Hij is de Verloochende

Christus in het Evangelie naar Markus
A. Lievers

Hij is de Verloochende

”En kort daarna zeiden zij die daarbij stonden opnieuw tot Petrus: Werkelijk, u bent één van hen, want u bent ook een Galileeër. Hij begon zich echter te vervloeken en te zweren: Ik ken die mens niet over wie u spreekt. En terstond kraaide de haan voor de tweede maal. En Petrus herinnerde zich het woord dat Jezus tot hem gezegd had: Voordat de haan tweemaal kraait, zul je Mij driemaal verloochenen. En toen hij daaraan dacht, weende hij” (Mark. 14:70-72).

Dit is van die klassieke verhalen uit de Bijbel. Petrus overzag de draagwijdte van de uitspraak die hij eerder deed totaal niet: ”Al moest ik met U sterven, ik zal U geenszins verloochenen.” Hij meende wat hij zei. Hij wilde werkelijk zijn leven voor de Heer geven. Het was geen toneelstukje dat hij opvoerde! Hij was bereid zijn leven voor de Heer Jezus te geven.

Dan moet hij helemaal onverwacht examen doen. Gaat hij kiezen voor de Heer, die naar alle waarschijnlijkheid ter dood gebracht gaat worden, of probeert hij langs de zijlijn te blijven staan? Zijn eerste reflex is zich er van af te maken. ”Waar heb je het nou weer over?” Ook dat is iets wat we heel goed kunnen begrijpen. De opmerking van een dienstertje kwam voor hem als een donderslag bij heldere hemel. In die tuin van Gethsémané had hij wel willen vechten, hij had er zelfs op los geslagen. Maar hier, alleen tussen de soldaten van de overpriesters, was hij gekomen om te zien hoe de zaken zouden aflopen. Hij wilde de Heer niet verlaten, maar kon nu ook niets meer doen. Zo komt Petrus er toe om de taktiek van iedereen die in het nauw gedreven is toe te passen: Hij mompelt wat en doet alsof het hem verder niet aangaat.

Niet onverwacht
Voor de Heer Jezus moet het moeilijk zijn geweest, te merken hoe een van zijn discipelen Hem verloochende. En dit overkwam Hem niet onverwacht. Dat maakte het allemaal nog veel zwaarder. Het is al moeilijk te verdragen dat mensen je in de kou laten staan, maar het is helemaal moeilijk om dat al lang van tevoren te weten.

Je raakt nog meer onder de indruk van de Heer Jezus, van zijn persoonlijkheid, van zijn vastbesloten doorzettingsvermogen, wanneer je bedenkt dat het voor Hem geen verrassing was dat niemand Hem steunde, maar dat iedereen Hem in de steek liet. Hij heeft Zich daarover nooit illusies gemaakt. Vandaar ook dat, toen Petrus Hem van zijn toewijding verzekerde, Hij tegen hem zei: ”Je zult me, in deze zelfde nacht nog, drie keer verloochenen”, zonder dat dat afbreuk deed aan zijn vastbeslotenheid om zijn taak te volbrengen.

De reaktie van Petrus
We kunnen ons de wanhoop van Petrus wel voorstellen. Want het was niet meer goed te maken. Petrus begreep heel goed dat de Heer Jezus zou worden veroordeeld. Hij begreep ook wel dat die veroordeling de doodstraf zou betekenen. Misschien hebben de woorden van de Heer hem wel door het hoofd gespeeld: ”Ik zal ter dood gebracht worden.” Het was nu voor altijd te laat om nog iets goed te maken. Hij kon de Heer nooit meer te spreken krijgen om Hem van zijn verdriet te vertellen, om Hem te vertellen dat het hem speet, van die verloocheningen. Hij zou nooit meer in staat zijn goed te maken wat hij hier met een paar laffe uitvluchten had kapotgemaakt. Hij gaat naar buiten en hij huilt bittere tranen van spijt.

We kennen allemaal wel die ervaring van Petrus, dat plotseling tot jezelf komen, met de ontdekking dat je het er bij hebt laten zitten. Er valt ook niets meer terug te draaien. Het is gebeurd en die gelegenheid zal zich nooit meer voor doen. We kunnen die tranen van spijt heel goed begrijpen.

Eenzaam en verlaten
Zo stond de Heer daar, in de zaal, voor de mensen die Hem haatten en die niets liever wilden dan Hem uit de weg ruimen, terwijl zijn trouwste en meest toegewijde volgeling elke relatie met Hem ontkende. Hoe moeten die woorden door zijn ziel hebben gesneden: ”Ik ken Hem niet.” Wat een geweldige toewijding aan God, zijn Vader. Wat een moed om aan zo’n opdracht te beginnen, terwijl Hij de gevolgen helemaal heeft overzien.

Onze toewijding
Iedereen die zich christen noemt is daarmee een volgeling van de Heer Jezus, een discipel. Wanneer je een volgeling bent, dan houdt dat automatisch in dat je de beslissingen over het te volgen pad overlaat aan degene die voorop loopt. Dat houdt in dat je geen christen kunt zijn, wanneer je je op hetzelfde moment niets aantrekt van de dingen die er in de Bijbel staan. Je kunt evenmin christen zijn en er in de praktijk niets van laten merken. Je volgt of je volgt niet. Christen ben je altijd, en dan is dat ook altijd te merken. Of je bent het niet.

En christen zijn heeft gevolgen, daar komt niemand onderuit. Die gevolgen willen we soms niet dragen. Soms heel bewust. We hebben dan allerlei redenen om iets niet te doen, om het oneens te zijn met God. Opeens zijn bepaalde dingen niet meer van deze tijd, ouderwets, terwijl andere dingen een buitensporige aandacht krijgen. Maar het is ook heel goed mogelijk dat er dingen zijn in ons leven die we niet bewust zo hebben gewild. Soms komen we ineens voor een situatie te staan die zó onverwacht is, dat we ons geen raad meer weten. We duiken in een reflex weg. We zeggen als het ware, alleen maar omdat we de situatie niet overzien, en bang zijn voor de gevolgen: ”Ik ken Hem niet.”

Filippi 3:4-11
”Als iemand anders meent op het vlees te kunnen vertrouwen, ik nog meer: besneden op de achtste dag, uit het geslacht van Israël, van de stam van Benjamin, een Hebreeër uit de Hebreeën; wat de wet betreft een farizeeër; wat de ijver betreft een vervolger van de gemeente; wat de gerechtigheid betreft die uit de wet is, onberispelijk. Maar wat winst voor mij was, heb ik om Christus’ wil schade geacht, Jazeker, ik acht ook alles schade te zijn om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer, om Wie ik de schade van alles heb geleden en het als vuilnis acht, opdat ik Christus mag winnen en in Hem bevonden wordt, niet in het bezit van mijn gerechtigheid die uit de wet is, maar van die welke door het geloof in Christus is, de gerechtigheid die uit God is, gegrond op het geloof; om Hem te kennen en de kracht van zijn opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, terwijl ik aan zijn dood gelijkvormig word, om hoe dan ook te komen tot de opstanding uit de doden.”

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, januari 1992
Met toestemming voor electronische verspreiding over genomen door BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.