Inleiding op studies in de Psalmen (1)

Inleiding op Studies in de Psalmen
Deel 1
A. G. Clarke

1. Algemeen:
Al zeer vroeg verdeelden de Joden de kanonieke boeken van het O.T. in 3 grote groepen: ’De wet, de profeten en de geschriften’. De psalmen behoorden tot deze laatste groep en vaak werd de laatste groep met deze naam aangeduid (Luk. 24: 44). Er is een sterke aanwijzing dat de psalmen als eerste van deze derde groep geplaatst werden en niet op die plaats waar zij nu in onze vertaling staan. De Hebreeuwse titel voor de psalmen ’Tehillim’, betekent ’lofzangen’; en is waarschijnlijk zo genoemd wegens het gebruik bij de diensten in de tempel van Salomo.

In de Griekse vertaling van het O.T. is de titel eenvoudig: ’de psalmen’ of ’het psalmenboek’, afgeleid van ’psallo’ wat betekent: ’een instrument bespelen’. Uit deze en andere aanwij zingen blijkt dat de psalmen liederen zijn die bedoeld waren om met begeleiding van instrumenten te zingen (zie ook: 1 Kron. 16: 4 e.v.; 25: l; 2 Kron. 5 :12, 13). Dat Israël naast deze psalmen nog andere lyrische poëzie bezat wordt bewezen door bijvoorbeeld het ontbreken van Davids klaagzang over Saul en Jonathan (2 Sam. 1) welke niet geschikt is voor openbare dienst in het heiligdom; het gebed van Hizkia (Jes. 28) ontbreekt eveneens, misschien omdat het te persoonlijk is. In de psalmen vertelt David een gedachte als type en als vertegenwoordiger van het volk.

Op de kwestie van de inspiratie gaan we nu niet nader in. Voor het ware kind van God is deze zaak geregeld door het duidelijk getuigenis van onze Heer en Zijn apostelen (Luk. 24 : 44). Christus zet de psalmen niet alleen op gelijke hoogte met de wet en de profeten (Luk. 24 : 44), maar Hij zegt dat David in de Geest sprak (Matth. 22: 43).

Het geïnspireerde getuigenis van Petrus is opgetekend in 2 Petr. 1 : 21, dat van Paulus in 2 Tim. 3 : 16, 17. Als zelfs de muzikanten die de gewijde melodieën speelden werden afgezonderd (1 Kron. 25: 1) hoeveel te meer de psalmdichters zelf die deze schreven.

De psalmen zijn een verzameling van Israëls heilige liederen, een opsomming van het geïnspireerde antwoord van het menselijk hart opde openbaring van God in de wet, in de geschiedenis en in de toekomst.

In grote lijnen kunnen de psalmen in één van de volgende groepen worden ingedeeld:

(a) Een direkt spreken tot God in smeking of lofzang.

(b) Een uitdrukking van gemeenschap van de ziel met God waarin gevoelens en ervaringen worden uitgedrukt.

(c) Een verering van de werken van God in de natuur en Zijn handelen in de geschiedenis.

(d) Een overpeinzing van de grote levensproblemen in verbinding met het goddelijk bestuur van de wereld.

De psalmen hebben terecht (in onze vertaling) de middelste plaats in de Bijbel, als het hart in het Oude en Nieuwe Testament. Zij beginnen met de zegen van God over de mens. (Ps. 1 : 1) en eindigen met het feit dat de mens God prijst (Ps. 150), terwijl hier tussen elke vorm van de menselijke ervaring wordt gevonden. Zoals eens een schrijver het zo mooi uitdrukte: ’Het hart van de mens is een harp waaruit de hand van God de schoonste muziek tevoorschijn brengt’. Verandering en beweging is het ritme van het dagelijks leven, zodat tegenslag zowel als voorspoed, en zorgen niet minder dan vreugde de melodie, in respectievelijk mineur of majeur voortbrengen. In de psalmen vinden we een combinatie van dichtkunst en muziek waarin God al de schijnbare tegenstellingen van het leven in een volmaakte harmonie brengt.

Uitingen van berouw, smekingen en verbijsteringen monden tenslotte uit in één eeuwige lofprijzing. Dit is een uitdrukking van het algemene gezang dat vanuit de tijd overgaat in de eeuwigheid in een nooit op te houden lofzang van de heiligen, een tafereel van niet te vergelijken heerlijkheid waarin God voor altijd zal verblijven en zal regeren als de Opperste Majesteit over een verloste en herstelde schepping.

2. De volgorde:
De huidige volgorde van de psalmen is dezelfde als in de dagen van onze Heer (Hand. 23 :33). Zij zijn niet opgesteld in een chronologische, historische of profetische volgorde, hoewel de psalmen van David de eerste zijn van de vijf boeken, en de psalmen van na de ballingschap het laatste boek omvat, wordt toch elke psalm op zijn juiste plaats in verbinding met het geheel gevonden. Voor de Godvrezende bijbelstudent is het duidelijk dat de voorzienigheid van God de samenstellers van het boek der psalmen als ook de verschillende dichters van de afzonderlijke psalmen heeft bestuurd om een goddelijke harmonie in plaats en samenhang te krijgen.

3. Indelingen:
Het boek der psalmen valt uiteen in vijf natuurlijke verdelingen aangegeven door de lofprijzing die aan het eind van de eerste vier boeken vermeld zijn; met Ps. 150 als slot een heerlijke lofprijzing voor het gehele boek.

Zulke indelingen vormen een ’pentateuch’ (vijf-deling) in overeenstemming met de vijf boeken van Mozes en de vijf ’meniloth’ (de geschriften), te weten: Ruth, Klaagliederen, Prediker, Spreuken en Esther.

(a) Psalm 1-41 is de ’Genesis’. We zien de raadsbesluiten van

God betreffende de mens en zijn leven.

(b) Psalm 42-72 is de’Exodus’. We zien de raadsbesluiten van God betreffende Israël als volk; hun ondergang en redding.

(c) Psalm 73-89 is de ’Leviticus’. We zien de raadsbesluiten van God betreffende Gods heiligdom en Zijn gemeente.

(d) Psalm 90-106 is de ’Numeri’. We zien de raadsbesluiten van God betreffende Israël temidden van de volken.

(e) Psalm 107-150 is de ’Deuteronomium’. We zien de raadsbesluiten van God betreffende God Zelf en Zijn woord. De profetische betekenis van deze indeling zullen we later nog zien.

4. Wanneer en door wie geschreven:
De psalmen werden gemaakt in de geestelijke opleving onder David en Salomo. Toevoegingen werden er gemaakt in de dagen van de opwekkingen onder de koningen Josafat, Hizkia en Josia; en de laatste toevoeging tijdens de laatste opwekking, vlak na de terugkeer uit Babel. In de grote perioden van steeds groter wordende afval werden zulke bederen niet gemaakt.

In de eeuw voor David werden er misschien 1 of 2 psalmen gedicht, n.l. Ps. 40 en 41 door Mozes, hoewel de eerste liederen al bestonden van af het begin van Israël als volk (zie Ex. 15; Num. 6: 21, 22; 10 : 32; Richt. 5; 1 Sam. 2).

De titels van de psalmen stellen vast dat David de schrijver is van het hele boek. Er is geen aanwijzing dat er een ander is. De overige psalmen zijn niet allemaal door David gecomponeerd. Maar wel met een zelfde geest doordrengt.

In David ’de liefelijkste in de psalmen van Israël’ (2 Sam. 23 :12; andere vertaling: ’De liefelijkste zanger van Israël’) was een creatieve geest verbonden met een dichterlijke en profetische gave (Hand. 2 : 30). Wat de andere samenstellers betreft zullen wij bij hen stilstaan als we hun psalmen zullen bestuderen.

Hizkia schijnt de psalmen van David opnieuw te hebben ingesteld in de liturgische dienst van de tempel (2 Kron. 29: 30). Er is een opmerkelijk stilzwijgen over de namen van de schrijvers van de psalmen in het vierde en vijfde boek. Dit houdt in dat deze psalmen niet zo persoonlijk van inhoud zijn. De anonieme schrijver geeft als vertegenwoordiger van het volk zijn gevoelens weer.

Een ander punt is dat het Hebreeuwse voorzetsel in het algemeen vertaald met ’van’ in de opschriften van de psalmen, ook vertaald kan worden met ’tot’ (aanduiding een opdracht), ivoor’ (aanduiding van een bestemming), ’van’ (aanduiding van een onderwerp), en ’door’ (aanduiding van wie de schrij ver is). De juiste betekenis moet dus in ieder geval op andere gronden worden afgeleid.

De schrijver van deze ’studie’ is het in het geheel niet eens met de argumenten van de verderfelijke critici, die de psalmen willen dateren in de periode van of na Ezra en zelfs in de periode van de Maccabeeën. Dit boek is niet bedoeld voor deze zogenaamde ’verlichte denkers, en ruimte en tijd zullen niet worden verspild om hun vele verschillende en vaak wilde uitleggingen te weerleggen. Edelere geesten dan de mijne hebben dergelijke zaken al weerlegd.

5. Opschriften:
De bewijzen voor de authenticiteit van de titels der psalmen schijnen overweldigend te zijn, hoewel de schrijver in dit boek niet in een verdere gedetaileerde discussie wil treden wordt verwezen naar appendix VI.

Vele geachte geleerden en critici zijn pijnlijk gestruikeld over de juiste betekenis, speciaal de opschriften die verband houden met de muzikale zetting.

De voorgestelde oplossing door Dr. Thirtle schijnt voldoende en lost de meeste moeilijkheden op. Zijn argumenten hoofdzakelijk gebaseerd op het gebed van Habakuk 3, met opschrift en onderschrift blijken afdoende. Vanuit dat gezichtspunt zouden de titels in onze huidige bijbel in werkelijkheid behoren tot de voorafgaande psalmen als een onderschrift; de werkelijke indeling tussen de psalmen is al vroeg verloren gegaan.

Sommige titels die het karakter van de psalmen beschrijven zijn:

(a) Een Psalm: In beide talen, Hebreeuws en Grieks, betekent de uitdrukking een gezang met muzikale begeleiding. Het komt 75 keer voor.

(b) Een lied: De Hebreeuwse uitdrukking is het algemene woord voor lied en betekent een gezongen lied. Het wordt ook gebruikt voor wereldse liederen (Amos 6: 5). Delen van liederen zijn bewaard in Gen. 4: 23, 24; 1 Sam. 18: 7 en andere plaatsen. Het komt 30 keer voor. (c) Een gebed: In de titels komt deze uitdrukking 5 keer voor en 1 keer in het onderschrift van Ps. 72, aan het slot van het tweede boek.

(d) Een lofzang: In de titel wordt deze uitdrukking alleen gevonden in Ps. 145.

(e) Een onderwijzing (Heb. Maschil): Deze uitdrukking komt 13 keer voor. Deze betekent ’leerdicht’, en de psalmen die zulk een opschrift hebben, hebben de bedoeling een speciale lering te zijn voor alle tijden, speciaal voor ’wijzen’ (Heb. Maschilim) in de laatste dagen. Zie verder de opmerkingen bij Ps. 32.

(f) Een gouden kleinood (Heb. Michtam). Deze uitdrukking komt 6 keer voor en heeft een wat twijfelachtige betekenis, maar het betekent hoogst waarschijnlijk een ’puntdichterlijke’ compositie die de hoogten van het geloof weergeven en die waard zijn om in het geheugen te worden gegraveerd.

(g) Een lied Hammaäloth (bedevaartslied) of meer letterlijk:van de opgaanden (of opstijgenden). Deze groep liederen worden gedacht gezongen te zijn door de pelgrims bij hun opgaan naar de belangrijke feesten in Jeruzalem. De opmerking van Dr. Thirtle is waard om genoemd te worden. Hij verbindt deze psalmen met de verschillende standen in de zonnewijzer van Achaz en met Hizkia’s danklied (Jes. 38: 8, 20). Zie de opmerkingen onder boek V deel IV (inleiding).

(h) Voor de opperzangmeester: Dit is een uitdrukking die meestal aan het opschrift verschijnt, maar zoals reeds opgemerkt behoort deze waarschijnlijk in alle gevallen tot het onderschrift van de vorige psalm.

De opperzangmeester was de voorzanger of de dirigent van het tempelkoor. Degene die dit koor leidde en de dienst in het heiligdom zelf dirigeerde (vgl. 1 Kron. 15 : 21).

Deze uitdrukking wijst er misschien op dat de psalmen oorspronkelijk behoorden bij een ’verzameling liederen voor de opperzangmeester’; ze komt 55 maal voor en dan alleen in de psalmen van David en zijn zangers.

Deze composities zijn misschien gemaakt onder speciale omstandigheden, maar werden later aan de opperzangmeester gegeven voor een algemeen gebruik in de tempeldienst. Met betrekking tot de typologische betekenis zien we onmiddellijk in de opperzangmeester onze Heer Jezus Christus die de hemelse lofzang aanheft (Ps. 22 : 23) en terzelfder tijd het gezegende Voorwerp en Einde van alle ware aanbidding is.

Inleidende opmerkingen.
Andere Hebreeuwse uitdrukkingen die af en toe voorkomen zullen we bespreken in de psalmen waarbij ze worden gebruikt, maar twee willen we toch nog noemen:

(1) Selah: Komt ongeveer 70 maal voor. Het is kenmerkend voor de psalmen van David en zijn zangers. Asaf, Heman , en Jeduthun (vgl. Hab. 3). Het woord is afgeleid van ’Salah’, pauzeren of van ’Salal’, opheffen. Het kan dus beide betekenen. Het gebruik ervan staat in nauw verband met de opbouw van de psalmen en vestigt de aandacht op het belangrijke verband tussen hetgeen voorafgaat en wat volgt, hetzij door tegenstelling of uitbreiding (versterking). Het houdt zich meer bezig met de betekenis als met de muziek; het is meer een aanwijzing voor de hoorders als voor de zangers. Dikwijls maar niet altijd verdeelt het een psalm of een gedeelte in strofen, zie ook de opmerkingen bij Ps. 3.

(2) Hallelujah: In het algemeen vertaald met ’loof den Heer’ (Jah = Jahweh). De uitdrukking is strikt genomen een uitdrukking van twee woorden; oorspronkelijk bedoeld als een algemene uitnodiging aan de verzamelde aanbidders om in de openbare lofzangen deel te nemen. Een uitdrukking die niet gevonden wordt in de psalmen van David of van zijn zangers.

6. De vorm van de Hebreeuwse dichtkunst:
Onze dichtkunst gebruikt vaak een terugkeer van klank, het ritme, maar de Hebreeuwse dichtkunst kent dat niet. Haar hoofdkarakteristiek is een herhaling van gedachten en een ritme - een ritmische cadans van elke afzonderlijke passage een ritmisch evenwicht van de gegroepeerde passages.

Dit wordt wel ’Parallelisme’ genoemd. Dit pararellisme is de grondregel die de betekenis bepaalt van gecombineerde uitdrukkingen met een twijfelachtige betekenis en is belangrijk voor de verklaring van moeilijke passages of een ’dubbelzinnig’ woord. Het antwoord kan gevonden worden door te vergelijken met het corresponderende woord in de parallelle uitdrukking. De eenvoudigste vorm van parallellisme is het tweeregelig vers, maar deze werd soms uitgebreid tot een drieregelig of een vierregelig vers (b.v. Ps. 93: 3). Ommekeer en afwisseling van de uitdrukkingen in een psalm worden vaak gevonden, en worden op verschillende wijzen en in meer of minder afwisselende vormen gecombineerd.

Deze vormen bepalen vaak de struktuur van een gehele psalm. Voor de schrijver zelf is deze een waardevolle hulp gebleken tot het goed verstaan van de psalmen.

De statenvertaling indeling in verzen nijgt ertoe om dit parallellisme te verbergen, daarom wordt aan de indeling in versregels (zoals in de nieuwe vertaling) de voorkeur gegeven.

Het vroegste voorbeeld van parallellisme wordt gevonden in de profetie van Henoch (Judas 1 : 14). Lamech’s lied van zijn straffeloosheid op zijn moorden en overspel (Gen. 4: 23, 24) was een parodie op de dichterlijke poëzie van Henoch.

Henoch waarschuwde zijn wetteloze en ongelovige tijd voor het komende oordeel van God. Lamech spot met deze waarschuwing door Gods verdraagzaamheid in het geval van Kaïn te maken tot een graad voor een aanmatigend vertrouwen dat zijn tweevoudige misdaad niet gestraft zal worden. Wat een les voor onze tegenwoordige tijd!

Er kunnen drie soorten van parallellisme onderscheiden worden:

(I) Synoniem parallellisme: Hierin wordt vaak eenzelfde hoofdgedachte herhaald in verschillende woorden in de tweede regel van een tweeregelig vers (b.v. Ps. 114: 1).

(II) Tegenstellend parallellisme: Hierin wordt de gedachte van de eerste regel versterkt of toegelicht door een overtreffende trap van haar tegengestelde in de tweede regel (b.v. Ps. 1 : 6).

(III) Synthese parallellisme: Hierin worden de twee regels in een verbinding van oorzaak en gevolg of een andere soort verbinding gebracht.

In poëtisch opzicht werden de psalmen geschreven in de versof coupletvorm. Veel psalmen werden in een alfabetisch acrostische vorm bijeengebracht, en werd het eerst gebruikt door David en zonder twijfel als hulp om ze te herinneren.

Dit geeft gelegenheid te wijzen op het belang van gedeelten van het Woord van God uit het hoofd te leren. Ook dient niet uit het oog verloren te worden dat vele psalmen de vorm van een drama hebben (b.v. Ps. 2). Verschillende stemmen worden er dan gehoord en deze dienen zorgvuldig onderscheiden te worden, niet alleen om de psalm goed te verstaan, maar kunnen ook blijken bij het in het openbaar voorlezen.

Er zijn ook psalmen die gekenmerkt worden door getallen, in het bijzonder het getal zeven, dat verdeeld kan worden in vier en drie; maar dit onderwerp is te groot om nu te behandelen.

De lezer zal er vreugd in vinden deze goddelijke gedachten zelf te ontdekken.

7. Verklaringen:
Voor een goed verstaan van de psalmen is het nodig ze te beschouwen vanuit drie gezichtspunten:

(a) de oorspronkelijke achtergrond, of het historische gezichtspunt.

(b) de profetische verwachting, of het typologische gezichtspunt.

(c) de persoonlijke toepassing, of het stichtingsgezichtspunt. Indien we een van deze drie veronachtzamen zullen we de belangrijke lessen van God missen.

Velen hebben moeilijkheden opgeworpen waar zij eigenlijk niet bestonden door in elk gedeelte van de psalmen een godsdienstige of een dagelijkse gebeurtenis uit de geschiedenis van Israël te willen aanwijzen. Zij vergaten te snel dat David niet alleen een begaafde dichter was, maar ook een groot profeet, die, evenals de andere schrijvers van het Oude Testament onder de inspiratie van de Heilige Geest vaak gedachten schreef die verder gaan dan dat wat hij kon weten (1 Petr. 1 : 10, 1 l; Hand. 1 : 16; 2: 25, 31; 4: 25, 26; 2 Sam. 23: 1, 2). Maar we moeten eveneens niet onderschatten het geestelijk begrip van de oudtestamentische gelovigen, dat misschien wel dieper was dan wat over het algemeen wordt aangenomen.

1) De oorspronkelijke achtergrond - Het historisch gezichtspunt. Uit aanwijzingen in de titels, de uitdrukkingen in de psalmen en door vergelijking in de historische boeken is het menigmaal mogelijk de datum van sommige psalmen met meer of minder zekerheid vast te stellen. Een blik in de omstandigheden, die aanleiding gaven tot het ontstaan van de psalm, laat zelden na licht te werpen op de gevoelens erin uitgedrukt. Zoals reeds werd opgemerkt worden verschillende tijdperken tot op de terugkeer van het overblijfsel uit de Babylonische ballingschap en de tijd kort daarna in de psalmen in herinnering gebracht. Niet weinig geleerden zijn van mening dat Ezra, de schriftgeleerde, de laatste hand legde aan de samenstelling van het Boek der psalmen in zijn tegenwoordige vorm. In Davids psalmen zien we zijn innerlijk leven als door een spiegel weerkaatst tot een complete persoonlijkheid, welke we in de historische boeken niet moeten zoeken, daar deze zich meer met zijn uitwendig leven bezighouden. Tegelijkertijd, welke als feiten aanvaard worden en die in sommige gevallen zelfs merkwaardig overeenkomen in hun wijze van uitdrukking.

2) De profetische verwachting - Het typologisch gezichtspunt. Het web van profetie wordt in hoofdzaak geweven uit de persoonlijke ervaringen van de psalmisten’. De Geest van God, die hen bestuurde, leidde hem plotseling of geleidelijk in gedachtengangen en gevoelens, die geheel buiten hun werkelijke omstandigheden lagen.

Een waardevolle sleutel voor de juiste verklaring van het hele boek der psalmen levert Psalm 1, die de godvrezende mens naar de wet onderscheidt van de rest van het volk. We vinden voortdurend de Geest van Christus die van Zichzelf getuigt (1 Petr. 1 : 11) door de toestand van het getrouwe overblijfsel. Hierin ligt bijvoorbeeld de betekenis van Zijn doop door Johannes (Matth. 3 : 15). Hoewel zij slechts een overblijfsel vormen, zijn hun genegenheden en verwachtingen dezelfde als die van het gehele volk. Onze Heer Zelf was de enig ware Getrouwe voor God in Israël en werd het persoonlijke fundament van het gehele overblijfsel dat verlost zal worden en bovendien de volmaakte voleinder van dat werk waarop hun bevrijding kan gegrondvest worden. Wij moeten daarom niet uit het oog verliezen het verschil tussen Gods handelingen met Israël als natie en het gelovig overblijfsel te midden van het volk. In alle tijdperken van Israëls afwijken als volk van God, was er een overblijfsel dat Hem trouw bleef. Zelfs in de tegenwoordige ’bedeling der gemeente’ is er een overblijfsel naar de verkiezing der genade (Rom. 11 : 5). Zij, tezamen met de gelovigen uit de heidenen vormen nu het éne lichaam, waarvan Christus Zelf het Hoofd is.

Deze gelovige Joden zijn met ons deelgenoten van de hemelse roeping en alles wat dit gezegend voorrecht inhoudt. In het tijdperk, dat voorafging en dat volgde op Christus’ eerste komst, vinden we een godvrezend overblijfsel, terwijl het volk in z’n geheel zo niet uiterlijk dan toch innerlijk van God vervreemd was. Een duidelijk bewijs hiervoor is, dat de godsdienstige leidslieden hun Messias toen Hij verscheen niet herkenden. Ja, zij verwierpen en kruisigden Hem. In de dagen, die voorafgaan aan de tweede komst van Christus zal er weer een overblijfsel zijn dat het geloof der vaderen trouw zal blijven, zelfs als de grote meerderheid van het volk de antichrist zal volgen in zijn goddeloosheid. Het is naar dit overblijfsel dat vele psalmen in ’t bijzonder uit de laatste boeken der psalmen heenwijzen.

De goddelijke zegeningen die beloofd zijn, houden hoofdzakelijk verband met de toekomst van Israël volgens de beloften van het nieuwe verbond. Straks zal het volk het kanaal van Gods genade voor de heidenen zijn en de tempel en troon van God in Jeruzalem zal het middelpunt vormen vanwaar Zijn wet uitgaat en waarheen de koningen der aarde hun gewillige schatten zullen brengen van lof en aanbidding.

Om dit doel te bereiken zal God in Zijn handelingen met het volk het overblijfsel brengen tot een gevoel van schuld aan een gebroken wet en een verworpen Messias. In deze toestand zullen de psalmen het middel zijn om hen te doen zien dat God ten volle voorzien heeft in hun geestelijke nood door het verzoenend werk van Hem, Die door het volk gekruisigd werd.

Voordat hun bevrijding een feit geworden zal zijn door de glorierijke verschijning van Christus, zal Hij de zielen der getrouwen ondersteunen temidden van hun zware beproevingen en ze leiden naar de met groot verlangen verwachte verlossing. In de psalmen horen we het overblijfsel telkens een beroep doen op de goddelijke goedertierenheid met betrekking tot hun toestand tegenover een heilig God, maar ook op Zijn rechtvaardigheid in hun lijden van de zijde der heidenen, die hen verdrukken.

Geleid door de psalmen kon de ware Israëliet te allen tijde sinds David ingaan ’in de levende geest der wet en bewust van de noodzakelijke behoefte aan een Verlosser, uitzien naar Hem van Wie de psalmen getuigen’. Het Boek der psalmen dient dus in engere zin voor de omstandigheden van Juda en Israël en is gegrond op hun hopen en vrezen in ’t bijzonder gedurende de laatste dagen. Deze begonnen met de verwerping van Christus en zullen hun eindpunt vinden in de oprichting van het duizendjarig vrederijk door Zijn gezegende Persoon.

Met het oog op de Messiaanse psalmen is een woord van waarschuwing nodig. De toepassing van een gehele psalm op Christus, omdat een gedeelte ervan in het Nieuwe Testament wordt aangehaald als op Hem betrekking hebbend, kan tot ernstige dwaling leiden.

Wij zullen altijd in gedachten moeten houden dat geen enkele belijdenis van persoonlijke zonden ooit over Zijn lippen gekomen is, zie Appendix 1.

3) De persoonlijke toepassing - Het stichtend oogpunt.
Bij het bestuderen der psalmen vanuit dit gezichtspunt is het van het allerhoogste belang zich bewust te zijn dat het terrein dat beschouwd wordt aards is en dat het volk van God daarin een aards volk is. In de vorige paragraaf is hier al op gewezen. Het is een ernstige fout bepaalde gedeelten, die uitsluitend behoren tot de bedeling der wet en tot een toekomstig tijdperk zonder meer op christenen toe te passen. In de toekomst zal het verdrukte overblijfsel van Israël, geleid door de Heilige Geest, uitdrukkingen gebruiken die geheel passen in het karakter van die bedeling waarin zij dan zullen leven.

Wanneer een christen zich op het standpunt stelt, die beschreven wordt in de psalmen, dan komt hij tot ervaringen die behoren bij iemand onder de wet, van één die onder de tucht staat; iemand die overtreden heeft en wiens verwachtingen die van het aardse volk van God zijn.

Vele christenen hebben, (wegens gebrek aan kennis), voordat zij tot de volle verzekering van de vrijheid in Christus komen, zielservaringen zoals die in de psalmen beschreven worden (vgl. Rom. 7 en 8). Dit is echter niet de ware christelijke ervaring; het overblijfsel gaat immers door de moeilijkheden heen vóórdat het komt tot de kennis van de verlossing en vóórdat deze verlossing tot stand gekomen is. De ervaringen van de christen zijn de vrucht van zijn vereniging met Christus. Zijn deel is geheel verschillend, daar hij tot een hemels volk behoort, Ook zijn verwachting wijkt geheel af van die van de Joden. Terwijl deze hun verlossing te danken hebben aan de vernietiging van de vijand (vgl. Ex. 14: 23), worden de gelovigen van deze bedeling weggenomen uit het midden van hun vijanden (1 Thess. 4 : 16). In de Brief aan de, Efeziërs wordt ons het standpunt van de gelovige, zijn vereniging met Christus voorgesteld, en de Brief aan de gelovigen te Filippi handelt bijna uitsluitend over de Christelijke ervaring. Als het voorgaande steeds in gedachten gehouden wordt, kan het kind van God in de psalmen een bron van zegeningen vinden, onuitputtelijk in de voorziening van zijn dagelijks geestelijke behoeften. Het Boek vormt een schatkamer van goddelijk onderwijs voor de heiligen van iedere bedeling. Hier worden gevoelens uitgedrukt, die weerklank gevonden hebben in de harten van mensen van iedere nationaliteit. Er is nauwelijks een menselijke omstandigheid te bedenken, die geen snaar doet trillen in dit gezangboek.

David, die in zijn eigen persoon ons een beeld geeft van een rechtvaardige, vervolgd door de goddelozen en ook van een gelovige die lijdt onder de kastijdende hand van God, leert ons hoe de gelovige zich in die beproeving moet openbaren. Meermalen zien we hoe zijn geloof zich tot zijn eigen angstige gevoelens wendt, ze toespreekt en ze overwint. Vele strikt persoonlijke bijzonderheden ons in de psalmen meegedeeld, verschaffen een aanwijzing hoe we met gepaste vrijmoedigheid persoonlijk tot God mogen naderen. En hiervan leggen de levens-beschrijvingen van een leger van de ontslapen gelovigen en het getuigenis van een menigte van levende gelovigen getuigenis af.

We vervolgen nu met een behandeling van de vijf boeken van de psalmen gezien vanuit het standpunt van de profetieën. De eerste psalm of psalmen van eik boek vormt een soort voorwoord. In het algemeen kunnen we zeggen dat sommige grote waarheden of historische feiten m.b.t. de Messias of het overblijfsel of deze beiden, ingeleid worden en dat daarna volgen een reeks psalmen die het medegevoel hiermee en het antwoord van het overblijfsel uitdrukken. In het kort komt het hierop neer: Een openbaring aan het overblijfsel gevolgd door het antwoord van het overblijfsel, ofwel de feiten getoond en daarna de hierdoor opgewekte gevoelens.

Het is opmerkelijk dat in het openbaren van de toekomstige dingen, het Boek der psalmen, zoals ook andere profetische geschriften, ons vaak de grond geeft van verdere details in de reeds eerder aangeduide gebeurtenissen. Bovendien worden deze gebeurtenissen dikwijls voorgesteld alsof zij al op het punt staan te gebeuren.

Het onderwijs van een psalm is in het algemeen te vinden in de eerste verzen, echter in sommige gevallen in de laatste. Let er op dat de meest voorkomende titels van God in een psalmboek in een wondermooie overeenstemming zijn met het karakter van de inhoud. Zie appendix II.

Boek I: Israëls Verlosser en het overblijfsel (Ps. 1-41).
In het algemene karakter is dit Boek de ’Genesis’ van de psalmen. Het begint met de goddelijke zegeningen over de mens (1 : 1 vgl. Gen. 1 : 28). -Zie ook de verwijzing naar de boom in 8: 1 en vgl. Gen. 2: 9, 10. Het getrouwe Joodse overblijfsel wordt gezien in het land en door het verbond met God verbonden, daarom overheerst de naam ’Jahweh’ (Heere).

Christus Zelf, ’Jahweh’ (Heere) in vernedering, is verbonden met het overblijfsel dat nog niet uit Jeruzalem is verdreven. Hij wordt gezien als de bron van alle zegeningen voor Zijn volk. In dit Boek wordt meer dan in de andere van de persoonlijke gebeurtenissen van de Messias gesproken. Twee perioden schijnen te worden belicht. Ten eerste die periode die overeenkomt met het tijdperk in de Evangeliën en het begin van de Handelingen; ten tweede die periode die overeenstemt met de tijd tussen de opname van de gelovigen en de glorierijke verschijning van de Messias bij Zijn tweede komst. De naam ’Jahweh’ (Heere) komt 279 keer, ’Elohim’ (God) 48 keer (9 keer verbonden met Heere) voor. Psalm 8 is het meest kenmerkend voor dit psalmboek.

Boek II: Israëls ondergang en verlossing (Ps. 42-72)
De ’Exodus’ van de psalmen begint met een roep van smart en eindigt met de zegeningen van de verlossing; Israël uitgeleid uit de volken. Christus wordt verbonden gezien met het Joodse overblijfsel dat uit Jeruzalem is verdreven. Deze stad is in de laatste dagen overgegeven aan de antichrist en is vol van goddeloze gruwelen. Christus herstelt de getrouwen in hun positie: verbonden als een volk met Jahweh (Heere). Het Boek eindigt met de glorierijke verschijning en regering van de Messias. De naam ’Elohim’ (God) komt 262 keer voor (8 maal verbonden met ’Jahweh’ (Heere); ’El’ (God) komt 14 keer voor en ’Jahweh’ (Heere) slechts 37 keer.

Dit is in verband met het feit dat de openlijke verbinding met Israël als verbroken wordt gezien. Het volk is verworpen tot de tijd van het einde. De Geest van de Messias werkt hoe dan ook in de harten van de godvrezenden. De naam ’Jah’ (Heere) komt voor het eerst in het Oude Testament voor in Ex. 15 : 3 en hoe opmerkelijk in de psalmen voor het eerst in Psalm 58: 4. Het is goed om voor de aandacht te houden dat eeuwige verlossing, die bijvoorbeeld wordt geleerd in de Brief aan de Hebreeën, voorafgeschaduwd wordt door de tijdelijke verlossing van Israël uit Egypte. Deze eeuwige verlossing heeft twee aspekten, te weten: 1. met betrekking tot de gemeente, bestaande uit alle ware gelovigen in deze bedeling en 2. met betrekking tot Israël onder het beloofde nieuwe verbond, de heerlijkheid. De meest kenmerkende psalm van dit Boek is Ps. 68.

Boek III: Israëls terugkeer en herstel (Ps. 73-89)
De ’Leviticus’ van de psalmen plaatst op de voorgrond het heiligdom en Gods handelen in heiligheid met Zijn volk. Het derde en vierde Boek zien meer op het historisch aspekt en op het volk Israël als volk dan het eerste en tweede. Hier wordt Israël gezien als teruggekeerd in het land. Het volk zelf is in ongeloof, maar een getrouw overblijfsel heeft haar hoop gesteld op de woonplaats van de Heere der heerscharen, de tempel. Het volk wordt profetisch voorgesteld te zijn aan het eind van de tweede helft van Daniëls zeventigste week. Het lijdt tengevolge van de aanvallen van het Assyrisch en Edomitisch bondgenootschap rondom Palestina. De Messias is nog steeds bezig met het overblijfsel dat trouw blijft in de dagen van grote afval. De namen van God worden door elkaar gebruikt, maar ’Elohim’ (God) overheerst, het komt 93 keer voor en ’Jahweh’ (Heere) 65 keer; ’El’ (God) 5 keer. De meest kenmerkende psalm is Ps. 84.

Boek IV: Israëls afval en wederaanneming (Ps. 90-105)
De ’Numeri’ van de psalmen begint met een ’woestijn’ gebed met het oog op Israëls jammerlijke falen. De trouw van de Messias is in tegenstelling met de nietswaardigheid van de mens. De ’eerste mens’ wordt vervangen door de ’tweede Mens’ (1 Kor. 15: 45-47), onder Wiens hand de wereld weer wordt hersteld. En dan niet alleen Israël, maar alle volken worden, zoals hier voorgesteld, gezegend door Christus, de komende Koning.

Let op de vele verwijzingen naar de woestijn = wereld. De naam waaronder God aan Abraham-bekend was: ’de Almachtige’ en de naam waaronder Hij in het duizendjarige rijk Zich bekend maakt: ’de Allerhoogste’, zijn belangrijk en kenmerkend voor respectievelijk ’de woestijn’ en ’de rust’. De meest kenmerkende psalm van dit boek is Ps. 90.

Boek V: Israël herenigd en terugblik (Ps. 106-150)
In de ’Deuteronomium’ van de psalmen vinden we (a) een terugblik op Gods beloften, en (b) een opsommen van Gods wegen. Zoals de overtreding van het Woord van God de bron is van (a) de ellende van de mens (b) de verdrijving van Israël (c) de vernietiging van de tempel en de chaos van de volken, zo zijn al de zegeningen voor de mens (1e Boek) voor Israël (2e Boek) voor Jeruzalem (3e Boek) en voor de volken (4e Boek), het gevolg van de beloften van God. Het herstel van de mens, de hereniging en terugkeer van Israël, de herbouw van Jeruzalem en het herstel van de wereld, zijn alle verbonden met de vervulling van het Goddelijk Woord naar de beginselen van Jer. 31 : 31, 34 en Ezech. 36 : 24-38. Dit Boek heeft een passend eind: de resultaten van de overwinning van de Messias en hierop het algemene antwoord van de schepping. De naam ’Jahweh’ (Heere) overheerst nogmaals (269) want God erkent opnieuw de verhouding tot Israël als volk in het verbond; met een Israël dat terug is in het land. Nu geschikt om de eeuwige vruchten van het verzoenend werk van de Messias en Zijn glorierijke regering te genieten. De naam ’Jah’ (God) komt 13 keer voor, de naam ’Elohim’ (God) 41 keer (4 keer verbonden met ’Jahweh’), de naam ’El’ (God) 2 keer. De meest kenmerkende psalm van dit boek is Ps. 119.

Appendix 1

De Messiaanse psalmen
De Messias is de ware hoop van de wereld en Israël en is het middel waardoor de goddelijke openbaring en boodschap tot hen komt. ’Het Oude Testament bevat niet alleen profetieën, het is op zichzelf één uitgebreide profetie’ en Christus is de sleutel voor de hele Schrift. Hij moet en zal altijd het ware Middelpunt zijn; Hij neemt altijd de eerste plaats in, waar Hij ook verschijnt (Luk. 24: 27-44).

De verwijzing naar de Messias in sommige psalmen is overduidelijk. Toch zijn er veel meer zinspelingen die niet zo in het oog springend zijn en waarvan het Nieuwe Testament ons niettemin toestaat ze als Messiaans te beschouwen. Men heeft geteld dat van de ongeveer tweehonderdendrieëntachtig direkte aanhalingen uit het O.T., er honderdzestien uit de psalmen zijn. Let er op dat de Brieven van het N.T. de draagwijdte laten zien van het werk van de Messias, terwijl de psalmen Zijn gevoelens tonen tijdens het volbrengen van dat werk. We kunnen op z’n minst zeven verschillende profetische lijnen onderscheiden die heenwijzen naar de Messias: (a) de Oppermachtige Heerser; (b) de Lijdende Verlosser; (c) de Getrouwe Getuige (Profeet); (d) de Koninklijke Priester; (e) de Zoon van God; (f) de Volmaakte Mens; en (g) de Komende Rechter (vereenzelvigd met Jahweh Zelf). Sommige van deze lijnen zien we alin het Oude Testament uitkomen op één gezegende Persoon, maar anderen vallen alléén samen in de vervulling. Christenen, die het O.T. lezen in het licht van het Nieuwe moeten beseffen hoe vaag en onvolledig de Messiaanse hoop was, totdat de komst van Christus de goddelijke bedoeling openbaarde. In de houding van de Joden, zelfs met inbegrip van de discipelen van de Heer, zien we hoe het volk de profetieën betreffende de Messias niet begrepen. Zij zagen Hem hoofdzakelijk als Iemand, die als de souvereine Heerser de verloren krachten en de naam van het volk zou herstellen en die Zijn heerschappij over al de heidense volken zou uitbreiden. Dat het de Messias betaamde te lijden voordat Hij in Zijn heerlijkheid inging begreep men niet. Zelfs hun voorstelling van de Messias als Verlosser was eerder die van een bevrijder van het volk van de heidense onderdrukkers en menselijke vijanden, dan die van bevrijder van de straf en de kracht van de zonde en van de geestelijke vijanden. Veeleer was het herstel van het koninkrijk dan de wedergeboorte van de mensen de grote verwachting van het volk.

Messias (Hebreeuws) en Christus (Grieks) betekenen beide ’de Gezalfde’. Hij is (a) gezalfd als Profeet, (b) gezalfd als Priester, en (c) gezalfd als Heerser.

Als Profeet spreekt Hij het Woord van God;

Als Profeet leidt Hij de dienst van God;

Als Heerser bestuurt Hij de wereld van God;

In Zijn verbinding met het overblijfsel horen we vaak de Geest van Christus (1 Petr. 1 : 11) spreken in Zijn volk of voor Zijn volk. We herinneren hier aan de waarschuwing geuit in de inleiding. Het is een zeer belangrijk beginsel voor de verklaring van de psalmen dat tenzij Christus het direkte onderwerp van de hele psalm is (b.v. Psalm 22 en 132) geen enkele psalm waarin het gelovig overblijfsel deel heeft, in z’n geheel op Christus moet worden toegepast, ook niet als zekere gedeelten er uit van Hem spreken en worden aangehaald in het N.T. J.N. Darby toont aan dat we bepaalde zedelijke trekken en eigenschappen aantreffen die het overblijfsel kenmerken, en tevens spreken van Christus Zelf. Dit zien we ook in Matth. 5: 3 en verder. Vandaar dat we Hem en het overblijfsel zo vermengd vinden in talloze psalmen.

A. De Messias als de Oppermachtige Heerser - Kirkpatrick is waard om hier aangehaald te worden. Hij schrijft: ’Om de typische toepassing van de Messiaanse psalmen te begrijpen is het nodig om zich de bijzondere plaats van de Israëlitische koning voor te stellen. Israël werd Jahweh’s ’zoon’ genoemd, Zijn ’eerstgeboorne’ (Ex. 4: 22; Deut. 32: 6); en de koning, als de bestuurder en vertegenwoordiger van het volk, werd door Jahweh aangenomen als Zijn ’zoon’, Zijn ’eerstgeboorne’ (2 Sam. 7: 13 vv; Ps. 89: 26, 27). Het was een zedelijke verhouding die scherp onderscheiden was van de veronderstelde afstamming van de koningen in de heidense wereld ... Enerzijds hield het in vaderlijke zorg en bescherming, anderzijds kinderlijke gehoorzaamheid en toewijding. Bovendien was de koning geen absoluut vorst. Hij was de gezalfde van Jahweh, Zijn onderkoning en vertegenwoordiger op aarde. Daarom was aan hem niet alleen heerschappij over Israël gegeven, maar ook oppergezag over de volken. Opstand tegen hem, was opstand tegen God. En zo, als de aangenomen zoon van Jahweh en Zijn gezalfde koning, was hij het type van de eeuwige Zoon van God, de ’Christus van God’.

Toen de opeenvolgende koningen uit het geslacht van David faalden om hun hoge bestemming te verwerkelijken, werd de mens geleerd uit te zien naar de komst van Hem, Die de goddelijke beloften zou vervullen, en Die hun een bedoeling en een werkelijkheid zou geven die alle hoop en verbeeldingskracht overtroffen!!

B. De Messias als de Lijdende - Het lijden van David en van andere heiligen in het O.T. was tot op zekere hoogte een voorbeeld van en wees heen naar de smarten van Christus; evenals het lijden van de christenen in het N.T. wordt gezien als een aanvulling op die smarten. We hebben al opgemerkt dat de Joden dit gezichtspunt over het hoofd zagen en helemaal niet begrepen. Zij pasten de profetieën, die betrekking hebben op het lijden van de Messias, toe op de tegenspoeden die het volk had te verduren van buitenlandse onderdrukkers. Het was onze Heer Zelf, die de juiste uitleg aan Zijn discipelen toonde, in ’t bijzonder na Zijn opstanding gedurende de veertig dagen vóór Zijn hemelvaart. Veel psalmen hebben betrekking op dit lijden en geven niet een historische beschrijving maar een persoonlijke beleving van dit lijden ’betuigend als met Zijn eigen lippen juist dat wat Hij voelde op het moment dat Hij het lijden verdroeg’. In psalmen die specifiek spreken van verzoening vinden we de Messias alleen, ofschoon dáárdoor het heil voor de heiligen zeker is. Psalmen die spreken over het nietverzoenend lijden, zelfs al leidt het tot in de dood, kunnen verwijzingen bevatten die op de Messias persoonlijk van toepassing zijn, maar in andere gedeelten worden de heiligen ingevoerd omdat zij zullen delen in dat lijden.

Vanwaar kwam het leed dat de Messias onderging? We kunnen ze als volgt opsommen:

(a) Lijden van de mens: vanwege de gerechtigheid.

Dit brengt het oordeel over de mens. Het roept om wraak.

(b) Lijden vanwege God. vanwege de zonde.

Dit brengt genade tot de mens. Het eindigt in overwinning.

Dit lijden is plaatsvervangend en hierin stond Hij volstrekt alleen.

(c) Lijden vanwege satan: vanwege het getuigenis.

Dit brengt gemeenschap met de mens. Het eindigt in rechtvaardiging. In de regering van God, werd Christus aan het einde van Zijn leven op aarde het bijzondere Voorwerp van de aanvallen van de macht der duisternis en van het afvallige Israël (Luk. 22: 53). Hij leed opdat Hij Zich volledig zou kunnen veréénzelvigen met het vervolgde gelovige overblijfsel van Israël.

(d) Lijden in Zichzelf. vanwege Zijn eigen ware mensheid.

Dit brengt medeleven voor de mens. Het roept om verering. Wat Christus, de Zondeloze, in Zijn ziel leed doordat Hij in aanraking kwam met de gevolgen van de zonde wordt in verschillende gedeelten aangeduid. Bovendien verdroeg Hij lichamelijk ongemak zoals vermoeidheid, honger en dorst, ook smart en verdriet in het vooruitzicht van het kruis, het verraad van Judas, het in de steek gelaten worden door vrienden, en dergelijke. Zie Hebr. 2: 10,17, 18; 4: 15,16.

Al dit lijden schijnt zich te verenigen in tiet grote verdriet dat de Heer leed in de laatste uren-van Zijn leven hier.

C. De Messias als de volmaakte Mens - Enkele psalmen beschrijven de ware bestemming van de mens - het volmaakte van algehele gehoorzaamheid, het resultaat van volkomen gemeenschap met God, De laatste Adam triomfeert waar de eerste Adam faalde. De Heer Jezus als Zoon des mensen is het prototype van die mens, en in Zijn gezegende persoon alleen vervult zich het volmaakte beeld van de menselijke natuur.

D. De Messias als de komende Rechter - Veel psalmen bereiden de gedachten van de mensen voor op de direkte tussenkomst van God in aangelegenheden van de mens. Dit werd de eerste maal verwezenlijkt bij de vleeswording van de Zoon van God en zal vervuld worden bij de verschijning in heerlijkheid, Zijn tweede komst.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.