De feestdagen, de hoogtijdagen, des Heren.

De feestdagen, de hoogtijdagen, des Heren.    
deel 2

IV. Het paasfeest

’Gij zult het Pascha slachten aan de avond als de zon onder gaat. ter bestemder tijd van uw uittrekken uit Egypte’
Deuteronomium 16: 6

’Want ook ons Pascha is voor ons geslacht; zo dan laat ons feest houden’  1 Corinthe. 5: 7-8.

Het Paasfeest was het eerste van de Here Gods’ ’gezette’ feesten. Het werd gehouden op de veertiende dag van de eerste maand, de maand Abib:
“Zeven weken zult gij tellen: van dat de sikkel voor het eerst in het staande  koren geslagen wordt, zult gij zeven weken beginnen te tellen. Dan zult gij het feest der weken vieren ter ere van de Here, uw God, naar de mate van de gaven, die gij vrijwillig* geven zult, naar dat de Here, uw God, u gezegend heeft;  Gij zult u verheugen voor het aangezicht van de Here, uw God, gij met uw zoon en uw dochter, uw dienstknecht en uw dienstmaagd, met de Leviet, die binnen uw poorten woont, en met de vreemdeling, de wees en de weduwe, die in uw midden zijn, op de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen”.  Deuteronomium 16: 11

* De Here God verwacht van een Christen de zelfde gesteldheid als beschreven in Deuteronomium 16:11, Hij verwacht dat wij vrijwillig, zonder enige drang van Zijn kant, onze gaven geven, in tijd, in geld en gebed. Het mag geen vastgesteld ritueel zijn, geen formulierengebed of een verplichte bijdrage, maar ook hier wijst de praktijk uit hoe onze geestelijke gesteldheid is, wie zich aan hem overgeeft met hart en ziel zal óók op dit gebied met vreugde zich in Zijn dienst stellen.

Het Paasfeest was de plechtige herdenking van de bevrijding uit Egypte, die jaarlijks werd gehouden. Over wat dit feest als type betekent, behoeft niemand in twijfel te zijn, want het door de Heilige Geest geïnspireerde Woord zegt:

’Want ook ons Pascha is voor ons geslacht’   1 Corinthe 5: 7

Het paaslam was een type van Christus. Telkens wanneer het geslacht werd, wees het vooruit naar Hem, die komen zou, het Lam van God, door Wiens verzoenend sterven de zonde zou worden weggedaan en elke zondaar, die geloofde, nabij God zou worden gebracht. Toen het Paasfeest voor het eerst aan Israel werd gegeven, waren de Israëlieten slaven van Farao, de koning van Egypte, en dienden zij de afgoden van Egypte. Zij waren dus onderworpen aan het rechtvaardig oordeel van God. Maar dat oordeel werd afgewend en de engel des doods ging aan hen voorbij. God verzekerde:

’Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan’  Exodus 12: 13

Dat bloed was het bloed van het geslachte lam. Het oordeel was neergekomen op een onschuldig, vlekkeloos slachtoffer. Het lam stierf, opdat zij zouden blijven leven. Het met hysop op de bovendorpel en de zijposten van de deur aangebrachte bloed, maakte hen als het ware onvatbaar voor de dood. Het woord van God was hun een waarborg van veiligheid. Zo werd het bloed van het lam de grondslag voor een nieuwe verhouding tot God, namelijk als Zijn, volk. De verlossing door het bloed van het lam gaf hun recht op de zegeningen die zij later als het volk van God zouden ontvangen. Het bloed was de grondslag voor dit alles. De dag waarop dit bloed werd vergoten en gesprenkeld betekende het begin van hun geschiedenis als het verloste volk van De Here God. Het was hun geboortedag als een nieuw en afgezonderd volk. Vanaf die dag werd hun gehele kalender met al zijn hoogtijden opgemaakt: 

“En de Here zeide tot Mozes en tot Aäron in het land Egypte: Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn”.  Exodus 12:1-2

Hieruit blijkt, hoezeer verlossing en wedergeboorte naar Gods gedachten met elkander verbonden zijn. Wie zijn vertrouwen stelt in het bloed’ van Christus, is ’wedergeboren’. De zes maanden van het jaar, die reeds waren voorbijgegaan, werden als het ware uitgewist en een nieuw begin werd ingezet. Volgens de leer der bedelingen wijst deze gebeurtenis op de proeftijd* van de mensheid vanaf de val van Adam tot de dood van Christus.

* “Proeftijd”: vanaf Adam tot de dood van Christus was het offer een voorafschaduwing van het vol-maakte offer op Golgotha, het ging er om dat God voor de verlossing (dieren) bloed nodig achtte om de zonde te bedekken. Óók was het belangrijk hoe de gesteldheid van het menselijk hart was, denk maar aan Kaïn en Abel, het hart van Kaïn was niet oprecht en zijn offer was een verstandelijk ritueel. Hij voerde het ritueel uit zonder dat hij overtuigd was van zonde en schuld. Abel daarentegen offerde met geheel zijn hart én liet zijn zondeschuld bedekken met het bloed van het lam. Kaïn verachtte dit plaatsvervangend offer, in principe verwierp hij het komende offer van Christus:

“Na verloop van tijd nu bracht Kaïn van de vruchten der aarde aan de Here een  offer. Ook Abel bracht er een van de eerstelingen zijner schapen, van hun vet; en de Here sloeg acht op Abel en zijn offer. Maar op Kaïn en zijn offer sloeg Hij geen acht. Toen werd Kaïn zeer toornig en zijn gelaat betrok”.  Genesis 4:3-5

We kunnen er gemakshalve niet vanuit gaan dat Kaïn niet geweten kón hebben dat er bloedstorting nodig zou zijn want zijn ouders hadden hem vast en zeker verteld dat de bedekking van hun lichaam na de zondeval óók ten kostte van dieren gegaan was:

“En de Here God maakte voor de mens en zijn vrouw klederen van vellen en bekleedde hen daarmede”.  Genesis 3:21

De mens stond dóór de zonde “naakt” voor God, de zonde brengt de vuilheid van de mens in beeld, de mens ná de zondeval werd geboren naar het beeld van Adam, zondig en onrein maar ná Golgotha wil de Here God de mens graag “bedekt”, rein gewassen, zien door het Bloed van Christus, van de Here God Zélf.

Van het standpunt van de enkeling uit beschouwd, leert ons het Paasfeest, dat hij bij de wedergeboorte ophoudt een kind van Adam, een verloren zondaar te zijn. Hij wordt in Christus een nieuwe schepping; hij gaat een nieuw leven beginnen. Het oude is voorbijgegaan, ja, zijn vroegere ’IK’ is gekruisigd en begraven. Als gekocht vóór - en geboren uit God, gaat hij voortaan leven voor God en wil hij niet langer de zonde, de wereld en de satan dienen. Als geheel beschouwd, zien wij de Gemeente als het lichaam van Christus en als de ’woonstede Gods’ in de Geest ontstaan na het kruis.

Lezen: Handelingen 2

Buiten de dood van Christus, buiten het geloof in Hem die stierf, buiten de persoon en het werk van Christus kan er geen christendom op aarde bestaan noch enig recht op de hemelse heerlijkheid in het hiernamaals. Verlossing door bloed is de grondslag van alles.

Op dit gegeven loopt de “moderne theologie” vast, deze “theologie” gaat uit van het principe dat de mens in wezen goed is en ten goede te veranderen is als er iets fout zit. Vaak wordt er gezegd dat in Bijbelgetrouwe groepen “het bloed van de kansel afdruipt”. In wezen ontkent men de noodzaak van de wedergeboorte, de afhankelijkheid van het offer van de Here Jezus Christus. Het kruis is het uitgangspunt voor de troon Het bloed van het Lam alleen geeft recht op de heerlijkheid Gods. Daarom heeft De Here God bevolen, dat dit grote bevrijdingsfeest jaar op jaar gehouden zou worden, van geslacht tot geslacht.

“Gij zult deze inzetting onderhouden op haar vaste tijd, van jaar tot jaar”.  Exodus 13:10

Zodra zij over de drempel van het nieuwe jaar waren gestapt, moesten zij het Paasfeest vieren. En dit moest voortgezet worden nadat zij het beloofde land in bezit genomen hadden en zich gevestigd hadden in hun erfgoed over de Jordaan: (De wereld verlaten en het nieuwe land binnengegaan, zo is het ook met de Christen gesteld, de wereld los laten en in vertrouwen met Christus verder gaan)

“Terwijl de Israëlieten te Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, des avonds, in de vlakten van Jericho”.  Jozua 5:10

En wanneer komende geslachten naar de betekenis zouden vragen dan moesten zij de geschiedenis van hun verlossing vertellen: 

“Gij zult dit voorschrift houden als een altoosdurende inzetting voor u en uw zonen. En wanneer gij komt in het land dat de Here u geven zal, gelijk Hij gezegd heeft, zult gij deze dienst onderhouden. En wanneer uw zonen tot u zeggen: Wat betekent deze dienst van u. Dan zult gij zeggen: Het is een Paasoffer voor de Here, die in Egypte aan de huizen der Israelieten voorbijging, toen Hij de Egyptenaren sloeg, maar onze huizen spaarde. Toen knielde het volk en boog zich neer’.  Exodus 12:24-27

Er zijn heel wat prachtige bijzonderheden in verband met het Paasfeest, die wij graag zouden overdenken, maar die wij hier alleen maar kunnen noemen, b.v. de keuze van het lam; het apart houden van het lam vanaf de tiende tot de veertiende dag; de wijze en de tijd waarop het moest sterven; het gebruik van zijn bloed, het zijn allemaal “voortypen” van de Persoon en het werk van Christus. Het is wel van belang om op te merken, dat de sfeer van het Pascha in Deuteronomium een heel andere is als die in Exodus.

In Exodus lezen we van het sprenkelen van het bloed, het roosteren van het vlees in het vuur en het eten van het lam, terwijl er overal geween en gejammer gehoord werd. Zij aten het geroosterde lam met omgorde lendenen en geschoeide voeten, gereed om te vertrekken. Het Pascha was verbonden met hun verlossing en met hun afzondering voor God.

Maar in Deuteronomium is het ’een feest van De Here God’, dat in vrede en rust in het eigen land gevierd kon worden, terwijl reukofferanden brandden en de reuk daarvan opsteeg van het altaar van De Here God naar Zijn troon. Het was het feest van De Here God, de uitdrukking van Zijn bijzondere vreugde over de grote gebeurtenis, waarvan dit feest een schaduw was.

Zijn verloste volk was daar rondom Hem vergaderd om te delen in Zijn vreugde. De Here God viert een feest als voorafschaduwing van de dood van Christus! Dat gaat ons beperkt verstand te boven: wij kunnen het niet begrijpen. Wat die dood in al zijn volheid voor Hem geweest is, zal geen gelovige of engel ooit kunnen beseffen. Er waren voor ons onbekende en ondenkbare verbindingen tussen Golgotha en de hoogste hemelen. Die stervende lijder was De Here Gods’ enige Zoon. Dat gehoorzame, onderdanige, Slachtoffer was het Lam van God. Zelfs in de diepste en donkerste ellende vertrouwde Hij op Zijn God. ’Hij werd gehoorzaam tot de dood, ja tot de dood van het kruis’, en dat in een wereld waar de ongehoorzaamheid aan God de boventoon voerde. Die volmaakte gehoorzaamheid tot de dood; die volkomen overgave; die onwankelbare toewijding, was een ’liefelijke reuk’ voor God. Het kruis was een feest voor De Here God.

“Maar het behaagde de Here hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang  hebben”.  Jesaja 53:10

Het kruis gaf aan de Here God meer terug dan wat de zonde Hem had ontnomen. Ja, geloofd zij God; er was iets in het volmaakte, vlekkeloze Lam van God, dat aan al Zijn eisen voldeed, en dat eeuwig heil bracht aan Zijn volk. Door Zijn dood heeft de Here Jezus de viering van het Pascha eer aangedaan.  Hij heeft het type tot in alle bijzonderheden vervuld. Het paaslam werd geslacht in de avond (letterlijk: tussen de twee avonden, zie Exodus 12: 6)

“En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israel het slachten in de avondschemering”.  Exodus 12:6

Bij het ondergaan van de zon (Deuteronomium 16: 6), wanneer de ene dag overging in de andere; want de Joodse dag werd gerekend van zonsondergang tot zonsondergang. Onze Here en Heiland heeft met Zijn discipelen het Pascha gevierd in de eerste uren van de veertiende dag, na zonsondergang; het was immers nacht toen Judas de zaal verliet! Het overige van die nacht werd doorgebracht in Gethsémane.

Zeer vroeg in de morgen werd Hij voor de Raad gebracht; haastig van Kajafas naar Pilatus gedreven en toen naar Golgotha gesleept. Duisternis kwam over het land van de zesde tot de negende ure (van twaalf tot drie uur) en kort daarna stierf Hij, nog steeds op de veertiende dag. Zo werd de Schrift vervuld en het grote werk volbracht, dat de grondslag zou vormen van al Gods handelen met de mens in genade en in oordeel. De hemelen daarboven zullen vol zijn van verloste aanbidders, waar een ieder in dankbare verering zijn aandeel in de hemelse erfenis in ontvangst zal nemen. Menigten van verlorenen zullen in de toekomst in de hel, die het voor hen bestemde losgeld hebben geweigerd, zullen erkennen, dat hun grootste zonde is geweest, dat zij de Zoon van God heb-ben verworpen en Zijn verzoeningsbloed hebben veracht.

V. Het feest der ongezuurde broden
“Hoor dan, Israel, en onderhoud ze naarstig, opdat het u wel ga, en opdat gij  zeer talrijk wordt, zoals de Here, de God uwer vaderen, u heeft toegezegd, in een land, vloeiende van melk en honig”.  Deuteronomium 16: 3

“Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid”. 
1 Corinthe 5:7- 8

Het feest van de ongezuurde broden begon op de dag na het Paasfeest en duurde zeven dagen het getal der volmaaktheid. Het lam werd geslacht op de veertiende dag van de eerste maand, bij zonsondergang. Het feest van de ongezuurde broden begon onmiddellijk nadat de vijftiende dag was begonnen, vlak na zonsondergang, zodat er geen tijdruimte was tussen de dood van het lam, het sprenkelen van het bloed en het begin van het feest.  Zo was het gegaan in Egypte, waar het feest voor het eerst werd gehouden. In de avond was het lam geslacht, te middernacht kwam het oordeel en in de morgen waren de verlosten des Heren buiten Egypte. Het slachten van het lam was een enkelvoudige daad en het Paasfeest duurde ook maar één dag, zoals ook het Feest der Eerstelingen, het Pinksterfeest en de Grote Verzoendag. Deze eendaagse feesten wijzen alle op een bepaalde belangrijke daad van De Here God; terwijl de feesten, die zeven of acht dagen duurden wijzen op de gevolgen van die daden van De Here God voor het volk van God.

Terwijl dus het Pascha het type is van Christus’ dood, duidt het zeven dagen durende Feest der Ongezuurde Broden op het karakter en het leven van de gelovige op de aarde, vanaf de dag van zijn bekering. Het spreekt over de gemeenschap met God, die haar grond heeft in de verlossing, heiligheid en waarheid. Het bloed van Christus is het fundament van alle ware gemeenschap met God; de Persoon van Christus, het eten van het geslachte Lam, het enige middel waardoor zulk een gemeenschap in stand kan worden gehouden; en heiligmaking, het wegdoen van het zuurdesem, de noodzakelijke voorwaarde om van die gemeenschap te kunnen genieten. De Heilige Geest heeft Zelf ons een duidelijke uitleg van dat type gegeven in 1 Corinthe 5: 7-8:

’Zuivert dan het oude zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg moogt zijn, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht namelijk Christus. Zo dan laat ons feest houden, niet in het oude zuurdeeg, noch in het zuurdeeg der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid’.

Het bloed aan de deurposten en de bovendorpel was niet alleen een waarborg van veiligheid, maar ook van vrede. Zonder dat bloed kon men niet rustig eten van het lam en had men ook geen gevoel van zekerheid. Zo kan er ook geen ware gemeenschap met God zijn, als men niet weet gered te zijn en vrede met God te hebben. Als het bloed was aangebracht werd pas het in het vuur geroosterde lam op tafel gezet en schikten de verlosten des Heren zich daar omheen om het feest te vieren. Hoeveel te meer is de Persoon van Christus een feest voor het hart van de gelovige! Het Lam van God voor ons geslacht. De Heilige Gods’ voor zondaars gedood! Van Hem te eten geeft kracht. De omgorde lendenen, de geschoeide voeten en de staf duiden allemaal op een haastig vertrek. Zij waren nog wel in Egypte, maar niet van Egypte. Zij waren gereed om te vertrekken op een teken uit de hemel.

Zo zijn ook wij, gelovigen, slechts pelgrims hier beneden. Wel in de wereld maar niet van de wereld. Het kruis heeft ons daarvan losgemaakt en nu zijn wij vreemdelingen hier op de aarde. Zoals de Israëlieten gereed waren om Egypte te verlaten behoren óók wij bereid zijn de wereld van het ene op het andere moment te verlaten, naar de Here toe te gaan:

“Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere [mensen], die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan. Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; Daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vertroost elkander dus met deze woorden”.  1 Thessalonicenzen 4:13-18

Het feest werd in Egypte, in de Woestijn en in Kanaän, overal, op dezelfde wijze gehouden. De omgeving mocht heel anders zijn, het feest bleef gelijk. Zo is ook de verlossing als de basis voor gemeenschap onveranderlijk. Of de Israëlieten als ’vreemdelingen’ klaar stonden om te vertrekken, (zoals in Exodus 12: 2), of als pelgrims door de woestijn doolden, (zoals in Numeri 9: 3), of reeds in het land van belofte, (zoals in Jozua 5: 10), het feest bleef hetzelfde. Zo leren wij hieruit, dat de gemeenschap der heiligen gegrond is op onze verlossing, in stand gehouden wordt door het ’eten’ van Christus en ondersteund wordt door heiligheid en afzondering van het kwade. Dit zijn beginselen van eeuwige waarde, even onveranderlijk als God Zelf. Het feest moest gehouden worden met ongezuurd brood en er mocht geen zuurdeeg of gezuurd brood in hun woningen aanwezig zijn.

“Ongezuurde broden zullen gedurende de zeven dagen gegeten worden; er mag zelfs niets gezuurds bij u gezien worden, ja, in uw gehele gebied mag er geen zuurdeeg* worden gezien”.  Exodus 13: 7
 
*Zuurdeeg is een paar dagen oud deeg dat gebruikt (wordt) werd om het deeg aan te zuren waardoor het enigszins rijst en het brood iets luchtig maakt. In principe zit het verderf al in die, paar dagen oude, deeg en doorzuurt dus ook het nieuwe deeg waardoor het nieuwe versneld aan bederf onderhevig gemaakt wordt.

Zuurdeeg is het symbool van het kwaad; dat overal in doordringt en overal bederf veroorzaakt. Willen wij gemeenschap ervaren met God, dan moet het kwaad uitgebannen worden. De zondige natuur zal hier altijd blijven, maar het toelaten van de zonde in ons leven verhindert de ware gemeenschap met God. ’De oude mens afleggen’, ’alle boosheid afleggen’, ’alle leugens afleggen’ zijn termen, waaruit blijkt, wat God bedoelt met het wegdoen van het zuurdeeg bij mensen, die gemeenschap met God zoeken. Met ’oud zuurdeeg’ kan bedoeld zijn oude gewoonten, oude zonden, oude connecties, waarin wij behagen hadden voor onze bekering. Vooral op ogenblikken, dat wij niet waakzaam zijn, kunnen deze dingen weer macht over ons krijgen.

Het hele huis werd in Israël voor het Paasfeest nauwkeurig onderzocht, zelfs in de trog, waarin het deeg gekneed werd, mocht geen spoortje van zuurdeeg aanwezig zijn. Want een heel klein beetje zuurdeeg zou spoedig het hele deeg doorzuren. Maar als dit de werkingen zijn van ’oud zuurdeeg’, wat moeten we dan verstaan onder ’nieuw zuurdeeg’? Zouden daarmede niet bedoeld zijn neigingen, die speciaal bij gelovigen veel voorkomen, zoals jaloersheid, eigenwaan, streven naar de hoogste plaats, geestelijke hoogmoed en een aantal meer van dergelijke zonden.

De satan weet, dat hij gelovigen anders moet aanpakken dan mensen uit de wereld. Al deze dingen moeten geoordeeld worden zowel in het leven van de gelovige persoonlijk als in de gemeente, wil de gemeenschap met God gehandhaafd blijven. Naar de Schrift moeten wij feest houden ’met het ongezuurde brood der oprechtheid en waarheid’. Het wegdoen van het zuurdeeg is de negatieve kant van deze waarheid. Het eten van het ’ongezuurde brood’ de positieve kant en die handelingen moeten beide plaats hebben. Maar die beide moeten evenveel nadruk krijgen Eenzijdig beklemtonen van een van die beide kan rampzalige gevolgen hebben. Stel dat we alleen maar nadruk leggen op onze zonden en niet kijken naar de positieve kant, dan vallen we weer in hoogmoed, dan zijn we zo erg van ons zondebesef overtuigd dat we “Staphorster roestanden” krijgen.

Wat moeten wij onder ’oprechtheid’ verstaan? Wij noemen iemand oprecht als hij ernstig en welwillend is, en als hij doet wat hij meent dat goed is, zelfs al ziet hij het verkeerd. In Filippenzen 1: 10 betekent het woord oprecht’: zuiver in het zonlicht. Zoals wanneer u een druppel water tussen u en de zon houdt. Het is volkomen helder, zonder enige onreinheid:

“En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid. Om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus. Vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God”.  Filippenzen 1:9-11

In de Staten Vertaling staat het sterker beschreven, daar lezen we:
“En ik bid tot God, dat uw liefde nog meer en meer overvloedig worde in erkentenis en alle gevoelen. Opdat Gij beproeft de dingen, die daarvan verschillen, opdat Gij oprecht zijt,en zonder aanstoot te geven, tot den dag van Christus; Vervuld met vruchten der gerechtigheid, die door  Jezus Christus zijn tot heerlijkheid en prijs van God.”  Filippenzen 1:9-11

Geestelijke oprechtheid betekent dus, dat wij onszelf en onze wandel in het licht van God houden en geen aanstoot aan de mensheid geven! Ongetwijfeld zal vaak blijken, dat wij niet volkomen zuiver zijn in het zonlicht van God. Dan moeten wij ons hoofd en hart in schaamte buigen voor God en belijdenis van schuld doen. Toch is dit Zijn weg met ons, en ons hart wordt er door gereinigd. In het zonlicht van God wandelende komen wij altijd weer terug bij het kruis en bij de Persoon van Christus. Het ’brood der ellende’ (Deuteronomium 16: 3) behoort ook bij het feest.

Maar onze tekst (1 Corinthe 5: 8) spreekt ook over ’waarheid’. Die behoort ook bij het feest. Geen deel van de waarheid Gods mag achtergehouden of te veel benadrukt worden. De ’gemeenschap der heiligen’, in de eerste plaats met God, maar ook met de medegelovigen moet al de ’zeven dagen’ van ons verblijf op aarde beoefend worden tot op het aanbreken van de opstan-dingsmorgen, wanneer zij die op de aarde zijn tezamen met hen, die ontslapen zijn, in eeuwige ge-meenschap gebracht zullen worden op het feest daarboven, waar het Lam in het midden van de troon, omringd door menigten, die Hem ’heilig, heilig, heilig’ toeroepen, voor eeuwig het voorwerp zal zijn van hun lofprijzing.

VI. Het feest der eerstelingen

’De eerstelingen der eerste vruchten uws lands zult gij in het huis des Heren uws Gods brengen’   Exodus 23: 19

’Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn’
1 Corinthe 15: 20

Nauw verbonden aan het Paasfeest en terwijl het feest van de ongezuurde broden nog aan de gang was, had het derde feest van De Here God plaats: het feest der eerstelingen Dit feest werd voor het eerst gevierd in het land Kanaän. Jaren lang had Israël het Paasfeest en het feest der onge-zuurde broden gevierd tijdens hun omzwervingen in de woestijn (Numeri 9: 2-3); Het feest der eerstelingen en de volgende feesten konden pas gehouden worden nadat het land van belofte was veroverd.

Hun roeping en bestemming was niet de woestijn, maar het land. De reis door de woestijn was wel een noodzakelijke les voor hen geweest; maar de woestijn was niet hun bestemming. God had hen uit Egypte geleid, om hen te brengen in een land overvloeiende van melk en honing: een land van tarwe, gerst, wijnstokken en vijgenbomen. (Deuteronomium 8: 7-9)

In deze verhoudingen kunnen we óók het christenleven zien, vóór de bekering leefden we in de “woestijn der zonde” en ná de bekering leven we als het ware in het beloofde land, het Land van Christus, de heerlijkheid. Zolang we nog op aarde zijn, is onze wandel wel in de hemelen in geestelijke zin, maar anderzijds leven we op aarde, niet ván deze wereld maar óp de wereld met het zicht op de eeuwigheid, het beloofde land.

In dat land van overvloed moesten de Israëlieten met zorg de schoof der eerstelingen voor de Here brengen: 

’Gij zult geen brood, noch geroost koren noch groene aren eten, tot op die dag, dat gij de offerande uws Gods zult gebracht hebben’   Leviticus 23: 14

Dat offer bestond uit een schoof van het rijpe graan en moest naar de priester gebracht worden, die hem heen en weer bewoog voor de Here. Dit offer werd gevolgd door een brandoffer, een spijsoffer en een drankoffer (let wel geen zondoffer!). Dit offer moest plaatshebben op ’de dag na de sabbat.’

Christus, de schoof der eerstelingen
Nadat Israel de woestijn had verlaten, de Jordaan was overgestoken en zich in het land van belofte had gevestigd, offerden zij de schoof der eerstelingen en haalden zij jaar op jaar de oogst binnen.

De grote betekenis van deze verordening hebben zij niet begrepen, evenmin als de betekenis van het slachten van het paaslam, terwijl beide voorafschaduwingen zijn van Christus. Een ander Lam, een andere Eersteling en een andere Oogst had God op het oog. En toen de volheid van de was aangebroken, dat het grote “voortype” van deze dingen aan de mensen bekend gemaakt zou worden. Toen hadden zij tot bezinning moeten komen en Hem met blijdschap moeten ontvangen. Zonde en ongeloof hadden hun ogen verduisterd. Zij zagen de schoonheid niet in het Lam van God, toen Hij hen werd voorgesteld, zij brachten Hem ter dood.

Ook nadat Hij als ’de Eersteling’ uit het graf was verrezen, erkenden en aanvaardden zij Hem niet, maar zij verzonnen een leugen ter verklaring van het lege graf en trachtten de stemmen van Zijn dienstknechten te smoren, die Zijn opstanding uit de doden verkondigden. Daarom liggen de velden van Israel nog steeds ongeoogst en is de grote Landman naar andere velden gegaan, die zoals in Samaria in de dagen van Jezus’ verblijf op aarde, ’wit waren om te oogsten’

“Zegt gij niet: Nog vier maanden, dan komt de oogst? Zie, Ik zeg u, slaat uw  ogen op en beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten”.  Johannes 4:35

Ongetwijfeld was de eerste schoof van de oogst, voor De Here God gebracht op de dag na de sabbat, met de plechtige belofte, dat vele schoven zouden volgen een type en voorafschadu-wing van de uit de doden opgestane Christus.

Daarom wordt Hij in 1 Corinthe 15: 23 de ’Eersteling Christus’ genoemd, en daarna die van Christus zijn in Zijn toekomst’

“Maar ieder in zijn eigen rangorde: Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komst”. 
1 Corinthe 15:23

De Here Jezus heeft de dag van het slachten van het paaslam gehonoreerd door Zichzelf Gode op te offeren: het Lam zonder vlek of gebrek. Hij heeft de dag van het bewegen van de eerstelingschoof gehonoreerd door Zichzelf Gode voor te stellen als de Eerstgeborene uit de doden.

Dezelfde dag, waarop de priester de schoof als een nutteloze, lege vorm bewoog voor het gescheurde voorhangsel in de tempel te Jeruzalem, werd buiten Jeruzalem de grote Schoof der eerstelingen bewogen bij Zijn opstanding uit het graf van Jozef van Arimathea!

De (Vooraf) schaduw was voorbij, want de Werkelijkheid was gekomen:

“En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria [de] [moeder] van Jakobus, en Salome specerijen om Hem te gaan zalven. En zeer vroeg op de eerste dag der week gingen zij naar het graf, toen de zon opging. En zij zeiden tot elkander: Wie zal ons de steen afwentelen van de ingang van het graf? En toen zij opzagen, aanschouwden zij, dat de steen afgewenteld was; want hij was zeer groot. En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis beving haar. Hij zeide tot haar: Weest niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de  gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. Maar gaat heen, zegt zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult gij Hem zien, gelijk Hij u gezegd heeft. En zij gingen naar buiten en vluchtten van het graf, want siddering en ontzetting hadden haar bevangen. En zij zeiden niemand iets, want zij waren bevreesd”.  Markus 16: 1

Toen de Maria’s heel vroeg in de morgen naar het graf gingen, zagen zij, dat het leeg was. De Here was opgestaan! De eerste grote Schoof van die oogst was binnengehaald. Vanaf dit gebeuren is God bezig met Zijn hemelse graanschuren vol te maken met hen, die zich verbonden weten met ’de Eerstgeborene uit de doden.’

Laten wij nu eens kijken naar het grote feit van de opstanding van Jezus Christus en de betekenis daarvan voor Hem en voor ons. Zelfs nu al zijn de gelovigen ’levend gemaakt met Christus’:

“Ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt* met Christus”  Efeze 2: 5
*Levend gemaakt wil zeggen: Uit de (eeuwige) in het ( eeuwige) Leven!

Zij delen Zijn leven en zijn met Hem opgestaan (Kolossenzen 3: 1). In de vleeswording was Hij de Enigborene van de Vader (Johannes 1:14 & Johannes 3:16), en als zodanig stond Hij alleen.

Een algemene dwaalleer is, dat Christus door mens te worden zo één geworden is met de mensheid, dat het gehele mensenras daardoor op hoger plan is gekomen. De Schrift leert echter, dat alleen door verlossing en wedergeboorte zondaars gered kunnen worden en overgebracht van de dood tot het leven, van de satan tot God. Dit is de enige weg tot vitale eenheid met Christus.

Christus, het ware tarwegraan
Als ’het Tarwegraan’ stond Hij alleen, de eniggeboren Zoon van de Vader; maar toen Hij gestorven was en weer opgestaan, was Hij niet meer alleen, want nu was Hij als de ’Eerstgeborene uit de doden’ (Kolossenzen 1: 18), de ’Eerstgeborene onder vele broeders’: 

“Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot  gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen”.  Romeinen 8: 29

De Here heeft de weg tot onze behoudenis geheel gevolgd, wij weten dat een graankorrel in de aarde wordt gezaaid en zichzelf opoffert om een nieuwe plant te laten ontstaan, door het sterven van die ene korrel komen er soms wel honderd korrels tot leven. De Here Jezus Christus stierf als “zaaizaad” en door Zijn dood zijn miljoenen tot (eeuwig) leven  (op) gewekt. Met Christus gestorven voor de duivel en de wereld en uit de (eeuwige) dood opgewekt voor de Here God en het eeuwige leven in volle harmonie met Hem.

Deze nieuwe verhouding werd het eerst bekend gemaakt aan Maria op de opstandingsmorgen met de onvergetelijke woorden van de verrezen Christus:

’Ik vaar op tot Mijn Vader en u w Vader, tot Mijn God en uw God’   Johannes 20: 17

Zoals de aanvaarding van de schoof der eerstelingen door De Here God een belofte inhield van een rijke oogst voor geheel Israel, zo is de aanvaarding en verwelkoming van Christus in de hemel als de Vertegenwoordiger van al de Zijnen. een waarborg voor hun aller toekomstig heil.

Wij zijn reeds nu begenadigd in de Geliefde’ (Efeze 1: 6). De liefde van de Vader voor Zijn Zoon is de maatstaf voor Zijn liefde voor Zijn kinderen (Johannes 17: 23). God heeft hen even lief als Zijn Zoon. Hij ziet ons dóór Christus, onze zonden zijn afgewassen door het bloed van het Lam. In de oude bedeling werden zonden bedekt met het bloed van rammen en bokken en in het nieuwe verbond zijn ze afgewassen door het reddende bloed van het Lam. In deze hemelse gewesten zijn wij door Christus opstanding binnengeleid. En hoe zal het in de toekomst gaan? Wij zullen zien:

De grote oogst, die komt !
De opstanding der doden is een van de grondwaarheden van de Schrift De Sadduceeën ontkenden die opstanding (Mattheus 22:23), net zo als nu de rationalisten en de aanhangers van de ’Hogere Kritiek’ of de ’Nieuwe Theologie’.

Het merendeel der Joden geloofden in een opstanding der doden (Handelingen 23:6). De woorden van Martha van Bethanië tonen duidelijk aan, dat de Joden geloofden in een opstanding:

’Ik weet, dat hij opstaan zal in de opstanding ter laatste dage’   Johannes 11: 24

Meer licht had zij niet daarin; maar het antwoord van de Here in het volgende vers gaat veel verder. Herhaaldelijk had de Here tot Zijn discipelen gesproken over de ’opstanding uit (letterlijk ’van tussen’) de doden’: maar zij hebben de betekenis daarvan niet begrepen. De opstanding der doden is voor alle mensen waar, want allen die gestorven zijn, gelovigen zowel als ongelovigen, zullen opstaan, maar niet allemaal tegelijk en ook niet allemaal met dezelfde eindbestemming. Er zal zijn: 

’Een opstanding ten leven’ en ’een opstanding ten oordeel’   Johannes 5: 29

Een ’opstanding der rechtvaardigen’ en een ’opstanding der onrechtvaardigen’   Handelingen 24: 15

De opstanding van de Here Jezus was een opstanding ’van tussen’ de doden en dezelfde woorden worden steeds gebruikt voor de opstanding van de Zijnen. Wanneer de Here uit de hemel zal nederdalen, zullen: 

’De doden in Christus eerst opstaan’   1 Thessalonicenzen 4: 16

De onbekeerde doden zullen op die heerlijke morgen niet opstaan. Wij lezen, dat toen de grote Schoof der eerstelingen werd binnengehaald er ’vele lichamen der heiligen werden opgewekt’ en na Zijn opstanding verschenen: 

“En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad  waar zij aan velen verschenen”.
Matthéüs 27: 53

Een belofte van de grote oost, die nog komt; maar geen enkele onbekeerde dode kwam tot leven. Zo zal het zijn bij de eerste opstanding: ’Maar de overigen der doden werden niet meer levend’ totdat de 1000 jaren voorbij waren (Openbaring 20:5) en dan worden zij opgewekt ten oordeel:

“En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het [boek] des  levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken  geschreven stond, naar hun werken”.  Openbaring 20:12

Wat een verschil in tijd en karakter zit er tussen hun opstanding en die van de gelovigen! De offers ’tot een lieflijke reuk’ (Exodus 29:25), die na het bewegen van de schoof gebracht moesten worden, wijzen misschien op onze verbondenheid met Hem, Die zich voor ons heeft opgeofferd en op de aanbiddingsliederen, die wij reeds nu, maar dan op volmaakte wijze daarboven in de heerlijkheid zullen brengen aan het Lam dat voor ons is geslacht.

’Het Lam voor ons op aard geslacht, is eeuwig waard te ontvangen de wijsheid, rijkdom, eer en kracht, en dankbare lofgezangen’

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.