Daniël 06

Daniël
Hoofdstuk 6
W. Kelly

Hoofdstuk 6
In dit hoofdstuk vinden wij in Darius een ander type van de macht van de volken. In de typologie moeten wij er altijd aan denken, dat het niet gaat om het persoonlijke karakter van degene die als type dient. Zo is bijvoorbeeld Aäron een type van Christus. Maar niet in alles. In sommige opzichten was hij als hogepriester een zondig mens. Hij maakte het gouden kalf en verleidde daarmee het volk. Maar dit betekent niet dat hij ongeschikt was om een type van Christus te zijn. Hij was ondanks zijn falen een type van Christus, maar niet in zijn falen.

David een type van Christus
Ook David is een type van Christus, niet als priester, maar als koning. Eerst als de lijdende en verworpen koning, daarna als de regerende en verhoogde koning. Want er zijn twee grote perioden in het leven van David: eerst de tijd na zijn zalving tot koning, toen de macht van het kwaad nog werd toegelaten, er jacht op hem gemaakt werd en hij vervolgd werd door koning Saul. Daarna, na de dood van Saul, toen David op de troon kwam en hij al zijn vijanden versloeg. In beide perioden van zijn leven is David een type van Christus. Maar er is duidelijk ook een kontrast met Christus in het falen van koning David en de vreselijke zonde waarin hij viel.

Darius als type
Ik geloof dat wij in Darius een type mogen zien van de schrikwekkende tijd die de tegenwoordige bedeling afsluit. Wij moeten niet denken dat de koning hiervan geen type van kan zijn, omdat hij ook goede eigenschappen bezat. Koning Darius schaduwt nog meer dan Bélsazar de manier vooraf waarop de mens de plaats van God inneemt. In dat wat Darius deed of toeliet is hij hiervan een voorafschaduwing. Terwijl Bélsazar één van de ontaardste mensen van het menselijk geslacht was, was Darius een persoon, die qua karakter en daden veel buitengewoon beminnelijks had. Maar de vraag is niet hoe Darius persoonlijk was.

De val van Babylon
Wij hebben in het vorige hoofdstuk in beeld de val van Babylon gezien en het oordeel van God als straf voor haar goddeloosheid, voor het beledigen en ontheiligen van dat wat aan de ware God toebehoort, voor het geven van lof en verering aan de afgoden en voor de vreugde die Babylon beleefde aan het leed dat over Gods volk is gekomen.

Het verval in de christenheid
De christenheid neemt nu in de ogen van God op aarde de hoogste plaats in. Maar de christenheid is, uiterlijk gezien, in verval geraakt. De christenheid gaat prat gaat op haar eenheid, haar kracht en ouderdom en zij beroemt zich op haar afkomst. Maar God is niet onverschillig ten opzichte van haar zonden, die van generatie op generatie in toenemende mate en verergerde vorm zijn voortgegaan. Als de ware gelovigen opgenomen zullen zijn in de hemel, zal God de naamchristenen, die op de aarde achterblijven, oordelen.

In de Openbaring zien wij twee grote machten die geoordeeld zullen worden: Babylon en het beest. De ene macht vertegenwoordigt de godsdienstige verdorvenheid, de andere macht het geweld; twee verschillende vormen van menselijke verdorvenheid. In de laatste vorm zien wij een man, door satan voortgedreven, die het waagt op aarde de plaats van God in te nemen.

De macht van Darius de Meder
Hoe staat het met de macht van Darius? Wat hij beslist gebeurt. Maar hij is zelf gebonden door de wet van de Meden en de Perzen. In deze geschiedenis zijn het anderen die hem tot een bepaald besluit brengen. De omstandigheden die er toe leidden waren de volgende: De vorsten en de stadhouders zochten een gelegenheid te vinden tegen Daniël, maar ze wisten heel goed dat dat onmogelijk zou zijn, tenzij ze iets tegen hem zouden vinden ”in de wet van zijn God” (vers 6). Dus staken ze hun hoofden bij elkaar en wisten ze hun doel te bereiken door gebruik te maken van de wet van de Meden en de Perzen. Ze wisten de koning zover te krijgen een wet uit te vaardigen en die te ondertekenen, met de volgende inhoud: ”Dat al wie in dertig dagen een verzoek zal doen aan enige god of mens, behalve aan u, o koning, die zal in de kuil der leeuwen geworpen worden” (vers 8).

Hier neemt een mens de plaats van God in. Er mocht geen gebed tot de ware God gericht worden! Ieder verzoek dat gedaan werd, moest aan de koning gedaan worden. Als dit niet het geven van de rechten van God aan een mens was, dan weet ik niet wat het wel was. De koning trapte in de val en tekende het dekreet.

Het gedrag van Daniël
Maar nu moeten wij letten op het gedrag van Daniël. Hij wist wat er in deze wet stond en vernam dat de koning de wet ondertekend had (vers 11). Maar hij diende de levende God. Daardoor werd zijn koers bepaald. Hij was een oud man, maar het geloof in hem was niet verzwakt in de loop van de jaren. Terwijl hij dit alles wist, ging hij naar zijn kamer. Hij deed zijn gebed niet met uiterlijk vertoon, maar hij verborg het ook niet. Met zijn ramen open, zoals gebruikelijk, naar Jeruzalem, knielde hij drie maal per dag neer voor God. Hij bad en dankte zoals hij tevoren had gedaan.

Daniël in de leeuwenkuil
Hierdoor gaf hij zijn vijanden de gelegenheid die ze zochten. Zij herinnerden de koning aan het bevel dat hij had uitgevaardigd en klaagden Daniël aan. ”Daniël”, zeiden ze toen, ”één van de gevankelijk weggevoerden uit Juda heeft, o koning! op u geen acht gesteld, noch op het gebod dat gij getekend hebt, maar hij bidt op drie tijden ’s daags zijn gebed” (vers 14). Toen was koning Darius zeer bedroefd en spande zich tot zonsondergang tevergeefs in, om Daniël te verlossen. Hoewel de koning bedroefd was en Daniël wilde redden, was hij hiertoe niet in staat, omdat een wet van Meden en Perzen niet veranderd kon worden. Hij gaf de profeet aan zijn vijanden over om in de leeuwenkuil geworpen te worden, in de hoop, die hijzelf misschien nauwelijks voor mogelijk achtte, dat zijn God hem zou bevrijden.

Wie een kuil graaft voor een ander ...
Maar God verscheen Zijn dienstknecht. God verloste hem en het vreselijke lot dat bedoeld was voor de profeet, viel op hen die hem bij de koning hadden beschuldigd. ”De heidenen zijn gezonken in de groeve, die zij gemaakt hadden; hun voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden. De Heere is bekend geworden; Hij heeft recht gedaan; de goddeloze is verstrikt in het werk zijner handen” ( Ps. 9:16-17)! Deze Psalm spreekt over de bevrijding van het godvruchtige overblijfsel in de eindtijd. Dan wordt de toorn van God uitgestort over de vijanden en komen zij om in de groeve die zij gemaakt hebben. Het einde zal zijn, net als in deze geschiedenis, dat de volken moeten erkennen dat de levende God de God is van het bevrijde Israël en dat Zijn koninkrijk niet zal worden verwoest.

”Die koning” in Daniël 11
Hier in Daniël 5 en 6 zien wij een voorafschaduwing van de dingen die in de toekomst met Israël en de volken zullen gebeuren. Verderop in het Boek Daniël wordt een persoon geïntroduceerd, genaamd ”die koning” (Dan. 11:36 ). Daar vinden wij deze profetie: ”En die koning zal doen naar zijn welgevallen en hij zal zichzelf verheffen en grootmaken boven alle god, en hij zal tegen de God der goden wonderlijke dingen spreken”. Niet dat Darius persoonlijk deze dingen deed. Ik spreek over wat zijn handeling of zijn dekreet in de ogen van God betekende. De vraag is wat God denkt van de zonde waarin Darius betrokken was, als beeld van de dingen die in de toekomst zullen gebeuren. Verder wordt er van ”die koning” gezegd: ”En op de goden van zijn vaderen zal hij geen acht geven ... maar hij zal zich boven alles groot maken” (vers 37).

Een bewijs uit het Nieuwe Testament
In het Nieuwe Testament wordt hierop ook gezinspeeld. Bijvoorbeeld in 2 Thess. 2:3,4 waar wij lezen: ”Laat niemand u op enigerlei wijze bedriegen, want die (dag) komt niet, als niet eerst de afval gekomen is en de mens van de zonde geopenbaard is, de zoon van het verderf, die zich verzet en zich verheft tegen al wat God heet of een voorwerp van verering is, zodat hij in de tempel van God gaat zitten en zichzelf vertoont dat hij God is”. ”Die dag” is de dag van het oordeel van de Heere over de aarde. ”De afval” betekent, strikt genomen, de afvalligheid van het christendom. Het is duidelijk dat wat Darius deed, feitelijk een zichzelf verhogen was boven al wat God genoemd wordt of een voorwerp van verering is. Want het verbod om tot God te bidden en de eis dat elk verzoek aan God tot Darius gericht moest worden ( zij het slecht voor een bepaalde tijdsduur), is een beeld van de man die in de toekomst deze plaats zal innemen op een letterlijkere, grovere en vermetelere wijze.

Wij hebben een duidelijk Nieuwtestamentisch bewijs dat deze dagen, waarover in Daniël wordt gesproken, nog moeten komen en dat de persoon die door de profetie al is aangewezen, iemand is die zichzelf als God zal voorstellen. Het gaat bij deze toekomstige persoon niet om de paus, als de ”plaatsvervanger van Christus”, met personen die klaar staan om voor hem te buigen en zijn voeten te kussen. Dat alles is ook goddeloos en bijgelovig, maar de paus is niet iemand die pretendeert God Zelf te zijn, die zichzelf in de tempel van God zet en zegt: ”Er mag geen verzoek worden gedaan behalve aan mij”. Wat ook het kwaad van het pausdom en de aanmatiging van de paus mag zijn, er zal nog iets veel ergers komen. En wij moeten er wel aan denken dat dit niet alleen het einde van het pausdom, maar ook van het protestantisme zonder God zal zijn.

De Israëlieten waren dwaas en schuldig, toen zij zich eens verbeeldden dat zij van de Filistijnen konden winnen, alleen omdat zij de ark van het verbond van Jahweh hadden. De ark werd door de vijand buitgemaakt en Israël leed de nederlaag.

IJver is niet genoeg
Evenmin moeten wij ons verbeelden dat de christenheid geen kwaad kan overkomen vanwege onze religieuze ijver. Want hoe meer licht wij bezitten en hoe meer ijver wij betonen, des te ernstiger is het, als wij niet in overeenstemming met de waarheid wandelen, als wij er zelf niet aan voldoen. Als wij ons niet buigen voor het licht van de Schrift, zullen wij zeker vallen in de één of andere misleiding. Als iemand weigert om naar God te luisteren en leeft in ongehoorzaamheid aan Hem, waar zal hij dan eindigen? Er is alleen zekerheid op het pad van afhankelijkheid van God en gehoorzaamheid aan Zijn woord.

Ongehoorzaamheid
Wij doen er ook geen goed aan, het ene gedeelte van de Schrift boven het andere te verkiezen, omdat wij uit dat gedeelte meer troost ontvangen. Er is geen zekerheid, als wij niet de hele Schrift als Woord van God aanvaarden. Het is heerlijk om van de tegenwoordigheid van de Heere genieten, maar het is een gevaarlijke zaak als wij Hem ongehoorzaam zijn. Ongehoorzaamheid is als de zonde van tovenarij. ”Ongezeggelijkheid is afgoderij en dienen van terafim” (1 Sam. 15:23). God ongehoorzaam zijn is in wezen Zijn eer teniet doen.

Israël als voorbeeld
Omdat de christenheid, als geheel gezien, afvallig is geworden, zal zij worden geoordeeld. Hoe meer licht men ontvangen heeft, hoe zekerder het oordeel zal komen als men dat licht afwijst. Het was in Israël een veelbelovende tijd, vol beloften, toen onze Heere op aarde was. Nog nooit was er zoveel religieuze aktiviteit geweest; de Schriftgeleerden en Farizeeën reisden stad en land af om één proseliet te maken. Was er ooit zo’n grote ijver geweest in het lezen van de Schriften? Zij hadden priesters en levieten. Er was geen afgoderij in het land. Zij waren zo streng in het onderhouden van de sabbatdag, dat zij onze Heere Zelf een sabbatsschender noemden. Maar waar liep dit alles op uit? Wat deden ze? Zij kruisigden de Heere der heerlijkheid en verwierpen het getuigenis en de genadige werking van de Heilige Geest, zodat God hen moest straffen. Niet lang daarna stuurde ”de koning zijn legers uit, die de moordenaars vernietigde en hun stad verbrandde”.

Toch lezen wij in het begin van de Handelingen dat duizenden Joden zich bekeerden. Jakobus zegt: ”U ziet, broeder, hoevele tienduizenden er onder de Joden zijn die geloven” (Hand. 21:20). Maar veel bekeringen bewijzen nog niet dat het met de wereld of de christenheid goed gaat.

Een ernstige oproep
De mensen zouden hebben kunnen denken dat geheel Israël en de wereld bekeerd zouden worden. Maar wat gebeurde er in feite? Gód vergaderde in Zijn genade deze duizenden, om de rest van het volk verstrooid te laten, tot het oordeel over Jeruzalem zou komen. In de verwoesting van Jeruzalem in het jaar zeventig zien wij een kleine voorafschaduwing van het oordeel dat straks de wereld zal overvallen. God gebruikt nu Zijn macht om overal in de wereld zielen bijeen te vergaderen, voordat het oordeel komt. Laat dit tot ons spreken, opdat wij ons in alle dingen onderwerpen aan het Woord van God en uitzien naar de komst Christus.

De tijd vlak voor het oordeel
Sommigen denken dat er een algehele bekering zal plaatsvinden. Dat is een misleiding. Babylon en het beest zullen in de laatste dagen de twee grote valstrikken zijn. De één zal een bron van verderf zijn, verbonden met religie en ontheiliging van alle heilige dingen. De ander wordt gekarakteriseerd door de hoogste graad van trots en geweld. Men zal gaan denken dat het christendom een komplete mislukking is geweest en dat er een nieuw wondermiddel is gevonden tegen alle ziekten en ellende van de mens; iets beters dan het evangelie. Zij zullen hun afgoden van goud en zilver en koper prijzen en trots zijn op het feit dat de christenheid, behoudens een uiterlijke vorm, van de aarde is verdwenen. Maar dan zal het oordeel komen.

Babylon
In Openbaring 17 zien wij het grote Babylon uit de eindtijd. Dit stelsel wordt ”de grote hoer” genoemd. Zij is verschrikkelijk verdorven, ondanks een religieuze belijdenis. ”De vrouw was dronken van het bloed van de heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus” (vers 6). Mensen worden als werktuig gebruikt om Babylon ten val te brengen. Zij zit niet langer op het scharlakenrode beest, maar wordt geplunderd, gehaat en verwoest.

De tijd van het beest
Daarna krijgt het beest, niet de christenheid, macht over de profetische aarde. Het beest matigt zich de plaats van God aan. De mens stelt zichzelf op de eerste plaats en daagt trots God uit. De verwoesting van Babylon verbetert de wereld niet. Schaamteloos kwaad komt in de plaats van huichelachtig kwaad. Alle macht en gezag wordt aan het beest gegeven, met het doel de mens te verhogen. Voor de mens is de tijd gekomen om de hoogste plaats in de wereld in te nemen. Als dit doel is bereikt zullen zij ”oorlog voeren tegen het Lam en het Lam zal hen overwinnen” (vers 14). Dit volgt op de verwoesting van Babylon (Zie Openb. 17:16).

De val van Babylon en de macht van Darius
Dit alles beantwoordt precies aan het type van Darius, die aan het bewind komt wanneer Babylon is verwoest en onmiddellijk het koninkrijk overneemt. Daarna volgt dat hij, geleid door zijn hovelingen, de plaats van God Zelf inneemt Aan niemand mag, gedurende dertig dagen, een verzoek worden gedaan, behalve aan hemzelf. Hij eigent zich dus de eer toe die uitsluitend aan de ware God verschuldigd is.

Besluit
Hoofdstuk 6:29 sluit het eerste deel van het Boek Daniël af: ”Deze Daniël nu had voorspoed in het koninkrijk van Darius en in het koninkrijk van Kores, de Perziaan”. In het volgende hoofdstuk worden wij weer verplaatst naar de tijd van de regering van koning Belsazar. Ik hoop dat de kinderen van God hebben ontdekt dat er uit de Schrift meer te leren valt dan bij oppervlakkige lezing naar voren komt. Wat God heeft laten neerschrijven heeft oneindig veel waarde. De Schrift is de voortdurend stromende bron van Waarheid. Hoe meer wij in de Waarheid graven, hoe minder wij bevredigd zijn met wat wij bezitten. Zo voelen wij ons gering in de tegenwoordigheid van de grootheid en de goedheid van onze God, Die zulke nietige mensen als wij zal opnemen in Zijn eigen heerlijkheid. Dat zijn inderdaad de machtige wegen van Zijn genade.

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, januari ’87
Met toestemming overgenomen voor electronische distributie door Bijbelstudie-BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.