Schriftgezag

Schriftgezag.

Vanavond beginnen wij met onze studie waarin we samen onderzoeken waar de Bijbel behoort te staan in ons geloof, ons denken én ons dagelijkse leven. Wij willen heel eenvoudig onderzoeken wat er in de Bijbel staat en wat de Bijbel, het Woord van de Here God tot ons wil zeggen, ons duidelijk wil maken. Hierbij zijn wij niet afhankelijk van kerkleer of theologie, deze twee, door mensen ontwikkelde, systemen staan vaak het begrijpen van de Bijbel in de weg. De kerkleer heeft in het grijze verleden de noodzaak van de bekering verduisterd door mensen als baby van een paar dagen oud lid van de kerk te maken, inlijven in de kerk zoals dat vaak zo “mooi” en “gedragen” wordt gezegd. Maar hoe mooi het ook lijkt, welke prachtige rituelen en kleding men ook gebruikt bij dit feest, het heeft niets, maar dan ook niets met de behoudenis van een zondaar te maken. Dit ritueel heeft al vele, vele mensen, misschien wel miljoenen weerhouden om zich tot Christus te bekeren.

En wat de theologie betreft? Daar kunnen wij heel kort over zijn, bij één voorbeeld wil ik het laten; Tijdens de tweede wereldoorlog, ik meen dat het 1944 was, zat het “geestelijke israël” (de gereformeerde synodale kerken) in Assen te kissebissen en een kerkelijke scheuring te veroorzaken over theologische “pietleutigheden” die je nergens in de Bijbel kan vinden. Ondertussen werden een aantal kilometers verderop, in kamp Westerbork, het echte Israël in treinwagons geladen en werden in richting gaskamer vervoerd door, misschien wel, spoorwegpersoneel dat zelf lid was van het “geestelijke israël”. Dát brengt theologie, kerkscheuring in kommervolle tijden, hete hoofden en koude harten. De “enig ware kerk” was verscheurd, gescheurd in twee “enig ware kerken”. In welke kerk moest je nu zijn om jou kind in te lijven in de kerk, in het lichaam van Christus?

Het is niet de theologie, het is niet de kerkleer, het is de Bijbel, het Woord van de Here God dat tot ons moet spreken en ons de weg wijzen. De Bijbel is “doorzichtig”, helder genoeg om te kunnen begrijpen wat er staat geschreven.

Als mensen zijn wij verantwoording schuldig aan de Here God, onze Schepper.
’En de Here God legde de mens het gebod op: “Van alle bomen ...’Genesis 2:17.

God legde eenzijdig de mens zijn gebod/zijn wil op. Als Schepper van de mens heeft Hij daar ook alle recht toe, dat wij kleine mensjes eigenwijs en eigenzinnig zijn doet aan de feiten niets af, hoe eigenwijs wij ook mogen zijn, hoe autonoom wij denken te zijn maakt niets uit want uiteindelijk zal elk mens eenmaal zijn of haar Schepper ontmoeten en erkennen dat Hij de Meerdere is.

Het gezag van God over de mens rust op de relatie Schepper ten opzichte van het schepsel.

Krachtens de schepping is God de wettige eigenaar van de mens.
’Hij heeft ons gemaakt, Hem behoren wij toe’   Psalm 110:3

Gezag en macht zijn niet hetzelfde
Aan het gezag van iemand kun je je vaak nog wel (eens) ontrekken, aan macht niet.
   
“Want Hij legt met gezag en macht aan de onreine geesten zijn bevelen op en zij varen uit.”  Lucas 4:36.

Gezag is het wettige recht om te regeren. Macht heeft te maken met kracht om dat recht ook af te dwingen.

God heeft absoluut gezag over de gehele schepping wat wordt ondersteund door zijn absolute macht

’Ja alle bewoners der aarde worden als niets geacht; Hij doet naar zijn wil met het heir des hemels en de bewoners der aarde; niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: wat doet Gij?’   Daniël 4:35

’Maar gij, o mens! wie zijt gij, dat gij God zoudt tegenspreken? Zal het geboetseerde tot zijn boetseerder zeggen: Waarom hebt gij mij zo gemaakt? Of heeft de pottenbakker niet de vrije beschikking.’   Romeinen 9:20-21

Menselijke gezagdragers
God heeft in de verschillende levenskringen menselijke gezagsdragers aangewezen. In de staat de overheid, in het huwelijk de man, in het gezin de ouders, in de gemeente de oudsten. Zij besturen, geven leiding, oefenen gezag uit. Zij zijn gezagdragers. Zij dragen (vertegenwoordigen) het gezag van God in die bepaalde kring.

Krachtens hun positie zijn ze dienaren van God en wie zich tegen hen verheft verzet zich tegen God zelf, Romeinen 13:1-4.

Alle menselijk gezag is beperkt gezag:
’Gij zult Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen’,   Handelingen 5:29

Helaas is er in onze huidige gebroken wereld de grimmige realiteit van gezag- en machtsmisbruik.

Zonde is de verwerping van Gods gezag over ons leven
Zonde is de weigering om schepsel te zijn onder het gezag van God de Schepper. Zelf als God willen zijn, autonoom willen zijn. Zichzelf tot wet. Baas in eigen leven (Genesis 3).

Zonde is revolutie, opstand tegen het wettige gezag.
’Laat ons hun banden verscheuren’   Psalm 2:3

Bekering houdt onderwerping aan Gods gezag in
In die toestand van opstand, rebellie komt het Woord van God tot de mens. Het is een Woord van gezag want het is afkomstig van de Schepper-eigenaar van de mens.

God treedt de mens tegemoet en zegt: ’bekeert u’.

Bekering houdt onderwerping aan Gods gezag in. Bekering is troonsafstand doen. Het is de leiding over je leven uit handen geven. Het ’ik’ gaat van de troon af en Jezus neemt de plaats op de troon (de plaats van gezag) in.

In de Bijbel is gezag gekoppeld aan onderwerping

’Herinnert hen er aan dat zij zich aan overheid en gezag onderwerpen’  Titus 3:1

’Onderwerpt u aan God’  Jakobus 4:7

’Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden die boven hem staan’ 
Romeinen 13:1

’Onderwerpt u dus aan alle menselijk instellingen’   1 Petrus 2:13

’Onderwerpt u aan de oudsten’   1 Petrus 5:5

Gezag vraagt om erkenning en onderwerping. Erkenning van het wettig gezag. Het gaat om onderwerping aan God en aan de door God aangewezen menselijke gezagdragers.

Gezag staat in de Bijbel altijd in het kader van een persoonlijke relatie
De persoonlijke mens staat tegenover de persoonlijke God. Het gaat om de Here God die die éne mens persoonlijk aanspreekt in zijn existentiële situatie.

’En de Here God riep de mens tot Zich en zeide tot Hem waar zijt gij’  
Genesis 3:9

Adam waar ben je? God die het initiatief neemt. God die zijn Woord zendt. God die de mens uit zijn schuilplaats roept. God die zegt: waar zijt gij.

Christen zijn betekent meer dan het accepteren van bepaalde leerstellingen of het veranderen van ons gedrag. In het “christen-zijn” gaat het in de eerste plaats om het hebben van een persoonlijke relatie met de Schepper Zelf. Na onze bekering ontstaat er gemeenschap, contact, dialoog. Dat wil zeggen: ’Jij spreekt, in gebed, tot God en God spreekt, door Zijn Woord en Geest, tot jou’.

Een christen staat niet tegenover de wet, maar tegenover de wetgever. Vanuit die persoonlijke relatie spreekt God, als onze Schepper, ons met gezag aan. God verwacht van ons dat we “daders van het Woord” zijn en dat we ons door zijn Geest laten leiden (Jakobus 1:22, Galaten 5:18).
Christus bestuurt (leidt) ons door Zijn Woord en Geest. Dat is geen theoretische vrome formule, dat is een levende werkelijkheid.

Onderwerping aan het gezag van Jezus
Hem heiligen als de Heer in je hart (1 Petrus 3:15).

De Heer verwacht simpelweg van ons dat we Hem gehoorzamen.

’Wat noemt gij mij Here, Here en doet niet hetgeen Ik zeg?’   Lucas 6:46

Als je Jezus Heer noemt dan verwacht de Heer dat je daar ook naar handelt.

De liefde tot Jezus en onze onderwerping aan zijn gezag
Jezus, volgen betekent dat we dagelijks ons kruis moeten opnemen (Lucas 9:23). Bij elke christen komt het geregeld tot een crisis waarin hij of zij komt te staan voor de keuze om ofwel God te gehoorzamen (en een stukje te sterven) ofwel ons zelf te handhaven. Dan staan we voor de keuze wat te doen met het Woord van God.

’Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zijn kruis niet opneemt en achter mij gaat, is Mij niet waardig’   Mattheus 10:37-38

Lucas 14:25-35: “afstand doen van al wat hij heeft”.

Wat sleept ons er door heen om toch te gehoorzamen? Het antwoord heeft te maken met de persoonlijke relatie die we met de Heer hebben gekregen.

Als je je (natuurlijke) leven verliest omwille van de Heer dan vindt je immers het (bovennatuurlijke) leven, dat bestaat uit een diepe gemeenschap met de Heer, terug. Hem te kennen is het leven (Johannes 17:3).

’Wie mijn geboden heeft en ze bewaart die is het die mij liefheeft ... en Ik zal Mijzelf aan hem openbaren’   Johannes 14:21

De persoonlijke band met de Heer doet ons gehoorzamen. Omdat we gegrepen zijn door Christus.

Onderwerping aan het Woord (aan het gezag) van God is geen theoretische aangelegenheid en het heeft ook niets met wetticisme te maken. Het gaat om de enkele mens die staat tegenover zijn Heer. ’Hebt gij Mij waarlijk lief? Zo ja, doe het dan (gehoorzaam mij dan) omdat Ik degene ben die het je vraagt’. ’Wie mijn geboden heeft en ze bewaart die is het die mij liefheeft.’ ’Gij zijt mijn vrienden indien gij doet wat ik u gebied’ (Johannes 14:21,23 en 15:14).

De Heer heeft geduld met ons maar in zekere zin is Hij ook onverbiddelijk. Als u en ik de Heer willen hebben (echte diepe gemeenschap met Hem) dan moeten we gehoorzamen. ’Wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij komt, is Mij niet waardig’. De Heer meent wat Hij zegt en daar valt niet mee te schipperen.

God oefent zijn gezag uit door Zijn Woord
Zijn Woord komt tot de mens en de mens behoort ’gehoor te geven’.

Adam stond onder het gezag van God. Het gebod om niet van de boom der kennis van goed en kwaad te eten werd de mens eenzijdig van Gods kant opgelegd (Genesis 2:16-17). Het Woord van God was tót Adam gekomen d.w.z. God had het gebod, God had zijn wil, aan Adam vertelt.

Uit de wijze waarop iemand reageert op het Woord van God blijkt of men al of niet het gezag van God aanvaardt

We weten dat Adam het Woord van God heeft verworpen. Hij ging tegen het Woord van God in en daarin werd zijn opstand tegen het wettige gezag geopenbaard.

Verwerping van Gods Woord betekent verwerping van Gods gezag.
’Wij, de apostelen, zijn uit God; wie God kent hoort naar ons, wie uit God niet is, hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling’   1 Johannes 4:6

’Als iemand niet luistert naar wat wij door onze brief zeggen, tekent hem’
2 Thessalonica 2:14

Openlijke verwerping van het Woord van de Here God valt ons allemaal wel op, maar wij moeten ontzettend uitkijken voor de “kleine vosjes” die holen en gaten graven in de wijngaard. Het komt in de praktijk meer en meer voor dat niet de grove dwalingen de meeste schade aanbrengen in ons geloofsleven maar het zijn de kleine geniepige aanvallen van satan.

Zodra een bijbelleraar zegt dat de Bijbel, of een bijbeldeel van A tot Z gelogen is trappen wij daar niet in, máár als een bijbelleraar zegt dat we een bepaalde tekst nét eventjes anders moeten lezen? En als we dit soort zaken steeds opnieuw horen? Zodra wij er gehoor aan geven, het hek open laten staan, komen er steeds meer kleine vosjes in de wijngaard die Gemeente heet en voor wij het beseffen zijn wij gestruikeld over de gaten en de holen die door de vosjes zijn gemaakt.

De satan zendt steeds opnieuw “kleine vosjes”, hij laat ons wijsmaken door “geleerde” bijbelleraren met grote titels dat wij onze genezing van het lichaam bij mensen moeten zoeken die daar z.g. een “gave” voor hebben. Zodra wij ons met dit soort mensen inlaten strompelen en struikelen wij over de vossenholen naar een zelfbenoemde profeet in Nairobi.

Ja, als ons dat overkomt, zullen wij ontdekken dat we wél mensen gevolgd hebben die ons bepaalde Schriftgedeelten hebben uitgelegd, maar dat die teksten met enige inlegkunde zijn verteld. Een bekende bijbelleraar is een vurige aanhanger en propagandist geworden van de zelfbenoemde profeet Joshua uit Nairobi, schijnbaar zijn de ogenschijnlijke genezingen doorslag gevend voor hem.

Maar hoe zit het dan met de man die onderhand 5, 6 of 7 maal naar Nairobi is geweest en steeds opnieuw terugzakt in het dal van de chronische ziekte? Tijdens een E.O. programma, “Het zal je maar gebeuren”, werd de man opgevoerd als zijnde genezen van Multiple Sclerose, hij was zo “blij als een kind”, natuurlijk als ik daar van genezen zou zijn zou ik óók uitbundig blij zijn. Maar ….. na enige tijd zakte de man lichamelijk weer in, de euforie was wat afgezakt en de kwaal kwam terug. Onderhand is hij aantal keren teruggeweest naar Nairobi en steeds opnieuw zakt hij weer in een diep gat en “kan zijn genezing niet vast houden” zoals men het dan vroom zegt.

Ik lees heel iets anders in de Bijbel, Lazarus werd (tussen) uit de doden opgewekt, ik heb helemaal niet gelezen dat hij zijn opstanding “vast” moest houden of dat de Here zo nu en dan langs kwam om hem opnieuw het leven in te blazen. Nee, bij de Here is het in één keer 100% resultaat, anders is het niet van Hem, komt het niet van de Here. Hard gezegd? Het zal best, het is zo, lees de Bijbel maar, de Here God doet Zijn werk voor 100%, volmaakt dus. Ik kan dus alleen maar zeggen dat wanneer de mensen bij de zelfbenoemde profeet Joshua in Nairobi niet voor 100% genezen, Joshua geen werk in opdracht van de Here God doet. De Bijbel is duidelijk, in dat opzicht mogen wij de “kleine vosjes niet in de wijngaard toelaten”. Een bijbelleraar mag dan Professor of Doctor voor de naam hebben te staan, wanneer hij propagandist en pleitbezorger van de man die zich profeet noemt en claimt zieken te genezen maar dit niet waar maakt is voor mij niet geloofwaardig. Zo’n bijbelleraar mag mijn straatje voorbij gaan, ook al schildert hij mij de meest geweldige verhalen voor de ogen, het is voor mij voor 100% bewezen dat hij propagandist en pleitbezorger van een (geestelijke) charlatan is.

Een gelovige moet buigen voor het Woord van God.
Onderwerping aan God houdt onderwerping aan Gods Woord in. Onderwerping aan Gods Woord betekent dat we buigen voor het Woord van God.

’Zij dan die zijn (Gods) Woord aanvaardden’   Handelingen 2:41

We kunnen allerlei inzichten hebben. Ons gevoel en onze ervaring kunnen iets anders zeggen maar als Gods Woord het op een bepaald punt anders zegt móeten we dat aanvaarden.

We moeten onze eigen inzichten prijsgeven voor de uitspraken van het Woord van God. Hier komt de gezindheid van het hart aan het licht.

Ik wijs tijdens studieavonden vaak op de Galatenbrief waar Paulus een ieder die een evangelie brengt dat afwijkt van het evangelie dat hij bracht, dus ook nu nog steeds brengt, veroordeelt. In de gemeenten van Galatië waren mensen binnen gekomen die leerden dat een mens behouden moet worden door het geloof in Jezus plus de besnijdenis. De Paus (en de rooms-katholieke kerk) doen ook iets dergelijks want ze leren dat een mens behouden moet worden door het geloof in Jezus plus de sacramenten (de werken). Dat wil dus zeggen dat de Paus een ander evangelie dan Paulus brengt, want Paulus bracht het evangelie van de rechtvaardiging door het geloof alleen. De Paus brengt een verdraaid, vals, evangelie en dat is geen evangelie. En als je een verdraaid evangelie brengt, zo stelt Paulus uitdrukkelijk, dan ben je vervloekt (Galaten 1:6-9). Het Woord is op dit punt helder. We moeten geloven wat de Bijbel zegt. Het is zoals de Bijbel zegt dat het is. We moeten ons eigen inzicht onderwerpen aan het Woord van God.

Het ’er staat geschreven’ is het einde van alle tegenspraak. De Bijbel beslist elke discussie. We moeten ook doen wat de Bijbel zegt. In de Bijbel staat Gods geopenbaarde wil. Geen ’ja maar’. Dat staat nou wel in de Bijbel, maar ... Het Woord aanvaarden, innerlijk aannemen.

Het Woord van God, het gezag van God, krachteloos maken
Bij zonde en opstand tegen God moet de mens éérst afrekenen met het Woord van God. Het Woord moet krachteloos gemaakt worden.

Dat gebeurde b.v. bij de zondeval. Zowel de satan als Eva speelden een rol bij het krachteloos maken van Gods Woord.
De satan deed dat door het Woord van God te verdraaien

“God heeft zeker wel gezegd; gij zult niet eten van enige boom in de hof”.
Genesis 3:1 (Je mag zeker nergens van eten?)      

Daarna plaatste hij zijn eigen woord (zijn eigen autoriteit) tegenover het Woord van God (“gij zult geenszins sterven”). Hij betichtte God, dat is de spreker van het Woord, van een verborgen agenda (“God weet dat ten dage dat ...”).

De satan wist heel goed dat Eva niet ogenblikkelijk, ter plaatse, zou sterven maar dat door de zonde de sterfelijkheid in haar leven zou komen, dat haar eeuwige relatie met de Here God onder vuur kwam te liggen.

Ook Eva speelde een rol in het krachteloos maken van het Woord van God. Eva plaatste naast of tegenover het Woord van God haar eigen waarneming en oordeel (“en de vrouw zag dat de boom goed was om van te eten ...”). Eva stelde haar eigen beoordeling tegenover of naast het Woord van de Heer. ’Hoe kan het nou fout zijn om dat fruit te eten? Het zag er immers goed uit.’ Ze steunde blijkbaar meer op de autoriteit (het gezag) van haar eigen waarneming en op de autoriteit (het gezag) van het woord van satan dan op het Woord van de Heer.

Na die ondermijning van het gezag van het Woord van God volgde de overtreding.

Ook ’godsdienstige’ mensen kunnen zich aan het gezag van Gods Woord onttrekken. Het is mogelijk om met de mond het gezag van Gods Woord te erkennen terwijl men in de praktijk zich er aan onttrekt. Dit is één van de dingen die Jezus de Farizeeën verweet.
Lezen: Marcus 7:1-13.

Jezus is hier in gesprek met de Farizeeën. Jezus, verweet hen dat zij het gebod Gods verwaarloosden, dat zij het gebod Gods buiten werking stelden, dat zij het Woord Gods krachteloos maakten. De principiële fout van de Farizeeën was dat zij hun traditie (“de zogenaamde overlevering der ouden”) naast en in feite boven het Woord van God plaatsten. Dit deden zij niet incidenteel maar structureel, ’en dergelijke dingen doet gij vele’ (Marcus 7:13). Daarnaast ’verwaarloosden’ ze het gebod Gods.

1. Het is mogelijk om op allerlei wijzen af te rekenen met het gezag van Gods Woord.Het verwaarlozen (er niet naar vragen). Het negeren.

2. Een andere autoriteit naast het Woord plaatsen b.v. je eigen inzicht en gevoel (de moderne en de postmoderne mens):

  • de inzichten van wetenschappers;
  •  een belijdenis;
  • de mening van geestelijke leiders, de kerk;
  • traditie;
  • een mondelinge overlevering der apostelen;
  • de strakke schema’s van de bevinding;
  • het inwendige licht, profetieën, etc (charismatische beweging, tegenwoordig ook vele evangelische gemeenten, w.o. Vrije Baptisten). 
  • De Geest waait waarheen HIJ wil. Je kunt de Geest niet opsluiten in de Bijbel zegt men vaak, alsof er nieuwe buitenbijbelse bronnen zouden zijn;
  • scheppingsopenbaring (bv. Ouweneel en Medema). Als het bv. gaat om de positie van de vrouw moeten we volgens Medema niet alleen afgaan op de Bijbel. Naast de Bijbel moeten we, volgens hem, ook afgaan op de openbaring in de Schepping. Uit de schepping blijkt dat vrouwen best gaven hebben om te besturen dus ...;
  • filosofieën (bv. Ouweneel met zijn wijsbegeerte der wetsidee);
  • apocriefe boeken (de RK kerk);
  • nieuwe openbaringen (bv. boek van Mormon);
  • enzovoorts.

3. De doorzichtigheid, helderheid, duidelijkheid van de Bijbel (min of meer) ontkennen. De ene christen zegt dit en de andere zegt dat. Je komt er nooit uit. De Bijbel is dus ’blijkbaar’ toch niet duidelijk. (Deze opstelling is door de eeuwen heen dé bron van kerkscheuringen geweest)

4. De onfeilbaarheid van de Bijbel ontkennen. Men gelooft dan wel dat de grote lijn van de Bijbel onfeilbaar is maar is dan in die optiek niet noodzakelijkerwijs onfeilbaar in alle feiten, individuele woorden en teksten. Dan kun je b.v. homofilie goed praten door te stellen dat we niet op een enkele Bijbeltekst af moeten gaan (want dan verhef je de letter van de Bijbel tot het hoogste formele criterium) maar dat we ons moeten laten leiden door de grote kernwoorden van de Schrift zoals: liefde, aanvaarding en trouw.
5. Het relativeren van de leer, het dogma. Bijvoorbeeld door, zoals W.J. Ouweneel doet, scherp onderscheid te maken tussen geloofskennis en theologische kennis. Het gevolg van het maken van dit onderscheid is een relativering van alle leer. Dit is precies wat Ouweneel ook van zichzelf zegt. Die relativering gaat zover dat hij stelt dat het ware geloof de tegenstelling Rome-reformatie te boven gaat. Zo wordt de duidelijke boodschap van de Galatenbrief krachteloos gemaakt, accepteert Ouweneel naast Christus ook andere sacramenten, heilswegen en eiten.

De strijd om het gezag van Gods Woord in de kerkgeschiedenis
In de kerkgeschiedenis zijn perioden aan te wijzen waarin zich in het bijzonder een heftige strijd om het gezag van de Bijbel afspeelde. In de eerste eeuwen was er bv. de strijd om de canon. Marcion die, vanuit een gnostieke filosofie, de canon inkortte.

Het voor ons eerste, zeer belangrijke, moment is de periode van de Reformatie. Van twee kanten werd in die tijd het gezag van het Woord van God ondermijnd. Van de kant van de roomse kerk en van de kant van een bepaalde stroming, die vooral sterk was onder een groep wederdopers, deze scheidden de Geest (het innerlijke woord, profetieën, etc.) van de Schrift.

Tegenover Rome hebben de reformatoren het, uit de Bijbel zelf afgeleide, ’Sola Scriptura’-principe gesteld. De Bijbel is de enige kennisbron van ons geloof. Wat we geloven halen we alleen uit de Bijbel. De Bijbel is de hoogste autoriteit voor geloof en leven. De Bijbel is onze enige regel (norm) voor geloof en leven.

In de praktijk betekent dit dat een protestant (en dus ook een evangelical) bij elke kwestie die zich voordoet automatisch de vraag zal te móeten stellen: ’wat zegt de Bijbel hierover?’. Deze reactie is de spontane, en na enige tijd onbewuste reactie, van een ieder die in zijn hart de Bijbel als het hoogste en enige gezag heeft aanvaard.

Rome maakte en maakt op twee manieren het Woord van God krachteloos. Ten eerste door aan de Schrift de zogenaamde mondelinge traditie (de naar hun zeggen een mondelinge overlevering der apostelen d.w.z. hún variant van de “overlevering der ouden”) en de apocriefe boeken toe te voegen. Ten tweede ontkent Rome ook de doorzichtigheid van de Schrift, dat de Schrift duidelijk is voor een ieder die tot geloof is gekomen. De individuele gelovige is, volgens Rome, niet in staat met zekerheid uit te maken wat een bepaald Bijbelgedeelte betekent. Alleen de kerk (de Paus) kan dat, volgens hen, krachtens een veronderstelde bijzondere bijstand van de Heilige Geest.

Tegenover deze aanvallen vanuit het roomse kamp en tegenover de aanvallen vanuit het kamp van de groep gelovigen die Woord en Geest scheidden hebben de Reformatoren het gezag van de Bijbel gehandhaafd door hun, aan de Bijbel zelf ontleende, leer over de eigenschappen van de Bijbel.

Zij leerden dat de Bijbel doorzichtig, genoegzaam, noodzakelijk en gezaghebbend is.

  • Doorzichtig wil zeggen dat de Bijbel begrijpelijk is voor de individuele christen.
  • Genoegzaam wil zeggen dat we naast de Bijbel niets nodig hebben.
  • Noodzakelijk wil zeggen dat we de Bijbel nodig hebben want alleen die kan ons ’wijs maken tot zaligheid’ en ons ’volkomen maken, tot alle goed werk volmaakt toegerust’ (2 Timotheus 3:15-17).
  • Gezaghebbend wil zeggen dat de Bijbel het laatste en beslissende woord heeft in elke kwestie aangaande geloof en leven. Zoals het in de Bijbel staat zo is het en zo als de Bijbel het voorschrijft zo moet het.

Dus door de leer over de eigenschappen van de Schrift werd het gezag van de Bijbel door de Reformatie verdedigd tegen zowel Rome als tegen die bepaalde stroming wederdopers.

Tegenover Rome plaatsen de reformatoren (en hun directe opvolgers) de leer over het gezag, de genoegzaamheid, en de doorzichtigheid van de Bijbel. Tegenover die bepaalde stroming wederdopers (charismatici, pinksterstromingen, óók binnen het vrije Baptisme, zouden wij nu zeggen) stelden ze de leer over de genoegzaamheid en de noodzakelijkheid van de Schrift. Daarom durf ik te stellen dat een gemeente, al hoe vroom ook, die b.v. Ouweneel, en zélfs Dries van Agt (moet je je eens voorstellen, een Baptistengemeente heeft deze roomse Maria vereerder eens aangehaald), laat spreken het Woord van de Here krachteloos maakt!

Een tweede voor ons zeer belangrijk moment uit de kerkgeschiedenis, in de strijd voor de handhaving van het gezag van het Woord van God, is de strijd van de orthodoxe christenen tegen de opkomende systematische Schriftkritiek.
Met name in het laatste deel van de vorige eeuw kwam die strijd tot een hoogtepunt.

Tegenover de pretenties van de Schriftkritiek stelden de orthodoxe christenen dat de Bijbel volledig en woordelijk door Gods Geest is geïnspireerd en dat de Bijbel daarom ’onfeilbaar’, dat wil zeggen, foutloos is. Er staat geen onjuiste informatie in de Bijbel. Of nauwkeuriger gezegd zulke informatie kán niet in de oorspronkelijke geschriften hebben gestaan.

De huidige aanval op het gezag van de Bijbel
Juist de hierboven genoemde leerstellingen, die het gezag van de Bijbel handhaven en bevestigen, worden tegenwoordig op grote schaal in de evangelische wereld aangevallen en losgelaten.

Als evangelische christenen zouden wij met kracht het Sola Scriptura-beginsel, de onfeilbaarheid, de doorzichtigheid, de genoegzaamheid, de noodzakelijkheid, het gezag van de Bijbel, en de status van het dogma, moeten verdedigen.

Helaas is dat bij velen binnen de evangelische beweging niet het geval. Vele leiders zwijgen of ze gaan juist mee in de aanval op en de afval van de bovengenoemde leerstellingen.
Velen hebben b.v. de onfeilbaarheid van de Bijbel afgezwakt onder druk van bepaalde probleempassages (b.v. een aantal schijnbare tegenstellingen). Ze hebben de uitweg gekozen van een Bijbel die in de kern, wel onfeilbaar is maar niet noodzakelijkerwijs in alle details. Wie bepaalt echter wat een onbelangrijk detail is? Daar komt nog bij dat de recente kerkgeschiedenis telkens weer heeft laten zien dat deze weg altijd weer leidt tot verdere aantasting van de Schrift.

Weer anderen ontkennen in feite de doorzichtigheid van de Bijbel. Dit als een gevolg van de invloed van het postmodernisme en als gevolg van verlegenheid over de meningsverschillen tussen christenen.

Een groep charismatische christenen scheidt weer Woord en Geest. ’De Geest waait waarheen Hij wil en je mag hem niet opsluiten in de Bijbel’ zegt men dan. Allerlei gebruiken worden aanvaard als ze (schijnen te) werken en op het eerste gezicht niet direct tegen de Schrift schijnen in te gaan. (Maar wie het Woord onderzoekt zal ontdekken dat het niet kán kloppen wat men voorschotelt)

Door weer anderen binnen de evangelische beweging wordt via het binnenhalen van een onbijbelse filosofie de leer op een onverantwoorde wijze gerelativeerd. Dit is vooral het werk van W.J. Ouweneel en zijn leerling H.P. Medema. Via een op de wijsbegeerte der wetsidee gebaseerde visie op theologie en dogma wordt dan alle leer (alle dogma) gerelativeerd. Dit heeft Ouweneel overigens zelf duidelijk uitgesproken.
Een typerend voorbeeld van de aanval op de leerstellingen die het gezag van de Bijbel handhaven is te vinden in het boek ’Water, wijn en waarheid’ van H.P. Medema. Zie met name de bladzijden 109 en 110.

Medema stelt daar dat velen van ons (met ’ons’ bedoelt hij ’de kinderen van de Reformatie’) op de een of andere manier het gevoel hebben in de knoop te raken met het accepteren van de Schrift als de hoogste autoriteit.

Je vraagt je af hoe dat mogelijk is en wat er dan toch met Medema en die andere ’kinderen van de reformatie’ aan de hand is. Want ze hebben blijkbaar moeite met het formele principe (het Sola Scriptura-beginsel) van de Reformatie.

Medema legt nader uit waarom hij het gevoel heeft in de knoop te raken met de Schrift als hoogste autoriteit. Hij wil van de vier, door de reformatoren en hun opvolgers geformuleerde, eigenschappen van de Schrift de genoegzaamheid en de doorzichtigheid niet accepteren. Hij maakt bezwaar tegen de genoegzaamheid van de Schrift want hij wil naast de Bijbel óók de scheppingsopenbaring als autoriteit aanvaarden. De doorzichtigheid van de Schrift accepteert hij ook niet want eerst maakt hij een karikatuur van de leerstelling van de doorzichtigheid waarna hij vervolgens de doorzichtigheid zodanig herformuleert dat er van de oorspronkelijke leerstelling niets overblijft.

Hij vindt dat de Reformatie zuiver is begonnen met het erkennen van het gezag van de Schrift maar daarna zijn de reformatoren en hun opvolgers (volgens Medema) in de fout gegaan door te eisen dat men naast het erkennen van het gezag van de Schrift ook de leerstelling van de genoegzaamheid en de doorzichtigheid als bijbelse waarheden moet erkennen. Hij zegt dat ze dit soort zaken aan de claim van het gezag van de Bijbel hebben ’toegevoegd’. En daar verzet Medema zich in navolging van Ouweneel en vele andere ’(neo) evangelicals’ tegen.

Verder verwijt (!!) Medema de stroming van het fundamentalisme dat ze ’de letter van de Schrift tot het hoogste formele criterium’ hebben gemaakt. Medema wil blijkbaar wel de claim van het gezag van de Bijbel erkennen maar hij verzet zich er tegen dat ’de letter van de Schrift’ tot het hoogste formele criterium wordt gemaakt.

Wat hebben Luther en de andere reformatoren anders gedaan dan juist dit wat Medema verwerpt? Luther heeft zich in zijn verdediging beroepen op de tekst van de Bijbel die hij nam in de normale (letterlijke) betekenis.
Is wat Medema hier afkeurt niet precies datgene wat alle evangelische gelovigen altijd hebben geloofd? Voor hen is toch de tekst van de Bijbel het hoogste formele criterium en de tekst van de Bijbel bestaat immers uit woorden en letters.

Ook voor Jezus was de letter van de Schrift het hoogste formele criterium. Het ’er staat geschreven’ was voor de Here Jezus het einde van alle tegenspraak. Na het ’er staat geschreven’ citeerde de Here Jezus de Bijbeltekst die uit woorden en letters bestond.

Hij nam de tekst in de normale letterlijke betekenis. In de discussie met de Joodse leiders beriep Jezus zich op het Woord van God als de hoogste autoriteit. Elke letter van dat Woord was belangrijk. Geen tittel of jota zou onvervuld blijven. Een enkel woord uit de Schrift kon een gehele discussie beslissen.

Zie b.v. Zijn discussie met de Sadduceeën over de opstanding (Lucas 20:37-38, Exodus 3:6). Het gaat om het woord ’ben’. ’Ik ben de God van ... Abraham’.Er staat ’ben’ in plaats van ’was’. God wás niet slechts de God van Abraham, Izaäk en Jacob op het moment dat deze aartsvaders nog op aarde rond wandelden. Hij was het nog steeds in de tijd van Mozes, dus ook nadat de drie aartsvaders gestorven waren. Na hun overlijden zei God nog steeds: ’ik ben (ik ben, tegenwoordige tijd) hun God’. Als God nog steeds hun God was dan moesten ze er nog zijn, nog leven. ’Voor God leven zij allen’. Met de dood was het dus niet afgelopen zoals de Sadduceeën leerden.

Ook Paulus baseerde een geheel leerstellig argument op de vorm van een enkel woord (zaad in plaats van zaden, Galaten 3:13). Zo gezaghebbend was voor Paulus de letter van de Schrift. Het is schokkend te zien hoe ver Medema zich heeft verwijderd van de houding van Paulus en Jezus.

De reformatorische/evangelische christenen hebben het gezag van de Bijbel ondermeer ondersteund en verdedigd door de leer over de genoegzaamheid, de doorzichtigheid en de onfeilbaarheid/foutloosheid van de Bijbel. Dat ze dit gedaan hebben heeft tot gevolg, zo schrijft Medema, dat ’velen van ons’ (als achterkleinkinderen van de Reformatie) het gevoel hebben dat we in de knoop raken met de acceptatie van de Schrift als de hoogste autoriteit.

Het is ongelofelijk dat deze zich evangelisch/protestant noemende schrijver op zulk een hoogst onverantwoordelijke wijze juist die bijbelse leerstellingen ondermijnt of verwerpt die het gezag van de Bijbel bevestigen en verdedigen.

Beven voor het Woord van God
God accepteert niet dat het gezag van Zijn Woord wordt aangetast. God zet zijn gezag, waar dat nodig is, kracht bij door zijn grote macht. Als zijn wettig gezag wordt verworpen zal Hij ingrijpen door zijn macht.

Wie het Woord van God verwerpt (krachteloos maakt, buiten werking stelt) zal God tegenkomen. Die wordt ’bezocht’. Het volk Israël stond onder het verbond van Mozes (het Oude Verbond dat op de Sinas was gesloten). Zij hadden te maken met de verbondszegen en de verbondsvloek. Gehoorzaamheid bracht zegen, maar ongehoorzaamheid vloek, oordeel.

De werkelijk gelovige Israëlieten ’beefden voor het Woord van God’, zie b.v. Ezra 9:2 en Ezra 10:3. Deze Bijbelgedeelten werpen licht op de betekenis van de bijbelse uitdrukking ’de vreze des Heren’. Ezra zag dat het volk van God afweek van Gods Woord (gemengde huwelijken) en hij wist dat bij volharding in die boze weg het oordeel wel moest komen. Hij nam Gods Woord serieus. Hij wist en geloofde dat God zou doen wat Hij in zijn Woord had gezegd te zullen doen. Hij geloofde niet alleen in de beloften maar ook in Gods aankondiging van oordeel.

Als christen staan we niet meer onder het Oude Verbond met zijn vloek en zegen maar het is een feit dat we, als we als christen hardnekkig tegen het Woord van God ingaan, getuchtigd zullen worden.

  • ’daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en ontslapen niet weinigen, want onder het oordeel des Heren worden wij  getuchtigd’ (1 Korinthe 11:30-32);
  • ’wie de tempel Gods schendt zal Ik schenden’ (1 Korinthe 3:17);
  • ’opdat uw gebeden niet verhinderd worden’ (1 Petrus 3:7);
  • ’zendt God hun een leugen’ (2 Thessalonica 2:10);
  • ’zal ik op ziekbed werpen’ (Openbaring 2:22);
  • ’indien gij u niet bekeert zal ik uw kandelaar wegnemen’ (Openbaring 2:5);
  • ’God laat niet met zich spotten’ (Galaten 6:9);
  • ’en hierdoor God vereren met eerbied en ontzag’ (Hebreeën 12:18);
  • ’zal Ik u uit mijn mond spuwen’ (Openbaring 3:16). Jezus die een christen uit spuwt! We kunnen, als christenen, de Here Jezus blijkbaar ’misselijk’ maken;
  • ’weest niet hoogmoedig maar vreest want God zal ook u niet sparen’ (Romeinen 11:21-22). ’Let op zijn goedertierenheid en gestrengheid’;
  • ’indien gij God als vader aanroept wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap’(1 Petrus 1:17). ’ Deze gebeurtenissen zijn ons ten voorbeeld geschied opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben. Of willen wij de Here tot naijver verwekken? Zijn wij soms sterker dan Hij?’(1 Korinthe 10:6 en vers 22).

Er wordt door christenen ontzettend gerommeld met de bijbelse uitdrukking ’de vreze des Heren’. Men wil absoluut de tekst niet letterlijk nemen terwijl dat toch de enige manier is om aan de bijbelse betekenis van die uitdrukking recht te doen.

De vreze des Heren is niet anders dan het diepe besef dat we niet zonder gevolgen tegen het gebod van de Heer kunnen ingaan. Wie durft in het licht van 1 Korinthe 11 aan het avondmaal deel te nemen terwijl hij niet in allen dele recht staat tegenover God? Ik niet, want ik vrees God. God is geen wispelturige en onredelijke tiran. Hij is genadig en barmhartig en bewogen, maar Hij laat niet met zich spotten. Wie tegen zijn Woord ingaat komt Hem tegen (die wordt ’bezocht’).

Ook een christen behoort ’te beven voor het Woord van God’. Ook van de eerste christenen staat geschreven dat ze ’wandelden in de vreze des Heren’ (Handelingen 9:31). Als christenen worden we opgeroepen om elkaar onderdanig te zijn in de vreze van Christus (Efeze 5:21). Vrees voor Christus ??? Jazeker. Als wij, tegen beter weten in en uit verkeerde motieven, ons weigeren te onderwerpen aan onze medebroeders dan hebben wij Christus te vrezen. Als wij Zijn waarschuwingen negeren zal Zijn tuchtiging ons treffen.

Kennen we niet allen voorbeelden van christenen die bewust tegen het Woord van God zijn ingegaan en die zichzelf daardoor met vele smarten hebben doorboord? Ik denk b.v. aan een vrouw die tegen Gods gebod in trouwde en die zichzelf daardoor een zeer zwaar leven op de hals haalde. Het Woord van God negeren of uitschakelen is niet ongevaarlijk. God zal het niet pikken.

Het gezag van de Bijbel moet aan de christenen met grote nadruk onderwezen
worden

Er zijn een aantal dingen die ’ingeprent’ moeten worden.

Ondermeer de volgende dingen moeten ingeprent worden:

  • De woordelijke inspiratie van de Schrift. De waarheid van de Bijbel. Zoals de Schrift het zegt, zo is het. Uw Woord is de waarheid, Johannes 17:17. Heel uw Woord is de waarheid, Psalm 119:160. Niet een waarheid, maar de waarheid.
  • De goede betekenis van het bijbelse woord waarheid. Volgens de Bijbel is een uitspraak waar als deze overeenkomt met de werkelijkheid. Waar in de Bijbel betekent echt, betrouwbaar, overeenkomend met de werkelijkheid.
  • Antithetisch denken. Als het ene waar is dan is het tegengestelde fout. Het goede moet beleden worden en het foute verworpen. Zowel het ene als het andere is nodig.
  • De noodzaak van afscheiding. Als het gaat om de aantasting van de hoofdzaken van het geloof waar ons behoud aan gekoppeld is.
    • Mijd hen, doch ik wil dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede maar ook onbesmet van het kwade (Romeinen 16:1-9).
    • Let op de honden (Filippenzen 3:2).
    • Onvangt hen niet (3 Johannes:8-9).
  • De onfeilbaarheid van de Schrift. Er staan geen fouten in de Schrift (geef een verklaring voor de enkele schijnbare tegenstrijdigheden, etc.).
  • Het goddelijke gezag van de Schrift. Wat de Schrift zegt is beslissend. Zoals de Schrift het zegt zo is het en zoals de Schrift het voorschrijft zo moet het.
  • We moeten onze eigen inzichten onderwerpen aan de Schrift. Het gaat er niet om wat ik er van denk of wat jij er van denkt. Het gaat er om wat Gods Woord er over zegt. We moeten buigen voor de Schrift. Het ’er staat geschreven’ is het einde van alle tegenspraak. Onze eigen inzichten inleveren. De Bijbel heeft het beslissende en laatste woord.
  • Het Sola Scriptura-beginsel. De Schrift is de enige norm voor geloof en leven. We accepteren alleen datgene wat een bijbelse basis heeft. Dat het werkt is niet genoeg.
  • Alles moet aan de Bijbel getoetst worden, ’dagelijks nagaan of deze dingen ook zo zijn’ (Handelingen 17:11).
  • De begrijpelijkheid van de Bijbel. De Bijbeltekst heeft een door God bedoelde betekenis en die is in principe in afhankelijkheid van de Heilige Geest met zekerheid te vinden. Al zijn er wel moeilijke Schriftgedeelten maar die moeten worden geïnterpreteerd in het licht van de eenvoudigere Schriftgedeelten. Er is onderscheid te maken tussen de door God bedoelde uitleg en allerlei andere ’eigenmachtige’ uitleggingen (2 Petrus 1:20).
  • Een verklaring voor de onderlinge verschillen tussen ’christenen’. Een deel van de verschillen is het gevolg van het feit dat niet ieder die zich christen noemt alleen de Bijbel als kennis bron voor het geloof neemt. Binnen de groep christenen die de Bijbel wel als enige kennis bron nemen is er overeenstemming op de hoofdzaken, etc.
  • De regels voor de gezonde Schriftuitleg:
    • De tekst in de normale (letterlijke) betekenis nemen tenzij vanuit de tekst zelf goede redenen zijn te geven om dat niet te doen;
    • Schrift met Schrift vergelijken, de Schrift verklaart zichzelf;
    • Een Bijbelgedeelte moet verklaard worden in het licht van de directe context en in het licht van de gehele Bijbel;
    • We mogen niet boven de Schrift uitgaan. niet speculeren;
    • Je telkens afvragen: staat het er ook wat er wordt beweerd? Geen Schriftinleg plegen en accepteren;
    • De moeilijkere Schriftgedeelten moeten worden uitgelegd in het licht van de eenvoudiger teksten.
  • De noodzaak om als christen in afhankelijkheid van de Heilige Geest ons verstand te gebruiken in het onderzoek en de uitleg van de Schrift en in de toetsing van allerlei zaken. ’Weest geen kinderen in het verstand’, zegt de Schrift. Een christen is in zijn omgang met de Schrift niet rationalistisch maar wel rationeel d.w.z. in zijn uitleg van de Schrift maakt de christen gebruik van de normale regels (denkwetten) voor gezond redeneren. Zo ging Jezus zelf ook om met de Schrift.
  • ’Wat zegt de Bijbel?’ Dat is de vraag die in elke situatie gesteld moet worden. Hier kan niet genoeg nadruk op gelegd worden. 
  • De Bijbel is noodzakelijk. En mag dus niet verwaarloosd worden. We moeten mensen van het boek zijn. Neem je eigen Bijbel mee naar de samenkomsten etc.
  • De Bijbel is genoegzaam. Om naar de wil van God te leven hebben we niets meer nodig. Geen speciale andere openbaringen via profetieën en dergelijke.
  • In de Bijbel staat Gods geopenbaarde wil. Zoals de Bijbel het voorschrijft zo moet het gebeuren. Dat is geen wetticisme of letterknechterij maar simpelweg gehoorzaamheid aan de wil van God zoals die in de Bijbel tot ons komt.
  • Het belang van de leer onderstrepen. In de leer gaat het om de inhoud van ons geloof, het gaat om datgene wat de Bijbel over een bepaalde zaak onderwijst. Jezus bracht een leer (Johannes 7:16, mijn leer) De apostelen hadden Jeruzalem vervuld met hun leer (Handelingen 5:28). Jezus waarschuwt tegen de leer der Farizeeën (Mattheüs 16:12). In de Bijbel is sprake van de gezonde leer (je hebt dus ook ongezonde leer), (2 Timotheüs 4:3).We moeten zuiver zijn in de leer (Titus 2:7). Bepaalde leringen mogen niet verkondigd worden (1 Timotheüs 1:3). Mensen die een bepaalde valse leer hebben mogen niet ontvangen worden (2 Johannes 1:9-11). Er zijn valse leringen die door demonen ingegeven, geïnspireerd zijn (1 Timotheüs 4:1). Er is allerlei wind van leer (Efeze 4:14). Er moet gewaakt worden tegen mannen uit het eigen midden die verkeerde dingen spreken (Handelingen 20:28-30). Er zijn vele valse (pseudo, namaak) leraren uitgegaan (2 Petrus 2:1). Het evangelie wordt verdraaid en dat is geen evangelie (Galaten 1:6-9). Sommigen brengen een andere, valse Jezus (2 Korinthe 11:4). Valse leraren zijn binnengeslopen (Judas:4). Valse leraren zijn, volgens Paulus, honden die in de gaten gehouden moeten worden (Filippenzen 3:2). We moeten hen mijden (Romeinen 16:17). Enzovoorts.

In de Bijbel vinden we geen enkele relativering van de leer.
Voor velen van ons, die meer dan twintig of dertig jaar geleden tot geloof zijn gekomen, zijn de bovenstaande principes eigenlijk vanzelfsprekend.
Er is de voorbije jaren blijkbaar iets behoorlijk mis gegaan want ik heb ontdekt dat velen, binnen de huidige evangelische beweging, deze principes niet kennen en dat men ze zelfs afwijst en actief bestrijdt.

Het is niet genoeg om de bovenstaande zaken te onderwijzen. Ook hier geldt dat we de gelovigen moeten ’leren onderhouden’. Dat betekent dat we er telkens op terug moeten komen en dat we ook vanuit de praktijk deze principes moeten inprenten. Als b.v. in een Bijbelkring een vraag of zaak besproken wordt zonder dat men bewust de vraag stelt ’wat zegt de Bijbel daarover?’ dan is dat een gelegenheid om de discussie stil te leggen en de deelnemers te wijzen op hun methodische fout. Als we in onze gemeenten iemand tegenkomen die het gezag van het Woord van God ondermijnt dan moeten we dat direct en stevig aanpakken.

Kan de gelovige in de postmoderne tijd deze aanpak nog wel verdragen? Het inprenten van de bovenstaande principes stuit bij de pasbekeerde mensen op geen enkel probleem. De andere groep, de christenen die reeds langere tijd in de evangelische wereld hebben verkeerd, geven daarentegen wel vaak flink ’tegengas’. Hun denken is reeds door allerlei EO-programma’s en andere zaken op deze punten ’bedorven’. Als je b.v. bij hen het woord “leer” maar noemt dan gaan de nekharen al overeind staan. Dan moet ik echt met grote nadruk de ene tekst na de andere met hen doornemen zodat ze zien wat de Bijbel over de leer zegt. De meeste van hen buigen dan voor de Schrift maar niet allen.

Verkondig het Woord. De mens voor het Woord van God plaatsen
Paulus geeft in 2 Timotheüs 4 een goede tekening van de postmoderne ’evangelical’ en hoe wij daar op moeten reageren.

’Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap: verkondig het Woord, dring er op aan, gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting. Want er komt een tijd dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar, omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren. Blijf gij echter nuchter onder alles, aanvaardt het lijden, doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle’   2 Timotheüs 4:1-5

Hoe moeten we reageren? ’Verkondig het Woord’. Breng het Woord met gezag. ’Dit is geen vrijblijvend Woord. Dit is het Woord van de komende Koning.’

Het Woord van God heeft inwendig gezag (de Geest geeft er immers getuigenis aan) maar ook uiterlijk, formeel gezag vanwege het ’Woord van God’ zijn. Dat laatste moet ook benadrukt worden. Jezus zelf deed dat. ’De Schrift kan niet gebroken worden’ zei Hij (Johannes 10:33-35).

’Zo zegt de Here’, ’de Bijbel zegt’. Dat geeft gezag aan ons prediken, vermanen en onderwijzen.

Zet de mensen voor het Woord. Zet ze vast voor het Woord. Maak de uitvluchten (smoezen) onmogelijk. Laat ze niet ontsnappen. Zoals Finney zei; ’jaag de zondaars uit hun schuilhoeken’. Accepteer niet dat het Woord krachteloos wordt gemaakt op welke wijze dan ook.

De predikant van de baptistengemeente waar ik na mijn bekering terecht kwam zei geregeld: ’Dit staat in de Bijbel, dit is het Woord van God, wat doe je er mee?, aan jou de keuze.’

Wie met gezag het Woord van God brengt zal weerstand ontmoeten. Vaak zullen we ergens door heen moeten breken met het Woord van God. Als illustratie van dat laatste wijs ik nogmaals op wat ik al gezegd heb over de basisbijbelstudie.
De reactie van christenen die al wat langer in de evangelische wereld hebben doorgebracht was er één van weerstand tegen de leer. Het lukte alleen om, door gebed en door het met grote beslistheid verkondigen van wat de Bijbel zegt over het belang van de leer, bij de meeste van hen, maar niet bij allen, die weerstand te doorbreken. Als de mensen die teksten gelezen hebben dan is het soms nog noodzakelijk om te zeggen: ’Het staat er toch?’ ’Zo ja, waarom aanvaard je het dan niet?’ ’Dit is toch Gods Woord, het staat er toch zwart op wit?’ Enzovoorts.

Verzet tegen het Woord mogen we niet accepteren. Het is een verkeerde houding die zich als een olievlek door een gemeente of groep kan verspreiden.

Het Woord van God is als een spiegel. Het ontdekkende licht van de Heilige Geest komt er doorheen. Het Woord van God schudt ons door elkaar. Het openen van het Woord verspreidt licht. En dat kan pijnlijk zijn als we ons realiseren dat ons leven niet is naar Gods norm of als we ons er b.v. van bewust worden dat onze motieven in een bepaalde zaak niet zuiver zijn. De Bijbel houdt ons bij de zonde weg of de zonde zal ons bij de Bijbel weg houden.

De onbekeerde mens kan zich niet onderwerpen aan de wet Gods. ’Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens het kan dat ook niet. Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest’ (Romeinen 8:7-9).

Door de wedergeboorte en de inwonende Geest heeft God de christen het verlangen en de mogelijkheid gegeven om Zijn wil te doen. Als een christen ’naar de Geest wandelt’ wordt de wet in hem (er staat niet ’door’ hem) vervuld (Romeinen 8:3-4).

De vleselijke mens wil zich niet onderwerpen aan het gezag van Gods Woord. Vandaar dat de Bijbel in 2 Timotheüs 4 spreekt over het bijeenhalen van ’leraren naar hun eigen begeerten’.
Dat zijn leraren die, net als vroeger de valse profeten in Israël deden, roepen ’vrede, vrede en geen gevaar’, terwijl er geen vrede is.

Andries Knevel zei dat we in deze postmoderne tijd vooral herderlijk moeten optreden en niet zozeer profetisch. Dat advies komt goed uit voor onze natuurlijke mens want dan wordt je niet meer ’gestenigd’. Immers als je als een profeet het Woord van God toepast dan zal je ook het lot van een profeet delen.
’Jeruzalem, Jeruzalem dat de profeten doodt en stenigt wie tot u gezonden zijn’
Mattheüs 23:37

“Deze rede is hard; wie kan haar aanhoren’   Johannes 6:60

Een oude ervaren broeder heeft mij en enkele anderen, vele jaren geleden, als jonge broeders het volgende op het hart gedrukt: Houd vast aan de duidelijke uitspraken van de Bijbel, al lopen ze allemaal weg, laat ze gaan, ga niet diplomatiek draaien.

’Tracht ik nog mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn’, 
Galaten 1:10

Gezag in modernisme, postmodernisme en het bijbelse christendom
Als het gaat om de gezagskwestie komt het verschil tussen modernisme, postmodernisme en het bijbelse christendom scherp aan het licht.

De moderne mens vraagt ’Hoe denk jij er over?’ En dan volgt een analyse met argumenten voor en tegen. De postmoderne mens vraagt ’hoe voel jij dat aan?’. En dan volgen subjectieve belevingen. In beide gevallen is het de autonome mens die zichzelf tot gezag is. De christen echter vraagt: ’wat zegt de Bijbel er over?’ En hij vraagt dat in het vaste vertrouwen dat het ook mogelijk is het onderwijs van de Bijbel over dat bepaalde punt met zekerheid te ontdekken. Dit is de (automatische) reflex van elke christen die het gezag van Gods Woord heeft aanvaard.

Het verbijsterende is dat ik tegenwoordig steeds meer ’evangelische ????????’ christenen tegen kom die deze automatische reactie niet hebben. Wellicht is dat de reden dat ik me soms “buiten de legerplaats” voel in wat is overgebleven van de oorspronkelijke evangelische beweging.

’Maar gij, o mens, wie zijt gij, dat gij God zoudt tegenspreken?’   Romeinen 9:20

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.