Daniël 11

Daniël
Hoofdstuk 11

W. Kelly

Hoofdstuk 11

Drie Perzische koningen
In dit hoofdstuk vinden we een kort overzicht van wat Israël in de laatste dagen zal overkomen. Dezelfde persoon als in hoofdstuk 10 spreekt ook hier. Ik nu, ik stond in het eerste jaar van Darius, de Meder, om hem te versterken en te bekrachtigen. En nu, ik zal u de waarheid te kennen geven; ziet, er zullen nog drie koningen in Perzië staan... (vers 1, 2). Er wordt gesproken over drie Perzische koningen, die achtereenvolgens op de troon zullen zitten, vanaf Kores. De Schrift toont ons wie dit waren, hoewel hun namen hier niet vermeld worden. In Ezra 4 worden deze drie koningen vermeld. De aanleiding is de poging van de vijanden van Israël om de bouw van de tempel te laten stoppen. En zij huurden tegen hen raadslieden, om hun raad te vernietigen, al de dagen van Kores, koning van Perzië, tot aan het koninkrijk van Darius, de koning van Perzië (Ezra 4:5).

Ahasvéros, Arthahsasta en Darius
De eerste koning is Ahasvéros (vers 6). Hij is de opvolger van Kores, in de ongewijde geschiedenis Cambyses genoemd. De volgende koning is Arthahsasta (vers 7). Dit is een andere koning dan de Arthahsasta vermeld in Nehemia, die in een latere periode leefde en in de ongewijde geschiedenis Smerdes de tovenaar wordt genoemd. Darius, niet de Meder van Daniël, maar de Pers waarover in het Boek Ezra wordt gesproken is de derde (vers 24). Darius Hyspastes was zijn historische naam. Deze drie koningen beantwoorden aan de beschrijving van de drie koningen genoemd in Dan. 11:2.

Oorlog tegen Griekenland
En de vierde zal verrijkt worden met grote rijkdom, meer dan al de anderen; en nadat hij zich in zijn rijkdom zal versterkt hebben, zal hij ze allen verwekken tegen het koninkrijk van Griekenland (vers 2). Het was de gevierde Xerxes die alles in beweging bracht tegen Griekenland. In Dan. 8:5-8 lazen we van Griekenland (de geitebok) die met grote verbittering losstormde op Perzië (de ram met twee horens). We mogen aannemen dat dit een vergelding was voor de Perzische aanval op Griekenland. Xerxes was de man die deze poging ondernam. Geen gebeurtenis maakte zo’n diepe indruk op de toenmalige wereld, dan die expeditie tegen Griekenland.

Het rijk van Alexander de Grote
In vers 3 wordt Perzië, de ram van hoofdstuk 8, neergeveld en krijgt de geitebok van dat hoofdstuk de macht, of liever gezegd zijn hoorn (Dan. 8:9). Daarna zal er een geweldig koning opstaan, die met grote heerschappij heersen zal, en hij zal doen naar zijn welgevallen. Dit is Alexander de Grote. En als hij zal staan, zal zijn rijk gebroken en in de vier winden des hemels verdeeld worden (vers 4). Dat ging in vervulling bij zijn dood. Het Griekse rijk werd toen verbroken. Maar niet aan zijn nakomelingen, ook niet naar zijn heerschappij, waarmee hij heerste; want zijn rijk zal uitgerukt worden, en dat voor anderen, dan deze (vers 4b). Er zou niet weer een hoofd zijn van de familie van Alexander. Zijn oversten verdelen het rijk in vier delen.

Israël het middelpunt van de aarde
Van deze vier koninkrijken krijgen twee een grote betekenis. Wanneer God over dingen op de aarde spreekt, beoordeelt Hij het altijd vanuit Israël, omdat Israël voor Hem het middelpunt van de aarde is. Daarom zijn de machten die zich met Israël bemoeien in Gods oog belangrijk. Daarom worden andere koninkrijken niet vermeld; wij lezen in dit hoofdstuk alleen van de koning van het Noorden en de koning van het Zuiden. Dat wil zeggen de koninkrijken die liggen ten noorden of ten zuiden van het land waarop Gods oog rust. Deze landen worden gewoonlijk Syrië en Egypte genoemd. De andere koninkrijken die voortkwamen uit het rijk van Alexander worden niet genoemd.

De koning van het Zuiden en de koning van het Noorden
We gaan verder met vers 5: De koning van het Zuiden, die een van zijn vorsten is, zal sterk worden. Hij is de persoon die bekend is als één van de Ptolomeeërs of Lagidae. Maar een ander (van de oversten van Alexander) zal sterker worden dan hij, en hij zal heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. Deze ander is de eerste koning van het Noorden, die in kracht boven Ptolomeüs uitrijst. In de ongewijde geschiedenis wordt hij Seleucus genoemd. Over de afstammelingen van deze twee koningen en hun strijd wordt vaak gesproken in de geschiedenis van de Maccabeeën: de zogenaamde Seleucidische oorlogen tussen Egypte en Syrië.

Een verbond tussen beide koningen
In dit hoofdstuk is het niet steeds dezelfde koning van het Noorden, of van het Zuiden, maar er is sprake van koningen die elkaar opvolgen. Het zesde vers is een voorbeeld. Op het einde nu van sommige jaren, zullen zij vriendschap met elkander sluiten, en de dochter van de koning van het Zuiden zal komen tot de koning van het Noorden, om billijke voorwaarden te maken (vers 6a). Na verloop van jaren zullen zij zich met elkaar verbinden, zullen zij vriendschap sluiten. Het zijn niet dezelfde koningen van het Noorden en van het Zuiden waarover in vers 5 gesproken wordt, maar hun nakomelingen.

Een politiek huwelijk
Zij maken niet alleen een verbond, maar sluiten zelfs een huwelijk tussen beide families. Maar zij zal de macht van de arm niet behouden (vers 6). De poging om door zo’n verbinding een betere verstandhouding tussen Syrië en Egypte te scheppen zal een mislukking worden. Dit is in de geschiedenis precies zo uitgekomen. Er kwam zo’n huwelijk tot stand. In het jaar 252 v.Chr. huwelijkte Ptolemeüs II van Egypte zijn dochter Bernice uit aan Antiochus II van Syrië, om het vredesverdrag tussen beide landen te bezegelen. De koning van het Noorden deed zelfs afstand van zijn eerste vrouw om met de dochter van de koning van het Zuiden te kunnen trouwen.

Een huwelijk met rampzalige gevolgen
Maar dit huwelijk maakte de zaak alleen maar slechter. Zij hadden gehoopt een einde te maken aan hun bloedige oorlogen, maar het legde in werkelijkheid de grondslag voor een veel diepere afgunst tussen hen. Bernice werd namelijk in Antiochië vermoord door Laodice, de vroegere vrouw van Antiochus II. Het gevolg was opnieuw een oorlog tussen beide landen. Hier wordt gezegd: Daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan; maar zij zal overgegeven worden, en die haar gebracht hebben, en die haar gegenereerd heeft, en die haar gesterkt heeft in die tijden. Doch uit de spruit van haar wortels zal er een opstaan in zijn staat, die zal met heerkracht komen, en hij zal komen tegen die sterke plaatsen van de koning van het Noorden, en hij zal tegen deze doende zijn, en hij zal ze bemachtigen (vers 6b en 7).

De koning van het Zuiden neemt wraak
Niet een zoon van deze Bernice, dochter van de Egyptische koning, maar een broer (Ptolemeüs III) die nu koning is, komt om de moordenaar van zijn zuster te wreken en zegeviert over de koning van het Noorden. Ook zal hij hun goden, met hun gewenste vaten van zilver en goud, in de gevangenis naar Egypte brengen; en hij zal enige jaren staande blijven boven de koning van het Noorden (vers 8). Tijdelijk is er triomf voor Egypte, maar het getij zou spoedig keren.

Syrië wint de strijd
Daarna zal deze, de koning van het Noorden, het koninkrijk van de koning van het Zuiden binnenvallen. Alzo zal de koning van het Zuiden in het koninkrijk komen, en hij zal weer in zijn land trekken (vers 9). De koning van Syrië zal Egypte binnenvallen, maar al gauw terugtrekken naar zijn eigen land. Doch zijn zonen zullen zich in strijd mengen, en zij zullen een menigte van grote legers verzamelen; en een van hen zal snel komen, en als een vloed overstromen en doortrekken; en hij zal weer komen, en zich in de strijd mengen, tot aan zijn sterke plaats toe (vers 10). De zonen van de Syrische koning zullen daarop een reusachtig leger op de been brengen. Daarmee zullen zij door Israël trekken en Egypte overspoelen.

Egypte wint de strijd
Nu volgt een andere oorlog op een later tijdstip. Het is nu de koning van het Zuiden die de strijd wint: En de koning van het Zuiden zal verbitterd worden en hij zal uittrekken en strijden tegen hem, tegen de koning van het Noorden, die ook een grote menigte oprichten zal, doch die menigte zal in zijn hand gegeven worden (vers 11). Verbitterd verdedigt de koning van Egypte zich tegen de enorme Syrische troepenmacht en verslaat die. Zo wordt er steeds weer gevochten tussen beide landen, met wisselend succes.

Israël, een steen des aanstoots
Het land Israël ligt precies tussen Syrië en Egypte in. Het was voor deze koningen een soort steen des aanstoots. Steeds weer trokken er legers door het land. Israël werd gemaakt tot hun slagveld, zodat het land Israël steeds in handen van de overwinnaar was. Als de koning van het Noorden zegevierde, dan viel Palestina onder Syrië. Als de koning van het Zuiden de overhand had, dan werd Palestina overheerst door Egypte. Maar God gunde degene die Zijn land innam nooit rust. Ze konden onder elkaar huwen of verbonden sluiten, maar dat was alleen de inleiding tot ernstiger uitbarstingen. Broers, zonen of kleinzonen namen de twisten van hun familie weer op. De Schrift kan niet verbroken worden (Joh. 10:35). Alles was van te voren aangekondigd door God aan Daniël.

Het getij keert
Als die menigte zal weggenomen zijn, zal zijn hart zich verheffen en hij zal er enige tien duizenden neervellen; evenwel zal hij niet gesterkt worden (vers 12). De koning van het Noorden keert terug en hij zal een grotere menigte dan de eerste was, oprichten; en aan het einde van de tijden der jaren, zal hij snel komen met een grote heerkracht, en met groot goed. Ook zullen er in die tijden velen opstaan tegen de koning van het Zuiden; en de scheurmakers van uw volk zullen verheven worden, om het gezicht te bevestigen, doch zij zullen vallen (vers 13,14). De koning van Egypte die de overwinning heeft behaald op Syrië, doodt tienduizenden vijanden, maar zijn succes is niet van lange duur. Een aantal jaren later komt de Syrische koning terug met een tot de tanden bewapend leger, veel groter dan wat hij had verloren. Andere volken sluiten zich bij hem aan om tegen Egypte te vechten.

Ook hulp van sommige Joden
Ook sommige Joden verbinden zich met de vorst van het Noorden. Zij worden hier de scheurmakers van uw volk genoemd, zij kiezen de zijde van Antiochus III, de koning van het Noorden, tegen Ptolomeüs Philopater, de koning van het Zuiden.Maar alles loopt op niets uit, hun plan mislukt. Misschien hoopte de Syrische koning dat door het verkrijgen van de gunst van de Joden, hun God met hem zou zijn. Maar nee, zij die hem hielpen waren de gewelddadigen van het volk, oproerkraaiers, zij waren ontrouw geworden aan God en hielden niet vast aan hun afzondering van de volken.

Het land van het sieraad
En de koning van het Noorden zal komen en een wal opwerpen, en vaste steden innemen; en de armen van het Zuiden zullen niet bestaan, noch zijn uitgelezen volk, ja, er zal geen kracht zijn om te bestaan. Maar hij, die tegen hem komt, (de koning van het Noorden) zal doen naar zijn welgevallen, en niemand zal voor zijn aangezicht bestaan; hij zal ook staan in het land van het sieraad, en de verderving zal in zijn hand wezen (vers 15,16). De Syrische koning en zijn bondgenoten belegeren steden in Egypte en nemen ze in. De strijdkrachten van Egypte delven het onderspit. De Syrische koning rukt dan verder op zonder op tegenstand te stuiten. Niemand kan hem tegenhouden. Hij zal ook Israël (het land van het sieraad) binnenvallen en plunderen. Dit kleine strookje grond is belangrijk in de ogen van God. Hij heeft dit land aan zijn volk gegeven. Hoe haar toestand ook mag zijn, het wordt toch het Sieraadland genoemd. God heeft geen berouw van zijn voornemens: Hij zal Israël nog verkiezen, en Hij zal hen in hun land zetten (Jes. 14:1). Als God trouw blijft aan zijn belofte, gegeven aan Abraham, ondanks alle ontrouw van Israël, zal Hij dan ook niet trouw zijn aan zijn hemelse volk? Ongetwijfeld zal Hij hen zal brengen naar de hemelse heerlijkheid met Christus.

Een politiek huwelijk
En hij zal zijn aangezicht stellen, om met de kracht van zijn ganse rijk te komen, en hij zal billijke voorwaarden meebrengen, en hij zal het doen; want hij zal hem een dochter der vrouwen geven, om haar te verderven, maar zij zal niet vast staan, en zij zal voor hem niet zijn (vers 17). Hier zien we opnieuw een poging om een bondgenootschap tot stand te brengen door middel van een huwelijk. Nu is het niet de dochter van de koning Egypte die trouwt met de koning van Syrië, maar de koning van Syrië geeft zijn dochter Cleopatra aan de koning van Egypte, in de hoop dat zij de invloed van Syrië aan het hof van Egypte zal kunnen aanwenden. Dit wordt genoemd: om het rijk te gronde te richten (N.B.G) Dit is duidelijk tegenovergesteld aan de geest van het huwelijk. Het is een poging om haar te gebruiken ten einde politieke bedoelingen te dienen. Maar zij zal niet vast staan, en zij zal voor hem niet zijn (vers 17). Dit plan zal echter niet slagen, het is gedoemd te mislukken.

Syrië strijdt tegen Griekenland
Daarna zal hij zijn aangezicht tot de eilanden keren, en hij zal er vele innemen; doch een overste zal zijn smaad tegen hem doen ophouden, behalve dat hij zijn smaad op hem zal doen weerkeren (vers 18). Als Antiochus III Egypte onderworpen heeft, richt hij zich op Griekenland en verovert veel van de eilanden. Maar dan is er een overste die zich tegen hem keert en hem zijn macht ontneemt. Vernederd is hij gedwongen terug te trekken naar zijn eigen land.

Hier verschijnt een nieuwe macht op het toneel. Hier wordt voor het eerst gezinspeeld op de Romeinen. Met een overste of een bevelhebber wordt een Romeinse consul bedoeld die tegen de koning van het Noorden optrekt. Hij staat niet toe dat Griekenland wordt aangetast.

Het einde van Antiochus III
En hij zal zijn aangezicht keren naar de sterkten van het land, en hij zal aanstoten en vallen, en niet gevonden worden (vers 19). De koning van Syrië is na zijn nederlaag gedwongen naar zijn eigen land terug te gaan, maar hij zal struikelen en vallen en niet meer gevonden worden, hij verdwijnt voorgoed van het toneel.

Een korte regeringstijd
En in zijn staat zal er een opstaan, doende een geldeiser doortrekken, in koninklijke heerlijkheid; maar hij zal in enige dagen gebroken worden, nochtans niet door toornigheden, noch door oorlog (vers 20). De Romeinen die de vader versloegen, verplichtten de zoon een zware jaarlijkse belasting te heffen. Dit was alles wat de arme man gedurende zijn leven deed. Hij werd gedood door een van zijn eigen zoons.

Antiochus lV Epiphanes komt aan de macht
Daarna zal er een verachte in zijn staat staan, wie men de koninklijke waardigheid niet zal geven; doch hij zal in stilheid komen, en het koninkrijk door vleierijen bemachtigen. En de armen der overstroming zullen overstroomd worden van voor zijn aangezicht, en zij zullen gebroken worden, en ook de vorst van het verbond. En na de vereniging met hem zal hij bedrog plegen, en hij zal optrekken, en hij zal met weinig volk gesterkt worden (vers 21-23). Deze koning is een type is van de koning van het Noorden uit de eindtijd. Hij wordt in de ongewijde geschiedenis Antiochus lV Epiphanes genoemd. Door list en bedrog heeft hij zich meester gemaakt van het koningschap. Moreel gezien was hij een afschuwelijk mens. Hij staat bekend om zijn goddeloosheid en om zijn vergrijp aan het Joodse volk. Hij heeft hen in zijn macht gekregen, eerst door vleierij en omkoping, later door geweld. Hij is de man waarover de Geest van God het meest uitweidt, omdat hij zich het meest met Israël bemoeid heeft, met het land van het sieraad en met het heiligdom. Hij dwingt de Joden afgoderij te bedrijven in de tempel. Hij richt zelfs een beeld op in het Heilige der heiligen om te worden aangebeden.

Opnieuw oorlog tegen Egypte
Zijn geschiedenis bestaat uit intriges, eerst tegen de koning van het Zuiden en later tegen de Joden. Hij is bekend door verschillende ondernemingen, waarin hij aanvankelijk sucsesvol was, maar later werd hij totaal verslagen. Met stilheid zal hij ook in de vette plaatsen van het landschap komen, en hij zal doen, wat zijn vaders, of de vaders van zijn vaderen, niet gedaan hebben; roof, en buit, en goederen, zal hij onder hen uitstrooien, en hij zal tegen de sterkten zijn gedachten denken, doch tot een zekere tijd toe. En hij zal zijn kracht en zijn hart verwekken tegen de koning van het Zuiden, met een grote heerkracht; en de koning van het Zuiden zal zich in de strijd mengen met een grote en zeer machtige heerkracht; doch hij zal niet bestaan, want zij zullen gedachten tegen hem denken (vers 24, 25).

Een mislukte aanval tegen Egypte
En het hart van beide deze koningen zal wezen om kwaad te doen, en aan een tafel zullen zij leugen spreken; en het zal niet gelukken, want het zal nog een einde hebben ter bestemder tijd. En hij zal in zijn land weerkeren met groot goed, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; en hij zal het doen, en weerkeren in zijn land. Ter bestemder tijd zal hij weerkeren, en tegen het Zuiden komen, doch het zal niet zijn gelijk de eerste, noch gelijk de laatste maal. Want er zullen schepen van Kittim tegen hem komen (vers 27-30a). De koning van Syrië en de koning van Egypte smeden complotten tegen elkaar en proberen elkaar te misleiden, zelfs aan de conferentietafel. De koning van Syrië gaat terug naar zijn eigen land met rijke buit. Later valt hij opnieuw Egypte binnen. Maar dit keer zal het heel anders aflopen dan bij de eerste twee gelegenheden. Want hij wordt afgeschrikt door oorlogsschepen uit Kittim (Cyprus).

De Romeinen komen tussenbeide
Hier zijn het weer de Romeinen die een rol gaan spelen in de politiek. Zij hadden met Antiochus III afgerekend, toen hij een aanval op Griekenland had gedaan. Nu staat Antiochus lV op het punt af te rekenen met Egypte en komt de Romeinse consul tussenbeide en verbiedt hem verder te gaan. Hij omsingelt hem zelfs. De geslepen koning vraagt om tijd, met het plan te ontsnappen, maar de Romein eist onmiddellijk een antwoord. Nu is ontsnappen onmogelijk geworden en moet hij direct een bevredigend antwoord geven. Dit is een dodelijke slag voor zijn hele politiek. Hij moet zich terugtrekken en gaat naar huis als een ellendige, verslagen man, met een getergd en woedend hart, hoewel hij voor de Romeinen nederige onderworpenheid voorwendt.

Een aanval op de Joden
Daarom zal hij met smart bevangen worden en hij zal weerkeren en gram worden tegen het heilig verbond, en hij zal het doen; want weerkerende zal hij acht geven op de verlaters van het heilig verbond (vers 30). Woedend, om zijn gedwongen terugreis, wreekt hij zijn gramschap op de Joden. Opnieuw richt hij in Jeruzalem verwoestingen aan en verbindt zich met de afvalligen onder de Joden. Hij stort zijn woede uit over hen die nog altijd een getuigenis van God droegen. Dit wordt uiteindelijk zijn val, want hierdoor komt de toorn van God over hem.

De gruwel van de verwoesting
En er zullen armen uit hem ontstaan en zij zullen het heiligdom ontheiligen en de sterkte en zij zullen het gedurige offer wegnemen en een verwoestende gruwel stellen (vers 31). Hij maakt een eind aan het brengen van het dagelijkse offer en in de tempel wordt een afgodsbeeld van Zeus (een verwoestende gruwel) neergezet om te worden aangebeden. Antiochus Epiphanus is ongetwijfeld een beeld van de komende koning van het Noorden en van de tijd van de grote verdrukking. Hij deed op kleine schaal wat de grote koning van het Noorden in de laatste dagen op grote schaal zal doen.

Profetie en geen geschiedschrijving achteraf
Ongelovigen hebben bezwaren ingebracht tegen de beschrijving van de toekomstige profetische gebeurtenissen in dit hoofdstuk. Men beweert dat dit gedeelte pas zou zijn geschreven nadat de gebeurtenissen hadden plaatsgevonden. Wij weten dat ook dit hoofdstuk profetie is, geïnspireerd door de Heilige Geest. Geen historicus had zo’n bewonderenswaardig verslag kunnen schrijven zoals we in deze verzen hebben. Als ik de geschiedenis van deze strijdende rijken, Syrië en Egypte wil kennen, dan moet ik dit gedeelte lezen. We kunnen volkomen vertrouwen hebben in het Woord van God over alles. Ook over dit gedeelte.

Een onderbreking in de geschiedschrijving
In vers 35 wordt gezegd: En van de leraars zullen er sommigen vallen, om hen te louteren en te reinigen, en wit te maken, tot de tijd van het einde toe; want het zal nog zijn voor een bestemde tijd. In het voorgaande hadden we een beeld van het verschrikkelijke onheil dat zal voortgaan tot de tijd van het einde. De verwoesting die toen kwam over het volk van Israël en de verontreiniging van het heiligdom zijn een beeld van de toestand van de laatste dagen. Hier stopt God. Hij zegt als het ware: Ik ben gekomen tot de man die u in type toont, wat u in de laatste dagen zal overkomen. Nu komt er een onderbreking in de geschiedschrijving. De Geest breekt dan plotseling de loop van de geschiedenis af en begint met de beschrijving van de eindtijd. Het laatste gedeelte van dit hoofdstuk en het volgende hoofdstuk geven een beschrijving van de eindtijd.

De antichrist
In vers 36 word ons plotseling iemand anders voorgesteld. Hij wordt enkel aangeduid als de koning. Er wordt ons niet verteld wie hij was of vanwaar hij kwam. Maar het karakter dat van hem geschetst wordt en de plaats die hij inneemt, maken duidelijk wie hij is. Hij zal zichzelf in het land van Israël vestigen in persoonlijke vijandschap tegen de Messias van Israël. Hij is het over wie onze Heere sprak, toen Hij zei dat als ze Hem zouden afwijzen die in de naam van zijn Vader was gekomen, zij een ander zouden aannemen die in zijn eigen naam zou komen. Dit is niet het enige gedeelte van de Schrift, waar deze valse Christus, de antichrist wordt beschreven. Er zijn verschillende verwijzingen naar hem onder andere namen. In de grootste en uitgebreidste profetie van de Schrift, namelijk in Jesaja, wordt net als bij Daniël gesproken over de koning.

Blijdschap na de overwinning
In Jesaja 30 hebben we een vijand van Israël, genaamd de Assyriër (Assur). Sanherib was in die dagen hun aanvoerder. De Geest van God ziet in deze persoon een beeld van de toekomstige tegenstander van Israël. Zijn val wordt ons hier meegedeeld. Want door de stem des Heeren zal Assur te morzel geslagen worden, die met de roede sloeg. En alwaar die gegrondveste staf doorgegaan zal zijn (op welke de Heere die zal hebben doen rusten), daar zal men met trommels en harpen zijn; want met bewegende bestrijdingen zal hij tegen hen strijden (vers 31, 32). Met andere woorden: de stem van de Heere zal de Assyriërs straffen, die eens zijn straffende roede waren. En als de Heere hen slaat, zal zijn volk vrolijke muziek spelen en zingen. Bij die overwinning zal er buitengewone vreugde bij Israël zijn. In plaats van een nasleep van leed die de meeste overwinningen met zich meebrengen, volgt er ongeveinsde blijdschap voor Jahweh.

Een brandstapel is bereid
Maar voor de vijand is er niets dan ellende. Iets nog verschrikkelijker en eindelozer dan een tijdelijke verwoesting, komt over de trotse vijand. Want Tofeth is van gisteren bereid; ja, hij is ook voor de koning bereid; Hij heeft hem diep en wijd gemaakt, het vuur en hout van zijn brandstapel is veel; de adem des Heeren zal hem aansteken als een zwavelstroom (vers 33). Op het eerste gezicht lijkt het dat de Assyriër en de koning dezelfde personen zijn. De brandstapel of Tofeth is bereid voor de Assyriër, maar ook voor de koning. Evenals in ons gedeelte in Daniël hebben we aan de ene kant de Assyriër of Assur dit is de koning van het noorden en aan de andere kant de koning. Hetzelfde verschrikkelijke einde wacht beiden. Dit gedeelte geeft ook aan dat de uitdrukking de koning niet onbekend is in de Schrift en dat ze van toepassing is op een berucht persoon, die de Joden zouden verwachten in de eindtijd. Omdat zij de ware Christus zouden verwerpen, zouden zij de antichrist aannemen. Dit is de koning. Hij zal voor zichzelf de koninklijke rechten van de ware koning, de Gezalfde van God, opeisen. Tophet was bereid voor de koning van het noorden en ook voor de koning. In de Assyriër zien we ook de antichrist.

Jesaja 57
Ook in Jesaja 57 wordt de koning aan ons voorgesteld. In dit hoofdstuk horen we van de verschrikkelijk zondige toestand, die toen ook in Israël werd gevonden. In die dag zal God niet langer iets anders dan de werkelijkheid verdragen. Vormen van vroomheid die onreinheid en goddeloosheid bedekken, zullen wijken voor afvalligheid. Dan wordt ons plotseling de koning voorgesteld in vers 9: En gij trekt met olie tot de koning, en gij vermenigvuldigt uw welriekende zalven; en gij zendt uw gezanten ver weg, en vernedert u tot de hel toe. Het met hem van doen hebben, was zichzelf tot de hel toe vernederen. Geen wonder dat de brandstapel voor de koning bereid was. Dit toont, dat vanaf het begin de Geest van God de geest van Israël leidde om een wetteloze te verwachten die in de laatste dagen over het land zou regeren, en die de koning wordt genoemd.

De zoon van het verderf die zich verheft
Hiermee hebben we een belangrijke sleutel voor Daniël 11, vanaf vers 36. De tijd van het einde is gekomen en de lange donkere nacht van Israëls verstrooiing is bijna voorbij. De Joden zijn weer in het land. Maar in wat voor toestand? Zijn ze onder Christus? Helaas niet! Er is een ander! De koning, waarvan we gelezen hebben is er en wat doet hij? En de koning zal doen naar zijn welgevallen en hij zal zichzelf verheffen en groot maken boven alle god en hij zal tegen de God der goden wonderlijke dingen spreken; en hij zal voorspoedig zijn, totdat de gramschap voleind zij, want het is vast besloten, het zal geschieden (vers 36).

Zijn eigen wil volgen
De koning doet wat hem goeddunkt, hij doet waar hij zin in heeft, hij volgt zijn eigen wil. Dit is het toppunt van eigenzinnigheid. Dit was vanaf het begin het grote kenmerk van de zonde. Dit zagen we al bij Adam,. Hij volgde zijn eigen wil. Zijn val en de ondergang van de wereld waren het onmiddellijke gevolg van deze zonde. Hier, bij de koning, zien we iemand die de schijn heeft de meest verhevene en invloedrijke van alle mensen te zijn. Maar hij doet wat hem goeddunkt, hij volgt zijn eigen wil!

Een les voor ons
Dit is ook een waarschuwende les voor ons. Ook wij volgen vaak onze eigen wil. Dit gevaar is bijzonder groot voor hen die een positie van gezag over anderen bekleden. Niets maakt iemand zo ongeschikt voor een rechtvaardig bestuur als hij zelf niet heeft geleerd te gehoorzamen. Het is goed eerst te leren wat het is ondergeschikt te zijn. Het eerste kenmerk van de koning, de antichrist, is dat hij zijn eigen wil volgt! Wij moeten onszelf onderzoeken in hoeverre wij onze eigen wil volgen. Wij weten uit ervaring dat dit bij ons vaak het geval is.

Geheiligd tot de gehoorzaamheid van Jezus Christus
Toch is dit helemaal in strijd met die Christus die wij hebben leren kennen. Wij zijn geheiligd tot gehoorzaamheid en besprenkeling met het bloed van Jezus Christus (1Petr. 1:2). Wij zijn niet alleen geheiligd tot de besprenkeling met het bloed, maar ook tot de gehoorzaamheid van Jezus Christus. Wij moeten gehoorzaam zijn zoals Hij gehoorzaam is geweest aan de Vader toen Hij op aarde was. Dat is de betekenis van de uitdrukking. Wij zijn niet zoals de Joden onder de wet gesteld. Hun gehoorzaamheid had het karakter van de verplichting om iets te doen of te laten, op straffe van de dood. Wij leven reeds in overeenstemming met God (1Petr. 4:6) en we zijn ons bewust van de zegeningen waarin we staan. En wij kennen de wil van God. Want het is zijn wil die ons heeft gered en geheiligd.

De wil van God van harte doen
Christenen hebben de opdracht de wil van Iemand anders te doen. En dat te doen overeenkomstig het karakter van de gehoorzaamheid van Christus. Als zonen die de wil van de Vader van harte doen. Wij moeten niet dubbelhartig worden, wij moeten er geen twee principes op na houden: één principe voor onze zaken of familie en één voor de gemeente en de aanbidding van God. Laat zo’n gedachte nooit toe.

Wij hebben Christus voor alles en voor iedere dag. Als wij Christus bezitten, dan hebben wij Hem voor altijd en vanaf het eerste moment. Wij weten dat ons oude ik in de dood van Christus weggedaan is. Wij zijn bevrijd, want wij leven, wij zijn met Hem opgestaan. Maar waarvoor zijn wij bevrijd? Om de wil van God te doen. Wij zijn geheiligd tot de gehoorzaamheid van Jezus Christus.

Een zonde die alle grenzen te buiten gaat
In de koning zien we het vreselijke principe van de zonde, dat altijd gewerkt heeft, maar dat hier alle grenzen overschrijdt. Satan zal worden toegestaan om al zijn plannen uit te voeren en dat nog wel in het land waarop Gods ogen voortdurend rusten. En die koning zal doen naar zijn welgevallen, en hij zal zichzelf verheffen, en groot maken boven alle god. Hij neemt niet alleen zijn plaats in boven deze zogenaamde goden, maar hij zal tegen de God der goden wonderlijke dingen spreken. Als wij de wijsheid van God niet kenden en niet op de vervulling van zijn raadsbesluiten konden wachten, zou het ons bevreemden, dat deze koning ondanks zijn vreselijke goddeloosheid voorspoedig zal zijn (vers 36).

Totdat de gramschap voleindigd zij
Hij zal voorspoedig zijn, totdat de gramschap voleind zij. Deze zin bevat de sleutel tot het verstaan van dit gedeelte. Er bestaan allerlei uitleggingen over de vraag wie er met de koning wordt bedoeld. Sommigen denken aan de Paus van Rome, anderen aan Mohammed of Napoleon. Maar hier lezen we dat de koning voorspoedig zal zijn totdat de gramschap voleindigd is. Hier wordt gesproken over de gramschap van God. Heeft God gramschap tegen zijn gemeente? Nooit! Heeft God gramschap tegen de mens? Het is nog steeds de tijd van Gods geduld met de mens, het is nog de tijd van zijn genade. Wanneer komt de tijd van de gramschap van God? Als God met ongelovig Israël afrekent, dan spreekt Hij van gramschap, van grimmigheid. Ook in de Openbaring lezen we van de grimmigheid van God (zie 14:10,19; 15:1,7). Het gaat hier over een koning die een type is van de komende antichrist. En de tijd waarover het gaat is de toekomstige uitbarsting van Gods gramschap tegen Israël en de volken. De goddeloze koning zal voorspoedig zijn totdat de gramschap is voleindigd.

De begeerte der vrouwen
En op de goden van zijn vaderen zal hij geen acht geven, noch op de begeerte der vrouwen; hij zal ook op geen God acht geven, maar hij zal zich boven alles groot maken (vers 37). De uitdrukking de begeerte der vrouwen verwijst, naar mijn mening, duidelijk naar Christus. Hij is degene naar Wie het Joodse volk uitkeek en naar wiens geboorte, vooral door de Joodse vrouwen, met verlangen uitgekeken werd. Als de Christus geboren zou worden, welke vrouw zou dan het voorrecht hebben de moeder van Hem te mogen zijn?

En hij zal de god Maüzzim in zijn standplaats eren; namelijk de god, die zijn vaders niet gekend hebben, zal hij eren met goud, en met zilver, en met kostbaar gesteente, en met gewenste dingen (vers 38). Niet Zeus of Olympus wordt de mensen opgedrongen, maar de god Maüzzim (de god der vestingen N.B.G.). Hier zien we een beeld van een Jood die de plaats van Christus inneemt. Het is de persoon die zich verzet en zich verheft tegen al wat God heet of een voorwerp van verering is, zodat hij in de tempel van God gaat zitten en zichzelf vertoont dat hij God is (2Thess. 2:4). Hij zal zich boven alles groot maken, lazen we in vers 37. Maar dat is niet alles. De antichrist zal de God van Israël en de Messias verwerpen. Hij zal, hoewel hij zichzelf als de ware god opwerpt, iemand hebben waarvoor hij zich neerbuigt en anderen met hem. Het hart van de mens, zelfs van de antichrist, kan het niet zonder een voorwerp van verering stellen. Zo hebben we in dit vers een schijnbare tegenstrijdigheid: de antichrist stelt zichzelf in de plaats van God en hij maakt een afgodsbeeld.

Het land
Hen, die hij kennen zal, zal hij de eer vermenigvuldigen, en hij zal ze doen heersen over velen, en hij zal het land uitdelen om prijs (vers 39b). Dit is het verslag dat God ons geeft over de koning die in de eindtijd zal regeren. Israël is het land waarover in dit vers gesproken wordt. Zo spreekt de Geest van God nooit over enig ander land. Dit is het land dat God het naast aan het hart ligt, het land waarop de ogen van de Heere bestendig gericht zijn (Deut. 11:11,12). Dit land is het centrum van alle landen, Jeruzalem is het middelpunt van de aarde.

Opnieuw strijd
Er komt opeens een totale verandering in de situatie: En op de tijd van het einde, zal de koning van het Zuiden tegen hem met hoornen stoten; en de koning van het Noorden zal tegen hem aanstormen, met wagens, en met ruiters, en met vele schepen (vers 40a). De Geest van God heeft in de vorige gedeelten ook al over de koning van het Noorden en het Zuiden gesproken. Daar ging het over oude tijden. Deze beide machten zullen dus in de eindtijd opvolgers hebben. Zij zullen in strijd komen met elkaar. De koning van het Zuiden is Egypte en de koning van het Noorden is de eigenaar van de tegenwoordige Syrische bezittingen van de Sultan (Kelly schreef dit in 1902). Deze twee personen (hun legers) zullen tegen elkaar optrekken. Zij zijn bittere vijanden van elkaar.

Het land van het sieraad
En hij zal in de landen komen, en hij zal ze overstromen en doortrekken. En hij zal komen in het land van het sieraad (vers 40,41a). De koning van het Zuiden begint met de aanval. Dan komt de koning van het Noorden. Deze koning blijkt in die dagen de grote militaire en maritieme leider van het Oosten te zijn. Met het land van het sieraad kan geen ander land bedoeld zijn dan Israël. De koning van het Noorden valt niet alleen het heilige land binnen, maar gaat door met het aanvallen van andere landen.

Het oordeel over Edom, Moab en Ammon
En vele landen zullen ter neergeworpen worden; doch deze zullen zijn hand ontkomen, Edom en Moab, en de eerstelingen van de kinderen Ammons (vers 41). De Edomieten, de Moabieten en de Ammonieten zijn grensbewoners, zij leven aan de rand van het heilige land. God beschikt het zo, dat ze aan de koning van het Noorden ontkomen. Maar zij zullen niet lang daarna door de triomferende Israëlieten (Efraïm en Juda) worden overwonnen (Jes. 11:14). God zorgt ervoor dat de vroegere vijanden van Israël hun rechtvaardige vergelding ontvangen uit de handen van het volk dat zij geprobeerd hebben tegen te staan en te benadelen. Zo blijkt uit Jesaja 11, dat kort na de hier genoemde strijd de Israëlieten Gods oordeel over hen zullen uitoefenen.

Egypte wordt veroverd
En hij zal zijn hand aan de landen leggen, ook zal het land van Egypte niet ontkomen. En hij zal heersen over de verborgen schatten van het goud en van het zilver, en over al de gewenste dingen van Egypte; en die van Libye, en de Moren zullen in zijn gevolg wezen (vers 42,43). Hier leren we dat de koning van het Noorden verder trekt naar het zuiden om onder andere Egypte te bezetten, waar grote materiële voorspoed zal zijn, vanwege natuurlijke hulpbronnen van het land en omdat dit land het grote centrum van de westerse en oosterse handel in dat deel van de wereld is geworden.

Alarmerende berichten
Maar de geruchten van het Oosten en van het Noorden zullen hem verschrikken; daarom zal hij uittrekken met grote grimmigheid om velen te verdelgen en te verbannen (vers 44). Als hij in het zuiden is, buiten Palestina, zal hij deze alarmerende geruchten horen. Hijzelf was uit het noorden gekomen, terwijl hij ook in het oosten had overwonnen. Nu krijgt hij berichten uit die streken die hem ontstellen. Hij haast zich terug en bereikt vanuit Egypte het land Israël weer. En hij zal de tenten van zijn paleis planten tussen de zeeën aan de berg van het heilig sieraad; en hij zal tot zijn einde komen, en zal geen helper hebben (vers 45). Dit is het einde van de overwinnende koning van het Noorden, niet van de antichrist.

De nietswaardige herder
Aan het slot van Zacharia vinden we mededelingen die we in verband kunnen brengen met wat we zojuist hebben overdacht. Aan het eind van hoofdstuk 11 zegt de Geest: Wee de nietige herder, de verlater der kudde! (vers 17). Dit is, dunkt mij, duidelijk de antichrist, de nietswaardige herder. Als wij naar vers 16 kijken, zien we dat deze herder in het land Israël is. Ik zal een herder verwekken in dit land; dat gereed is om afgesneden te worden, zal hij niet bezoeken; het jonge zal hij niet zoeken, en het verbrokene zal hij niet helen, en het stilstaande zal hij niet dragen; maar het vlees van het vette zal hij eten, en hun klauwen zal hij verscheuren. Deze zelfzucht, deze zelfverheffing en dit plunderen van de kudde, in plaats van de lammeren op zijn borst te dragen en te voeden, is in groot kontrast met Christus, de goede herder. De antichrist, de valse herder, zal koning zijn in het land Israël, maar hij zal de kudde van God niet sparen.

Jeruzalem een lastige steen voor alle volken
In Zacharia 12 komen we ook een andere macht tegen. In vers 2 wordt gezegd: Ziet, Ik zal Jeruzalem stellen tot een drinkschaal der zwijmeling voor alle volken rondom; ja, ook zal zij zijn over Juda, in de belegering tegen Jeruzalem. Jeruzalem en de Joden zijn het doel van deze aanval. En het zal te dien dage geschieden, dat Ik Jeruzalem stellen zal tot een lastige steen voor alle volken; allen, die zich daarmee beladen, zullen gewis doorsneden worden; en al de volken der aarde zullen zich ertegen verzamelen (vers 3). De vijanden van Israël schijnen aanvankelijk te overwinnen. Maar omdat Jahweh te dien dage met Israël zal zijn, kan de vijand niet voorspoedig zijn.

Jeruzalem wordt ingenomen
Te dien dage, spreekt de Heere, zal Ik alle paarden met schuwheid slaan, en hun ruiters met zinneloosheid; maar over het huis van Juda zal Ik Mijn ogen openen, en alle paarden der volken zal Ik met blindheid slaan (vers 4). Nog duidelijker is hoofdstuk 14:2: Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem verzamelen; en de stad zal ingenomen, en de huizen zullen geplunderd, en de vrouwen zullen geschonden worden; en de helft van de stad zal uitgaan in de gevangenis; maar het overige van het volk zal uit de stad niet uitgeroeid worden. Jeruzalem zal dus worden ingenomen en de helft van de bevolking zal gevangen genomen worden. Deze toekomstige belegering wordt duidelijk onderscheiden van belegeringen in het verleden. Toen de Chaldeeën de stad innamen, namen zij allen gevangen mee. Toen de Romeinen haar innamen, maakten zij allen die zij spaarden tot gevangenen. Hier is sprake van een andere belegering. De helft zal gevangen genomen worden en de andere helft niet. Waarom zullen de volken, nadat ze de helft van de stad hebben ingenomen, hun overwinning niet verder voortzetten?

Zijn voeten zullen staan op de Olijfberg
En de Heere zal uittrekken, en Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk op de dag dat Hij gestreden heeft, op de dag van de strijd. En Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg zal in tweeën gespleten worden naar het oosten, en naar het westen, zodat er een zeer grote vallei zal zijn; en de ene helft van de berg zal wijken naar het noorden, en de helft ervan naar het zuiden. Dan zult gij vluchten door de vallei van Mijn bergen... (vers 3-5). Is dit ooit in vervulling gegaan? Is Jahweh ooit zo gekomen om op de Olijfberg te gaan staan? In het verleden is nooit zoiets gebeurd. Zo is de Heere nooit in Jeruzalem opgetreden als overwinnaar. Dit gedeelte geeft aan dat het einde van de onderdrukking van de Joden door de volken nadert. Wanneer deze dag komt en Jahweh uittrekt om tegen die volken te strijden, dan zullen Zijn voeten op de Olijfberg staan. Als teken dat we dit niet zinnebeeldig moeten opvatten, zal de Olijfberg in tweeën splijten. Dit is een bewijs dat de Heere God Zijn voeten daar letterlijk zal plaatsen.

De Heere Zelf zal de vijanden vernietigen
Uit het voorgaande blijkt dat er in de toekomst een belegering van Jeruzalem zal zijn. Deze belegering zal door twee aanvallen worden gekenmerkt. De eerste aanval tegen Israël zal succesvol zijn. De helft van de stad wordt ingenomen en alle ellende van een vreselijke belegering zal volgen, voor zover het de helft van de stad betreft. De andere helft wordt door Jahweh gespaard. Het derde deel daarvan zal Hij in het vuur brengen (3:9). Hij zal Zichzelf aan hun hoofd plaatsen en alle volken van de aarde die tegen Jeruzalem vergaderd zijn, verpletteren. Daarna komt de tweede aanval. De koning van het Noorden komt opnieuw, nu vanuit het zuiden, vanuit Egypte. En hij zal tot zijn einde komen en zal geen helper hebben.

Een gelovig overblijfsel wordt gespaard
Het gedeelte uit Zacharia verduidelijkt de beschrijving uit Daniël 11:40-45. De koning van het Noorden valt de koning van het Zuiden aan. Er wordt een gelijktijdige aanval gedaan op Israël, om het volk in het land te vernietigen. Maar temidden van het kwaad onder Israël is een gelovig overblijfsel. God gebruikt deze aanvallen om de ontrouwe Joden te straffen. De bozen worden weggenomen. En wanneer God hen die overblijven heeft gereinigd, zal er een ander toneel komen. De koning van het Noorden, die in zijn eerste aanval geslaagd is, vervolgt zijn weg naar Egypte, tegen de koning van het Zuiden. Hij komt daar, maar geruchten uit het noorden en het oosten verontrusten hem, en hij keert terug, zijn ondergang tegemoet.

Het einde van de antichrist
Wat is er ondertussen met de antichrist gebeurd? Is hij vernietigd in de strijd van de koningen van het Noorden en het Zuiden? Neen. Wat dan? Hij wordt vernietigd door de verschijning van de komst van de Heere Jezus van de hemel (2Thess. 2:8). Hij wordt bewaard voor de hand van God Zelf. Hij zal levend worden geworpen in de poel van vuur, die van zwavel brandt (Openb. 19:20). Ook voor de koning is die bereid (Jes.30:33).

Het Oude en het Nieuwe Testament geven ons dus een gelijkluidend getuigenis wat het einde van de antichrist, de valse profeet, betreft. Hij zal niet gevonnist worden door andere mensen. God wijkt voor hem af van Zijn gewone wijze van handelen met de bozen. We lezen in de Bijbel van mensen die door de genade van God weggenomen zijn uit deze wereld, zonder door de dood te gaan. Er zijn ook mensen, die door God levend naar de hel worden gezonden. Wat een vreselijke kontrast is dit met de gelovigen die nog leven als Christus komt. Zij zullen zonder te sterven in de hemel worden opgenomen.

Het einde van de koning van het Noorden
De antichrist heeft zijn vonnis ontvangen. Maar er is nog een vijand met wie afgerekend moet worden: de koning van het Noorden, die plotseling terugkeert naar Palestina als geruchten hem verschrikken. Wat heeft hij gehoord? Zijn de tien stammen in beweging gekomen? Zijn de legers van Europa gekomen?Wij kunnen het niet met zekerheid zeggen. Het wordt ons niet meegedeeld. Maar hij keert weer terug naar het Heilige Land. Maar deze keer is het om onder de direkte hand van God te vallen. Niet de mens, maar God zal wraak uitoefenen. En de Heere zal uittrekken, en Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk op de dag dat Hij gestreden heeft, op de dag van de strijd (Zach. 14:3).

De eindtijd beschreven in Jesaja 28
Voor we dit gedeelte afsluiten, willen we nog enkele andere gedeelten overdenken, die in verband staan met ons onderwerp. In Jesaja 28 en 29 vinden we nog eens bevestigd wat we in Daniël 11 tegenkwamen. In Jesaja 28 zien we dat er in de toekomstige dag twee grote boze machten verbonden zullen zijn met het land Israël. De ene is de antichrist, die in een goede relatie tot een deel van het volk staat en in het land is. De andere is de koning van het Noorden, een vijandige macht, die het land zal binnenvallen. Eerder in dit hoofdstuk wordt Efraïm vermeld. Jahweh spreekt het wee uit over de dronkenen van Efraïm, wier heerlijk sieraad is een afvallende bloem, die daar is op het hoofd van de zeer vette vallei, der geslagenen van de wijn. Ziet, de Heere heeft een sterke en machtige, er is gelijk een hagelvloed, een poort des verderfs; gelijk een vloed der sterke wateren, die overvloeien, zal Hij ze ter aarde neerwerpen met de hand (vers 1,2). In vers 2 vinden we een beschrijving van de inval van de Assyriër, die als de vreselijke storm uit het noorden, over Efraïm zou losbarsten.

Een verbond met de dood
Nu kijken we naar het midden van Jesaja 28. We hebben de toestand van Efraïm gezien, die in de uithoeken van het Land woonde. Maar wat was de toestand van Jeruzalem, de hoofdstad? Omdat gij zegt: Wij hebben een verbond met de dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt (vers 15). Deze woorden staat duidelijk in verband met de antichrist, die in Jeruzalem zal zijn en die een verdrag met het Europese beest zal aangaan. Alle gedeelten van de Bijbel stemmen met elkaar overeen. Of we nu lezen in Jesaja, de Openbaring of in Daniël, steeds weer vinden we dezelfde gedachten over de eindtijd. In vers 15 wordt gesproken over de overvloeiende gesel (Of: de voortstormende gesel). Hiermee wordt de koning van het Noorden aangeduid, die dan over hen komt. De inwoners van Jeruzalem maken in die dag een verbond met de dood en het dodenrijk (met werktuigen van satan). Zij hopen door middel hiervan aan de koning van het Noorden te ontkomen.

Het einde van het beest en de valse profeet
Het beest, de macht van het westen, zal in verbinding staan met de antichrist, in Jeruzalem. Het westerse gebied zal de zetel van het beest zijn. Geheel Europa, het gebied dat eigenlijk tot het Romeinse rijk behoorde, zal onder zijn bevel staan. De antichrist, de valse profeet, zal met het beest, de beheerser van het herstelde Romeinse rijk, een verbond sluiten. Aan het einde zien we beiden in Jeruzalem, strijdend tegen de Heere en zijn heiligen, die van de hemel komen. Beiden worden levend geworpen in de poel van vuur die van zwavel brandt (Openbaring 19).

Een kostbare hoeksteen
Dan komt de verwijzing naar het leggen van de grondsteen in Sion, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen, die wel vast gegrondvest is (Jes. 28:16) Dit is klaarblijkelijk een woord voor het getrouwe overblijfsel van Israël in die dag. Maar ook op ons, die nu geloven, is dit woord van toepassing (1Petr. 2:6).

Enkele verzen uit Jesaja 29
Tenslotte willen we nog enkele verzen uit Jesaja 29 aanhalen. Daar lezen we van de belegering van de stad Jeruzalem: Wee Ariël, Ariël! de stad, waarin David gelegerd heeft; doet jaar tot jaar, laat ze feestoffers slachten. Evenwel zal Ik Ariël beangstigen, en er zal treuring en droefheid wezen, en die stad zal Mij gelijk Ariël zijn. Want Ik zal een leger in het rond om u slaan, en Ik zal u belegeren met bolwerken, en Ik zal vestingen tegen u opwerpen (vers 1-3).

Dit is de belegering waarover we ook lazen in Zach. 14: 1,2. En de menigte van uw vreemde soldaten zal zijn gelijk dun stof... Gij zult door de Heere der heerscharen bezocht worden met donder, en met aardbeving... En gelijk de droom van een nachtgezicht is, alzo zal de veelheid van alle heidenen zijn, die tegen Ariël strijden zullen; zelfs allen, die tegen haar en haar vestingen strijden, en haar beangstigen zullen (vers 5-7).

De laatste grote strijd
Zo hebben we enkele gedeelten uit het Woord van God gezien, die in verband staan met Dan. 11:36-45. Alle schriftplaatsen stemmen met elkaar overeen. Ze tonen duidelijk aan dat er een verschrikkelijke tijd zal komen voor de afvallige Joden en voor hun westerse bondgenoten. Even verschrikkelijk is de toekomst voor hun oosterse tegenstanders. Wanneer de grote wereldmachten schijnbaar alle tegenstand hebben overwonnen, zullen ze zich klaarmaken voor de laatste grote strijd tegen Jeruzalem. Maar dan zal Christus Zelf met hen afrekenen.

Let op het einde
Verschrikkelijke beginselen zijn nu al in het verborgen aan het werk. Ook ons werelddeel, waar we nu nog zulke voorrechten genieten, zal dan bedekt zijn met diepe duisternis. De westerse machten zullen een verbond sluiten met de duistere machten van de dood en het dodenrijk. Onze beschaving is eigenlijk altijd al een vernisje geweest. Ook in het verleden hebben de grootste geesten zich afgegeven met afgoderij en vuiligheid. In de eindtijd zullen er nog veel ergere dingen gebeuren. Het christendom zal eindigen in afgoderij, in het dienen van valse goden en in het aanbidden van een mens die zichzelf tot god maakt. Dit is de toekomst van onze beschaving en van deze eeuw.

Waar vertrouwen we op?
Alleen de liefde tot Christus kan het hart dat trouw is aan Hem, ervan weerhouden verward te raken in alles wat er nu vanuit de wereld tot ons komt. Mogen wij alleen met Hem bezig zijn en niet bouwen op grondslagen en zogenaamde zekerheden van mensen. Wij moeten niet hopen op vooruitgang op maatschappelijk of op godsdienstig gebied. Veiligheid en zekerheid wordt alleen gevonden waar Christus in alles het Middelpunt is en nergens anders. Wat zal het einde zijn van al deze dingen? God staat op het punt af te rekenen met de wereld en met al de plannen van de wereld. Alle machten die zich tegen Hem keren, zullen worden vernietigd. De Heere zal alle goddelozen straffen. Dan zal Zijn rijk van gerechtigheid en vrede worden opgericht.

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, januari ’87
Met toestemming overgenomen voor electronische distributie door Bijbelstudie-BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.