De indeling van de Bijbel naar de zeven bedelingen

De indeling van de Bijbel naar de zeven bedelingen.
Naar: Dr. Scofield.

Een bedeling is een periode van tijd, waarin God Zich op een bijzondere wijze bezig houdt met de mensen in betrekking tot zonde en verantwoordelijkheid van de mens.

Twee voorbeelden:

  • De Bedeling der onschuld, waarin Adam en Eva verantwoordelijk gesteld werden om hun onschuld te bewaren door zich te onthouden van de vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad.
  • De Bedeling der wet, waarin Israël verantwoordelijk was de wet te onderhouden. De Schrift verdeelt de tijd, of de gehele periode vanaf de schepping van Adam tot de “nieuwe hemel en de nieuwe aarde” van Openbaring 21 in zeven bedelingen van ongelijke lengte. Vijf bedelingen zijn al reeds voorbijgegaan, wij leven in de zesde en hebben nog voor ons de zevende. Alle bedelingen zijn geëindigd of zullen nog eindigen met een oordeel.

1e  Bedeling van de Onschuld.
Deze bedeling begon bij de schepping van Adam en eindigde bij de verdrijving van de mens uit de Hof van Eden. De gevolgen van de zondeval van de mens onder deze bedeling zijn rampzalig en universeel voor de mensheid:

  1. De toestand van de mens bij het begin - Genesis 1:26-29:
  2. Zijn verantwoordelijkheid - Genesis 2: 16-17:
  3. Zijn val - Genesis 3:6:
  4. Het oordeel - Genesis 3:24:
  5. De gevolgen Genesis 3: 14- 19 & Romeinen 5:12, 18 en 19:

2e  Bedeling van het geweten.
Deze bedeling begon bij de zondvloed. Door de zondeval verkregen Adam en Eva, en door hen de gehele mensheid, kennis van goed en kwaad, of een natuurlijk geweten. Als gevolg daarvan werd de mensheid geplaatst onder de verantwoordelijkheid om het goede te doen en het kwade na te laten.

  1. De toestand van de mens bij het begin - Genesis 3:22:
  2. Zijn verantwoordelijkheid - Genesis 4:7:
  3. Zijn val Genesis 6:5, 11 en 12:
  4. Het oordeel - Genesis 7: 11, 12 en 23:

3e bedeling: Menselijke heerschappij.
Uit het oordeel van de zondvloed, waarmee de bedeling van het geweten werd afgesloten, redde God acht personen, aan wie Hij de gereinigde aarde toevertrouwde om over haar te heersen. Deze bedeling begon bij het eind van de zondvloed en eindigde bij de spraakverwarring van Babel.

  1. De toestand van de mens bij het begin - Genesis 7:1 & Hebreën 11:7:
  2. Zijn verantwoordelijkheid - Genesis 9:1-6:
  3. Zijn val - Genesis 11:1-4:
  4. Het oordeel - Genesis 11:5-8:

4e  Bedeling der belofte.
Uit de verstrooide afstammelingen van de torenbouwers van Babel riep God één man, Abram, met wie Hij een verbond sloot. Hij beloofde Abram onvoorwaardelijk:

  • Een land;
  • Natuurlijk aards zaad;
  • Een geestelijk of hemels zaad.

Andere beloften waren voorwaardelijk en afhankelijk van getrouwheid en gehoorzaamheid. Deze bedeling begon bij de roeping van Abram uit Ur der Chaldeeën en eindigde bij de wetgeving op Sinaï.

  1. De toestand van de mens bij het begin - Genesis 12:1-3; 13:14-17; 15:5:
  2. Zijn verantwoordelijkheid - Genesis 26:2-3:
  3. Zijn val - Genesis 47:1:
  4. Het oordeel - Exodus 1:8-14:

5e  Bedeling der wet.
Deze bedeling begon bij Sinaï en eindigde bij Golgotha; zij strekte zich dus uit van de exodus tot aan het kruis. God bezocht Zijn verdrukt volk in genade en verloste hen uit de slavernij van Egypte. Op Sinaï bood Hij de wet aan, maar niet zonder hen eerst herinnerd te hebben aan de wonderbare genade van hun bevrijding. Inplaats van God ootmoedig te smeken om op basis van genade Zijn bemoeienissen met hen voort te zetten, riepen zij in onbeschaamde zelfoverschatting uit: “Al wat de Here gesproken heeft, zullen wij doen”. De geschiedenis van Israël in de woestijn en in het land Kanaän is één lang verhaal van voortdurende en schandelijke wetsovertreding. Na herhaalde waarschuwingen eindigde God tenslotte de beproeving van de mens door de wet met oordeel, en werden eerst Israël (de tien stammen), en daarna Juda (de twee stammen) uit het land verdreven in verstrooiing en ballingschap, die in wezen nu nog voortduurt. Een klein overblijfsel keerde weer terug onder Ezra en Nehemia uit het welk in de volheid des tijds Christus geboren werd, “geboren uit een vrouw - geworden onder de wet”. Zowel Joden als heidenen hebben hem aan het kruis genageld. Gedurende deze bedeling werd het gehele Oude Testament geschreven, dat ook vanaf Exodus 19 tot het einde wettisch van inslag is en in de eerste plaats van toepassing is op de Joden.

  1. De toestand van de mens in het begin - Exodus 19:1-4:
  2. Zijn verantwoordelijkheid - Exodus 19:5-6; Romeinen 10:5:
  3. Zijn val - 2 Koningen 17:7-19; Handelingen 2:22-23.
  4. Het oordeel - 2 Koningen 17:1-6; 25:1-11; Lucas 21:20-24:

6e  De bedeling der genade.
De offerdood van de Here Jezus Christus betekende de inleiding van de bedeling van genade - dit betekent: onverdiende gunst. Inplaats van gerechtigheid te eisen, zoals onder de wet, geeft God de mens gerechtigheid. Volmaakte en eeuwige zaligheid worden nu “om niet” aangeboden aan Jood en heiden op de enige voorwaarde van geloof. Het gehele Nieuwe testament werd geschreven in de eerste jaren van deze bedeling. De vier Evangeliën, die handelen over het leven en de leer van Christus, verbinden de bedeling van de wet met de bedeling van de genade. Het voorspelde resultaat van deze beproeving van de mens onder de genade, is het oordeel over de ongelovige wereld en over een afvallig Christendom.

  1. De toestand van de mens in het begin - Mattheüs 18:11; Romeinen 3: 19-23:
  2. Zijn verantwoordelijkheid - Johannes 1: 11-13; 3:36:
  3. Zijn voorspelde val - Lucas 19:12-14; 18:8; Mattheüs 24: 37-39:
  4. Het oordeel - 2 Thessalonicenzen 2:7-12:

7e  De bedeling van het koninkrijk.
Na de reinigende oordelen, die gepaard gaan met de persoonlijke wederkomst van Christus op aarde, zal Hij heersen over het herstelde Israël en over de gehele wereld gedurende duizend jaren. Dit is de periode van het Messiaanse vrederijk. De zetel van Zijn regering zal Jeruzalem zijn en de heiligen van deze bedeling zullen met Hem heersen. Handelingen 15:14-17; Openbaring 19:11-21; 20:1-6; Jesaja 11: Maar al satan “een kleine tijd gebonden wordt”, zal hij ontdekken, dat het natuurlijke hart nog evenzeer geneigd is tot kwaad als voorheen; daarom zal hij de volkeren vergaderen om te strijden tegen de Here en Zijn heiligen. Deze laatste bedeling zal dan ook weer - evenals de voorgaande - eindigen in oordeel. De “Grote Witte troon” zal worden opgericht en de goddeloze doden zullen worden opgewekt in de tweede opstanding om uiteindelijk geoordeeld te worden. Hierna komen de “Nieuwe Hemel en de Nieuwe Aarde” en begint de eeuwigheid. Openbaring 20:3 & 7-15; Openbaring 20 en 22:

Chronologie.

Van Adam tot de zondvloed “onschuld en geweten”    

1656 jaren

Van de zondvloed tot Abram “menselijke heerschappij”  

427 jaren

Van Abraham tot Sinaï “de belofte”     

430 jaren

Van Sinaï tot Golgotha “de wet”       

1524 jaren

Van Golgotha tot 1 Thessalonicenzen 4:16-18 het “genade tijdperk”    

? jaren

Van Mattheüs 24:29-30 tot Openbaring 20:7 “Het Koninkrijk”   

1000 jaren

Van Openbaring 20:7 tot Openbaring 20:11 “Een kleine tijd” 

? jaren

Van Openbaring 20:7 tot Openbaring 20:11     

? jaren

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.