De Bijbel bevestigt dat Jezus Christus God is.

De Bijbel bevestigt dat Jezus Christus God is.
(Als bijlage een serie teksten met betrekking tot de Godheid van Christus)

Deze studie is naar aanleiding van de publicaties van verschillende vrijzinnige theologen die om het hards beweren dat de Here Jezus Christus niet Goddelijk is, dat Hij een gewoon mens is geweest waarin de Goddelijkheid zich openbaarde. Dáárom gaan we aan de hand van de Bijbel bekijken wie Hij was en sinds welke tijd al over Hem werd gesproken.

Het gemiddelde kerklid beseft niet dat deze theologen elke hoop wegnemen, dat een gewoon mens niet uit de dood kan opstaan en dus de dood óók niet kan overwinnen en dat er dán óók geen verlossing is! Dit zou betekenen dat dergelijke theologen bewust mensen van de eeuwige redding afhouden en de Here tot leugenaar maken.

Wie het lef heeft dit te beweren begaat de grootste zonde die bedreven kan worden, de zonde tegen de Heilige Geest, de Geest van Christus, dus de Geest van God:

’Voorwaar, Ik zeg u, dat alle zonden aan de kinderen der mensen zullen vergeven worden, ook de godslasteringen, welke zij gesproken mogen hebben; Maar wie gelasterd heeft tegen de Heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde. Immers, zij zeiden: Hij heeft een onreine geest.
Marcus 3:28-30

Hier wordt expliciet mensen genoemd die beweerden dat Jezus een onreine geest in Zich had, maar wie beweerd dat Jezus ’maar’ een gewoon mens was zit op hetzelfde niveau. Het is bekend dat mensen die Christus ontkennen en verwerpen tijdens hun leven een vrese-lijk sterfbed hebben.

Karl Marx (1818-1863) maakte het nog bonter, hij érkende het bestaan van God in tegenstelling tot zijn aanhangers. Tijdens zijn studententijd schreef hij: ’Ik zou mij op iemand willen wreken die daarboven heerst’. Karl heeft een vreselijk leven gehad, zijn huwelijk was een puinhoop, een paar van zijn kinderen pleegde zelfmoord, één kind werd waanzinnig en hij zelf leefde in zijn laatste dagen in grote angst en nood. Er zijn publicaties waarin men zegt dat hij op het laatst de satan aanbad en kaarsen voor hem brandde. Wat alles baat het een mens als hij geen vrede met zijn Schepper heeft, aards aanzien en macht is heel snel vervlogen en dán wacht een afgrijslijke eeuwigheid.

Heinrich Heine 1797-1856 daarentegen, die door zijn geestige spot een bekende dichter was, vond aan het einde van zijn leven vrede met God door de Here Jezus Christus. Hij schreef in het slotwoord van zijn gedichtenverzameling ’Romanzero’ het volgende:

’Als men op het sterfbed ligt, wordt men zeer sentimenteel en zou vrede willen maken met God en met de wereld. Sinds ik zelf behoefte heb aan de barmhartigheid Gods, heb ik aan al mijn vijanden amnestie verleend. Gedichten die maar ten halve hatelijkheden jegens God inhielden, heb ik met angstvallige ijver overgeleverd aan de vlammen. Het is beter, dat die verzen branden, dan de verzenmaker! Ja ik heb met de Schepper vrede gesloten, tot grote ergernis van mijn ’verlichte’ vrienden, die mij verwijten maakten over dit terugvallen in het ’oude bijgeloof’, zoals zij mijn terugkeer naar God believen te noemen. Ik ben teruggekeerd naar God als de verloren zoon, nadat ik lang bij de Hegelianen (volgelingen van de duivelse filosoof Hegel) de zwijnen heb gehoed. Het hemelse heimwee overviel mij. In de theologie moet ik mijzelf beschuldigen, een stap achteruit te hebben gedaan*, doordat ik naar de persoonlijke God terugkeerde’.

* Heinrich Heine doelt hier op de z.g.n. moderne theologie die hij eerst aanhing, hij bedoelde te zeggen dat hij de theologie los had gelaten en tot God en de Bijbel teruggekeerd was. Hij had dus ontdekt wie Jezus was.

De geboorte van Jezus en zijn familie
God openbaarde aan Abraham, de aartsvader van de Joden, dat hij een directe afstammeling zou krijgen die een zegen zou worden voor alle volkeren van de aarde.

’De Here nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal;Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden’.  Genesis 12:1-3

In Genesis 12:1-3 werd door de Here God op indirecte wijze beloofd dat uit Abraham de Messias geboren zou worden, dat hij de ’stamvader’ van de Redder der wereld zou worden terwijl zijn vrouw Sara onvruchtbaar was! Het geloof van Abraham moet ongelooflijk sterk en stabiel geweest zijn. Hij komt niet voor niets voor in de rij van de geloofshelden:

’Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou. Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaäk en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte; Want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, die het beloofd had, betrouwbaar achtte. Daarom zijn er dan ook uit een man, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte en gelijk het zand aan de oever der zee, dat ontelbaar is’. Hebreeën 11:8-12

Vers 12 is tweeledig uit te leggen, in de eerste plaats worden daar de Israëlieten genoemd in het zinnebeeld van het zand. Het volk Israël heeft van de Here God een aardse belofte gekregen met aardse zegeningen en een bediening hier op aarde tijdens het duizendjarige rijk. Daarnaast noemt de Here óók nog eens de ’sterren des hemels’ welke slaan op de Gemeente van Christus die Hij dóór Zijn volkomen offer op Golgotha het eeuwige leven en een hemelse bediening schenkt.

Bovendien openbaarde God aan Jakob, één van Abrahams afstammelingen, dat de Messias binnen een bepaalde stam zou worden geboren, namelijk in de stam Juda. Nadat de Joden het beloofde land in bezit hadden genomen, vormden zij daar stammen die hun oorsprong hadden in twaalf families. Deze twaalf families waren op hun beurt weer voortgekomen uit de twaalf zonen van Jakob.

’De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn’. Genesis 49:10

Zijn afkomst werd nog nauwkeuriger gespecificeerd van de stam Juda uit de familie van David. Deze voorzegging deed de profeet Nathan aan David, de grote koning in de geschiedenis van Israël. Nathan zei:

’Wanneer uw dagen vervuld zijn om tot uw vaderen te gaan, dan zal Ik uw nakomeling na u doen optreden, een van uw zonen, en Ik zal zijn koningschap bevestigen. Die zal Mij een huis bouwen en Ik zal zijn troon voor immer bevestigen. Ik zal hem tot een vader zijn en hij zal Mij tot een zoon zijn  1 Kronieken 17:11-13

Eigenlijk is dit een vreemde zaak want Ruben was de oudste zoon van Jacob en in het Midden-Oosten was het in die tijd bijna een wet dat de oudste zoon het ’eerst geboorte recht’ kre-gen en dan zou men toch verwachten dat de Redder der wereld uit de oudste zoon geboren zou worden. In de Bijbel staat een hele duidelijke reden voor deze afwijking van het eerst geboorte recht en wel:

’De zonen van Ruben, de eerstgeborene van Israel, want hij was de eerstgeborene, maar om-dat hij de legerstede van zijn vader had ontwijd*, was zijn eerstgeboorterecht geschonken aan de zonen van Jozef, de zoon van Israel (maar deze werd niet in het register als eerstgebo-rene ingeschreven; Wel was Juda de sterkste onder zijn broeders en één uit hem werd tot vorst, maar het eerstgeboorterecht viel ten deel aan Jozef’. 1 Kronieken 5:8-10

*Dat Ruben ’de legerstede van zijn vader had ontwijd’ wil niet zeggen dat hij bij zijn moeder in bed lag maar dat dit Bilha, één van de bijvrouwen was.

In 1 Kronieken 17:11-13 werden koning David dus ten minste twee opwindende feiten beloofd. Ten eerste zou een van zijn directe afstammelingen eeuwig regeren. Ten tweede zou deze persoon niet alleen zijn directe afstammeling zijn, maar bovendien zou hij, op mysterieuze wijze, Gods enige Zoon zijn.De rabbijnse traditie beschouwde dit als een Messiaanse voorspelling. Als gevolg daarvan is de naam ’Zoon van David’ een van de meest gebruikte Messiaanse titels.

De plaats van Zijn geboorte
De profeet Micha leefde zevenhonderd jaar voor de geboorte van Christus. Hij was een tijdgenoot van de grote profeet Jesaja. Aan Micha werd geopenbaard. dat de Mes-sias in Bethlehem geboren zou worden.

’En gij, Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voort-komen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is vanouds. van de dagen der eeuwigheid’(Micha 5:1).

Dit was een niet mis te verstane profetie van de Messias, die duidde op diens bestaan vóórdat Hij als mens werd geboren; ’wiens oorsprong is vanouds, van de eeuwigheid’. Dit was geen gewoon mens maar een bovennatuurlijk persoon die vanuit Bethlehem de geschiedenis zou ingaan. In het Nieuwe Testament wordt deze profetie aangehaald in Matthéüs 2:5 als antwoord op Herodes’ vraag aan de Hebreeuwse theologen waar de Messias zou worden geboren.

Ze antwoordden hem: ’Te Bethlehem in Judea, want aldus staat geschreven door de profeet’.

Het is opmerkelijk dat het Hebreeuwse volk deze gedetailleerde profetieën eeuw na eeuw aan de nakomelingen doorgaf. Dit moesten wel openbaringen van God zijn anders zouden ze niet op zo’n volhardende wijze bewaard zijn gebleven.

De tijd van zijn geboorte
We zijn de profetieën nagegaan die betrekking hebben op de afstamming van de Messias en op de plaats van zijn geboorte. Laten we nu de tijdsfactor eens bekijken. Tijdens zijn Babylonische ballingschap ontving de profeet Daniël een nauwkeurige tijdtafel en gegevens over de volgorde van de gebeurtenissen die het volk van Israël in de toekomst te wachten stonden. Daniël werd verteld dat er een bepaald aantal jaren zou verlopen tussen het tijdstip waarop het Joodse volk per proclamatie toestemming zou krijgen vanuit zijn Babylonische gevangen-schap naar Israël terug te keren en de komst van de Messias. Volgens de Bijbel is er in 2 Kronieken 36:22-23 is er zo’n proclamatie geweest.

’Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Perzië, wekte de Here, opdat het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest  van Kores, de koning van Perzië, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschrifte, deze oproep te doen uitgaan:  Zo zegt Kores, de koning van Perzie: Alle koninkrijken der aarde heeft de Here, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis  te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk  behoort, de Here, zijn God, zij met hem, hij trekke op’. 2 Kronieken 36:22-23

Bovendien hebben archeologen in oude Perzische archieven bewijzen voor deze zelfde proclamatie ontdekt. Vanaf het tijdstip waarop toestemming werd verleend om naar Jeruzalem terug te keren en stad en tempel te herbouwen, tot aan het tijdstip waarop de Messias zou komen als de Vorst, de troonopvolger van David, zouden er 483 jaar verlopen (een jaarweek is zeven jaar, 69 jaarweken is 483 jaar.

Niet alleen dat Daniël exact het aantal jaren werd geopenbaard, hij vernam ook welke belang-rijke historische gebeurtenissen er achtereenvolgens zouden plaatsvinden; feiten die niet kun-nen worden ontkend. Om te beginnen was er de proclamatie aan de Joden om uit hun gevangenschap terug te keren en de tempel te herbouwen. Daarna zou de Messias verschijnen, als Vorst. Vervolgens zou de Messias ’uitgeroeid’ worden, dat wil zeggen dat Hij zou worden gedood. Nadat de Messias was gedood zou een leger de stad binnenvallen en verwoesten, evenals de tempel die daaraan voorafgaande door de teruggekeerde Babylonische bannelingen was her-bouwd.

Daniëls profetie toont aan dat de Messias, wie Hij ook mocht zijn, moest verschijnen voordat de stad en de tempel in het jaar 70 na Chr. door Titus van Rome werden verwoest. Er kan slechts één persoon voor 70 na Chr. serieus als de Messias worden beschouwd. En dat is de timmermanszoon uit Nazareth.

Zijn opdracht
We hebben een reeks gegevens met betrekking tot Jezus’ geboorte nader beschouwd om Zijn bewering dat Hij de Joodse Messias zou zijn te bevestigen. Als u nog meer bewijzen wilt zien, bestudeer dan eens de profetieën die werden gedaan met betrekking tot de daden die Jezus op aarde zou verrichten: profetieën betreffende zijn eigen bediening. Met de volgende woorden gaf de profeet Jesaja een levendig beeld van de komende Messias:

’Zeg tot de versaagden van hart:Weest sterk; vreest niet, ziet uw God zal komen met wraak, met de vergelding Gods; Hij zal komen en Hij zal u verlossen. Dan zullen de ogen der blin-den geopend en de oren der doven ontsloten worden; dan zal de lamme springen als een hert en de tong van de stomme zal jubelen; want in de woestijn zullen wateren ontspringen en beken in de steppe’’  Jesaja 35:4-6

Jezus kende de oudtestamentische profeten. Toen Johannes de Doper aan Hem scheen te twijfelen citeerde Hij exact deze profetie van Jesaja. Johannes was de heraut die de komst van Jezus als de Messias aankondigde, maar zelfs Johannes kon de twee portretten van de Messi-as, een lijdende én een overwinnende Messias, niet met elkaar overeenbrengen. Toen hij gevangen werd genomen, zond hij boodschappers naar Jezus met de vraag:

’Zijt Gij het die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?’  Mattheus 11:3

Daarop antwoordde Jezus door te citeren wat er was voorzegd over de wonderen die Hij zou doen:

’Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en ziet: blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie’   Mattheus 11:4-5

Het feit dat Jezus deze zelfde wonderen verrichtte, vormde het bewijs dat Hij terecht beweerde de Messias te zijn.

Genezingen.
Door de jaren heen zien we steeds weer opnieuw charlatans die beweren dat ze in de Naam van de Heer, die ze consequent ’Jezus’ noemen, genezen of het werktuig tot genezing zijn. In deze dagen is er ene Jan Zijlstra die z’n duizenden verslaat, naar men zegt worden velen genezen en inderdaad staan er mensen uit de rolstoel op. Maar als we deze ’genezingen’ nader beschouwen valt het op dat het vaak psychische klach-ten zijn, of dat door de emotie van het moment mensen eventjes zonder krukken lopen.

Zo worden er mensen met darmproblemen genoemd en zoals we allen weten komen er vaak darmklachten als we gespannen zijn of als we overspannen zijn. Een modekwaal, bekkeninstabiliteit, wordt ook genezen naar men zegt. Maar als we wetenschappers mogen geloven zijn meer dan 95% van deze vrouwen psychisch te zwaar belast tijdens de bevalling, de andere 5% heeft aantoonbare problemen zoals scheuren in het bekken. Zijlstra haalt doelbewust een aantal zaken door elkaar, hij kán weten dat in de dagen van Jezus een voorvervulling van het Koninkrijk plaatsvond en dat de mensheid pas in het duizend-jarige rijk zonder ziekten zal kunnen leven. Het valt op dat Zijlstra steeds weer zegt dat mensen alleen worden genezen als je gelooft dat bij God alles mogelijk is. De man draait de waarheid om! Het ligt niet aan de zieke als er geen genezing komt maar aan de prediker:

’En toen Hij een huis was binnengegaan, vroegen zijn discipelen Hem, terwijl zij met Hem alleen waren: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven? En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan door niets uitvaren, tenzij door Gebed’.  Markus 9:28

Als de ’gebedsgenezer’ dus niet goed met de Here leeft kán hij niet genezen, ondanks dat hij zoals Jan Zijlstra steeds roept dat niet hij maar de Here geneest. In principe komt het niet op het geloof aan van de zieke of de dode maar op hem die de opdracht tot genezing geeft, denk maar eens aal Lazarus die dood was en dus op dat moment geen wilsbeschikking had. Ik haal dit aan omdat ik tijdens een Tv-optreden van Zijlstra gezien heb dat hij valse ver-wachting wekte bij een doof jongentje en zijn ouders, het kind genas niet en een keiharde Zijlstra zei: ’de volgende keer beter’.

Natuurlijk geneest God nog steeds, alleen als dit tot Zijn doel en eer is, dit wil zeggen dat het in alle gevallen zal gebeuren en zeker niet in circusachtige toestanden en geldklopperij. Na dit uitstapje gaan we verder met de verwerping en het lijden van de Here.

Lezen: Jesaja 53.
Waarschijnlijk zijn de wonderlijkste voorzeggingen met betrekking tot het portret van de lijdende Messias wel de profetieën omtrent zijn verwerping en zijn lijden. Een van de meest opmerkelijke passages betreffende zijn verwerping vinden we in Jesaja 53. Dit gedeelte wordt ’het slechte geweten van de synagogen’ genoemd, omdat het niet meer op feestdagen wordt voorgelezen.    
        
In Jesaja 52 wordt een algemeen beeld gegeven van de Ene die de dienaar van God wordt genoemd. Het is duidelijk dat de profeet hier niet over Israël spreekt, dat in sommige passages wel de dienaar Gods wordt genoemd, maar over iemand!  Israël zou redden.

’Zie; mijn knecht zal voorspoedig zijn, hij zal verhoogd, ja ten hoogste verheven Zijn. Zoals velen zich over u ontzet hebben - zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte’  Jesaja 52:13-14

Dit is een verwijzing naar hetgeen er gebeurde tijdens de berechting van Jezus, toen hij herhaaldelijk in zijn gezicht werd geslagen.

’Zo zal Hij volken doen opspringen, om Hem zullen koningen verstommen, want wat hun niet verteld was, zien zij, en wat zij niet gehoord hebben vernemen zij.’
Jesaja 52:15

In deze passage zegt de profeet dat Hij volken (waarmee de niet joden worden bedoeld) zou doen verbazen of verstommen en dat ze dingen zouden zien die zij nog niet gezien hadden. Met andere woorden: de heidenen zouden Gods wegen gaan begrijpen. De apostel Paulus doelde op deze tekst Romeinen 15: 20-21:

’Ik stelde er mijn eer in het te verkondigen, doch zo, dat ik niet [optrad] waar de naam van Christus reeds genoemd was, om niet op eens anders fundament te bouwen. Maar [om] [te] [handelen] naar hetgeen geschreven staat: Zij, aan wie niets van Hem is verkondigd, zullen Hem zien en wie het niet gehoord hebben, zullen het verstaan’.
Romeinen 15:20-21

Jesaja echter spreekt van zijn verwerping door de Joden wat op zichzelf opmerkelijk is, aangezien Jesaja een Joodse profeet was die deze woorden schreef ten minste 700 jaar voor Christus werd geboren. Jesaja voorzegde dat zijn volk de man zou verwerpen naar wie het juist had uitgekeken:

’Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des Heren geopenbaard? Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben  aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht’.  Jesaja 53:1-3

Moderne theologen.
Onvermijdelijk komen we wéér terug op de z.g.n. moderne theologen. Dezen beweren dat o.a het boek Jesaja geschreven is nádat Christus gestorven is en dat uit naam van Jesaja werd geschreven door een onbekende auteur. Dit zou men ’ontdekt’ hebben door het z.g.n ’bronnen-onderzoek’ wat wil zeggen dat geleerden diverse teksten naast elkaar hebben gelegd en verschillen hebben ’ontdekt’ in stijl, taalgebruik en dergelijke. Voor het gemak vergeet men maar eventjes dat de meeste profeten gebruik maakten van schrij-vers die ze in dienst hadden, een heel bekende naam is b.v. Baruch de schrijver van Jere-mia. (Jeremia 36:4) Wij mogen gevoeglijk aannemen dat de brieven die Paulus schreef door hem gedicteerd werden en dat anderen schreven omdat hij een oogziekte had. Twee keer komen we tegen dat hij zegt: ’Ik schrijf u eigenhandig’. (Galaten 6:11 & Filémon 1:19) Het was toen heel normaal, zowel in het Oude- als het Nieuwe testament dat er ge-bruik gemaakt werd van schrijvers en zou je dan geen ’stijlverschil’ krijgen? Kijk eens naar onze studieavonden, ondanks dat de vader en zijn zoon in bepaalde opzichten veel op elkaar lijken, in geloofsbeleving dicht bij elkaar staan hebben ze toch allebei een geheel andere stijl van Bijbelstudie geven? Zo moeten we het z.g.n. ’bronnenonderzoek’ bekij-ken, het zelfde Woord, de zelfde Heilige Geest en tóch verschil in schrijfstijl. In mijn ogen is het ’bronnenonderzoek’ niets anders dan een wetenschappelijk sausje om wat er onder ligt, ongeloof en ontkenning, te camoufleren.

Verledentijd.
Een interessante bijzonderheid: de profeet Jesaja schrijft over deze gebeurtenis in de verleden tijd, wat gebruikelijk was in de Joodse literatuur. ( ’Velen waren verwonderd... niet meer menselijk was zijn verschijning’)
Als zij de nadruk wilden leggen op de waarheid van een profetie, deden zij dat in de verleden tijd, die in het Hebreeuws de profetische voltooide tijd wordt genoemd. Daarbij werd hier nog voorzegd dat de Joden deze man zouden verwerpen omdat hij niet de koninklijke luister bezat die zij van Hem verlangden. Jesaja zei dat hij zou worden ’veracht en verstoten’ en dat is inderdaad gebeurd. In Openbaring 5:6 lezen wij dat te midden van de oudsten een Lam staat ’als geslacht’, meestal staat daar in onze gedachten een overwinnende God maar hebt u wel eens een geslacht lam of schaap gezien, het ziet er verschrikkelijk uit want de wol is be-smeurd met bloed! In Openbaring 5:6 wordt duidelijk gemaakt dat dóór die ’slachtpartij’ alleen het Lam recht heeft om de boekrol te openen!

In dit gedeelte van Jesaja 53 wordt de geloofwaardigheid besproken van de Messias als de persoon die zich zou opofferen voor de verdorvenheid en de slechtheid van zijn medemens:

 ’Nochtans, onze ziekten heeft Hij op zich genomen en onze smarten gedragen; wij echter hielden Hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze over-tredingen werd Hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld: de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wenden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen neerkomen’
Jesaja 53:4-6

Sedert de geboorte en de dood van Jezus van Nazareth hebben de rabbi’s een andere interpretatie gegeven van deze passage, door te stellen dat de derde persoon enkelvoud niet slaat op een persoonlijke Messias maar op de natie Israël. In deze passage echter wordt gesproken van een persoon die de consequenties draagt van door Israël begane overtredingen. Israël zou zich niet voor zichzelf kunnen opofferen; in bedoelde passage wordt duidelijk gesteld dat ’de Here onze zonden heeft gelegd op Hem’.

Jesaja 53 vervolgt met te zeggen dat deze persoon geen recht zou worden gedaan volgens de Joodse wet. Inderdaad is dit van toepassing op de berechting van Jezus. Ze waren verbaasd dat Hij zichzelf niet trachtte te verdedigen:

’Hij werd mishandeld, maar Hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open’
Jesaja 53:7

Hier zien we alweer een duidelijke voorzegging dat de Messias zou sterven voor de overtredingen van Jesaja’s volk. (Evenals natuurlijk voor die van de hele wereld.)

’Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht dat Hij is afgesneden uit het land der levenden. Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest’  Jesaja 53:8

De details van de profetieën die betrekking hebben op dit beeld van de Messias zijn exact. Jesaja zegt dat Hij zal sterven aan de zijde van de misdadigers:

’En men stelde zijn graf bij de goddelozen’en dat Hij bij de rijken zou worden begraven: ’Bij de rijken was Hij in zijn dood’(Jesaja 53:9).

Dit gebeurde inderdaad, Jezus werd gekruisigd tussen twee misdadigers. Na zijn dood vroeg één van de rijke farizeeërs, Jozef van Arimathea, om zijn lichaam en begroef Hem in zijn eigen graftombe. Jozef was de rijke man uit de profetie.

We kunnen ons voorstellen hoe Jesaja op de Calvarieberg stond en naar het panoramische uitzicht keek dat Jezus zag toen Hij aan het kruis hing. Jesaja zag dit echter 700 jaar voordat Jezus werd geboren. Om op die opmerkelijke passage terug te keren: Jesaja spreekt van het feit dat de mens rechtvaardig in de ogen van God kon worden verklaard, doordat Hij de zon-den van de mensen op zich nam. Dáárdoor is een ieder die Hem accepteert als verlosser ’gerechtvaardigd’.

Jesaja zei dat Hij ’bad voor de overtreders’ (Jesaja 53:12). De meeste mensen die ook maar iets weten van de christelijke leer, zullen zich de woorden herinneren die Jezus sprak aan het kruis:

’Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’. Lukas 23:34

Wanneer we de Bijbel onderzoeken zien we dat dit Boek Zichzelf steeds weer opnieuw bevestigt, je zou toch wel een hele grote, geduldige, oplichter moeten zijn om al die 66 Bijbelboek zo te herschrijven dat het ene het andere bevestigt. Als je dit ooit zou willen doen heb je beslist een computer nodig en ik weet zeker dat in de tijd van de Bijbelschrijvers zulk materiaal nog niet voorhanden was. Wél moeten we bedenken dat er in diverse vertalingen geknoeid is, in de oudheid van de kerk heeft men meningmaal geprobeerd de Bijbel naar de kerkleer om te buigen. Zou heeft de Roomsekerk al heel vroeg de volgende tekst ’aangepast’:

’En Hij was bekleed met een kleed, dat in bloed geverfd was, en zijn naam is  genoemd: het Woord Gods’. Openbaring 19:13

In de oorspronkelijke tekst staat dat het kleed gedoopt, ondergedompeld, was in het bloed en dát paste ’Rome’ niet, als men dit wél had geaccepteerd zou men óók de volwassen doop moeten accepteren en de inwijding van kinderen achterwege moeten laten! Ook is in de King Jamesvertaling op dit gebied iets opmerkelijks ingevoerd, de vertalers waren bang voor deze koning die de ’kinderdoop’ aan hing en daarom hebben ze in de vertaling die in zijn opdracht gebeurde het woord ’dopen’ in de oorspronkelijke vorm laten staan. Men ver-Engelste het Griekse woord Baptiso, dat voor onderdompelen staat tot Baptize. Daar komt de naam van de ’wederdopers’ of volwassen dopers (Baptism) op getuigenis dan ook vandaan. Ondanks de genoemde voorbeelden kunnen we niet zeggen dat de profetieën in de Bijbel achteraf ge-schreven zijn en dus ’ingelegd’ zijn want dan zou het duizendjarige rijk óók al vervuld zijn en ik kan me toch niet herinneren dat ik frank en vrij tussen de wilde dieren heb kunnen lo-pen:

’Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; De koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; Dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des Heren, zoals de wateren de bodem der zee bedekken. En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn’. Jesaja 11:6-10

De moderne theologen spreken graag over ’Deutero-Jesaja’, wat zeggen wil dat de profetieën ná hun vervulling zijn geschreven maar Jesaja 11:6-10 kan pas plaatsvinden nadat het vrederijk is ingesteld door Christus Jezus. Waarschijnlijk accepteert daarom ook heel graag dat God niet in de Persoon van Jezus op aarde was maar dat de z.g.n. ’christusgeest’ in hem was zo-als men dit óók beweert van de Maitreya.

Dertig zilverlingen
Een andere oudtestamentische profeet was Zacharia, die zijn profetieën op schrift stelde ongeveer 500 jaar voordat Jezus leefde. Hij gaf in zijn boek een andere, meer specifieke en nauwkeurige voorzegging die alleen betrekking kon hebben op een persoon. Hij schreef.

’En ik heb tot hen gezegd: ’Indien het goed is in uw ogen, geeft mijn loon, maar indien niet, laat het.’’ Toen wogen zij zijn loon af: dertig zilverlingen. Maar de Here zei tot mij: ’Werp dat de pottenbakker toe; een heerlijke prijs waarop ik hunnerzijds geschat ben!’ ’En ik heb de dertig zilverlingen genomen en die in het huis des Heren de pottenbakker toegeworpen’  Zacharia 11:12-13

Let eens op de drie specifieke trends van deze passage. Ten eerste zou er een tijd komen waarop de mensen hun eigen God slechts dertig zilverstukken waard zouden vinden. Daarna zouden deze dertig geldstukken in het huis van de Heer worden geworpen dus in de tempel Tenslotte zou het geld aan de pottenbakker worden gegeven, voor de graven van de armen.  Het gebeurde precies zoals was voorzegd Mattheus doet hiervan verslag wanneer hij vertelt hoe Judas naar de overpriesters ging, die samenspanden om Jezus te doden, en zei: ’Wat wilt gij mij geven’? Dan zal ik Hem u overleveren En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand

’Toen ging een van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de overpriesters. En hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem over te leveren’. Mattheus 26:14-16

Denkt u dat een van de hedendaagse profeten een dergelijke nauwkeurige voorzegging zou durven doen? Nadat Judas Jezus had verraden en zag dat deze ter dood zou worden veroordeeld, wat ernsti-ger was dan Judas had verwacht, betreurde hij wat hij had gedaan. Hij ging naar de priesters en trachtte het geld terug te geven. Maar de priesters beledigden hem. Judas werd woedend. Hij smeet het geld in de tempel: 

’Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, berouw, daar hij zag, dat Hij veroordeeld was, en hij bracht de dertig zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug.
En hij sprak: Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dit aan? Gij moet zelf maar zien wat ervan komt! En de zilverlingen in de tempel werpende, verwijderde hij zich; daarop ging hij heen en verhing zich’.
 Mattheus 27:3-5

De priesters namen het geld, zeiden vroom dat het verkeerd zou zijn die prijs van het verraad weer in de offerkist te doen en besloten het land van de pottenbakker, om hun geweten te sussen, te kopen als begraafplaats voor de vreemdelingen:

’De overpriesters namen de zilverlingen en zeiden: Wij mogen die niet in de offerkist doen, want het is bloedgeld. En zij namen het besluit daarvoor het land van de pottenbakker te kopen als begraafplaats voor de vreemdelingen. Daarom heet dat land Bloedakker, tot heden toe. Toen werd vervuld hetgeen gesproken is door de profeet Jeremia, toen hij zeide: En zij namen de dertig zilverlingen, de geschatte waarde van de geschatte, die zij geschat hadden van de kinderen Israels. En gaven die voor het land van de pottenbakker, gelijk de Here mij had opgedragen’. Mattheus 27:6-10

Ook dit op belangrijk punt Jezus had geen invloed op deze profetie. Deze moest worden vervuld zonder enige inmenging van Zijn kant. Door dit feit wordt de bewering weerlegd van een boek met de titel ’The Passover Plot’ (Het complot op Pasen) dat nogal populair werd. Hoewel de schrijver de verdienste heeft dat hij de historische realiteit van Jezus accepteert beweert hij dat Jezus bewust erop uit was de Messiaanse voorzeggingen van het Oude Testament te vervullen. Deze theorie is vals, want er is geen verklaring voor het feit dat zoveel voorzeggingen, zoals onder andere wat betreft de dertig zilverlingen, konden worden vervuld, terwijl Jezus geen enkele invloed had op de omstandigheden waaronder dit gebeurde.

Voorzeggingen met betrekking tot de kruisiging
Jezus vertelde zijn discipelen dat zijn lijden ook in de Psalmen werd voorzegd: 

’Hij zeide tot hen: Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet ver-vuld worden. Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen. En Hij zeide tot hen: Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en ten derden dage opstaan uit de doden’. Lukas 24:44-46

Een van de duidelijkste profetieën vinden we in Psalm 22, die meer dan 1000 jaar v. Chr. door koning David werd geschreven. David beschrijft gebeurtenissen die hijzelf niet kan hebben meegemaakt, omdat ze buiten zijn ervaringswereld lagen.
’Allen die mij zien, bespotten mij, zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd: Wentel het op de Here; laat die hem verlossen, hem redden, Hij heeft immers welgevallen aan hem!  Gij toch hebt mij uit de moederschoot getogen, Gij deedt mij vertrouwend rusten aan de borst van mijn moeder; Aan U werd ik overgegeven bij mijn geboorte, van de moederschoot af zijt Gij  mijn God. Wees dan niet verre van mij, want nabij is de nood, en er is geen helper’.  Psalm 22:8-12

Hier doelt David op de bespotting aan het kruis.
’Want honden hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren. Al mijn beenderen kan ik tellen; zij kijken toe, zij zien met leedvermaak naar mij. Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad. Maar Gij, Here, wees niet verre; mijn sterkte, haast U mij ter hulpe’. Psalm 22:17-20

Ten tijde van de Psalmist was de wrede kruisiging nog onbekend, David kon daarom ook niet spreken over het doorboren van handen en voeten, alleen door de Geest van de Here kon hij dit zeggen, evenals de verdeling van de klederen van Jezus Christus die staat beschreven in Johannes 19: 23-24;

’Toen dan de soldaten Jezus gekruisigd hadden, namen zij zijn klederen en maakten daarvan vier delen, voor iedere soldaat een deel, en zijn onderkleed. Dit kleed nu was zonder naad, aan een stuk geweven. Zij zeiden dan tot elkander: Laten wij dit niet scheuren, maar erom loten, voor wie het zijn zal; zodat het schriftwoord vervuld werd: Zij hebben mijn klederen onder elkander verdeeld en over mijn kleding hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de soldaten gedaan’. Johannes 19:23-24

Verder sprak David in Psalm 22 over de bekering van mensen over de gehele wereld, voor een Israëliet was dat een ongehoorde zaak, heidenen die tot het heil in Christus zouden komen:

’Van U komt mijn lof in een grote gemeente, mijn geloften zal ik betalen in de
tegenwoordigheid van wie Hem vrezen. De ootmoedigen zullen eten en verzadigd worden, wie de Here zoeken, zullen Hem loven, uw hart leve op, voor immer. Alle einden der aarde zullen het gedenken en zich tot de Here bekeren; alle geslachten der volken zullen zich nederbuigen voor uw aangezicht.
 Psalm 22:26-28

Het bovenstaande wil dus zeggen dat:
1e. De Psalmen werden aanvaard als het woord van God en David had in de Geest gesproken, zoals de oude rabbijnse scholen erkenden.

2e. De psalmist geeft een gedetailleerde, nauwkeurige voorzegging van iemands kruisiging.

3e. Hij spreekt over het lijden van de Messias alsof hij met Hem aan het kruis hing, zijn pijnen voelde en de mensen en gebeurtenissen rond Hem zag. Sprekend in de geest van de Messias zegt David: ’Als water ben ik uitgestort’, doelende op de overvloedige transpiratie van iemand die in de brandende zon hangt.

4e. ’En al mijn beenderen zijn ontwricht’; dit is een van de wonderbaarlijkste aspecten van de kruisiging: de gewrichtsbanden worden uitgerekt en de beenderen schieten uit hun gewrichten. Hij vertelt van de ontzettende dorst: ’En mijn tong kleeft aan mijn gehemelte’. Toen Jezus aan het kruis hing, sprak hij: ’Mij dorst’.

5e. ’Want honden hebben mij omringd een bende boosdoeners heeft mij omsingeld die mijn handen en voeten doorboren. Al mijn beenderen kan ik tellen; zij kijken toe, zij zien met leedvermaak naar mij. Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad’  Het woord hond was een onder de Joden gebruikelijk woord voor heiden, in het Hebreeuws Gojim. (Hier is ons woord Gajes [Jiddisch]  van afgeleid. Jezus was bij zijn kruisiging inderdaad omringd door heidenen, Gojim, honden, Gajes. Naakt werd Hij aan het kruis gehangen deze passage spreekt van de schande der kruisiging.

6e. Aan de voet van het kruis dobbelden de soldaten (of wierpen het lot) om zijn gewaad.

Deze profetische wint nog aan belangrijkheid en nauwkeurigheid wanneer we beseffen dat in de tijd dat David dit schreef de kruisiging nog niet werd gebruikt als methode om te straffen. In die tijd werden de Joden door steniging ter dood gebracht. Pas omstreeks 200 vóór Chr. toen de Romeinen deze wrede praktijken gingen toepassen, raakte het kruisigen op grote schaal in zwang. Dat is dus 800 jaar na deze profetie.

Juistheid gegarandeerd.
Als er iets is dat de historische nauwkeurigheid garandeert van datgene wat de nieuwtestamentische auteurs schreven, is het wel de vijandigheid van het Joodse volk dat Jezus kruisigde. Ongeveer een dag of vijftig nadat de kruisiging had plaatsgehad, ging het nieuws ervan in heel het Palestijnse gebied van mond tot mond. Als degene die Jezus kruisigden iets hadden kunnen inbrengen tegen de historische juistheid van deze gebeurtenissen zouden ze dat heb-ben gedaan de hele beweging van de aanvang aan hebben getorpedeerd. Maar zij konden niets te berde brengen dat het feit van de vervulde profetie kon weerleggen; in plaats daarvan brachten ze iedereen ter dood die deze feiten in de openbaarheid bracht.

Door die generatie werden de bewijzen die de lijdende Messias had geleverd niet serieus genomen. Jezus voorzegde de ondergang van degene die Hem hadden gekruisigd. ’Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen en zij zullen u en uw kinderen in u ver-treden en zij zullen in u geen steen op de andere laten. Omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag’  Lukas 19:43-44

Werd deze profetie vervuld? Zoals we reeds opmerkten, belegerden Titus en de Romeinse legioenen Jeruzalem in het jaar 70 n Chr., namen de stad in en verwoestten haar. Het is tijdens de studieavonden al vaker gezegd, en hier zien we het ook weer, áls Israël de Here Jezus op dat moment aangenomen had als Messias was het vrederijk ingegaan.

Zullen we hiervan leren?
Zal de geschiedenis zich door onze schuld herhalen?  Zullen ook wij falen doordat we de profetieën niet letterlijk en serieus opvatten?  Zullen wij onverschillig blijven? Zullen wij toestaan dat degenen die zij godsdienstige leiders noemen de feiten verdraaien en niet zelf op zoek gaan naar de waarheid?
Er zijn veel meer voorzeggingen over de regerende Messias die nog moet komen, dan er over de lijdende Messias zijn gedaan. Zullen wij nalaten deze profetieën op hun waarheid te toet-sen, ongeacht wat anderen erover zeggen?

Is Jezus Christus dezelfde als JAHWEH, de God van Israël?
(Teksten overgenomen uit de Oude Vertaling)
In het Oude testament komen wij vaak de aanduiding ’Heere Heere’ tegen. In het Hebreeuws staat hier echter ’Adonai JHWH’, de ’Ik Ben Die Ik Ben’ Adonai wil gewoon zeggen Here of Heer. In werkelijkheid staat er als we ’Heere Heere’ lezen, De Heer Ik Ben Die IK Ben! Dáárom werden de Farizeeën ook zo boos als de Here Jezus zegt dat Hij de ’IK BEN’ is. Voor de heidenen was ’Heer’ of ’God’ een normale zaak, als men over God sprak dachten ze aan hún God, evenals de moslims óók over God spreken en dan denken aan Allah. De Here God maakt met de titel Adonai JHWH duidelijk dat Hij de Heere der Heeren is, de God die boven alles en elke God staat.

Jesaja 9:5.
’Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Va-der der eeuwigheid, Vredevorst’.

Lukas 1:34-35
’En Maria zeide tot den engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man beken-ne? En de engel, antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden’.

In deze tekst staat dat Jezus Gods’ Zoon genoemd wordt, dit wil niet zeggen dat Hij Gods’ Zoon is, want dat spreekt o.a. Jesaja 9:5 tegen.
      
Lukas 1:43
  ’En van waar [komt] mij dit, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt?’

Johannes 1:1
’In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God’.

Johannes 1:14
’In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God’.

Jesaja 40:3

’Een stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des HEEREN, maakt recht in de wildernis een baan voor onzen God!’

Johannes 1:23
’Hij zeide: Ik ben de stem des roependen in de woestijn: Maakt den weg des Heeren recht, gelijk Jesaja, de profeet, gesproken heeft.’

Mattheus 3:16

’En Jezus, gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en ziet, de hemelen werden Hem geopend, en hij zag den Geest Gods nederdalen, gelijk een duive, en op Hem komen.’

Maleachi 3:1
’Ziet, Ik zende Mijn engel, die voor Mijn aangezicht den weg bereiden zal; en  snellijk zal tot Zijn tempel komen die Heere, Dien gijlieden zoekt, te weten de Engel des verbonds, aan Denwelken gij lust hebt; ziet, Hij komt, zegt de HEERE der heirscharen.’

Johannes 8:23
’En Hij zeide tot hen: Gijlieden zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt uit deze wereld, Ik ben niet uit deze wereld.’

Johannes 8:24
’Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft, dat Ik [Die] ben, gij zult in uw zonden sterven.’

Hier zien we dat Jezus Zich de IK BEN noemt, de HEERE HEERE, JHWH uit het Oude tes-tament.

Deuteronomium 32:39
’Ziet nu, dat Ik, Ik Die ben, en geen God met Mij, Ik dood en maak levend; Ik  versla en Ik heel; en er is niemand, die uit Mijn hand redt!’

Hier zegt de Here God dat Hij, en alleen Hij, de Enige is, de IK BEN.

Johannes 12:44-45
’En Jezus riep, en zeide: Die in Mij gelooft, gelooft in Mij niet, maar in Dege-ne, Die Mij gezonden heeft. En die Mij ziet, die ziet Degene, Die Mij ge-zonden heeft.’

Johannes 14:8-10
’Filippus zeide tot Hem: Heere, toon ons den Vader, en het is ons genoeg. Je-zus zeide tot hem: Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet ge-kend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons den Vader? Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader [ben], en de Va-der in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de  Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken.’

Johannes 10:30
  ’Ik en de Vader zijn ÉÉN’.
Als de Vader én Jezus één zijn volgens Zijn eigen zeggen, kunnen wij er ook niet meer van maken, dán is Jezus Christus inderdaad de ’IK BEN, DIE IK BEN’.

Ezechiël 39:7
’En Ik zal Mijn heiligen Naam in het midden van Mijn volk Israel bekend ma-ken, en zal Mijn heiligen Naam niet meer laten ontheiligen; en de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, de Heilige in Israel.’

Johannes 19:19

’En Pilatus schreef ook een opschrift, en zette [dat] op het kruis; en er was ge-schreven: JEZUS De NAZARENER De KONING DER JODEN.’
(In het Hebreeuws levert dat de volgende vertaling op: Jeshua Hanezer Wemelech Hajehudim. Dit opschrift ergerde het Joodse Sanhedrin, de raad, vreselijk want er stond n.l. IK BEN, DIE IK BEN, de HEERE HEERE!)

Zacharia 12:10
’Doch over het huis Davids’, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uit-storten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als [met] de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene.’

Hebreeën 1:8-11
’Maar tot den Zoon [zegt] [Hij]: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de scepter Uws koninkrijks is een rechte scepter. Gij hebt rechtvaardigheid lief-gehad, en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten. En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen.’
          
Psalm 45:7-8
’Uw troon, o God! is eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter der rechtmatigheid. Gij hebt gerechtigheid lief, en haat goddeloosheid; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met vreugdeolie, boven Uw medegenoten.’

Daniël 7:14
’En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.

Fillipenzen 2:5-7
’Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was; Die in de ge-staltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn; Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;

Jesaja 41:4
’Wie heeft [dit] gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de HEERE, Die de Eerste ben, en met den Laatste ben Ik Dezelfde.’

Openbaring 1:8
’Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en  Die was, en Die komen zal, de Almachtige.’
Zie ook het bovenstaande vers, zowel Christus Jezus als ook de HEERE HEERE noemen zich de eerste en de laatste, we kunnen concluderen dat dit ÉÉN en DEZELFDE is.

Judas 25
’Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen.’

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.