeden, zij weten dat de natuurwetten onveranderlijk zijn.

De staat Israël
Ja, de tekenen der tijden, de omstandigheden op aarde, getuigen altijd van datgene wat God doet. Als wij in de profeten van het O. T. lezen, zien we hoe God daardoor spreekt. Hij zegt bijv.: ’Ik heb u geslagen met hongersnood, ik heb u geslagen met droogte. maar gij hebt niet gehoord’ (Amos 4). Het is een taal, een sprake van God, waardoor Hij tot de harten en gewetens van mensen wil spreken om hen tot Zich te brengen, opdat zij zich omkeren tot Hem. Dat is van alle tekenen waar. Maar in Lucas 21 spreekt de Heer Jezus over bepaalde tekenen, die aangeven wat er in de nabije toekomst gebeuren zal; dit allesoverheersende feit, dat de Zoon des mensen in een wolk met kracht en grote heerlijkheid op aarde zal verschijnen.

Ook Mattheüs 24 en Daniël 7 spreken er van en in Openbaring I : 7 wordt gezegd: ’Zie, Hij komt met de wolken en aller oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben’. In Lucas 21 noemt de Heer tekenen, die bewijzen dat deze komst nabij is. ’Als gij deze dingen ziet geschieden, weet, dat het koninkrijk Gods nabij is’’ En: ’Ziet de vijgeboom en al de bomen; wanneer zij reeds uitspruiten, zo weet gij, dit ziende, uit uzelf dat de zomer reeds nabij is’.

Zien we de vijgeboom niet uitspruiten en al de bomen daar omheen, als we rondom ons zien? De vijgeboom is Israël,

De Heer Jezus neemt dat beeld over en zegt: ’Wanneer gij deze vijgeboom ziet uitspruiten, zo weet gij dat de zomer reeds nabij is’. Nu, wij zien de vijgeboom uitspruiten. Het is nu 39 jaar geleden, dat de staat Israël gevestigd werd, dat de Joden weer een zelfstandig volk geworden zijn en een eigen regering gevormd hebben. 1900 jaar was het volk verdreven uit het land. In het jaar 70 heeft de Romeinse keizer Titus Jeruzalem veroverd en uitgemoord en degenen die overbleven gevangen weg, gevoerd. 1900 jaar is Jeruzalem vertreden geworden door de volken, ja, ook van te voren al, vanaf Nebukadnezar kunnen we zeggen. Maar in ieder geval deze 1900 jaar zijn de Joden niet in het land geweest, maar verstrooid onder al de volken. Er waren 1900 jaar geleden heel wat volken op aarde, honderden stammen en honderden nationaliteiten. Maar wie kan één van deze nu nog aanwijzen, buiten dit ene volk? Al de volks, stammen die er geweest zijn hebben zich vermengd, zijn samengesmolten met andere volken, zodat geen enkel volk meer van zuivere afstamming is. Maar dit ene volk, dat niet in een bepaald land woonde, dat een hele kleine minderheid vormde en verstrooid was onder de volken op aarde, heeft zich onvermengd gehandhaafd en is nu na 1900 jaar teruggekeerd naar het land waaruit het toen verjaagd is, en heeft daar weer een zelfstandige staat gevormd. Dat zij buiten hun eigen land zijn gehouden en verschrikkelijker vervolgd dan ieder ander volk op aarde, is alleen een andere vervulling van wat hun 1400 jaar voor Christus, toen ze nog maar op weg waren naar het beloofde land, voorgesteld werd als het resultaat van hun ongehoorzaamheid. ’Daartoe zal Ik u onder de volken verstrooien en een zwaard achter u uittrekken en uw land zal woest en uw steden een woestijn zijn’ (Leviticus 26: 33). Maar hun werd ook gezegd dat de dag zou komen waarin ze er toe gebracht zouden worden hun ongerechtigheid te erkennen. ’Dan zal ik gedenken aan Mijn verbond met Jakob.... en aan het land zal Ik gedenken, als het land om hunnentwil zal verlaten zijn geweest en aan zijn sabbatten een welgevallen gehad hebben’, (Leviticus 26) Twee duizend jaar ge leden is Christus onder hen geboren, en in overeenstemming met de voorzeggingen van de profeten, en is Hij aan hen als de Messias voorgesteld en het evangelie naar Mattheüs, dat zich speciaal met dit onderwerp bezighoudt, deelt ons ten volle de resultaten mee. Hij werd volkomen verworpen. Ze kozen Barabbas om te bereiken dat Christus gedood zou worden. ’De stadhouder antwoordde en zei tot hen: Wie van deze twee wilt gij dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Barabbas. Pilatus zei tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, die genoemd wordt Christus? Zij zeiden allen: Laat Hem gekruisigd worden! En de stadhouder zei: Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan? En zij riepen te meer: Laat Hem gekruisigd worden!’ (Mattheüs 27: 21-23). In het evangelie naar Johannes wordt hun zonde, zo mogelijk, nog treffender voorgesteld. ’Pilatus zei tot hen: Zal ik uw koning kruisigen? De overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning dan de keizer’. (Johannes 19: 15). zo lieten ze weloverwogen de hoop en de roem van hun volk varen en verwierpen zie hun Messias in hun boze begeerte om er zeker van te zijn dat Jezus van Nazareth gekruisigd zou worden. En van die dag af tot nu toe hebben ze de gevolgen van hun vreselijke misdaad ondergaan, als vervolgingen en als een aanfluiting, onder de volken van de aarde. Maar God kan Zichzelf niet verloochenen, hoe groot de zonde van Zijn volk ook mag zijn. En in de dood van Hem die door Zijn oude volk verworpen werd, (want Hij stierf voor dat volk - Johannes 11: 52), legde Hij de grondslag voor hun toekomstige terugkeer en zegen.

De eerste opstanding en opname
De Thessalonikers wisten: Als de Heer van de hemel komt, dan Zullen alle gelovigen met Hem komen. Bij hun bekering hadden ze geleerd, dat dezelfde Jezus, die door Zijn dood en opstanding hen van ’de toekomende toorn’ had bevrijd, weer zou komen. Ze hadden zich tot God bekeerd om de levende en waarachtige God te dienen en te wachten, niet tot zekere profetische gebeurtenissen zouden vervuld zijn maar op Zijn Zoon uit de hemelen  (1 Thessalonicenzen I :9, 10). En nog eens, als Paulus aan de Filippiëers schrijft, zegt hij: ’Onze wandel (burgerschap) is in de hemelen, waaruit wij ook als Heiland de Heer Jezus Christus verwachten’. Zij zagen dus uit naar een persoon, en die persoon was de gekende en geliefde Zoon van God in Wie zij geloofden. En toen de vijand hun gedachten verwarde in verbinding met hen die ontslapen waren voor de komst van de Heer, wilde de apostel hen niet onkundig laten. Hij wilde hen bekend maken dat zij die ontsliepen de zegeningen en de heerlijkheid van het koninkrijk niet mis zouden lopen. God zou hen allen met Christus terugbrengen. Maar om dit te doen moet er eerst iets aan voorafgaan. ’De Heer zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met de bazuin van God nederdalen van de hemel: en de doden in Christus zullen eerst opstaan, daarna zullen wij, de levenden die overblijven. te samen met hen in wolken opgenomen worden de Heer tegemoet in de lucht; en aldus zullen we altijd met de Heer zijn’ (1Thes.4:16, 17). Dus als al de gelovigen opgenomen zijn om de Heer te ontmoeten en voor eeuwig bij Hem te zijn, dan kan God hen allen met Hem brengen, als Zijn Medeërfgenamen, om hun erfenis in bezit te nemen en de hun bereide plaats in het koninkrijk en de heerlijkheid van onze Heer Jezus Christus in te nemen. Dat was de hoop en dat was de toestand van de gemeente, toen het in de frisheid van de eerste liefde was. De Heer zal komen. Hij zal naar deze aarde komen, niet op deze aarde. Wij zullen Hem in de lucht tegemoet gaan. Het is zo dat de Heer- als ik het zo zeggen mag - het niet kan afwachten, ons tot Zich te nemen. Hij komt ons tegemoet, en wij komen Hem tegemoet, en in de lucht zal de ontmoeting plaatsvinden.

En hoelang zal dat duren? In een ondeelbaar ogenblik. In het Engels zegt men: in a twinkling of an eye, dat is het ogenblik waarin ik met mijn oog knipper. Een ondeelbaar ogenblik, dat is eigenlijk een tijd zonder tijd. ’In een ondeelbaar ogenblik bij de laatste bazuin; want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk worden opgewekt en wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke onsterfelijkheid aandoen. En wanneer dit vergankelijke onvergankelijkheid zal hebben aangedaan, en dit sterfelijke onsterfelijkheid zal hebben aangedaan, dan zal het woord vervuld worden, dat geschreven staat: ’De dood is verslonden tot overwinning’
(1 Corinthiërs 15 vers 52-54) .

Deze gebeurtenis wordt vaak vermeld als de opname (1Thessalonicenzen 4: 15-17). Het is een meer persoonlijke aangelegenheid want Christus komt dan niet om Zijn koninkrijk en rechten te aanvaarden: dat volgt spoedig daarna. Maar het deel van de gelovigen zal zijn: opgenomen te worden om de Heer te ontmoeten in de lucht om voor altijd bij Hem te zijn. Daarna zullen ze met Hem komen, wanneer het koninkrijk in openbare heerlijkheid zal worden opgericht. De gelovigen worden beschreven als degenen die Zijn verschijning liefhebben.

Maar wat gebeurt er met hen die zijn achtergelaten?
Het zal een verschrikkelijke ontdekking zijn als men ziet dat velen die men als christenen gekend had, nu vaak veracht en versmaad, dan verdwenen, weggenomen zijn, weg van dit toneel. Dan zal men de ernstige waarheid beseffen dat de deur van de genade gesloten is, het evangelie van Gods genade opgehouden is en men verschrikkelijk om het onder de ogen te zien - nu is achtergelaten voor het oordeel! Het Woord van God is helder en duidelijk in deze zaak. ’Bij de openbaring van de Heer Jezus van de hemel met de engelen van Zijn Kracht. in vlammend vuur, als Hij vergelding brengt over hen die God niet kennen en over hen die het evangelie van onze Heer Jezus Christus niet gehoorzamen’.
(2 Thessalonicenzen 1: 8).

Christus maakt zijn bruid gereed
Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Here, want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is zijner gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt. Welnu, gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man, in alles. Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet. Zo zijn [ook] de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. wie zijn eigen vrouw liefheeft heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente, opdat wij leden zijn van zijn lichaam. Daarom zal een man [zijn] vader en [zijn] moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente. Intussen ook gij, laat ieder voor zich zijn eigen vrouw zo liefhebben als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man. (Efeziërs 5).  Er is een liefde, die alles te boven gaat en dat is de liefde, die Christus zijn Bruid toedraagt. De eerde, grote daad van die liefde was, dat Hij Zich voor haar overgaf. in de verschrikkelijke kruisdood. Daar aan het kruis is de basis gelegd voor een onverbrekelijke band tussen Christus en de gelovige. Welk een innigheid, welk een onafscheidelijke eenheid ligt er in de woorden: ’Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van zijn vlees en van zijn benen Efeziërs 5:30 Dat is onze relatie tot Christus, onze hemelse Bruidegom.

Er slaat niet alleen, dat Hij zijn leven voor ons gaf, maar dat hij zichzelf voor ons overgaf, de volkomen toewijding en overgave van Zijn heerlijke Persoon uit liefde tot Zijn bruid. En nu nog is heel Zijn Persoon aan het eeuwig welzijn Zijn Bruid gewijd: zijn heerlijkheid en wijsheid, de kracht vast fijn Goddelijke diefde. Hij werkt en bidt voor onze volmaking, onze voorbereiding tot ons toekomstig geluk. Jezus Zelf alleen kent de volmaaktheid van dit hemels geluk, want hij smaakt het zelf daarboven. Hij verlangt nog meer dan wijzelf, dat wij Zijn geluk mogen delen. Opdat wij in staat worden zulk een ongekend geluk te smaken, maakt Hij ons los van het aardse, ledigt ons van onszelf en vervult ons met God.

Christus reinigt de gemeente
We hebben hier de tweede dienst van liefde van Christus voor zijn Bruid: Hij reinigt haar door het Woord. ’Heilig hen door de Waarheid, uw Woord is de waarheid’. De as der roodharige koe (Numeri 19) werd met water vermengd, en diende tot reiniging van het volk. Terwijl de koe verbrand werd, wierp men cederhout, hysop en scharlaken in het vuur. Dit waren symbolen van wat er in de menselijke natuur is. Hysop is beeld van wat laag is, hartstochten en lage zonden, maar cederhout beeldt af, alles wat edel en verheven in onze natuur is, kunst en intellect terwijl scharlaken een beeld is van menselijke eer en roem. Welnu, het reinigingswater bevatte niet alleen de as, of de herinnering aan het gebrachte offer, het beeld van Christus’ dood aan het kruis voor onze zonden, maar ook een getuigenis, dat aan ditzelfde kruis de natuurlijke mens zijn oordeel en einde heeft gevonden. Met een dergelijk reinigingswater heiligt Christus zijn Bruid. Hij toont haar de waardeloosheid van menselijke grootheid en adel, de verwerpelijkheid van zonde en wereld en vervult haar hart met liefde tot Hem, die alleen en gans begeerlijk is. Is er een beter heiliging dan door Gods Woord, dat de oude mens geheel veroordeelt, maar dat de tweede Mens Christus Jezus omringt met de straling van heerlijkheid en volmaaktheid ?

Christus zal zich zijn bruid voorstellen
De derde grote daad van liefde zal zijn, dat Christus zich zijn bruid zal voorstellen. Hierbeneden is de gemeente nog verre van de volmaaktheid, Menige vlek ontsierd haar schoonheid omdat de gelovigen hun oude natuur nog hebben en deze nog zo vaak laten handelen. Menige rimpel van gewoonte en vormendienst nemen thans nog de frisheid en kracht van haar getuigenis weg. Maar Christus werkt aan haar en de dag nadert, waarop in een oogwenk alle gelovigen bevrijd zullen zijn van hun aardse lichaam. In verheerlijkte lichamen zullen zij de troon des Lams omringen en geen spoor van onvolmaaktheid zal meer in de Bruid te ontdekken zijn. Reeds ontvangt zij, door de Heilige Geest, de stralen van de hemelse heerlijkheid, in afwachting, dat zij zelf in die heerlijkheid is. (2 Corinthiërs 3: 18) Reeds worden door deze stralen haar gevoelens hemels gemaakt, maar tot het uiteindelijk resultaat zijn de wederkomst en de rechterstoel van Christus nodig; zijn kracht zal elk spoor van haar aardse reis doen verdwijnen. Dan zal er volmaakt genieten van hun wederkerige liefde zijn. Eva was bestemd, om het voorwerp van Adams’ voldoening en vreugde te zijn.

Bevrijd van aardse banden, gekleed in blinkend wit, zal de Bruid het voorwerp der bewondering van engelen en aartsengelen zijn. Als een kostbaar kleinood zal ze de stralen van de Zon der gerechtigheid weerkaatsen. Weldra zal het getal der uitverkorenen compleet zijn en zullen we tezamen onberispelijk gesteld worden voor zijn heerlijkheid met blijdschap (Judas 24) Dan zal Zijn lieve stem ons toespreken: ’Geheel zijt gij schoon, mijn vriendin en er is gebrek aan u’ (Hooglied 4: 7)

De rechterstoel van Christus
’Wij allen’’, zegt de apostel, ’moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus’ (2 Corinthiërs 5:10). Het is een vraag die het overdenken waard is of deze waarheid in onze zielen die plaats heeft die haar toekomt. Daar we de genade en de volheid van de verlossing kennen, bestaat het gevaar dat we onze verantwoordelijkheid vergeten of over ’t hoofd zien. Maar dit zou nooit het geval moeten zijn: ’Wij hebben goede moed en willen liever ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heer wonen. Daarom beijveren wij ons ook om, hetzij inwonend, hetzij uitwonend, Hem welbehaaglijk (euarestoi auto) te zijn. Want wij moeten allen geopenbaard oorden’ etc. (2 Corinthiërs 5: 8-10). Dit vooruitzicht versterkte dus de ziel van de apostel en spoorde hem met onvermoeide ijver aan om in alles wat hij deed alleen de goedkeuring van Christus te zoeken. In feite is dit precies datgene wat de gedachte aan de rechterstoel bij ons uitwerkt: we worden erdoor in staat gesteld al onze dagen nu al in het licht van Zijn tegenwoordigheid te brengen en we worden erdoor geholpen al ons daden voor Hemzelf en tot Zijn eer te doen. Hierin ligt werkelijk onze kracht. Satan is heel listig en brengt ons vaak in de verzoeking mensen-behagers te zijn. Maar als we eraan denken dat alles geopenbaard zal worden voor de rechterstoel, zijn we niet vatbaar voor zijn listen. Want we weten dat als we onszelf bij anderen aanbevelen, dit misschien ten koste van het behagen van Christus zal gaan. En wat is het nut van het misleiden van onszelf of van anderen, als het karakter van alles wat we doen zo spoedig geopenbaard zal worden? In dezelfde mate als Zijn rechterstoel voor onze zielen staat, zal het ons doel zijn Christus welbehaaglijk te zijn.

Het Joodse overblijfsel
Zodra de gemeente is opgenomen zal God door Zijn Geest in de harten van sommigen uit Zijn oude volk beginnen te werken, het overblijfsel dat zo vaak in de Psalmen en de Profeten genoemd wordt. Zoals uit de Psalmen en uit delen van Jesaja kan worden opgemaakt, zullen zij zich tot in het stof neerbuigen in het besef van Gods heilige verontwaardig ging tegen Zijn volk Israël vanwege hun afvalligheid. En dit gevoel, gecombineerd met hun vreselijke verdrukking, bepaalt het karakter van hun geroep zoals we dat daar vinden. Op dit moment, als de oven waarin ze geworpen zijn het felst brandt en ze als het ware op het punt staan in de afgrond van de totale vernietiging te vallen, verschijnt de Heer voor hen. Dan herkennen ze Hem onmiddellijk en aanschouwen ze Hem die ze doorstoken hebben. De ware Jozef openbaart Zich aan Zijn broeders, en zij zijn onmiddellijk gedompeld in bittere smart en verootmoediging wegens de zonde die zij en hun volk bey dreven hebben. Maar ook hierin wordt voorzien door de Fontein die geopend wordt tegen de zonde en de onreinheid, en ze kunnen nu roepen: ’Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en ver, blijden in Zijn zaligheid (Jesaja 25: 9).

Het gaat niet alleen om het overblijfsel in Jeruzalem. Want we vinden in verbinding met Zijn verschijning: ’En Hij zal Zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal; en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeen verzamelen uit de vier windstreken van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste daarvan’ (Mattheüs24:31). Waar ze zich ook mogen bevinden, niet één zal aan Zijn opmerkzaam oog ontgaan, maar allen zullen bijeengebracht worden om te delen in de zegeningen van het koninkrijk dat Hij komt oprichten. Zoals we in Jesaja lezen: ’Hij zal een banier oprichten onder de volken, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen. Joodse zendelingen zullen het evangelie van het koninkrijk prediken (Mattheüs 24:14), ’Bekeert u want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.’ Het is hetzelfde wat Johannes de do, per predikte en de Heer ook in het begin van Zijn dienst in Galilea (Mattheüs 3: 2; 4: 23). Johannes zei er bij: de bijl ligt al aan de wortel van de boom. Want in dat koninkrijk zal geen openlijke zonde, geen ongehoorzaamheid (wetteloosheid) toe, gelaten worden. Daarom kunnen er alleen ingaan die weder, geboren zullen zijn (Johannes 3). Hun prediking zal enorme gevolgen hebben. We lezen in Openbaring 7 van een grote menigte die niemand tellen kan, uit alle natiën en geslachten en volken en talen. In al die volken zullen er zijn die in de genadetijd het evangelie der genade niet gehoord hebben en die dan het evangelie van het koninkrijk zullen aannemen. Die nu het evangelie gehoord hebben zullen verhard worden en de antichrist aannemen en aanbidden, met de ongelovige massa van het Joodse volk. De terugkeer van de tien stammen zal plaatsvinden nadat de Heer Zijn koninkrijk aanvaard heeft.

De grote verdrukking
Er zal ook, in verbinding met de regering van de antichrist, een andere gebeurtenis van bijzonder groot belang plaatsvinden. Aankondigingen daarvan worden zowel verspreid in de profeten als in delen van de Nieuwtestamentische Schriften gevonden. Deze gebeurtenis wordt in het algemeen aangeduid als de grote verdrukking: maar als men het onderwerp nauwkeurig onderzoekt, dan zal men zien dat dit maar één kenmerk is van deze verschrikkelijke tijd van beproeving die zij in deze periode op aarde zijn zullen moeten doormaken. In werkelijkheid zal er een tijd van onvoorstelbare ellende zijn, zowel voor de joden als voor de volken: Daniël zegt: ’En in die tijd zal Michaël opstaan, die grote vorst, die voor de kinderen van uw volk staat, als het zulk een tijd van benauwdheid zal zijn als er niet geweest is, sinds dat er een volk geweest is. tot op die tijd toe; en in die tijd zal uw volk verlost worden, al wie gevonden wordt geschreven te zijn in het boek’ (Daniël 12: 1). we vinden dus weer dat de joden, als ze weer in hun eigen land zijn, door een tijd van verdrukking zullen gaan zoals er daarvoor nooit geweest is, En we vinden dit in verbinding met de daden van de antichrist, en dus na de komst van de Heer voor de Zijnen en voor Zijn verschijning. De Heer Jezus spreekt hierover. De discipelen hadden gevraagd: ’Wanneer zullen deze dingen gebeuren, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding van de eeuw?’ In antwoord op hun vraag waarschuwt Hij hen van tevoren: ,,Wanneer gij dan de gruwel van de verwoesting waarvan gesproken is door Daniël, de profeet - zult zien staan in de heilige plaats, (wie het leest, lette er op) laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen: wie op het dak is, ga niet naar beneden om de dingen uit zijn huis te halen’ etc. ’En bidt dat uw vlucht niet plaats vindt in de winter of op een sabbat, Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin van de wereld af tot nu toe en ook niet weer zijn zal. En als die dagen niet verkort werden, zou geen vlees behouden worden, maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort’ (Mattheüs 24: 15-22: ook Markus 13: 14-20). Deze Schriftplaats is om veel redenen buitengewoon belangrijk. Hij brengt de verdrukking waarvan wordt gesproken in verbinding met een gebeurtenis die door Daniël is voorzegd, en dus met de antichrist. Bovendien openbaart hij zowel de oorzaak als de tijd van deze ongeëvenaarde verdrukking ( Zie Daniël 12: 11 en 9: 27 ) .

Als we nu de verschillende aangehaalde Schriftplaatsen met elkaar in verband brengen, dan zien we dat de joden na hun terugkeer weer, zoals in de dagen van Antiochus Epiphanes (zie Daniël 11: 21-31), blootgesteld zijn aan de vijandigheid van de koning van het noorden (Syrië). om zich, te beschermen sluiten de joden dan een verbond met het eerste ’beest’ - het hoofd van het herleefde Romeinse rijk. Hiernaar verwijst Daniël als hij zegt: ,,En hij’ (dat wil zeggen de vorst van het Romeinse rijk) ’zal velen’ (of liever de velen) ’een verbond’ (niet het, maar een) ’versterken een week’’, d.w.z. een week van jaren, dus zeven jaar. Maar verder wordt ons gezegd: ’en in de helft der week zal hij het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden’ (Daniël 9: 27). Het is duidelijk dat deze vorst zich door het verbond dat hij met de joden gesloten had, verplicht had hen in hun godsdienstige gebruiken te beschermen. Maar nu is hij, in samenwerking met de antichrist, ontrouw aan zijn verdrag en beveelt dat het dagelijks offer moet worden weggenomen en de verwoestende gruwel moet worden opgericht (Daniël 12: 11) in de heilige plaats. Dat wil zeggen, er wordt een afgod opgericht in de tempel. (Lees 2 Thessalonicenzen 2: 4; en vergelijk Openbaring 13: 11-17). Hiernaar verwijst onze Heer in het gedeelte dat we hebben aangehaald; en Hij geeft het oprichten van deze ’gruwel van de verwoesting’ als het sein aan het godvrezende overblijfsel dat in die tijd in Jeruzalem zal zijn, om dan te gaan vluchten.

Nu doet de vraag zich voor: Zal de gemeente door de grote verdrukking gaan? Zo niet, wie zijn dan de heiligen die er wel doorheen gaan? Zij zijn een groot aantal personen uit de volken, die door de verdrukking heen in de zegen gebracht zijn en daarom met Christus zullen ingaan in de heerlijkheid en de zegeningen van Zijn duizendjarig rijk. Ja, ze zullen zelfs een bijzondere plaats onder Zijn regering hebben. ’Daarom zijn zij voor de troon van God en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel; en Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitbreiden: Zij zullen niet meer hongeren en zij zullen niet meer dorsten en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte; want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen leiden naar de bronnen van de wateren des levens en God zal elke traan van hun ogen afwissen. Lees voor u zelf van die dag ’die zal branden als een oven’, die grote en vreselijke dag des Heren in het laatste hoofdstuk van Maléachi. Maar de onmiddellijke hoop van de christen is de terugkeer van Christus Zelf als de blinkende Morgenster, zoals Hij Zichzelf in Openbaring 22: 16 noemt. Terwijl Hij Zijn altijd - kostbare - persoonlijke Naam gebruikt, zegt Hij: ’Ik. Jezus, heb Mijn engel gezonden om u deze dingen te betuigen in de gemeente. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende Morgenster’’. Nu verschijnt de morgenster aan de hemel vóór het opgaan van de zon; soms een belangrijke tijd eerder. Het is tussen de tijd wanneer Hij komt als de ’Morgenster’ en de tijd dat Hij verschijnt als de ’Zon der Gerechtigheid’, dat de verschrikkelijke oordelen, waarvan in de Openbaring wordt gesproken, over de aarde zullen komen. Dan zal die verschrikkelijke openbaring van boosheid en wetteloosheid, die ’mens der zonde’, de antichrist, op het toneel verschijnen (2 Thessalonicenzen 2 ) . Dan zullen ook de tijden van benauwdheid voor Jakob (Jeremia 30: 7) en de grote verdrukking (Mattheüs 24: 21, 22) komen. Maar een gespaard overblijfsel zal er te midden van behouden worden, zoals de drie Hebreeuwse mannen in de vurige oven. Dan zullen zij in de belijdende Christenheid. die de liefde tot de waarheid niet hebben aangenomen om behouden te worden, door God Zelf tot een werking der dwaling opdat zij de leugen geloven, overgegeven worden; opdat allen geoordeeld worden die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid (2 Thessalonicenzen 2:11-12)

Wereldheersers der eindtijd
Na de opname der heiligen naar de hemel kunnen de vormen van het christendom misschien voor een tijd bewaard blijven: maar wee die christelijke landen waar de fakkel van de goddelijke waarheid ontstoken is! De afval zal wijd verspreid zijn. De aanbidding van God - Vader, Zoon en Heilige Geest, de Goddelijke Drie-eenheid - zal vervangen worden door de aanbidding van satan, het beest en de valse profeet, de satanische drie-eenheid (Openbaring 13). Petrus beschrijft in zijn tweede Brief de verdorvenheid van de laatste dagen van de christenheid: maar de korte Brief van Judas gaat een stap verder en schildert met opmerkelijke kracht de afval van de christenheid.

In Openbaring 13 hebben we twee beesten, twee grote machten. De nauwe verbinding maar ook de apartheid van beide worden in het hoofdstuk nauwkeurig aangegeven. Het ene beest stijgt op uit de zee, het andere uit de aarde. Het beest uit de zee (vers 1-8) beschouw ik als identiek met ’de kleine hoorn’ van Daniël 7. Dit lasterende beest is de volkomen uitdrukking van de satanische boosheid en macht. De overste van deze wereld zal iemand vinden die bereid is de koninkrijken van het aardrijk- die Christus weigerde (Lucas 4: 5-8) uit zijn handen aan te nemen. De niet-joodse vertegenwoordiger van het vierde wereldrijk zal alles uit de handen van satan, en op zijn vreselijke voorwaarden, ontvangen. Maar hoewel de macht in handen van het eerste beest zal zijn, zal die volledig uitgeoefend worden door het tweede beest. Het zal dit tweede beest, of de antichrist, zijn dat de koninklijke en priesterlijke waardigheden van Christus zal imiteren en werkelijk tekenen en grote wonderen zal doen, om de hele wereld ertoe te brengen het eerste beest of de lasterende keizerlijke macht te vergoddelijken. Terwijl er dus een niet- jood zal zitten op de troon van de wereld, in bezit van al de macht van satan, zal de kracht van die macht tentoongespreid worden door het tweede beest, volgens de woorden: ’Het oefent al de macht van het eerste beest uit in diens tegenwoordigheid.’ Dit andere beest of de antichrist heeft men met recht ’de plaatsvervanger van het eerste beest’ genoemd. Daar ze samen in boosheid verenigd zijn (Openbaring 13), zal hun een gemeenschappelijk oordeel treffen: ’Deze twee (het beest en de valse profeet) werden levend geworpen in de poel van vuur, die van zwavel brandt’

Daniëls’ profetie spreekt van vier grote rijken die in de gedaante van ’beesten’ worden voorgesteld, het Babylonische, het Medo-Perzische, het Griekse en het Romeinse. De Romeinse keizer was het grote hoofd van het laatste van deze rijken: maar in de loop der tijden verzwakte dit rijk en werd verdeeld. Aan het eind zal het herleven onder één machtige dictator als zijn hoofd, namelijk het beest’’ waar we zojuist op hebben gewezen. Hij zal vertegenwoordigd en gesteund worden door ’een ander beest’, dat soms ode valse profeet’ wordt genoemd. Beiden zullen hun kracht en gezag van satan Persoonlijk ontvangen (Openbaring 13: 2, 11-3). Beiden zullen hetzelfde oordeel ondergaan aan het eind van deze dag van verwoesting (Openbaring 19: 20).

Hij komt op uit de ’zee’, een beeld van ongeorganiseerde mensenmenigten, Mogelijk als gevolg van de voorafgaande ’oorlogen en geruchten van oorlogen’ waarvan de Heer zegt dat ze juist voor het einde zullen plaatsvinden (Mark. 13: 7, 8). Hij zal klaarblijkelijk juist de man zijn waarnaar ze hebben uitgezien: misschien de een of andere succesvolle generaal of diplomatieke staatsman. Maar hij is de keus van de draak.

Snel bereikt hij het toppunt van Populariteit. ’De hele aarde ging met verbazing het beest achterna’ (Openbaring 13: 3). En ze aanbidden hem (vers 4). ze zullen hem onvergelijkelijk beschouwen,, ,.Wie is aan het beest gelijk?’ En ook onoverwinnelijk, - ’Wie kan er oorlog tegen voeren?’ (vers 4). Verder zal hij in buitengewone mate invloedrijk zijn. Tien koningen zullen hem eensgezind ’hun macht en hun gezag’ ter beschikking stellen. Inplaats van een krijgshaftig verbond van volken tegen één grote agressieve macht, zoals nu, zal het een vredelievend verbond van tien volken zijn, onder één opperdictator, die door satan zelf naar voren is gebracht. Wat een vooruitgang uit natuurlijk oogpunt bezien!

Maar deze klaarblijkelijk succesvolle combinatie wordt gekenmerkt door openlijke vijandschap tegen Christus en lastering tegen God! Maar wat kan hun dat schelen? In hun blindheid zullen ze denken dat ze tenslotte hun eigen zin gekregen hebben en ze zullen zich strelen met de woorden: ’Vrede er veiligheid!’ (I Thessalonicenzen 5 3). Als deze verschrikkelijke crisis zal zijn bereikt, zal de dag van satan dicht bij zijn einde zijn. Want we lezen dat deze boze bedrieger vernietigd zal worden door de Heer Zelf, ’door de verschijning van Zijn komst’ (2 Thessalonicenzen 2: 8). Kan men zeggen dat dan de mens door de persoonlijke tegenwoordigheid en kracht van satan in staat is gedweest deze wereld te verbeteren? Denk er over na. De weerhoudende kracht van de Geest en de invloed van elke ware gelovige zal weg zijn. Gods overheersing van de regeringsmachten (Romeinen 13: 1-6), die werd uitgeoefend toen Zijn heiligen hier waren, zal ophouden bij hun weggaan. De menselijke wil zal voor een korte tijd volle vrijheid krijgen.

Kort samengevat:
Nadat de satan uit de hemel geworpen is op de aarde, zal hij het Romeinse staatshoofd bezielen, die in Jeruzalem de eredienst zal doen ophouden en de vervolging tegen de heiligen tot ongekende hoogte opdrijven, zodat velen omkomen. Nu weten wij, dat sterk met het Romeinse staatshoofd verbonden daar een man zal zijn, een afvallige christenjood, die door de goddeloze Joden als Messias zal worden aangenomen: de Antichrist. De leiders van Jeruzalem hebben met hem en met het beest een verbond gesloten (Jesaja 28 :15; 57: 9-10). De Antichrist zal fungeren als een soort minister van propaganda van het Romeinse staatshoofd, want wij lezen in Openbaring 13: 11-15, dat hij alle macht van het beest zal uitvoeren in diens tegenwoordigheid, en de aandacht van alle volken zal richten op het beest. Ook Daniël 9: 27 spreekt hiervan: ’In de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden’. De laatste halve week is dus de tijd van de zwaarste vervolging voor het overblijfsel, zo zwaar dat die periode niet langer zou kunnen duren, omdat anders alle getrouwen zouden omkomen (Mattheüs 24: 22). Daarom zegt ook Daniël 12: 11 en 12: ’En van de tijd af dat het dagelijks offer wordt gestaakt . . . zijn het 1290 dagen; welzalig hij die blijft verwachten en 1335 dagen bereikt’; welzalig wordt hij genoemd die blijft volharden in deze zware tijd, en het einde bereikt, zelfs van de gebeurtenissen, die kort na de 3,5   jaar plaatsvinden. Ja, volharding en geloof (Openbaring 13: 10) zal nodig zijn om stand te houden, wanneer het beest oorlog zal voeren tegen de heiligen en hen zal overwinnen (Openbaring 13: 7).

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.