Mattheüs

’Mattheüs schreef kort na de dood van Christus’

AMSTERDAM - Vormt het, zoals ”Time” en ”The Times” schreven, ’de belangrijkste doorbraak in het nieuwtestamentisch onderzoek sinds de ontdekking van de Dode Zeerollen’? Of is het, zoals ”Der Spiegel” schreef, ’een media-hype, niet gesteund door solide bewijzen’? Eén ding is zeker: Met de stelling dat het evangelie naar Mattheüs vóór 70 na Christus is geschreven en niet rond het jaar 9O zoals algemeen wordt aangenomen, heeft de Duitse papyroloog en historicus Carsten Peter Thiede een felle discussie geopend. In de luxe zitkamer van een sjiek hotel aan een van de Amsterdamsegrachten legt Thiede (44) uit dat zijn vondst onder de meeste collega-papyrologen - wetenschappers - die zich met ontcijferen en bestuderen van antieke teksten bezighouden - met positieve interesse is begroet. Bij veel nieuwtestamentici en theologen ligt dat anders. Volgens Thiede durven die de consequenties niet aan. ”Als ik gelijk heb betekent dit dat het Marcus-evangelie, nu vrij algemeen gedateerd rond het jaar 80, veel eerder moet zijn geschreven. Sinds het midden van de vorige eeuw nemen alle wetenschappers aan dat dit het oudste is van de vier synoptische (kerkelijk goedgekeurde) evangeliën. Dus ook ouder dan het Matteus-evangelie. In feite moet ’Marcus’ (en ook Mattheüs) zijn ontstaan in een tijd toen er in Palestina nog ooggetuigen van Jezus’ leven en sterven rondliepen. Dat heeft, aldus Thiede, leider van het Instituut voor Wetenschaps-theoretisch Grondslagenonderzoek in Paderborn, grote bijbelexegetische gevolgen. ,,Als je ervan uitgaat, zoals de meeste exegeten doen, dat de evangeliën niet geschreven zijn door tijdgenoten van Jezus of minstens door auteurs die de ooggetuigen nog hebben gesproken, maar een theologische reconstructie achteraf vormen, is het veel gemakkelijker om de inhoud ervan, en met name uitspraken van Jezus zelf, naar believen te interpreteren.
Men stelt: ’Je hoeft zijn woorden niet letterlijk te nemen, want het meeste is toch niet zo gezegd. De evangeliën weer-spiegelen grotendeels beelden die geleidelijk ontstonden na 70, het jaar van de verwoesting van de tempel in Jeruzalem door de Romeinen.” Thiede, ehrenamtlich als anglicaans aalmoezenier verbonden aan het Britse Rijnleger, stelt dat het merendeel van de theologen zo praat. ,,Uit angst anders voor ouderwets of fundamentalistisch te worden versleten. Men weigert daarom een discussie aan te gaan met archeologen, papyrologen, klassieke filologen en natuurweten-schappers over de jongste technische ontwikkelingen en ont dekkingen op die gebieden. Men klampt zich hardnekkig vast aan de ongefundeerde mening dat alle vier de synoptische evan-geliën ruim na het jaar 70 zijn ontstaan: respec tievelijk in 80 (Marcus), 90 (Mattheüs Lucas) en 100 (Johannes) na Christus. Logisch, evangelieteksten die berusten op verslagen van oog-getuiger van Jezus, kan men niet zo gemakke lijk wegpoetsen. Of je Zijn ’biografie neerschrijft op grond van verhalen van mensen die er bij waren, of dat het de neerslag vormt van indirecte bronnen en analyses achteraf, maak een groot verschil. In het eerste geval is de speelruimte voor eigen interpretatie natuurlijk veel kleiner.

Waarheidsgetrouw
Overigens beweer ik niet dat  de evangelisten biografen in de moderne betekenis van het woord zijn geweest, auteurs die de historische en psycho logische feiten op dezelfde wijze interpre-teerden als wij dat doen. Er evenmin sluit mijn nieuwe datering uit dat ooggetuigen zich kunnen vergissen.
Wat ik alleen wil zeggen dat de evangeliën heel wat waarheidsgetrouwer blijken dan velen denken.” Thiede baseert zijn stelling op hernieuwd papyrologisch onderzoek va drie papyrus-fragmenten in de bibliotheek van Magdalen College in Ox ford. De stukjes ter grootte van een postzegel bevatten delen van verschillende verzen uit Mattheüs 21 en zijn geschreven in het Grieks, volgens Thiede in het Palestina van de eerste eeuw even ingeburgerd al tweede taal als nu het Engels. Een Engels-anglicaanse kapelaan had ze in 1901 op een antiekmarkt in Luxor (Egypte) gekocht en ze vervolgens geschonken aan zijn oude almater. Sindsdien stelden weten-schappers vast dat de fragmenten uit de tijd tussen 150 en 200 stammen. Totdat eind 1994 Thiede meldde dat alle experts zich hadden vergist. De drie snippers dateren ,,mogelijk uit het jaar 66 en zeker rond 70”, drie decennia na de dood van Christus. Die mededeling was een regelrechte sensatie. Media over de hele wereld schonken er ruim aandacht aan, en voor- en vooral tegenstanders meldden zich in rotten van vier bij de talkshows op radio en tv. ’Eyewitness to Jesus - ooggetuige van Jezus’, het recente boek waarin Thiede en Matthew d’Ancona, redac-teur van de ”Sunday Telegraph”, de ontdekking vastlegden, stijgt als een komeet op de inter-nationale bestsellerslijsten. Naast het Engelse origineel zijn er al zeven vertalingen op de markt, waaronder nu ook de Nederlandse. Wegens dit laatste feit was de schrijver onlangs (kort) in ons land. Een vriendelijke man, die met nadruk meldt dat hij zichzelf veel minder een beeldenstormer vindt dan de wereldwijde media-orkaan suggereert. ,,Mijn ontdekking loopt in het spoor van de moderne opvattingen binnen de papyrologie. Het was mij trouwens in eerste instantie niet om de datering te doen. Ik wilde de Griekse tekst beter reconstrueren. ”Als Thiede’s datering van rond 66 na Christus klopt, dan heeft de Magdalen-, of zoals de Duitser hem noemt, de ’Jezus-papyrus’ in een sprong de kopgroep van het peloton evangeliepapyri overgenomen van de Manchester ’Johannespapyrus’, volgens  onderzoekers uit 120 stammend. : Het Jezus-papyrus maakt deel uit van een codex, een primitieve voorloper van ons boek. Bij een codex zijn de papyrussen aan weerszijden beschreven en vervolgens samengebonden. In tegenstelling tot de meeste nieuw-testamentici zegt Thiede dat codices in de eerste eeuw al ruim voorhandenwaren. Hij verwijst daarbij naar der Romeinse dichter Martialis. Deze maakt in een epigram uit 85 na Christus reclame voor pocketcodex-uitgaven van de werken van Vergilius. Thiede: ,,in papyrologische vakliteratuur wordt al geruime tijd gezegd dat de codex onder christenen reeds voor 70 werd gebruikt, naast de traditionele papyrusrol die het gebruik van) de codex geleidelijk zou vervangen

Waarom dat zo belangrijk is? Het Jezus-papyrus is een kopie van het origineel. De oorspron-kelijke tekst van het Matteus-evangelie en ook van de nog eerdere Marcus-editie, beide geschreven op rollen papyrus (de codex bestond nog niet), zijn dus van nog vroegere datum dan het jaar 70. Ze werden misschien wel geschreven en in ieder geval gelezen door mensen die Jezus hebben gekend, die mogelijk zelfs op Golgotha onder het kruis stonden. Een spannende gedachte. ”Een van de bewijzen die Thiede voor de juiste datering van ’zijn’ papyrus aanvoert, is dat hij werd beschreven met unicialen: ronde Oud-Griekse hoofdletters die na de eerste helft van de eerste eeuw in onbruik raakten. Ergo het Magdalen-papyrus moet voor die tijd zijn ontstaan. De unicialen vormen, met door Thiede ter vergelijking gebruikte papyrusfragmenten uit Qumran (voor 68), de aanzet tot een verbeten internationale discussie onder deskundologen waarvan de leek het waarheidsgehalte pro evenmin als contra vermag te bevroeden. Mocht het debat, dat volgens Thiede nog jaren kan duren, in het voordeel van de Duitser uitvallen dan is nog iets interessant. Op drie plaatsen wordt in de fragmenten van het Magdalen-papyrus de naam Jezus geschreven als KS, afkorting voor het Griekse woord Kyrios (Heer). Een typerend voorbeeld van een nomen sacrum, een gewijde naam. Net als het tetragram JHWH, de bekende joodse samentrekking voor de godsnaam. Thiede: ,,Dit bewijst dat het geloof in het feit dat Jezus behalve mens ook God was, al onder het vroege christendom opgeld deed en niet pas na een ontwikkeling van een kleine 300 jaar.” Het slaat een belangrijk argument uit handen van exegeten die in Jezus slechts een mens zien. ”Laat Thiede zich hiermee niet kennen als een wetenschapper met een verborgen conservatief-theologische agenda? ,,Dat verwijt, ook ge-maakt door sommige critici, wijs ik met kracht van de hand. Ik streef geen vooropgezet doel na. Ik concentreer me op de feiten en die spreken voor zich.”  Carsten Peter Thiede en Matthew d’Ancona: Ooggetuige van Jezus; nieuw licht op het ontstaan van het christendom door de ontdekking van papynusfragmenten. Callenbach Baarn, 255 bldz., Fl. 39,90.

”Trouw”, d.d. Donderdag 28 november 1996. Door Ton Crijnen

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.