Studies in de Psalmen 61-72 (2)

Studies in de Psalmen
Hoofdstuk 61-72

deel 2

Persoonlijke toepassing
God heeft gezegend, zegent nu, en zal ons zegenen. Zij die God kennen, moeten Hem bekend maken aan anderen (vers 3). Gods weg is de weg van heil (vers 3). Christus is de weg (Joh.14:6). Paulus noemt het christendom deze weg (Hand.9:2; 22:4).

De zonneschijn van Gods gunst doet het menselijk hart uitbreken in gezang, zoals de vogels op een zonnige morgen in de lente. De lof moet spontaan zijn; ze kan aangekweekt worden (door het zien van Gods werken en de overdenking van zijn Woord); en moet met de stem gebeuren. Als de verloste niet kan jubelen van vreugde, wie kan het dan? Lofprijzing is het gezonde gezang van gelukkige gelovigen. Blijdschap kan niet verkregen worden door inspanning, ze is echt, geen namaak. Als de Rechtvaardige heerst zal er ware blijdschap zijn (vers 5). De heerserstaf zal in de hand van de Herder zijn (vers 5). Schep moed voor de toekomst uit de ervaringen van het verleden (vers 7). Uw koninkrijk kome (vers 7,8; vergelijk Matt.6:10).

Aantekeningen
Vers 2 Vergelijk Num.6:24-27; Echo’s van de priesterlijke zegen worden herhaaldelijk in de Psalmen gevonden, zie Ps.4:7b; 29:11; 31:17; 80:4,8,20. Aan (bij) wijst op Gods gunst, die op zijn volk blijft.

Vers 3 Kennis van Gods weg duidt op een diepere kennis dan alleen die van zijn werk (vergelijk Ps.103:7).

Vers 5 Natiën: rassen of geslachten. Richten: of regeren. Leiden: of besturen.

Vers 7 De aarde: of het land; vergelijk Lev.26:4.

Psalm 68
De tocht van de machtige heerser

A. De roep van het volk tot God (vers 2-4). Israël. God zal opstaan.

1. De vijanden verstrooid (vers 2,3).

2. De rechtvaardigen verblijd (vers 4).

B. Het volk opgeroepen tot lofprijzing (vers 5). Zingt Gode. Die in de vlakke velden rijdt wordt toegejuicht.

C. Vermelding van vroegere overwinningen (vers 6-15).

1. Het goddelijk dienstbetoon (vers 6,7). Barmhartigheid en kracht.

2. De goddelijke tocht (vers 8-11). toen Gij ... uittoogt. Uittocht uit Egypte en intocht in Kanaän. Sela.

3. De goddelijke opdracht (vers 12-15). Het bevel van Jahweh. De geschiedenis. Verovering van Kanaän. Beschrijving en belofte.

D. Vermelding van overwinning (vers 16-19). De Heiland gezeten in het heiligdom, de woning van Jahweh-God. De ark.

1. De berg Gods (vers 16,17).

2. De boden van God (vers 18,19).

E. Vermelding van toekomstige overwinningen (vers 20-32).

1. Het goddelijk dienstbetoon (vers 20-24). Barmhartigheid en kracht.

2. De goddelijke tocht (vers 25-28). De feeststoet van God. Aankomst te Sion en intocht in het heiligdom.

3. De goddelijke kracht (vers 29-32). Bevel van God. Profetie. Verovering van de wereld. Gebed en prediking.

F. De volken opgeroepen tot lofprijzing (vers 33-35). Zingt Gode. Die daar rijdt in de hemel der hemelen. Sela.

G. De roep van de volken tot God (vers 36). Geloofd zij God. Het antwoord van de volken.

Opschrift: van David. Een Psalm. Een lied.

Onderschrift: voor de koorleider. Op de wijze van: de leliën.

Oorspronkelijke achtergrond
Een optocht-Psalm; door David gemaakt, ongetwijfeld ter gelegenheid van het overbrengen van de ark naar Sion (2Sam.6:1; 1 Kronieken 15). Vergelijk en zie de aantekeningen bij Psalm 24. Daar onze Psalm ook de bevrijding uit Egypte beschrijft, schijnt ze bestemd te zijn voor officieel gebruik (zie het onderschrift) bij het voorjaarsfeest van het Pascha. Dit wijdingslied is genoemd één van de meesterwerken van de lyrische poëzie van de wereld. Als Israëls (van God ingegeven) nationale marslied neemt het een unieke plaats in onder de volksliederen van de wereld.

Profetische verwachting
Deze Psalm bezingt Gods definitieve overwinning en algemene heerschappij, die ten toon gespreid wordt in de persoon en de regering van de Messias. De aanhaling van vers 18 door Paulus (Ef.4:8) bevestigt de verklaring van de Psalm als beeld van de overwinning van Christus in de opstanding, hemelvaart en persoonlijke wederkomst, om over de gehele aarde te heersen. Het in het hemelse heiligdom zijn van Christus is de volle waarborg van de zegen die komen zal voor de gemeente, Israël en de heidense volken. De verzen 22-24 hebben betrekking op de vernietiging van het beest en zijn legers (Openbaring 19). Het herstelde Israël wordt hier gezien onder de inzettingen van het nieuwe verbond. Er is een nieuw begin, met een overwinningstocht en hun goddelijke Leider aan het hoofd; vervolgens nemen zij hun erfenis in bezit in Christus en wonen veilig in het land, beschut onder de vleugels van verlossende liefde (vers 14). Vele andere profetische bijzonderheden kan men vinden bij nauwkeurige bestudering van deze buitengewoon leerzame Psalm.

Persoonlijke toepassing
De opstandigen ontvluchten de tegenwoordigheid van God (vers 3), maar de rechtvaardige verblijft er graag (vers 4). El (de Machtige) verstrooit zijn vijanden (vers 2), of het nu koningen (vers 15) of volken zijn (vers 31). In de volheid van zijn kracht rijdt God op plaatsen, waar alle menselijke hulp faalt (vers 5). Hij bevrijdt niet alleen, maar verrijkt ook die mensen die eens in slavernij verkeerden (vers 7). De aanwezigheid van God betekent kracht om de gelovigen te verlossen en de vijanden te verdelgen (vers 9). Hij verschaft zijn volk overvloedig water, zelfs in de dorre wildernis (vers 10). Israëls geschiedenis is een illustratie van Gods zorg voor de arme en zijn hulp aan de ellendige (vers 11). Als de Heere het woord geeft, moeten de zijnen het doorgeven (vers 12). Hij geeft uitdrukking aan zijn liefde voor zijn volk, door bij hen te wonen (vers 17). In het Duizendjarige Rijk toont Hij Zich bereikbaar voor de mensen. Hij heeft de nederige heuvel van Sion, niet de hoge toppen van Basan, uitverkoren (vers 17). Rondom Sion zal overvloedige heerlijkheid zijn, maar niet het brandende vuur van Sinaï (vers 18; Hebr.12:18). De vreugde van de kroon volgt op de lijdensweg van het kruis (vers 19). Ook nu heeft de verheerlijkte Christus kostbare gaven voor de mensen (vergelijk vers 19 met Ef.4:8). God Zelf bepaalt wat wij te dragen hebben, hetzij voor- of tegenspoed, maar het is altijd een zegen (vers 20). Onze God is de Drager van lasten (vers 20), zie Ps.55:23; 1 Petr.5:7; Fil.4:6,7). Hij helpt niet enkel dragen, maar draagt ons zelf ook mee. Onze God is de God van uitreddingen (vers 21). Verlossing van het uitverkoren volk houdt noodzakelijkerwijs vernietiging van hun vijanden in (vers 21,22). In de lofprijzing van God heeft de menselijke stem de voorrang boven alle instrumenten (vers 26). De geest van lof is de geest van kracht. Lof bewerkt lof (vers 26). Maak God groot, zowel in het openbaar als in het verborgen (vers 27). De volken, die behagen scheppen in oorlog, zullen verstrooid worden (vers 31). De stem van de Heere is de stem van kracht (vers 31; vergelijk Joh.5:25-28). De verlosten zullen delen is de overwinning van de Verlosser (vers 34). Ga na in vers 34-36: a. de Bron van kracht; b. de Stem van kracht; c. de plaats van kracht; d. de gaven van kracht. Kunt u instemmen met de slotwoorden van onze Psalm (vers 36c)? God neemt de eenzamen en verdrukten onder zijn hoede (vers 6).

Aantekeningen
Vers 2 Gegrond op Num.10:35; van toepassing bij het optrekken van de ark uit het huis van Obed-Edom.

Vers 3,4 De werkwoorden moeten wellicht in de onvoltooid toekomende tijd staan. De ark is het beeld van Gods tegenwoordigheid.

Vers 5 Jah; vergelijk vers 19 en Ex.15:3.

Vers 7 Wonen: beter: hebben hun woning gemaakt in een dor land.

Vers 8,9 Vergelijk Richt.5:4,5.

Vers 12 Gaf te spreken: het bevel dat tot de overwinning voerde. Boodschappers: 1Sam.18:7, door zang en niet door prediking.

Vers 13-15 Verdere heenwijzingen naar het lied van Debora.

Vers 14,15 De zinsbouw schept moeilijkheden, maar de zin is duidelijk, als we op de profetische betekenis letten: Al laagt gij tussen twee rijen van stenen (of horden), zo zult gij toch worden als vleugels van een duif, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geel goud. De duif is een dubbel type: a. van de Heilige Geest (Joh.1:32); en b. van Christus Zelf (Lev.1:14). De algemene betekenis van het vers zou dan zijn, dat waar het volk van God ook mag zijn, zij beschermd worden door de vleugels van de verlossende liefde. Zilver spreekt van verlossing, groen getint (uitgegraven geel) goud van goddelijke heerlijkheid, gezien in de herleving van de natuur.

Vers 15 De Almachtige: Shaddaï; deze titel komt in de Psalmen alleen hier en in Ps.91:1 voor. Ten behoeve van Israël.

Vers 15b Dit is: ze werden uiteen gedreven als sneeuwvlokken.

Vers 16 De berg Basan: beter: de berg Gods, is het Basan? De Basan is een veeltoppig gebergte. Waarschijnlijk een heenwijzing naar de Hermon, de grootste van de Palestijnse bergen, aan de noordelijke grens van Basan (Deut.3:8). Hij heeft drie toppen van nagenoeg gelijke hoogte.

Vers 17b Namelijk Sion, in vergelijking met andere bergen onbetekenend.

Vers 17c Sinaï was Gods tijdelijke woning geweest (Ex.24:16); op Sion wil Hij blijvend wonen. Deze keuze van God is een illustratie van zijn wijze van handelen met de mens (1Kor.1:26-29).

Vers 19 Vergelijk 2Kor.2:14.

Vers 19b,c Door Paulus aangehaald in Ef.4:8. Hij laat weg wat betrekking heeft op Israël en in vervulling zal gaan als Christus wederkomt. Het vers spreekt in de eerste plaats van de ark, opgevoerd naar Sion (vroeger Jebus), een wezenlijke opgang. Vergelijk Ps.47:6. Jahweh wordt, voorgesteld door de ark, toegesproken.

Vers 20 Overlaadt Hij ons: vergelijk Jes.46:3,4. Kan ook gelezen worden: geprezen zij de Heere dag aan dag, Die ons overlaadt (met zegeningen). God Zelf is ons heil. God: El (de Machtige); evenzo in vers 21a (2 x), vers 25b en vers 36b.

Vers 22 De harige schedel: In oude tijden waren krijgslieden gewoon hun haar lang te laten groeien in verband met een wijdingsgelofte voor hun zaak.

Vers 23 Namelijk de vijanden. Vergelijk Amos 9:2,3.

Vers 25-28 Beschrijft de statige optocht van lof naar de tent en later naar de tempel. Vergelijk 1 Kronieken 15: eerst de Levieten (vers 16-18), dan de Alámoth (zangeressen met tamboerijnen); dan de leiders, met name genoemd, met hun harpen (vers 20) en tenslotte de Scheminith (zangers met citers) en hun leider (vers 21).

Vers 26b De jonkvrouwen aan beide zijden dansen met de tamboerijnen in de hand. Vergelijk Ex.15:20.

Vers 27 Jakob beschouwd als de springader van het volk. Vergelijk Jes.48:1.

Vers 28a Benjamin was de jongste, de kleinste stam in aantal en grootte. De stammen die hier vermeld zijn, hebben een typologische en profetische betekenis.

Vers 30 Of tot in Jeruzalem bieden koningen u geschenken.

Vers 31a Krokodil of nijlpaard, beeld van Egypte. De stieren: de leidslieden.

Vers 31b Kalveren: de volken zelf. Maar vergelijk Jer.46:20,21: huurlingen. Zij worden voorgesteld in hun trotse uitdaging en zelfvoldane zekerheid.

Vers 32b Houding van onderwerping en smeking. Egypte en Ethiopië worden dikwijls samen genoemd in de de Schrift.

Vers 36 De volken, door Israël opgeroepen in vers 33-35, erkennen de geduchte kracht van de God (El) van Israël. Krachten: (Hebreeuws, in het meervoud) volheid van kracht.

Psalm 69-72
Het herstelde koninkrijk

a. De grondslag, het kruis (Psalm 69).

b. De Getrouwe (Psalm 70).

c. De getrouwen (Psalm 71).

c. De vervulling, de kroon (Psalm 72).

Psalm 69
De smarten van de heiland

A. Het plaatsvervangend werk van de Messias (vers 2-22).

1. Begin-gebed en krachtige smekingen (vers 2-5). Verlos Mij... want...

2. Vertroostend feit en treffende bede (vers 6,7). Gij weet...

3. Voornaamste weeklacht (vers 8-13). Versmaadheid.

4. Beknopte gebeden en krachtige redenen (vers 14-19).

5. Vertroostend feit (vers 20). Gij weet...

6. Slot-klacht (vers 21,22). Versmaadheid.

B. Smeken om vergelding door de Messias (vers 23-29).

1. Schreeuw van de aanklacht (vers 23-26).

2. Reden van de aanklacht (vers 27). Want zij vervolgen...

3. Schreeuw van de aanklacht (vers 28,29).

C. Het antwoord van de Messias in de opstanding (vers 30-37).

1. Hoopvol uitzicht (vers 30). De Psalmist bevrijd.

2. Toegezegde lof (vers 31,32). Persoonlijk.

3. Vertroostend uitzicht (vers 33,34). De ootmoedigen versterkt.

4. Toegezegde lof (vers 35). Universeel.

5. Het bekroonde uitzicht (vers 36,37). Sion gegrondvest.

Opschrift: van David.

Onderschrift: voor de koorleider.

Oorspronkelijke achtergrond
Het opschrift noemt David als schrijver. Dit wordt bevestigd in Rom.11:9. De argumenten van critici, die iets anders beweren, zijn daarom waardeloos. Daar David zowel profeet als dichter was, schreef hij vaak over zaken die buiten zijn eigen ervaringen lagen, hoewel die waarschijnlijk het uitgangspunt vormden van hetgeen hij schreef. Wat hier de aanleiding geweest is weten we niet, hoewel het noemen van de smaad die hem werd aangedaan mogelijk heenwijst naar 2 Samuël 16. Een ander opschrift: de bron van heil. Een verhaal van vermoeidheid (vers 4), eenzaamheid (vers 9,21) en droefheid (vers 30).

Profetische verwachting
Dit gezichtspunt overheerst het geschiedkundige totaal. De Messiaanse betekenis wordt algemeen erkend; deze Psalm wordt in het Nieuwe Testament meer aangehaald dan enige andere Psalm, uitgezonderd Psalm 22. De vervulling staat steeds in verbinding met de Heer Jezus Christus Zelf en met de gevolgen van zijn verwerping. Wij horen de stem van Christus op het kruis, als Degene die geslagen werd (vers 27), maar niet verlaten werd van God (Ps.22:2). Hier waren het de mensen (vers 21). Het verlaten is uitsluitend verbonden met het diepere lijden, als het zondoffer (Leviticus 4). Dat vinden we in Psalm 22. De Psalm die we nu overdenken stelt ons het lijden van de Heer voor de aandacht dat in het schuldoffer zichtbaar wordt (vers 5). Dit houdt de gedachte in aan herstel en genoegdoening voor de schuld. De nadruk ligt hier op de verzoening uit het oogpunt van de Godsregering (Lev.5:14vv). Daarom moet hier melding worden gemaakt van het oordeel over hen die Christus verwerpen. Het zich éénmaken van de Messias met zijn volk treedt duidelijk aan het licht in zijn lijden voor hen. We vinden dit in de verzen 2-7. Hij wordt, hoewel er geen aanleiding voor is, het voorwerp van de haat van talloze vijanden. Hij draagt in zijn heilige ziel de overtredingen van anderen en maakt alles voor hen goed. De redding van degenen die Hij vertegenwoordigt is afhankelijk van zijn aanvaarding door God (vers 7). In de verzen 8-13 kijkt de Heiland terug op zijn leven onder de mensen, waarin Hij leed om der gerechtigheid wil en dus voor God. De verzen 14-22 voeren ons terug naar het kruis, waar we de laatste schande zien die Hem werd aangedaan vóór Hij stierf. De volgende verzen, die de wraak inroepen, zijn heel vaak niet goed begrepen, zie Appendix 4.

De goddelijke liefde moet het oordeel uitspreken over allen die de werking van de liefde weerstaan. We vinden hier slechts de bevestiging van het rechtvaardig oordeel van God in zijn oudtestamentische karakter. In het algemeen beperkt dit oordeel zich tot aardse straffen, hoewel het eeuwig oordeel inbegrepen is. De resterende verzen tonen ons de overwinning van het kruis. De gezegende gevolgen van het werk van de Messias, dat door God aanvaard is. Christus is in zwakheid gekruisigd (Psalm 69); Christus overwint in kracht (Psalm 68). Dus Christus, respectievelijk in vernedering en in heerlijkheid.

Persoonlijke toepassing
Vervolging is het moeilijkst te dragen wanneer die komt van de zijde van onze eigen bloedverwanten (vers 9). De wereld maakt juist van de ijver van de christen voor God een oorzaak om hem te haten (vers 10,11). Ons diepste verlangen moet altijd het zoeken van de eer van God zijn (vers 10,11). Niet iedere gelegenheid waarbij onze Heiland weende wordt ons in de Evangeliën meegedeeld (vers 11). Christus werd een voorwerp van ijdele praat in de poort en van spotliederen van dronkaards (vers 13). Laten we, net als Hij, steeds onderworpen zijn aan de wil van God (vers 14). Het valt ons vaak moeilijk om op Gods tijd te wachten (vers 14), maar zie Jes.64:4. Het is een troost voor de gelovige er aan te denken, dat God zijn zonden en zijn lijden kent (vers 6,20). Als de vijanden komen verdwijnen de vrienden (vers 21). Het verlaten worden door vrienden is vaak moeilijker te dragen dan de woede van de vijanden (vers 21). Christus en degenen die Hem volgen zijn vaak met doelbewuste wreedheid behandeld (vers 22). Vrede en voorspoed kunnen een gevaar zijn (vers 23). Het gelukt satan maar al te vaak om christenen bezig te laten zijn met wereldse zaken (die misschien in zichzelf onschuldig zijn), opdat de goddelijke dingen verwaarloosd zullen worden (1Tim.6:17-19). Een volle tafel kan evengoed een oordeel zijn als een lege (vers 23). Wee degenen die de druk verzwaren van mensen die onder Gods kastijdende hand zijn (vers 27). Christenen zijn geroepen om met Christus te lijden om der gerechtigheid wil. De verdrukten worden door de Heer niet veronachtzaamd en de gevangenen niet veracht vooral niet als zij voor Hem lijden (vers 34; vergelijk Ef.3:1; Luk.4:18,19).

Aantekeningen
Vers 3 Hij had het gevoel alsof hij wegzonk in drijfzand of in een moeras, waar geen steun te vinden is en waar iedere inspanning je dieper doet wegzinken.

Vers 3b Dit is als het doorwaden van een rivier, met het grote levensgevaar, door de sterke stroom meegesleurd te worden.

Vers 4 Hij klaagt niet over vermoeidheid door verdriet, maar vanwege langdurig gebed, hoewel het eerste ook zijn deel was (vers 11).

Vers 5 Aangehaald in Joh.15:25.

Vers 5b De vijandschap steunde op misverstand en valse voorstelling.

Vers 5c Misschien geschiedkundig van toepassing op de Psalmist; in naam van de gerechtigheid werd hij beroofd: hij moest vergoeden wat hij niet ontvreemd had.

Vers 6 Gij: (klemtoon), zo ook in vers 20. Voor schulden zie onder profetische verwachting.

Vers 7 De zaak van Gods volk was op het nauwst verbonden met die van de Lijder.

Vers 9 De kinderen van mijn moeder: vergelijk Mark.3:21,31; Joh.7:3-5.

Vers 10 De ijver: voor de eer van Gods huis. Het was als een verterend vuur in zijn binnenste; zie Joh.2:17.

Vers 10b De verachting die men voor God had werd getoond in het bespotten van zijn dienstknecht (Rom.15:3).

Vers 11 Namelijk over de droevige toestand van het volk, zedelijk en geestelijk.

Vers 13 De poort, zie de aantekeningen bij Ps.87:3. De hoogste en laagste klasse van mensen aangeduid; zie Klaagl.3:14.

Vers 14 Hij keert Zich nu van de menselijke wreedheid naar het goddelijke medegevoel.

Vers 15,16 Hij bidt dat hij ondanks de vreselijke omstandigheden (vers 3,5) toch niet zal omkomen. Vergelijk Hebr.5:7 (uit de dood).

Vers 19 Bevrijd ze: het werk van de Goël, (ver)losser, bevrijder, was tweevoudig: (a) wraak uitoefenen en (b) loskopen. Het eerste wordt hier bedoeld. De grondgedachte van de verlossing is: terug eisen wat weggenomen was, door in macht tussenbeide te komen. Hier zou de teruggave van het leven van de Psalmist de bevrijding betekenen. Vergelijk teruggeven in vers 5.

Vers 21 Mijn hart gebroken: wat Christus betreft is het merkwaardig, dat een breuk in het hartzakje overeenkomst vertoont met de bijzonderheden van zijn dood: het luide roepen - het gescheurde voorhangsel - het bloed en het water uit zijn zijde.

Vers 21b Zeer zwak: of doodziek.

Vers 22 Ja, zij...: dat wil zeggen, dat zij niet alleen medegevoel weigerden (vers 21), maar ook zijn lijden verzwaarden door vergiftigd voedsel en walgelijke drank aan te bieden (vergelijk Matt.27:34). Gal: Het Hebreeuws schijnt een vergiftige papaversoort aan te duiden, die regelmatig in Palestina voorkomt. Om de laatste regel van dit vers te vervullen zei de Heiland: Mij dorst (Joh.19:28,29).

Vers 23 Profetisch ligt tussen dit vers en het voorgaande het sterven van Christus. Zie in Psalm 22 de overgang van vers 22 naar vers 23 (de interval). Deze verzen worden aangehaald in Rom.11:9,10).

Vers 26 Aanhaling in Hand.1:20.

Vers 27 De bittere klacht van de Heiland op het kruis (Matt.27:46) scheen de vijanden in het gelijk te stellen, want het leek erop dat God Hem werkelijk geslagen had (Jes.53:4). Zij waren echter niet geroepen om de smarten van de Lijder te vermeerderen. Maken praat: Volgens de Septuaginta voegen toe aan...: Gods volk deelt niet met Christus in zijn verzoenend lijden, maar wel in de vervolging door mensen om der gerechtigheid wil. God sloeg Hem -hun vertegenwoordiger- niet het volk.

Vers 28 Of: Voeg ongerechtigheid bij hun ongerechtigheid.

Vers 28b Vergelijk Romeinen 3; namelijk toegerekende rechtvaardigheid.

Vers 29 Boek des levens: een beeld dat ontleent is aan de registers van de burgerlijke stand (Vergelijk Ex.32:32; Jes.4:3; Ezech.13:9; Fil.4:3; Openb.3:5). Niet aangeschreven worden: dat wil zeggen, zij horen er niet bij.

Vers 30 Of in zekerheid.

Vers 32 Met horens en hoeven. Het duidt op een rein dier dat volwassen is en daarom geschikt is als offer.

Vers 33 De zachtmoedigen: of verdrukten. Zal leven: herleven.

Vers 35 De verlossing van Sion is een gebeurtenis die van betekenis is voor de gehele wereld.

Psalm 70
Tegengestelde gevolgen van het kruis

A. Ernstig gebed om hulp (vers 2). Haast U.

B. Onheil over degenen die zijn onheil begeren (vers 3,4).

C. Voorbede voor hen die God zoeken (vers 5).

D. Ernstig gebed om hulp (vers 6). Haast U.

1. Het dieptepunt van de moeilijkheden (vers 6a).

2. Gebed (vers 6b). Haast U.

3. Uitdrukking van vertrouwen (vers 6c).

4. Gebed (vers 6d). Vertoef niet.

Opschrift: Van David. Bij het gedenkoffer.

Oorspronkelijke achtergrond
Deze Psalm is een herhaling van de verzen 13-17 uit Psalm 40 met enkele kleine, bepaald niet toevallige, wijzigingen. Sommigen lezen in de plaats van om te doen gedenken, als opschrift om in herinnering te brengen, wat zou kunnen wijzen op Psalm 40. Ook kan het een aanwijzing zijn voor het gebruik bij de eredienst, hetzij bij het offer van het reukwerk (zie aantekening bij Psalm 38; vergelijk Luk.1:9,10), of bij het offer van de azarka, de naam die gegeven werd aan dat deel van het spijsoffer dat, vermengd met olie, met wierook verbrand werd op het koperen altaar (Lev.24:2). Deze uitdrukking wordt ook gebruikt bij de wierook die op de toonbroden gelegd en daarna verbrand werd (Lev.24:7).

Profetische verwachting
Dit gedeelte van de brandofferpsalm (Psalm 40) wordt hier toegevoegd als een aanhangsel bij de schuldofferpsalm (Psalm 69), een zaak van grote betekenis; vergelijk de aantekeningen bij Psalm 40. We horen de stem van de Messias, de heilige Lijder, die voortdurend in gebed is. De verzen 3-5 kunnen in de toekomende tijd weergegeven worden, in dat geval is dit gedeelte een profetie. Hoe dan ook, we vinden hier tegengestelde gevolgen, enerzijds bij hen die Christus verwerpen en anderzijds bij de verlosten van Christus.

Persoonlijke toepassing
Zie de overeenkomstige aantekeningen bij Psalm 40. God overhaast Zich nooit, maar soms haast Hij Zich, in het bijzonder om de zwakken te helpen (vergelijk Luk.15:20). Voor de plaats waar de christen in tijd van nood hulp kan vinden wordt verwezen naar Hebr.4:16. Alle vijanden van Christus zullen zeker beschaamd uitkomen; en zij die er behagen in scheppen Gods volk overlast aan te doen zullen te schande worden.

Aantekeningen
Vers 2 Haast U: of Het behage U. In vele vertalingen staat haast U in de tweede regel. Deze weglating aan het begin is geen gevolg van onhandigheid of een geschonden manuscript, zoals sommige critici beweren. Het dient om de aandacht te vestigen op de voorafgaande Psalm, in het bijzonder de verzen 14 en volgende en tevens op het verband met Psalm 40.

Vers 3 Achterwaarts gedreven: letterlijk, terug gedreven.

Vers 6 Doch ik ben ellendig en nooddruftig: vergelijk Ps.69:30,34.

Psalm 71
Geschikt voor een opwekking

A. Vertrouwende gebeden (vers 1-4).

1. Belijdenis van vertrouwen (vers 1a).

2. Gebeden om bevrijding (vers 1b-3a).

3. Belijdenis van vertrouwen (vers 3b).

4. Gebed om bevrijding (vers 4).

B. Krachtige pleitgronden (vers 5-11). Jeugd en ouderdom. Het gepaste vertrouwen van de Psalmist en de voordurende zorg van Jahweh.

1 Uitspraak van vertrouwen (vers 5).

2. Ondervonden zorg (vers 6a).

3. Uiting van lof (vers 6b).

4. Verwondering van de mensen (vers 7a).

5. Uitspraak van vertrouwen (vers 7b).

6. Uiting van lof (vers 8).

7. Gebed om bewaring (vers 9-11). Verwerp mij niet.

a. Verzoek (vers 9).

b. Reden (vers 10,11).

C. Het gebed voortgezet (vers 12,13).

1. Verzoek (vers 12). Hulp gevraagd.

2. Uitdrukking van afschuw (vers 13). Oordeel ingeroepen over de vijanden.

D. Voorgenomen lof (vers 14-16). Onderwerp is Uw gerechtigheid.

E. Krachtige pleitgronden (vers 17,18). Jeugd en ouderdom. De voordurende zorg van Jahweh en het gepaste getuigenis van de Psalmist.

1. Erkenning van de onderwijzing (vers 17a).

2. Getrouwheid in het getuigen (vers 17b).

3. Gebed om bewaring (vers 18a).

4. Doel van de bewaring (vers 18b).

F. Uitspraak van vertrouwen (vers 19,20).

1. Eigenschappen van God (vers 19).

2. Daden van God (vers 20).

G. Slotgebed (vers 21).

H. Voorgenomen lof (vers 22-24). Onderwerp is Uw gerechtigheid.

1. Vergelding (vers 22-24a). Hulp verleend.

2. Reden (vers 24b). De tegenstanders beschaamd.

Oorspronkelijke achtergrond
De Psalm noemt geen schrijver en de omstandigheden zijn onbekend. De schrijver is klaarblijkelijk op hoge leeftijd (vers 9,18). Het nauwe verband met de twee voorafgaande Psalmen, het ontbreken van een opschrift en de stijl, doen Davids auteurschap vermoeden. Is dit het geval, dan zal de Psalm geschreven zijn tegen het eind van zijn leven, misschien in de tijd van de opstand van Adonia. De Septuaginta schrijft deze Psalm aan David toe en het opschrift in die vertaling schijnt aan te duiden dat dit een geliefde Psalm van de Rechabieten was (Jerermia 35). De Psalm bevat veel aanhalingen uit andere Psalmen, maar de nieuwe samenstelling geeft de Psalm een sterk individueel karakter.

Profetische verwachting
Het gelovig overblijfsel in Israël ziet hier met verlangen uit naar de vernieuwing, de nationale jeugd. De zegeningen van de ziel, die samengaan met het toekomstig herstel van het volk, worden openbaar in de uitspraken van de Psalmist. Het moet ons treffen dat deze Psalm onmiddellijk aansluit bij Psalm 69, die de noodzakelijke grondslag aangeeft voor nationaal herstel. De eerste verzen geven het onderwerp aan, dat uitgewerkt en verklaard wordt in het overige deel (vergelijk Ezechiël 37; Daniël 12; Rom.11:15). In de verzen 6-11 wordt ons voorgesteld wat God voor zijn volk geweest is vanaf hun begin als volk. En met deze terugblik wordt het uitzicht van een toekomstig herstel verbonden.

Persoonlijke toepassing
Ieder schriftgedeelte dat wij ons eigen maken in onze persoonlijke ervaring krijgt nieuwe betekenis en werkt met nieuwe kracht. Geloof is de uitdrukking van zelfovergave (vers 1). De goddelijke gerechtigheid is een onderwerp waarmee we ons, evenals de psalmist, echt mogen bezighouden (vers 2,15,16,19,24). Onbuigzame rechtvaardigheid is een eigenschap die God toebehoort. Op grond daarvan kan Hij de zijnen nooit verlaten (vers 2). Gods volk moet altijd rotsbewoner zijn (vers 3a). Door de kracht van het kruis kan de zondaar nu pleiten op de gerechtigheid van God als grondslag van zijn behoud (vers 2). Gelukkig zijn zij die God vertrouwd hebben van hun jeugd aan (vers 5). De bewaring van Israël als volk is het opvallende wonder van de geschiedenis ( vers 7). De goddelijke voorzienigheid waakt over de uitverkoren, niet alleen van de geboorte af, maar ook daarvóór (vers 6; vergelijk Jer.1:5; Gal.1:15). De christen heeft de verzekering van de eigen woorden van Christus (Joh.6:37; 10:27-30; vergelijk Hebr.13:5,6 met vers 9 van onze Psalm). Een ander voorbeeld, dat Gods volk deelt in het lijden van de Heiland, vinden we in Ps.30:11,12. De lof moet toenemen met het klimmen van de jaren en de hoop moet sterker worden (vers 14). Dit is bezigheid voor de gehele dag (vers 15). Vijanden mogen voordeel behalen uit de schijnbare zwakte van de ouderdom, maar God verlaat de zijnen nooit (vers 18). Hoe oud Gods dienstknecht ook mag zijn, altijd is er nog werk voor hem (vers 18). Vergrijsde gelovigen hebben een boodschap voor het opgroeiende geslacht (vers 18). Bij de christen moet een bejaard lichaam vergezeld gaan van een jeugdige geest (2Kor.4:16). Het eerste vers van het lied dat het herstelde Israël zal aanheffen, zal gaan over Gods trouw; over zijn blijvende getrouwheid (vers 22b). De verloste ziel zingt luid (vers 23).

Aantekeningen
Vers 1-3 Vergelijk Ps.31:2-4.

Vers 7 Als een wonder geweest: vergelijk Deut.28:46; Jes.52:14.

Vers 10 Van mij: of tegen mij. Ziel: leven

Vers 13 Vergelijk Ps.35:4.

Vers 15 Hoewel ik de getallen niet weet: ze zijn niet te berekenen.

Vers 16 Ik zal heengaan...: Het brengen als een onderwerp van lof. David deed dat (1 Kronieken 28 en 29).

Vers 18 Uw arm: duidt op de aanwezigheid van kracht om te bevrijden, te beschermen, te leiden, te besturen, te kastijden enz. Vergelijk Ps.77:15; Jes.53:1.

Vers 21 Gij zult mijn...: kan ook vertaald worden door: Wilt Gij... . Het eerste is een profetie, het tweede een gebed.

Vers 22 Uw trouw: namelijk in het houden van de beloften. De naam Heilige Israëls komt herhaaldelijk voor in Jesaja, maar slechts tweemaal in de Psalmen (Ps.78:41 en 89:19). Verder in Jer.50:29 en 51:5 en in gewijzigde vorm in Ezech.39:7.

Vers 23b Verlost: of vrijgemaakt.

Vers 24 Zoeken: of zochten.

Psalm 72
Bloetijd onder de vredevorst
De schitterende regering van de verlosser

A. Begingebed (vers 1). Voor de Koning.

B. Profetie over de Koning (vers 2-7).

1. Vrede door gerechtigheid (vers 2-4).

2. Blijvend resultaat (vers 5). Bestendige eerbied voor God.

3. Voorspoed met opleving (vers 6,7). Bloeien.

C. Profetie over de Koning (vers 8-11). Algemene hulde. De heerschappij van de Koning.

D. Profetie over de Koning (vers 12-16).

1. Macht om recht te doen (vers 12-14).

2. Blijvend resultaat (vers 15).

3. Voorspoed met opleving (vers 16). Opbloeien.

E. Profetie over de Koning (vers 17). Algemeen eerbetoon. Duur van het koninkrijk.

F. Slotzang. (Vers 18,19). Lofprijzing (Sluit deze Psalm en het tweede Psalmboek af). Slotwoord (vers 20).

Opschrift: van (of: voor) Salomo.

Oorspronkelijke achtergrond
Het lijkt beter in het opschrift de Statenvertaling in plaats van de Nieuwe Vertaling te volgen; dus voor Salomo en niet van Salomo (zie vers 20). Het is ongetwijfeld Davids laatste gebed voor de zoon die hij op zijn troon geplaatst had voordat hij stierf. Het blijkt echter duidelijk dat de dichter-ziener, gedachtig aan Gods beloften (2 Samuël 7), over de jonge koning heen de vervulling ziet in een grotere Zoon, namelijk de Messias-Koning, onze Heer Jezus Christus. De naam Salomo houdt verband met Shalom = vrede (1Kron.22:9). Gedurende zijn regering was er over het algemeen vrede, terwijl Davids regering gekenmerkt werd door veel oorlog (1Kron.28:3). Beide koningen zijn typen van Christus, maar gezien vanuit een verschillend oogpunt. Salomo droeg ook de naam Jedidja = Geliefde van Jahweh (2Sam.12:24,25; vergelijk Luk.3:22). De lofprijzing aan het eind sluit niet allen Psalmboek 1 af, maar ook de boeken 1 en 2, als één geheel gezien. Vergelijk 2Sam.23:1, waar David aan zijn nederige afkomst herinnert. Het slotwoord schijnt twee zaken aan te duiden: 1. dat met de vervulling van deze Psalm het hoogtepunt van Davids wensen bereikt is en dat hij dus niets meer te begeren heeft en 2. dat de Psalmen van David, die in de latere boeken voorkomen, een heel andere betrekking aanduiden en de kern vormen van een serie Psalmen, die in latere tijden gemaakt zijn.

Profetische verwachting
Algemeen erkend als Messiaans, geeft deze Psalm een fijn beeld van de Gouden Eeuw die zo levendig beschreven wordt door de geïnspireerde profeten en waarnaar door alle eeuwen heen door godvrezende Israëlieten zo vurig is verlangd. De Messias wordt voorgesteld als de volmaakte heerser, de verdediger van de verdrukten en de bedwinger van allerhande kwaad. Met de persoonlijke regering van Christus zal de theocratie in Israël hersteld worden. We moeten in gedachten houden dat het Oude Testament niet de volle, uiteindelijke eeuwige toestand van de dingen openbaart. Daarover spreekt het alleen in beelden en duistere woorden. Het koninkrijk van de Messias is de vervulling van Israëls verwachtingen, het hoogtepunt en eindpunt van hun nationale gezichtsveld. Het Nieuwe Testament openbaart veel meer over het einde van het Duizendjarige Rijk, het laatste oordeel en de eeuwige toestand.

Persoonlijke toepassing
Onze voornaamste bezigheid moet zijn, hier onze gezegende Heer te zien. Hij is de hoofdfiguur in wat ons hier voor ogen wordt geschilderd. Lees de Psalm nog eens door in eerbiedige aandacht en u zult zeker instemmen met het amen, ja amen. U zult u zeker van ganser harte één maken met de woorden van de vrome schrijver in zijn lofprijzing. Omdat ons leven kostbaar is in zijn ogen stortte de Heiland zijn bloed voor ons (vers 14). Onze Heer plaatste het menselijk leven op een hoger niveau en hechtte er meer waarde aan dan de volken deden vóór zijn komst en dan de volken heden doen (vers 14). Vergelijk de Evangeliën. Christus trekt Zich de zaak van de verdrukten aan (vers 4). Gedurende zijn regering zal Hij Zich ontfermen over de armen en ellendigen (vers 12-14).

Aantekeningen
Vers 1 David vraagt God om zijn zoon Salomo de gaven te verlenen die nodig zijn voor de juiste uitoefening van het koningschap. Deze bede bloeit dan op tot een verheven schildering waarin Iemand die meer is dan Salomo gezien wordt (1Kron.29:19; 1Kon.3:5; Jes.11:3,4: 16:5). De Koning is ook een zoon van een koning, dus de wettelijke opvolger op de troon. Christus is koning naar zijn eigen goddelijk recht en bovendien is Hij koning als Zoon van David (Luk.1:32).

Vers 2 Ellendigen: verdrukten; duidt profetisch diegenen aan die in de grote verdrukking hebben geleden.

Vers 3 De zinsdelen zijn vanwege het ritme verdeeld; twee onderwerpen in één uitspraak; bergen en heuvelen, typen van hogere en lagere machten, die de heerschappij van de Messias vertegenwoordigen. Voor Salomo zie 1Kron.22:9 en 1Kon.5:4. Voor de Messias Jes.2:3,4; 9:6; 11:9; 32:16-18; 55:12,13.

Vers 4 Uitbreiding van vers 2: recht doen aan.

Vers 5 Overal en altijd.

Vers 6 Nagras: gaat opnieuw voorspoedig groeien; een passend beeld van de hernieuwde dienst die de Messias, door de Geest, uitoefent aan het eertijds verdrukte overblijfsel van Israël (Vergelijk Deut.32:2; 2Sam.23:3,4). In de oosterse landen verricht water inderdaad wonderen. Het resultaat van vers 6 wordt in vers 7 gezien.

Vers 7 De rechtvaardige: de Septuaginta heeft hier de rechtvaardigheid.

Vers 8 In tegenstelling tot de gebruikelijke uitleg van de universele regering, geeft dit vers de grenzen van het land - het rijk van de Messias - volgens de oude beloften (vergelijk 1Kon.4:20vv). Van de zee tot aan de zee: Middellandse Zee tot Perzische Golf. Van de rivier tot aan de einden der aarde: beter: van de rivier tot aan het einde van het land; dat wil zeggen van de Eufraat tot de Nijl en de Rode Zee. Deze laatste zienswijze wordt bevestigd door het volgende vers. Israël heeft als koninkrijk nooit zo’n uitgestrekt gebied bezeten, zelfs niet onder David en Salomo (Zie Gen.15:18-21; Ex.23:31; Deut.11:24; Joz.1:2-4; Ezech.47:13-20; Dan.7:13,14; Zach.9:10).

Vers 9a De nomadenstammen binnen deze grenzen.

Vers 9b Zullen het stof lekken: zullen zich buigen met het aangezicht ter aarde, als teken van verachtelijke onderworpenheid, ook een teken van diepe vernedering (Gen.3:14; Jes.65:25; 49:23).

Vers 10 Tharsis: tegenwoordig beschouwd als de kust van India of Ceylon. Eilanden: in de Schrift gewoonlijk de westerse kustlanden van Europa (vergelijk 1Kon.10:22; 9:26). Scheba: in Zuid-Oost Arabië; Seba: eveneens in Arabië (Gen.10:7; Jes.43:3; 45:14). De volken die afstammen van Jafeth en Cham worden hierbij inbegrepen.

Vers 11a In huldebetoon; afgebeeld in 1Kon.4:21,34; 10:1-13.

Vers 12 Zijn recht op algemeen eerbetoon berust hier op zijn rechtvaardige en barmhartige regering.

Vers 13 Zielen: in de eerste plaats hun leven.

Vers 14 Bevrijden: als de Goël (bloedverwant, Redder); zie de aantekening bij Ps.69:19.

Vers 14b Hun bloed zal dierbaar zijn in Zijn ogen: Hij zal niet toelaten dat het straffeloos vergoten wordt; vergelijk Ps.116:15.

Vers 15 Dit vers wordt verschillend uitgelegd. De beste verklaring schijnt die te zijn, die bij de gedachte van het vorige vers aansluit: En hij één van de geredden) zal leven; men zal hem het goud van Scheba geven, Hij (de Messias) zal bestendig voor hem bidden, de ganse dag zal hij gezegend worden. Naar de priesterlijke kant van de Messias als de ware Melchizedek wordt hier verwezen. De gaven die Hij ontvangen heeft deelt Hij uit aan anderen.

Vers 16 De toppen zijn gewoonlijk rotsachtig en naakt: hier een beeld van buitengewonen vruchtbaarheid (contra Gen.3:17 met Jes.35:1,2). Vrucht: kruid, hier beeld van overvloed, frisheid en schoonheid (vergelijk 1Kon.4:20, de regering van Salomo) en Jes.49:20, de regering van de Messias). Het Duizendjarige Rijk zal een buitengewone overvloed te zien geven, zowel in de planten- als in de mensenwereld.

Vers 17 Zal zijn naam van kind tot kind voortgeplant worden: hier waarschijnlijk geestelijk nakomelingschap (zie Ps.22:31).

Vers 17c Zie Gen.12:3

Vers 18,19 Geloofd: Zie 1Kon.1:48; 1Kron.19:10,11,13,20.

Vers 19 Het antwoord van de gemeente in de tempeldienst.

Vers 20 Vergelijk de laatste woorden van David in 2Sam.23:1-7; zie 2Kor.1:20

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, oktober ’91
Met toestemming in electronische vorm gedistribueerd door BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.