Daniël 03

Daniël
Hoofdstuk 3

W. Kelly

Hoofdstuk 3
In de eerste zes hoofdstukken van Daniël vinden wij historische feiten. Maar deze hoofdstukken hebben ook een profetisch karakter, al zien wij dit misschien niet op het eerste gezicht. Wij moeten bedenken dat in de Schrift veel meer verborgen ligt, dan alleen de vermelding van historische gebeurtenissen, hoe belangrijk en leerzaam die op zichzelf ook voor ons zijn: al deze dingen zijn immers beschreven tot voorbeelden en waarschuwing voor ons.

Het Boek Genesis is ook profetisch
Neem bijvoorbeeld het Boek Genesis. Dit boek is duidelijk historisch en bevat prachtige en leerzame verhalen. Toch heeft Genesis ook een profetisch karakter: het geeft ons ook een blik in de verre toekomst. De Geest van God verwijst in het Nieuwe Testament vaak naar Genesis om ons toekomstige feiten duidelijk te maken.

Het voorbeeld van Melchizedek
Dit zien wij bijvoorbeeld in de geschiedenis van Melchizedek in Genesis 14:18-22. In Hebreeën 7 lezen wij, dat hij een type is van de Heere Jezus. Melchizedek, een priester en een koning, ging Abraham tegemoet, toen hij terugkeerde van het verslaan van de koningen. Hij bracht brood en wijn mee voor de overwinnaars, hij zegende Abraham en ontving van alles de tienden. In vers 7 lezen wij, dat Melchizedek op de Zoon van God lijkt. Hij lijkt op Christus, de ware en eeuwige koning-priester. De schrijver van de Hebreeenbrief wil de aandacht van de lezers richten op het hemelse priesterschap van Christus. Om dit duidelijk te maken haalt hij deze Melchizedek aan als voorbeeld. Vanuit de Joodse geschriften toont hij onder andere aan dat het priesterschap van Christus een hoger karakter heeft dan het priesterschap van Aäron. Het eeuwig priesterschap van Christus kent geen voorloper en wordt ook niet doorgegeven aan een opvolger. Zo zien wij dat de Schrift een typologische (dus een profetische) waarde geeft aan een eenvoudig verslag van een historische gebeurtenis.

Een bewijs uit Jesaja
Wij willen ons een ogenblik bezighouden met de profetie van Jesaja. Eerst beschrijft Jesaja profetische gebeurtenissen, dan vermeldt hij opeens welbekende historische feiten, zoals de inval en verwoesting van het land door de Assyriërs, de ziekte en het herstel van Hizkia, het wonder dat in Gods land gebeurde en het bezoek van het gezantschap van de koning van Babel (Jesaja 36-39). Daarna worden er weer profetische gebeurtenissen vermeld. Het is gemakkelijk te bewijzen, dat de feiten die in deze hoofdstukken vermeld worden en die onder andere te maken hebben met Sanherib en Hizkia, ook een profetische strekking hebben. Wij beroven de Schrift van haar waarde, als wij haar verlagen tot een loutere opsomming van feiten. Wij moeten bedenken dat deze feiten in de wijsheid van God met een bepaald doel zo zijn gekozen en weergegeven. God wil ons de wegen van de mens en van satan laten zien, maar ook de gebeurtenissen die in de laatste dagen zullen plaatsvinden. Als dit principe al geldt voor het historische deel van het Woord van God, dan geldt het nog meer voor een profetisch Boek als Daniël.

Wie kan de profetie verstaan?
Het bewijs hiervan zullen wij vinden, als wij de feiten volgen, zoals ze hier gegeven zijn. Geopenbaarde waarheid is als het licht. Er is geen licht van buiten nodig om ons te laten weten wat het betekent; de waarheid openbaart zichzelf. Zo hebben wij geen licht van een kaars nodig om het daglicht te zien. De zon overstraalt zo’n kunstmatig hulpmiddel geheel en al. Ze schijnt voor zichzelf en regeert de dag. Om de waarheid te zien hebben wij alleen ”een uitnemend en goed hart” nodig (Luk. 8:15). Andere Schriftplaatsen spreken van ”een eenvoudig oog” (Matt. 6:22; Luk. 11:34). Als de waarheid wordt gebracht aan iemand die open staat om het als het Woord van God aan te nemen, dan komt het Woord tot zijn doel. Maar als het hart bezig is met zichzelf of met de wereld, dan brengt het Woord geen vrucht voort. In dit verband lezen wij in Joh. 3:3 en 5, dat iemand die niet opnieuw geboren is het koninkrijk van God niet kan zien of kan binnengaan. Maar wie geboren is uit water en Geest is een nieuwe schepping. De Geest werkt in hem en geeft verstand, terwijl de waarheid het voedsel is, dat hij dagelijks nodig heeft.

De tijden van de volken
In Daniël 3 tot 6 vinden wij niet alleen een vermelding van de gebeurtenissen in de dagen van Daniël, maar deze hoofdstukken laten ons ook zien wat er in de toekomst met de grote wereldmachten zal gebeuren. In hoofdstuk 2 zagen wij hoe God, in Zijn souvereiniteit, handelde met een man uit de volkeren, om de dienaar van Zijn gezag te zijn. Dit handelen van God met de mens nam een nieuwe vorm aan, omdat het volk Israël en hun koningen zichzelf als onwaardig hadden bewezen. Ze hebben niet beantwoord aan de bedoeling van God met hen en ze hebben niet voldaan aan hun roeping. Daarom voerde God het systeem van wereldheerschappij in, voor het bestuur van de wereld. Hij stond aan één enkele natie toe om in macht te groeien en tot een verschrikking voor de buurlanden te worden. Aan één heerser werd toegestaan om de macht over de wereld te krijgen, om een heerser over koningen te worden, die aan hem ondergeschikt waren. Dit nieuwe systeem van wereldheerschappij, de ”tijden van de volken” (Luk. 21:24), is begonnen met Nebukadnezar.

Wij leven in een ”tussentijd”
Sommigen hebben bezwaar tegen deze theorie en voeren aan dat in deze tijd zo’n macht niet meer te vinden is. Dat is inderdaad zo. Er bestaat nu niet zo’n imperialistische macht. Die is er sinds de val van Rome niet meer geweest, hoewel er af en toe heersers zijn geweest die er aanspraak op maakten, maar faalden.

Zulke heersers waren er toen het Romeinse Rijk nog bestond; heersers die koningen als knechten hadden. Maar nu leven wij in een ”tussentijd”. Ik geloof dat er grote veranderingen in de wereldheerschappij op komst zijn. Het zal de mensen overrompelen. Maar als de macht weer in handen is gekomen van één persoon, zal dit het middel zijn om de macht van satan te concentreren en om zijn plannen op aarde uit te voeren. Wij staan dicht bij een krisis in de wereldgeschiedenis. Wij naderen het einde van de eeuw en het einde van de tijden van de volken. Maar vóór dat einde, zal satan zich inspannen op een manier waarvan wij nooit getuige zijn geweest: ”En daarom zendt God hun een werking van de dwaling om de leugen te geloven, opdat allen geoordeeld worden die de waarheid niet hebben geloofd, maar een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid” (2 Thess. 2:11,12).

Is bovenstaande liefdeloos?
Veel christenen zullen nu misschien vinden dat ik liefdeloos ben. Maar wij moeten wel bedenken dat het Woord van God wijzer is dan de mensen. Bovenstaande gedachte is niet van mij, noch van iemand anders. Niemand zou uit eigen inzicht tot zo’n toekomstverwachting kunnen komen. Maar God heeft deze dingen duidelijk geopenbaard in Zijn Woord. Ook kan men als bezwaar tegen bovenstaande gedachte aanvoeren, dat God de laatste tijd op wonderlijke wijze werkt in sommige verre landen. Dat is waar, maar dit is niet in tegenspraak met wat is uiteengezet. Deze beide dingen kunnen samengaan. Wij zien dat bepaalde grote veranderingen naderen. Aan de ene kant neemt de macht van het kwaad toe en bereikt de trots van de mens een ongekende hoogte, aan de andere kant werkt de Geest van God krachtig en wint zielen voor Christus. Dit is een tijd van de scheiding van de geesten. Zij die behouden moeten worden, scheiden zich af en worden bewaard voor het komend oordeel over de zonde en de trots van de mens. Daarom geloof ik, dat een krisis van het kwaad nabij is, maar ik geloof ook, dat er in de tijd die aan het oordeel vooraf gaat, een toename van zegen van God te verwachten is.

Het gouden beeld van Nebukadnezar
Wij zagen dat de wereldmacht gelegd is in de handen van de volken. Hoe hebben de heersers hun macht gebruikt? Het eerste wat wij lezen is, dat zij die macht gebruikten om afgoderij in te voeren. Of beter gezegd, hun macht werd gebruikt om aan de afgoderij een glans te geven als nooit tevoren.

Er is een duidelijke verbinding tussen het gouden afgodsbeeld dat Nebukadnezar liet maken in de vlakte Dura en het beeld dat hij in zijn droom had gezien. Toch was het beeld dat hij liet maken geen exacte kopie van het beeld uit zijn droom. Het beeld van zijn droom had alleen een hoofd van goud, maar het beeld in de vlakte Dura was helemaal van goud. Alle volken, natiën en tongen moesten neervallen en het beeld aanbidden. Het gezag dat God aan hem had gegeven, gebruikte hij voor dit afschuwelijke werk.

Eenheid van godsdienst
Nebukadnezar was naar het vlees een wijs mens, maar hij was ook heel koppig. Hij had een plaats die niemand tevoren had bekleed. Hij was souverein heerser over een uitgestrekt koninkrijk en was de absolute meester van veel koninkrijken, met verschillende talen en allerlei tegengestelde gewoonten en beleid. Wat moest er met deze onderworpen volken gedaan worden? Hoe moesten al deze verschillende volken worden bedwongen en bestuurd door één enkel hoofd? Hoe moest hij voorkomen dat volken en mensen tegenover elkaar kwamen te staan? Wat kon hen nauw samenbinden? Er moest geen verschil van godsdienst zijn! Eenheid van godsdienst was noodzakelijk om de vrede in het rijk te garanderen. Een gemeenschappelijke godsdienstige invloed was nodig om de harten van zijn onderdanen samen te smelten. Volgens hem was dit politieke noodzaak. Verenig al deze mensen, door hen een gemeenschappelijk voorwerp van aanbidding te geven, verenig alle harten, door ze te laten neerbuigen voor hetzelfde beeld en je vormt een hecht geheel van al deze verschillende volken.

Aanbidt het beeld
Daarom liet de koning een prachtig gouden beeld oprichten in de vlakte Dura, dicht bij de hoofdstad van het rijk. Daar moesten alle mensen samenkomen voor de inwijding; de stadhouders, de oversten, de landvoogden, de stadsraden, de schatbewaarders, de rechters, de bewindvoerders, ja alle bestuurders van de gewesten (vers 2).

Hij omringde hen ook met alles wat aantrekkelijk is voor de menselijke natuur en wat werkt op het gevoel: ”Ten tijde als gij horen zult het geluid van de hoorn, de fluit, de citer, de vedel, de psalters, het akkoordgezang en allerei soorten van muziek” (vers 5). Dit was het signaal voor de vertegenwoordigers van dat grote rijk om neer te vallen en het gouden beeld te aanbidden, dat Nebukadnezar had opgericht.

Een afgod
De mens kan alleen maar een afgod maken, hij kan van de ware God niets ontdekken. Als hij de hulde van de wereld wil ontvangen, moet hij, om dat doel te bereiken, iets van deze schepping gebruiken, iets dat aangepast is aan de natuur van de mens.En als de ware God wordt buitengesloten, dan is satan er om iets anders te geven.

Zo gebeurde het ook hier. Het gezag van het rijk werd aangewend en aan allen werd bevolen om het gouden beeld te aanbidden, op straffe van de dood: ”En wie niet neervalt en aanbidt, die zal op datzelfde uur in het midden van de oven van het brandende vuur geworpen worden. Daarom, op die tijd, toen al die volken hoorden het geluid van de hoorn, de fluit, de citer, de vedel, de psalters en allerlei soorten van muziek, alle volken, natiën en tongen neervallende, aanbaden het gouden beeld, dat de koning Nebukadnezar had opgericht” (vers 6,7).

Sadrach, Mesach en Abednego
Er waren enkelen die zich niet ter aarde wierpen, die niet meededen aan deze afgoderij. Helaas waren het maar enkelen! Misschien waren er nog meer die ook niet meededen, maar die bleven verborgen. Eén wordt hier zelfs niet genoemd, Daniël zelf. Hoe het ook zij, zijn drie metgezellen worden wel bij name genoemd. Zij bogen niet voor het beeld en dit maakte hen bij de anderen gehaat. Door hun hoge positie in het gewest Babel stonden zij bloot aan kritiek en werd op hen de aandacht gevestigd om de koning te mishagen: ”Daarom naderden juist op die tijd chaldeeuwse mannen, die de Joden openlijk beschuldigden” (vers 8). Deze mannen herinnerden de koning aan het decreet dat hij gemaakt had en voegden eraan toe: ”Er zijn joodse mannen, die gij over de bediening van het landschap van Babel gesteld hebt, Sadrach, Mesach en Abednego; deze mannen hebben, o koning! op u geen acht gegeven; uw goden eren zij niet en zij aanbidden het gouden beeld niet, dat gij opgericht hebt. Toen zeide Nebukadnezar in toorn en grimmigheid, dat men Sadrach, Mesach en Abednego voorbrengen zou” (vers 12,13).

De houding van de drie joodse mannen is heel belangrijk. De koning gebruikte zijn macht om een godsdienst in te stellen die verbonden is met de politiek van het koninkrijk, een godsdienst dus voor aardse doeleinden. Waar dit het geval is, is de godsdienst niet langer een zaak tussen God en het geweten van de mens; daar is het niet langer een kwestie van het hebben van een juiste overtuiging betreffende God en Zijn waarheid. De aanbidding, door de heidense koning bedacht, wordt aan de onderdanen opgelegd onder bedreiging met de doodstraf.

Het liberalisme
In onze tijd heeft de geest van het liberalisme grote invloed gekregen op het denken van de mens. Dit stelsel heeft geen enkele eerbied voor God en Zijn Woord. Haar grote geestelijke uitrusting bestaat uit de rechten van de mens: iedereen moet de vrijheid hebben om te denken, te handelen en te aanbidden, zoals het hemzelf belieft. In dit stelsel is geen plaats voor de rechten of voor de genade van God. Er is ook geen plaats voor de christenen, die volgens hun geweten God dienen en Hem aanbidden.

God heeft een recht op Zijn eigen volk
Het is duidelijk dat God een recht heeft op Zijn eigen volk. Hij heeft Zijn geopenbaarde wil aan hen bekend gemaakt. Hij zoekt, als Vader, kinderen die Hem aanbidden in geest en waarheid. Alleen mensen die in hun hart en geweten zijn vernieuwd, scheppen behagen in Zijn wil om die te volbrengen en zij proberen in alles Hem te eren en te verhogen. Voor de gelovige is de wil van God belangrijker dan de wil van de heidense koning.

Het liberalisme heeft een afkeer van een exclusief recht over het geweten. Toch heeft het liberalisme tot een soort rust in de wereld geleid. Overal waar door de monarch een godsdienst wordt ingevoerd om zijn rijk te besturen, kan hij geen tegenspraak of compromis toestaan. Anders zou het beoogde doel niet worden bereikt. Maar het is strijden tegen God. Misbruik maken van het gezag om de onderdanen te dwingen een godsdienst aan te nemen, is in feite een verloochening van de direkte zeggenschap van God over het geweten van de mens.

Misbruik van het door God gegeven gezag
Nebukadnezar gebruikte het gezag dat God hem had gegeven, om zijn eigen religie te stichten en al zijn onderdanen te verplichten hieraan te gehoorzamen. Hij gebruikte het door God gegeven gezag om de enige ware God te loochenen en om universele gehoorzaamheid aan zijn eigen afgod af te dwingen. Wie zich niet ter aarde wierp zou ogenblikkelijk in de brandende vuuroven geworpen worden. Elke ongehoorzaamheid moest worden gestraft. Dat is het grote kenmerk van het eerste volkerenrijk.

Trouw moet blijken
Maar het kwaad van de mens en de macht van satan dienen alleen om de getrouwen tevoorschijn te laten komen Sadrach, Mesach en Abednego werden voor de koning gebracht. Volgens het bevel moesten zij in de vuuroven geworpen worden. Toch gaf de koning hen nog gelegenheid van gedachten te veranderen: ”Is het met opzet, Sadrach, Mesach en Abednego, dat gij mijn goden niet eert, en het gouden beeld, dat ik opgericht heb, niet aanbidt? Nu dan, zo gij gereed zijt, dat gij ten tijde, als gij horen zult het geluid van de hoorn, de fluit, de citer, de vedel, de psalters, en het akkoordgezang, en allerlei soort van muziek, neervalt, en aanbidt het beeld, dat ik gemaakt heb, zo is het wel; maar zo gij het niet aanbidt, ter zelfder ure zult gij geworpen worden in het midden van de oven van het brandende vuur; en wie is de God, die u uit mijn handen verlossen zou” (vers 14, 15)?

Een hardleerse koning
De laatste handeling van de koning, voordat hij dit beeld liet oprichten, was dat hij op zijn aangezicht viel voor Daniël en hem alle eer bracht. Hij had zelfs gezegd: ”Het is de waarheid, dat uw God een God der goden is, en een Heere der koningen, en Die de verborgenheden openbaart, opdat gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren” (Dan. 2:47). De indruk die dit alles, wat wij in hoofdstuk 2 gezien hebben, op de koning gemaakt had, was van voorbijgaande aard. Nu staat zijn eer op het spel; hij merkt dat zijn macht wordt betwist en zijn beeld wordt veracht, ondanks de brandende oven. Toen God hem verborgenheden openbaarde, erkende hij God als een God der goden en een Heere der koningen. Maar dit was maar tijdelijk. Nu zijn er mensen die zijn macht (die hij van God gekregen heeft) trotseren. In zijn woede bespot hij God Zelf :”Wie is de God, die u uit mijn handen verlossen zou”? Door deze woorden wordt het nu een kwestie tussen degene die God had aangesteld (Nebukadnezar) en God Zelf.

Het handelen van God in deze tijd
Hier zien wij een belangrijk principe. In deze tijd is het niet Gods wijze van doen, om macht met macht te beantwoorden. Het is niet Zijn wijze van doen, om met de volken te handelen door hen te vernietigen. Zelfs niet als de volken misbruik maken van de macht die God hun gegeven heeft. Dit belangrijke pricipe van het handelen van God geldt ook voor onze tijd.

Onze houding tegenover de overheid
Wij weten dat het gedrag van deze koning zo boos was, dat God hem later alle heerlijkheid moest afnemen en zelfs zijn menselijk verstand, voor een bepaalde tijd. Letten wij nu op de houding van de drie mannen tegenover de koning. Zij zeggen niet tegen de koning, dat hij een verkeerde koning is, omdat hij afgoderij instelt en aanbidding afdwingt.

Hoe moet ik mij gedragen?
Voor een christen is het niet de vraag, hoe de koning moet regeren, maar hoe hij zichzelf heeft te gedragen. Het is niet zijn taak zich met anderen te bemoeien. Hij wordt geroepen om in gehoorzaamheid en met volharding te wandelen, terwijl hij op God vertrouwt. Hij kan God gehoorzamen door ook gehoorzaam te zijn aan de wetten van het land waarin hij leeft. Dit kan in elk land. Zelfs al zou hij wonen in een land, dat bestuurd werd door de Paus, dan nog geloof ik, dat hij God kan gehoorzamen, zonder de wetten van dat land te overtreden. Misschien is het dan wel eens nodig om je soms niet te laten zien. Als er bijvoorbeeld een processie voorbij zou gaan en men zou een teken van respekt ten aanzien van de hostie eisen, dan moet men hun gevoelens niet beledigen, terwijl men aan de andere kant niet kan instemmen met hun verkeerde aanbidding.

Een bewijs uit de Romeinenbrief
Het is belangrijk om eraan te denken, dat de overheid door God is ingesteld en door Hem wordt erkend. Daarom moet de christen gehoorzaam zijn aan de overheid, waar hij zich ook mag bevinden. In de Brief aan de Romeinen schrijft Paulus over dit belangrijke onderwerp. Het is de Brief die meer dan enige andere Brief de fundamenten, de kenmerken en de gevolgen van het christendom tot uitdrukking brengt, voor wat de individuele christen betreft.

Korte samenvatting van de Brief aan de Romeinen
In deze Brief wordt eerst de toestand van de mens beschreven, daarna de verlossing die in Christus Jezus is. De eerste drie hoofdstukken zijn gewijd aan het verval van de mens. De volgende vijf zijn gewijd aan de verlossing die God heeft bewerkt, als antwoord op de toestand van de mens. In de hoofdstukken 9, 10 en 11 schrijft Paulus over het handelen van God met Israël en de volken. Daarna begint het praktische gedeelte van de Brief. In hoofdstuk 12 vinden wij de houding van de christenen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van hun vijanden. In hoofdstuk 13 lezen wij over de houding van de christen tegenover de bestaande overheden.

De overheid
De uitdrukking ”de overheden” omvat iedere vorm van bestuur waaronder christenen geplaatst kunnen zijn. Dit geldt voor een democratie, maar ook voor een totalitaire regeringsvorm. Het is de taak van de christen om achting te betonen tegenover allen die met gezag bekleed zijn, eer te bewijzen aan wie eer verschuldigd is, niemand iets schuldig te zijn dan elkaar lief te hebben. Dit was bijzonder moeilijk in de tijd toen Paulus deze Brief schreef; de toen regerende heerser was een van de slechtste en wreedste mensen die ooit op de troon van de Caesars zat. De christen is geroepen om te gehoorzamen. Niet altijd en onder alle omstandigheden aan Nebukadnezar of Nero, maar wel altijd en onder alle omstandigheden aan God.

Aan God meer gehoorzaam zijn dan aan mensen
Ik moet de overheden gehoorzamen in alles wat verenigbaar is met het gehoorzamen aan God, hoe moeilijk dat ook mag zijn. Het licht van deze drie getrouwe joodse mannen, die voor Nebukadnezar stonden, was veel geringer, dan het licht dat de christen nu behoort te hebben. Zij hadden alleen de openbaring van God die Hij tot die tijd aan Israël gegeven had. Maar het geloof weet altijd wat de wil van God is, of er nu weinig of veel licht is. Het zoekt en vindt de leiding van God.

De heerser had een bevel uitgevaardigd dat in strijd was met de grondslag van de waarheid van de ene ware God. Israël was speciaal geroepen om de leer te handhaven, dat Jahweh deze ene ware God is en niet de afgoden. Hier was een koning die hen bevolen had om neer te vallen en een beeld te aanbidden. Zij wilden niet zondigen. Zij moesten God meer gehoorzaam zijn dan de mens. God moet worden gehoorzaamd, wat de gevolgen ook mogen zijn.

Uit twee kwaden kiezen
Een christen mag uit twee kwaden nooit het minst kwade kiezen. Het beginsel voor een christen is, nooit kwaad te doen. Hij kan falen, dat ontken ik niet. Maar ik begrijp het niet, als een christen zich rustig neerlegt bij het kwade, dat hij meent te moeten accepteren. Dat is een heidense gedachte. Een afgodendienaar, die niet het geopenbaarde licht van God bezit, kan niet beter weten. Toch zijn er mensen die zich christen noemen en die de tegenwoordige toestand van de Gemeente gebruiken als een excuus om in bepaald kwaad te volharden, terwijl ze zeggen : ”Van twee kwaden moeten wij het minst kwade kiezen”.

De weg van God
Maar ik geloof dat er voor de christen, hoe moeilijk de weg ook mag zijn, altijd maar één weg is om te bewandelen, de weg van God. Waarom ondervind ik dan praktische moeilijkheden? Omdat ik mijzelf wil sparen. Als ik zelfs een gering kwaad vergoeilijk, dan ligt de brede weg van gemak en eer open. Ik verloochen zo God en kom onder de macht van satan. Dit was juist de raad die Petrus aan de Heere gaf, toen Hij erover sprak, dat Hij ter dood gebracht zou worden: ”God zij U genadig, Heere, dat zal U geenszins gebeuren” (Matth. 16:22). Maar de Heere moest tegen Petrus zeggen: ”Ga weg, achter Mij, satan”.

Gevaren
Elke christen loopt het gevaar om, net als Petrus, onder de macht van satan te komen. Door een beetje kwaad te doen, door het met het geweten op een accoordje je gooien of door de beproeving te vermijden, die het gehoorzamen aan God altijd meebrengt. Door zo te handelen zal hij geen vijandschap van de wereld ondervinden en misschien wel door haar geprezen worden.

Weest in geen ding bezorgd
Maar als het oog eenvoudig is, dan zal God altijd Zijn rechten ontvangen. Dan erkent de ziel, dat Hij de eerste plaats moet hebben. Dan zal ik God altijd meer gehoorzamen dan de mens. Als wij daaraan vasthouden, is ons pad volkomen duidelijk. Er kan een groot gevaar dreigen, misschien staat de dood ons te wachten, zoals bij Sadrach, Mesach en Abednego, toch kunnen wij volkomen rustig zijn en hoeven wij in geen ding bezorgd te zijn.

De eer van God stond op het spel
De koning was nog woedender geworden, toen de drie mannen tegen hem zeiden: ”Wij hebben niet van node u op deze zaken te antwoorden” (vers 16). Niet nodig hem te antwoorden! En dat terwijl hun leven gevaar liep! Het was een kwestie die God betrof. Hun zorg was de keizer te geven wat van de keizer was en God wat van God was. Zij handelden in de geest van dit woord van Christus, voordat het gegeven werd. Zij hadden plichtsgetrouw gewandeld op de plaats die de koning hun had toegewezen. Maar nu stond de eer van God op het spel en vertrouwden zij op Hem.

God dienen
De vrienden zeiden tegen de koning: ”Zal het zo zijn, onze God, die wij eren, is machtig ons te verlossen uit de oven van het brandende vuur, en Hij zal ons uit uw hand, o koning! verlossen” (vers 17). Dit is een mooi antwoord! De koning die er niet aan dacht, iemand anders te dienen dan zichzelf en die alleen zichzelf zag om gediend te worden, stond voor hen en zij zeiden tegen hem: ”Onze God, die wij dienen”. Tot nu toe hadden zij God en de koning trouw gediend. Zij bleven God dienen, ook toen zij het gebod van de koning niet gehoorzaamden.

Vertrouwen en geloof
Zij vertrouwden op God: ”Hij zal ons uit uw hand, o koning! verlossen”. Dit is niet alleen vertrouwen, het is ook geloof: ”Hij zal ons verlossen”. Wij zien dat het nog verder gaat: ”Maar zo niet, u zij bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden beeld dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden” (vers 18). Zelfs als God Zijn macht om ons te bevrijden, niet gebruikt, dienen wij Hem. Wij zullen de goden van de wereld niet dienen!

De zwakheid van de koning
Wat een tegenstelling zien wij tussen deze drie mannen ener­ zijds en de koning anderzijds. Op dat ogenblik was alle aandacht van het Babylonische Rijk op de drie vrienden gericht. Vergeten was het gouden beeld. De koning zelf stond machteloos tegenover zijn gevangenen uit Israël. Zij waren kalm en on bevreesd, terwijl de koning zijn zwakheid toonde. Hij gaf toe aan zijn toorn, de woede stond op zijn gezicht te lezen en hij uitte bedreigingen die hun doel totaal misten. De oven werd zevenmaal heter gestookt dan gewoonlijk. De mannen die hen, in opdracht van de koning, in de oven moesten werpen, werden zelf door de vlammen verteerd.

De koning schrok
Toen de drie mannen gebonden in de brandende vuuroven geworpen waren, schrok de koning geweldig. Hij ontzette zich. Vlak voor zijn ogen gebeurde een groot wonder. Nu was het geen visioen. Nu openbaarde God Zijn macht. Midden in de brandende oven was iets te zien dat de koning ontzette. De koning stond haastig op en zei tegen zijn raadsheren: ”Hebben wij niet drie mannen in het midden van het vuur, gebonden zijnde, geworpen? Zij antwoordden en zeiden tot de koning: Het is gewis, o koning! Hij antwoordde en zeide: Ziet, ik zie vier mannen, los wandelende in het midden van het vuur en er is geen verderf aan hen” (vers 24, 25). Wat baatte het de koning, de machtigste heerser van de wereld te zijn, omgeven met alle macht en grootheid van zijn rijk? Daar liepen de mannen die gebonden in de vuuroven geworpen waren. Het vuur dat de koning bestemd had, om hen te vernietigen, had alleen maar hun banden verbrand.

Een zoon der goden
Maar dat was nog niet alles. Nebukadnezar zag nog iemand in het vuur wandelen, waarvan hij zei: ”En de gedaante van de vierde is gelijk aan die van een zoon der goden” (vers 25). God kon een Bileam of een Kajafas gebruiken om een waarheid uit te spreken, waarvan ze de reikwijdte zelf niet begrepen. Zij spra ken hun woorden niet in gemeenschap met Hem. Zo is ook de uitdrukking die de koning gebruikte: ”Zoon der goden”, zeer gepast. Wij mogen niet veronderstellen dat hij inzicht had in de betekenis van dit woord. Toch was het treffend juist. Ik denk dat de Geest van God de koning tot deze uitspraak bracht.

Als dan de Zoon u zal vrijmaken...
In het Nieuwe Testament zien wij dat onze Heere Zelf verwijst naar de twee namen die in Daniël voorkomen: Zoon des mensen en Zoon van God. Zoon des mensen is de naam van Christus in Zijn rechterlijke heerlijkheid. Hij is Zoon des mensen omdat de Vader Hem macht gegeven heeft om oordeel uit te oefenen (Joh. 5:22,27). Als Zoon van God geeft Hij leven, ja, Hij maakt levend temidden van de dood. De Zoon van God bevrijdt hen die gebonden zijn. ”Als dan de Zoon u zal vrijmaken, zult u werkelijk vrij zijn” (Joh. 8:36). Dit vers is een leerstellige verklaring van wat wij hier in Daniël lezen. De Zoon is er en Hij maakt de gevangenen vrij. Mensen hadden hen gebonden en de koning had geprobeerd om zijn wraak uit te oefenen tegen ieder die de ware God erkende. Tegenover alle tegenstanders hadden deze drie mannen hun leven gewaagd. De Zoon was voor hen tussenbeide gekomen, door hen te bevrijden. De trotse koning verbond hun namen met de Allerhoogste God, die Zich niet schaamt hun God genoemd te worden.

Getrouw tot de dood
De heerschappij van de volken is nog steeds niet voorbij. Aan het einde van deze periode gebeurt er weer iets dergelijks. Het Boek de Openbaring toont ons, dat de laatste grote koning uit de volken al het gezag van zijn regering zal gebruiken om de ”godsdienst” van de toekomst aan alle mensen op te leggen. Dan zal God Zijn kracht op wonderlijke wijze gebruiken om Zijn getuigen voor het hun toegewezen werk te beschermen. Sommigen zullen tot de dood lijden. Anderen worden door genade bewaard, temidden van de afgoderij in die dagen.

Een dag van benauwdheid voor Jakob
Als dit alles plaatsvindt, zal de Gemeente niet meer op de aarde zijn. Daarom wordenin de laatste, grote verdrukking, de Joden nadrukkelijk genoemd. De mensen zullen uiteindelijk gedwongen worden om de ware God te erkennen, maar van tevoren zal er een hevige vervolging plaatsvinden. Er zal dan zoiets zijn als het ”verheerlijken van God in het vuur”, een uitdrukking die gebruikt wordt met betrekking tot het overblijfsel van Israël in de laatste dagen.

De plaats van de Gemeente in deze wereld
Wat de Gemeente betreft, wij kunnen in de wereld verdrukking verwachten. Het Nieuwe Testament laat ons dit duidelijk zien. De Heilige Geest ziet de christenen in beginsel als gescheiden van de wereld. Zij zijn de voorwerpen van vijandschap, vervolging, verwerping en verachting. Christenen moeten voor de wereld verantwoording afleggen van het feit dat ze de wereld hebben opgegeven. Nu is het nog de tijd van de macht van de volken. De plaats van de christen is een plaats van onderworpenheid. Veel wat de overheid verlangt, kan de christen doen. Als het gezag van de wereld botst met het gezag van God, moeten wij God meer gehoorzamen dan de mensen, ongeacht wat de gevolgen zijn. Gehoorzaamheid is het enige wat God van ons vraagt.

Het einde van de eeuw
Het verval van het rijk van de volken komt in de volgende hoofd­ stukken steeds duidelijker naar voren. Afgoderij, een wereld­ godsdienst, bestemd voor iedereen, zijn de eerste grote kenmer­ ken van het eerste rijk. Zoals de mensen in het eerste rijk tot afgoderij werden gedwongen, zo zal het aan het einde van de eeuw zijn. Het Boek de Openbaring toont ons de laatste fase van het laatste rijk van de volken. Waar het mee begon, daarmee zal het ook eindigen. Dezelfde dwang die hier gebruikt werd om alle onderdanen te laten buigen en het opgerichte beeld te aanbidden, zal aan het einde weer uitgeoefend worden.

Een les voor ons
Bij de bespreking van de volgende hoofdstukken hopen wij iets meer op details in te gaan. Wat wij nu gezien hebben bevat ook een les voor ons. Als God straks een trouw overblijfsel onder de Joden zal hebben, dan mogen wij, christenen, nu niet ongehoorzaam zijn aan onze hemelse positie! Wij hebben een hogere verwachting dan Daniël en zijn vrienden. Zij hadden niet het voorrecht om de Heere Jezus te zien, Die vanwege het lijden van de dood met heerlijkheid en eer is gekroond (Hebr. 2:9). Daniël kon getuigen van de verwerping van de Messias en van Zijn universele en eeuwige heerschappij. Wij, die in een tussentijd leven, zien nu andere en hogere heerlijkheden in Hem. Wij kennen Hemzelf, in Wie deze zegeningen worden bewaard. Wij weten dat Hij de waarachtige God is en het eeuwige leven en dat wij gezegend zijn met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Hem. Wij zijn uit deze wereld geroepen om Hem te volgen, om spoedig deelgenoten van Zijn hemelse heerlijkheid te zijn. Voor ons is het ”nog een zeer korte tijd en Hij die komt, zal komen en niet uitblijven” (Hebr. 10:37).

Met Christus
Laten wij dan gescheiden blijven van deze tegenwoordige boze wereld. De Heere geve, dat wij geen moeite zullen hebben om te weten wat de wereld is en waar wij behoren te staan. Laten wij dagelijks ons kruis opnemen en Hem volgen, terwijl wij uitzien naar de heerlijkheid van de Heere Jezus Christus, ”die het lichaam van onze vernedering zal veranderen tot gelijkvormigheid aan het lichaam van Zijn heerlijkheid, naar de werking van de macht die Hij heeft om ook alles aan Zich te onderwerpen”.

Al onze zegeningen zijn gebaseerd op het kruis en al onze hoop is gevestigd op Zijn heerlijkheid en op Zijn wederkomst voor ons. De Zoon van God wil in alles met ons zijn, hoe de gevaren en beproevingen ook mogen zijn. Mogen wij beter verstaan wat het zeggen wil, met Christus te wandelen. De Heere geve dat wij zó leven, in een steeds toenemende kennis van de Gezegende, met Wie wij te doen hebben en aan Wie wij toebehoren.

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, januari ’87
Met toestemming overgenomen voor electronische distributie door Bijbelstudie-BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.