Genesis 38

Jozef
Genesis 38
G. B. D. VAN SCHAIK

Het ligt vooral in de bedoeling om de praktische zijde van de oudtestamentische geschiedenis voor ogen te hebben, niet nadrukkelijk de profetische. In Ps. 1 19:9 lezen wij: Waarmee zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord. Dat vinden wij met name in de geschiedenis van Jozef verwerkelijkt. Hij wandelde in reinheid, ook in het uur van de grote verzoeking. En temidden van Jozefs geschiedenis vinden wij dit verschrikkelijke gebeuren van Genesis 38. In lied 212:2, vooral in de laatste regels, vinden wij wat hier geïllustreerd wordt: Dat Woord houdt aan de mens zijn eigen beeld voor ogen, toont hem zijn boze hart en diep verdorven aard. Dat wordt hier bevestigd.

Wanneer wij bijzondere aandacht willen geven aan de praktische lessen, is het goed om met iets profetisch te beginnen. Wij vinden in de Oudtestamentische geschiedenis, maar ook in het Nieuwe Testament, steeds weer die dubbele bodem, de profetische toepassing. In typen wordt Gods weg met Zijn volk en met de aarde weergegeven. Maar ook dat is eigenlijk erg praktisch voor het leven op aarde, en de verdeling in profetisch en praktisch is geen tegenstelling, alsof het profetische niet praktisch zou zijn! Het profetische is geen extraatje voor de meer gevorderden, nee, het heeft evenzeer met het praktische leven te maken. Al deze dingen zijn ons ten voorbeeld gegeven, letterlijk, typen voor ons. (Darby heeft weliswaar typen van ons, maar zie naast 1 Kor. 10:6 ook vs. 11).

Jozef, een type van de Heere Jezus
Juist Jozef is een heerlijk type van de Heere Jezus, en dat is met name met betrekking tot Genesis 38 zo mooi. De Heilige Geest heeft Zich niet vergist door in Jozefs geschiedenis dit hoofdstuk in te lassen. In Genesis 37 zien wij Jozef, als een type van de Heere Jezus, verworpen door zijn broeders naar het vlees. Zie de Evangeliën. In Genesis 39 en de volgende hoofdstukken zien wij hoe God de draad weer oppakt en een beeld geeft van het gelovig overblijfsel in de beproeving. Daar treedt de ware Jozef, Christus, weer met Zijn volk in verbinding. Genesis 38 stelt dan de tegenwoordige tijd voor met betrekking tot de Joden, tot Juda. Hij is in dit hoofdstuk gescheiden van de anderen, de andere stammen. In Genesis 37 heeft Juda de leiding in de verwerping van Jozef: de twee stammen, Juda en Benjamin, hebben de Heere Jezus verworpen.

De mens naar het vlees
Wij zien hier de mens naar het vlees. Juda, de voorvader van David, heeft Jozef verkocht en daarna hoererij gepleegd. Israël heeft zijn Messias verworpen en daarna gehoereerd met de wereld (Kanaänieten). Dat zijn de twee grote zonden van Juda, maar ook van het volk der Joden. Juda is weggetrokken van zijn broeders, wat ons toont hoe Juda zich afgekeerd heeft van God, nadat het de Messias heeft verworpen. Maar tegelijkertijd is Genesis 38 ook het hoofdstuk van de triomf van de genade. Uit hoererij wordt toch een heilig zaad geboren. Juda werd de voorvader van de Messias en van het toekomstige Juda, de stam Juda, het geslacht van David. Dat is Gods genade, die door alle boosheid van de Joden heen tot triomf voert. Er is toch heilig zaad voor God, en God wordt daarin verheerlijkt.

Gods genade komt ook in de geschiedenis van de Joden naar voren. Dat is een praktische les. Perez en Tamar komen voor in het geslachtsregister van de Heere Jezus in Mattheüs 1. Dat is een bewijs van zonde en van Gods barmhartigheid. Gods doel wordt bereikt, de Messias wordt geboren. Christus komt uit Sion naar voren om de banden met Israël weer aan te knopen. Gods genade gaat boven de zonde uit. Ook in ons leven heeft de genade getriomfeerd. In de geschiedenis van Israël vertegenwoordigt Juda de koninklijke lijn. De schepter zal van Juda niet wijken.. (Gen.49: 1 0).

Afgedwaald
Het is niet moeilijk om hier in Genesis 38 de kenmerken van een van God afgedwaald volk te herkennen. Juda trouwde een Kanaänietische vrouw. In Ezechiël 16 doet het volk zo. Hier vinden wij de Kanaänietische man, Sua, verbonden met Juda. Kanaäniet betekent handelaar, Sua is rijkdom. Dat is de weg van het Jodendom in de wereld, wanneer het volk afgeweken is. Chezib zou volgens Grant leugen, valsheid betekenen. Er betekent vijandschap en Onan ongerechtigheid. Sela betekent spruit. Wij moeten echter niet al teveel betekenis hechten aan de namen. Soms wordt er een prachtig betoog opgebouwd, totdat iemand met een andere betekenis komt! Het gaat hier wel duidelijk over twee vrouwen; enerzijds de dochter van de Kanaänietische vrouw, anderzijds Tamar. In de Schrift stellen vrouwen beginselen voor. Zoals wij weten van Sara en Hagar, waar Sara een beeld is van het beginsel van de genade en Hagar van dat der wet. Hier gaat het om het beginsel van de oude bedeling, de oudere vrouw, en dat van de nieuwe bedeling. Maar wij zien ook dat Onan weigert bij de nieuwe vrouw nakroost te verwekken. Zelfs Juda wil haar verbranden. Maar wanneer aan Juda het bewijs geleverd wordt dat het kind uit de koninklijke lijn is, het bewijs van Abrahams zaad, als de sieraden te voorschijn komen, dan vemedert Juda zich. Zij staat tegenover mij in haar recht. Zij is rechtvaardiger. Tamar stelt duidelijk de nieuwe bedeling voor. Tenslotte wordt het Zaad gerespekteerd door Juda, en zien wij Tamar in het geslachtsregister van de Heere Jezus.

Vrouwen in de geslachtslijn van de Heere Jezus
In Genesis 38 zien wij de lijn van de bedelingen bevestigd. Als wij in 1 Kronieken 3 en 5 Jozef en Juda vergelijken, zien wij dat bij Jozef de erfenis (een dubbel deel) voorop staat, bij Juda de gedachte aan de koninklijke lijn. Daarin zien wij een overeenkomst en een verschil met het boek Ruth. Daar houdt God de geslachtslijn in stand, waaruit de Messias komen zal. In Esther gaat het om de bewaring van het volk voor de Messias. In beide gevallen is op de vrouw wat aan te merken. Dat wordt in Mattheüs 1 nog veel verder uitgediept. Daar worden in het eerste gedeelte drie vrouwen genoemd, op wie steeds iets aan te merken was. Tamar in verband met zonde, Rachab was een Kanaänietische, een hoer, maar één die geloof toonde in de geschiedenis van de verspieders. En Ruth behoorde tot een volk, Moab, dat tot in het tiende geslacht niet in de vergadering van de Heere mocht komen. Maar de genade heerst over de wet. Steeds dus iets negatiefs in verbinding met deze vrouwen, hoewel op Ruth als persoon niets is aan te merken. En toch staan ze in de geslachtslijn van de Heere Jezus, juist in het Evangelie van Mattheüs. Een Jood zou Sara en Rebekka in deze lijn gekozen hebben, maar uit zulke vrouwen als Tamar, Rachab en Ruth komt de Messias voort. Niet voor topkwaliteit mensen kwam Christus, maar voor zondaren.

In Mattheüs 3, waar de wereld vol spot naar kijkt, is volkomen reinheid. Hier, in Genesis 38 is de onreinheid volkomen. Uit deze verbintenis wordt een voorvader van de Heere geboren. God staat boven alles.

De les
Profetisch betekent ook praktisch. Dat is ook voorjonge mensen goed om te zien. Het woord van God aanhoren is erg belangrijk, want dat geeft kennis voor de praktijk. De vraag is of wij het gezag van God erkennen. Jongelui, trekken jullie weg uit het gezin, naar de wereld? Zoeken jullie een Kanaänietische vrouw of man? Waar zoek je? Geldt voor jou de stelregel: Je bent maar eenmaal jong, ik wil ook wel eens wat? Wij hebben in de middagbespreking gezien hoe groot de macht van Satan is. Hier zien wij wat er gebeuren kan. Hebben wij gekozen voor Hem, die op Golgotha stierf, of nemen wij de andere weg, zoals Juda? Wij kennen deze geschiedenis, wij kennen ons eigen hart. Juda was de zoon van Jakob en de broer van Jozef. Dat betekent dat hij wist wat de weg was, zoals wij dat weten. Welke praktische les trekken wij? Hebben wij gekozen voor onze Heere en Heiland? Zijn wij Hem toegewijd of gaan wij onze eigen weg? Het resultaat zien wij in onze kinderen. Hebben wij goed geluisterd? God is Koning, Hij is de Allerhoogste. Wanneer wij Hem trouw dienen tot Zijn komst, dan wordt Hij volmaakt verheerlijkt.

De zondigende mens
In de geschiedenis van hetjoodse volk hebben wij de godsdienstige mens gezien, waartoe hij kan komen, met alle Goddelijke voorrechten die hij bezit. De geliefde Zoon wordt de rug toegekeerd en Hij wordt naar het kruis verwezen. Dan gaat het de verkeerde kant op en dat kan pas eindigen, er komt pas een lichte bladzijde in het leven van Juda, wanneer de eerstgeborene komt, wiens handen met rood gekleurd zijn. Dat zien wij ook bij het Joodse volk: Ook zij die Hem doorstoken hebben (Opb. 1:7). Zo is het ook bij ons, wanneer wij uit christelijke gezinnen komen en de geliefde Zoon de rug toegekeerd hebben. Dan wandelen wij als vijanden van het kruis van Christus. Kennis alleen maakt ons vlees niet beter dan dat van hen, die rondom ons leven. Er is alleen herstel op belijdenis, zoals bij Juda. Dan staat de Heere Jezus ons weer voor ogen, zoals Hij stierf op Golgotha. Dan hebben wij weer de ware Jozef in beeld.

Een afdalende weg
In Genesis 29 lezen wij bij de geboorte van Juda: Nu zal ik de Heere loven, Juda had een prachtige naam: Godlover. In Genesis 38 leren wij dan de les, hoe je met zo’n prachtige naam toch kunt dwalen. Dat geldt voor jongeren en ouderen. Dat houdt ook nooit op, wij kunnen afdwalen. In de Statenvertaling staat dat Juda aftoog. Een afdalende weg van een Godlover, die tenslotte voert tot wat wij in vs. 18 vinden. Dat zijn lessen voor ons praktische leven.

Namen zijn in de Schrift nooit zonder bedoeling. Juda gaat naar Hira, wat voornaamheid, adel betekent. Sua betekent welgesteld, rijkdom. Er bestaat het gevaar, dat wij bij het zoeken naar een levenspartner kijken naar maatschappelijke welvaart. Dat is niet zo’n vreemde zaak. Wij worden gewaarschuwd om niet te handelen met aanziens des persoons (Jak. 2:1).

Hier, bij Juda, worden drie dingen genoemd op die afdalende weg. Hij zag, hij nam, hij ging tot haar in. De behoefte ontstond daar en toen. Dat doet ons denken aan Eva. Zij zag, nam en at. Ook bij Simson lezen wij van twee verschillende vrouwen die hij zag en hij moest uiteindelijk zijn ogen missen. Dat is het gevaar van een afdalende weg. Juda toog bij zijn broeders weg. Hij kwam daarmee toch in een andere omgeving, ook al waren zijn broers niet zulke beste mensen. Wij moeten niet lichtvaardig de broederkring verlaten en dan nemen en eten.

Bewaring
Hoe worden wij daarvoor bewaard? Door onze weg naar het woord van God te gaan. Het is treffend wat Job zegt: Ik heb een verbond gemaakt met mijn ogen, hoe zou ik dan acht gegeven hebben op een maagd? (Job 31:1). Dat is een belangrijke zaak, de beslissing te nemen om de ogen niet toe te staan zich te richten op iets dat ons ten val kan brengen. Speciaal in onze tijd is er dat gevaar van besmetting. Is die beslistheid bij ons? Ook Spr. 4:23 wijst ons op zo iets: Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens, en vs. 25: Laat uw ogen rechtuit zien en uw oogleden zich recht voor u heen houden. Weeg de gang van uw voet en laat al uw wegen wel gevestigd zijn. Wijk niet ter rechter-, of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade. Dat zijn Goddelijke waarschuwingen om zo’n droevige weg te vermijden.

Er
In deze geschiedenis lezen wij over daden van Er, Onan en Juda. Tamar en haar zonde zijn al in verband gebracht met Mattheüs 1. Het kwaad was bij deze mannen zeker zo groot. Er was slecht. Hij wekte het misnoegen van God op. Wat dat geweest is staat er niet bij, maar de Heere doodde hem. Dat mogen wij niet omkeren! Hier wordt het uitdrukkelijk vermeld. Wij kunnen niet straffeloos een weg in onafhankelijkheid van de Heere gaan. Hij regeert en grijpt in.

Onan
Aan Onan wordt gevraagd het zwagerhuwelijk te sluiten. Later is dat in de wet geregeld, maar het was al de gewoonte bij de vaderen. Onan verspilde zijn zaad op de grond; hij wilde geen volledige geslachtsgemeenschap met Tamar, geen bevruchting. Het is in dit verband misschien goed toch iets te zeggen over een verkeerde uitleg, waardoor jonge mensen het soms vreselijk moeilijk krijgen. Onanie wordt dan gelijk gesteld met zelfbevrediging. Maar dat staat hier helemaal niet, dat is een misvatting. Onan wilde niet aan zijn plicht voldoen en werd daarom gedood. Zelfbevrediging is wat anders dan dat wat Onan deed, al mag je het niet lichtzinnig opvatten. Het blijft waar dat ook je lichaam niet van jezelf is, en dat je de dingen van het huwelijk niet daarbuiten moet misbruiken. Het is onjuist, dat zelfbevrediging een voorbereiding op het huwelijk zou zijn, zoals je dat op school misschien wel eens hoort. God wil je helpen hierin niet te vallen, je mag Hem vragen ervoor bewaard te blijven.

Zes zonden van Juda en zijn zonen
Genesis 38 is een hoofdstuk vol zonde, en niet erg bemoedigend voor een avondbespreking. Wij vinden er zes zonden van Juda en zijn zonen. Een komplete katalogus. Er is voor ons allen wel wat bij, waar wij iets van onszelf in herkennen, waarbij wij moeten zeggen: Zo is mijn hart ook.

De eerste zonde
De eerste zonde is, dat Juda afdaalt van zijn broeders en in verbinding komt met Kanaän (Vs.1,2). Dat wordt bewerkt door het vlees, door immoraliteit. In Genesis15 wordt gezegd dat de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten nog niet vol was. De aantrekkingskracht van de wereld wordt daarin gezien, niet in het egyptische karakter, zoals wij dat in de Kolossebrief vinden, in de vorm van wereldse wijsheid. Hier gaat het om het verdorven karakter van de wereld, zoals dat in Ef.4:17-19 geschilderd wordt, de werken van de Kanaänieten. Dat is de zuigkracht van de zonde. Er is geen gelovige, die daar niet iets van kent. Het is de wereld van Satan, van de overste van deze wereld, van de kooplieden en van de welvaart.

De tweede zonde
De tweede zonde betreft Er (vs.7). Waarom werd Er, de eerstge-borene van Juda, gestraft? Als een kind een boze weg opgaat, sta je er als vader en moeder nooit los van. Het hart zegt dan: Wat heb ik fout gedaan? Er was de eersteling van zijn kracht (zie Ruben in Gen. 49:3). Velen die dit horen, hebben nog geen kinderen, zij zijn nog jong. Maar wij hebben in deze wereld een verantwoordelijkheid voor de kinderen die God ons heeft toevertrouwd. Wij mogen wel bidden voor broeders en zusters die kinderen groot moeten brengen.

De derde zonde
Onan staat in verband met de derde zonde. Wat hij deed was geen vorm van geboortebeperking. Zijn motief was laag. Hij weigerde om voor zijn broeder het zwagerhuwelijk te sluiten, waarbij in Gods wet de eerstgeborene toegerekend werd aan de eerste, overleden man, in verband met het erfdeel. Het was een plicht ten opzichte van de overleden broer. Volvoer uw plicht staat er in het Hebreeuws. Dat toont ons de zonde van Onan. Het was nijd, jaloersheid. Hij hield het erfdeel liever voor zichzelf en gunde geen kind aan de overledene. Dat is één van de vreselijkste zonden. Wij denken bij Onan vaak aan grof sexueel kwaad, maar het ging om het innerlijk, jaloersheid. Dat wij willen hebben wat de ander heeft, dat wij het de ander misgunnen. Maar ieder heeft talenten, die de ander niet heeft, elke broeder en zuster. Er zijn dus genoeg mogelijkheden. Herkennen wij dat? Een ander iets onthouden of misgunnen? Het zou een heerlijk getuigenis zijn wanneer er gezegd kon worden: Zie, hoe lief ze elkaar hebben. Bitterheden ten opzichte van de ander verstoren dat. Dat liefde en ootmoed, ten gunste van de broeder of zuster onder ons gevonden worde.

De vierde zonde
In vers 11 vinden wij als vierde zonde onrechtvaardigheid. Rechtvaardig zijn betekent aan de ander geven wat recht en billijk is. Het zwagerhuwelijk was er niet alleen ter wille van de broeder, maar was ook ten opzichte van de weduwe een daad van barmhartigheid, een sociale daad. De zwager trouwde haar. Wij zijn vandaag de dag bang om over recht te spreken, maar God doet dat wel. Tamar had op zich, uit rechtvaardigheidsgevoel, wel gelijk. Maar Juda had al twee zonen verloren en ze was als vrouw natuurlijk veel ouder dan Sela. Naar menselijke maatstaf was er alles op tegen om Tamar aan Sela te geven, maar naar Gods maatstaf was alles er voor.

De vijfde zonde
Als vijfde zonde vinden wij hoererij, in vers18. Dat wordt een zonde tegen het eigen lichaam genoemd (1 Kor. 6:18). Het is één van de sterkst veroordeelde zonden in de Schrift. Een zonde tegen jezelf.

De zesde zonde
Tenslotte vinden wij in vers 24 huichelarij. Dat is ook weer net zo’n heimelijke, gemene zonde als jaloersheid. Juda wil Tamar laten verbranden, terwijl hijzelf hoererij gepleegd had! Zo’n dubbele moraal was in vorige eeuwen ook in onze landen niet onbekend. Het is een wanstaltige vorm van huichelarij, waarbij men voor zichzelf veel mildere maatstaven aanlegt dan voor de ander. Als wij die mildere maatstaven eens toepasten op anderen. Denk aan David en Nathan. David veroordeelde zichzelf.

De zonde van Tamar
Waarom spreken wij niet over een zevende zonde, die van Tamar? Wij moeten ons goed verplaatsen in de omstandigheden van die tijd en in onze gedachten, vanuit onze samenleving, een heel grote sprong maken. Bedenken wat er in haar omging, zonder te komen tot het feit of ze al dan niet verkeerd deed. Een ongetrouwde vrouw of een weduwe zonder kinderen betekenden heel wat in die tijd. Daarom was ook het zwagerhuwelijk een gewoonterecht, dat later in de wet werd vastgelegd, waardoor zulke vrouwen in bescherming werden genomen. Er en Onan waren door eigen schuld gestorven, en de derde zoon werd aan Tamar geweigerd. Wij zouden zeggen dat het hun schuld was. Maar Juda gaf in zijn hart de schuld aan Tamar, uit puur bijgeloof. Hij handelde niet vanuit het hoge, morele standpunt van God. Tamar was er niet bij betrokken, zij was het slachtoffer. Zij had recht op dat zaad, dat Juda uit bijgeloof weigert. Het is geen aangename zaak jezelf of je familie de schuld te geven. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Juda zocht ook de schuld waar ze niet lag, want hij dacht: Dat ook hij niet sterve, evenals zijn broeders (vers11). Herkennen wij dat? Dat wij het opnemen voor wie ons het naast staan?

Het recht van Tamar
Tamar had een onvervreemdbaar recht. Ze moest als vrouw lange tijd wachten. Nageslacht was voor Tamar belangrijk. Voor het erfdeel van haar man en voor de eigen sociale bescherming, die er anders niet was. In de praktijk van die dagen voerde dat wel meer tot hoererij, zoals wij dat nu nog in Afrika kennen. Tamar eist op wat aan haar geweigerd was. In de landswetten (maar niet in de Schrift) kwam voor, dat de vader de taak overnam, wanneer er geen broers meer waren. Deze vrouw zag geen andere uitweg dan langs de weg van hoererij haar recht te krijgen. Hoererij blijft zonde. Juda’s fout wordt daardoor dubbel erg. Voor Tamar was het een zaak van leven en dood. Juda bevredigde bovendien nog zijn eigen lusten. Wij moeten daarom voorzichtig zijn in het uitspreken van een oordeel over Tamar, hoe afschuwelijk de weg die ze ging, ook was. Waar het om gaat is dit: als een ander iets verkeerd doet door mijn schuld, dan blijft, hoe verwerpelijk die handeling van de ander ook is, mijn verantwoordelijkheid. Daarop moeten wij ons concentreren bij Juda. Tamar stond met de rug tegen de muur, op het scherp van de snede, tussen goed en kwaad. Dat is wat de Schrift ergernis noemt, en een aanleiding tot vallen.

Zwart-wit beoordeling?
Er is ook nog een algemene opmerking te maken bij de zonde van Tamar in het licht van haar motieven. Een bepaalde zaak kun je principieel behandelen, bijvoorbeeld echtscheiding, en daar een zwart-wit benadering over geven. God veroordeelt echtscheiding, hoe dan ook. Maar dat wil nog niet zeggen dat er in de beoordeling en de behandeling van zo’n zaak geen rekening met de omstandigheden gehouden moet worden. Dat geldt ook voor hoererij, of wanneer wij het niet met elkaar kunnen vinden, of wanneer er sprake is van mishandeling. Dat zijn op zich altijd zaken die tegen de gedachten van de Heere zijn, maar die in de praktische benadering toch bezien moeten worden in het licht van de omstandigheden. Kwaad blijft kwaad, maar er is praktische wijsheid nodig om zich met zulke zaken bezig te houden.

Een afdalende lijn
In aansluiting hierop is het goed om op nog een ander gevaar te wijzen. Van de genoemde zonden zijn er vier door Juda bedreven en één door Er en Onan. Elk van hen is verantwoordelijk voor zijn eigen zondige daden. Wij zien dan een droevig dieptepunt in een dalende lijn, die vier generaties tevoren begonnen is. In Gen. 24:2 en 3 moet de knecht van Abraham de eed afleggen om geen vrouw te nemen uit de dochters van de Kanaänieten. Dat was naar Gods gedachten. Bij Izaäk vinden wij niet meer, dat hij over de vrouwen van zijn zonen beschikte en hen waarschuwde. In Genesis 26 nam Ezau twee Hethietische vrouwen. Er staat wel bij dat ze een kwelling des geestes waren voor Izaäk en Rebekka. In Genesis 38:2 neemt Juda zich een Kanaänietische vrouw, terwijl er helemaal geen relatie met Jakob meer is. Maar het gaat nog verder. Juda geeft ook zo’n vrouw aan zijn zoon. Dat is het einde van die dalende weg, waarin aan de wensen van het vlees wordt voldaan. Hoe ver zijn wij afgeweken van de wegen van God? De konsekwenties zullen zichtbaar zijn in ons gedrag ten opzichte van onze kinderen. Een struikelblok zijn is een verschrikkelijke zaak. Hoe licht zijn niet door een weifelende houding, het niet geven van goede raad of het hebben van een vertrouwelijk gesprek verstrekkende gevolgen zichtbaar geworden. In deze geschiedenis ligt voor ons een waarschuwing.

Genade en regering van God
Er zijn in de Schrift twee lijnen te zien. De ene lijn is de lijn van Gods genade. Die is de hele Bijbel door te volgen. Dat spreekt ons aan, roemen in de genade. Maar er is een andere lijn, waarvan wij ons veel minder rekenschap geven, een parallele lijn, die ons bij de zondeval getoond wordt, dat is de lijn van Gods regering. Adam en Eva blijven nog leven. Een dier moet sterven en de huid ervan dient hun tot bedekking. Bovendien ligt er een indirekte belofte in het vonnis dat God over de Satan uitspreekt. Daarom gaf Adam aan zijn vrouw de naam Eva. Van Mannin wordt ze de moeder van de levenden. Hij had oog voor de genade van God, voor het Zaad van de vrouw. Maar ze zagen ook Gods regering; er stonden engelen met een vlammend zwaard voor de hof van Eden, waaruit ze verdreven waren. Wij zien die twee lijnen ook bij het kruis. Oordeel van God: Zwaard, ontwaak tegen Mijn herder, en tegen de man, die Mijn metgezel is (Zach.13:7). Maar tegelijkertijd ook de genade, de grond waarop God kan vergeven.

Juda ging tegen het gebod van zijn vader in, tegen het geloof dat hij geleerd had. Hij trok weg, nam zijn intrek bij Hira en huwde de dochter van Sua. Daarom kwam het zwaard ook in het leven van Juda. Zijn zonen Er en Onan werden gedood, maar dat bracht Juda niet tot inkeer.

Wat een mens zaait
Dwaalt niet, God laat Zich niet bespotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten (Gal. 6:7). Dat geldt ook voor ons. Ook wij hebben te maken met Gods regering. Zijn regeringswetten zijn niet veranderd, zelfs niet in de genadetijd. Ook nu geldt de wet van zaaien en oogsten, die wij al uit de schepping kennen. Wat gezaaid wordt komt boven. Dat zien wij ook bij Juda. Juda had zijn vader bedrogen, door de rok van Jozef in bloed te dopen. Zelf werd hij misleid door het hoerenkleed van Tamar. Juda had Gods regering al ervaren, zonder tot inkeer te komen. God heeft in Zijn regering bij gelovigen toch het goede op het oog. Waar gelovigen met de wetten van Gods regering gekonfronteerd worden, hun zonde belijden en tot verootmoediging komen, blijkt dat duidelijk.

David dankte God achteraf voor het zwaard. Net zoals wij dat in Jes. 12:1 vinden: Ik dank U, Heere, dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd en Gij troost mij. Het beste wat wij kunnen doen, is buigen onder Gods regering en genade zoeken om de gevolgen te dragen. Dan zijn de gevolgen toch tot zegen. Bij Juda, die het zwaard veronachtzaamde ging het van kwaad tot erger.

Wat Juda weggaf
Het is diep bedroevend om te zien, dat Juda, toen hij hoererij pleegde en Tamar om een pand vroeg, drie dingen gaf die van grote waarde waren. Hij gaf zijn zegelring weg, die spreekt van trouw en van eigendom; ergens je zegel op drukken. Verder gaf hij zijn snoeren. Dat zijn meetsnoeren. De betekenis ervan leren wij uit Deut. 32:9: Want des Heeren erfdeel is Zijn volk, Jakob is het snoer van Zijn erve, en uit Ps.16: 6: De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen; ja, een schone erfenis is mij geworden. Het toegemeten erfdeel wordt afgegeven in verbinding met hoererij. Het werd met de begeerte van het vlees verbonden. Tenslotte gaf hij de staf, die met leiding, met gaan, met steun verband houdt. Ze kwamen in handen van Tamar, in de handen van iemand, van wie hij dacht dat ze een hoer was. Hij gebruikte ze niet in de weg van de Heere.

Sela was oud genoeg
In verband met de weigering van Juda om Sela te geven moet opgemerkt worden dat Sela wel degelijk oud genoeg was, wat volgt uit de tijdrekening in dit gedeelte. Er lag twintig jaar tussen de tijd dat Juda wegtrok en weer terugkwam. En in die tijd speelt deze geschiedenis zich af. Bovendien was toen de huwbare leeftijd laag. In vers 26 bekent Juda dat het fout geweest is, dat hij Sela niet aan Tamar heeft gegeven. Hij had haar dus wel degelijk aan Sela kunnen geven. Daarom is wat Juda in vers 11 zegt onrechtvaardig en onwaarachtig. Wat hij dacht was wat anders dan wat hij zei. Datzelfde gevaar is er ook voor ons.

Twee mogelijkheden
Naar aanleiding van Spr. 4:23-27 en 5:20 hebben wij er al aan gedacht hoe belangrijk het is waar wij wel en niet naar kijken. Dat is erg belangrijk in verband met de zonde van hoererij die Juda met Tamar bedreef. De situatie was zo dat Tamar voor de tweede maal weduwe was en Juda weduwnaar (vs. 12). Het leviraatshuwelijk was er, naast de maatschappelijke voorzieningen die ermee verbonden waren, ook voor de emotionele, lichamelijke en psychische behoeften. Juda dacht daar erg makkelijk over. Tamar kon wel zonder. Hij was zich niet bewust van de kracht van de sexualiteit in het leven van een mens. Maar hij viel zelf in de zonde toen hij weduwnaar was. En het Nieuwe Testament zegt ons in 1 Korinthe 7 dat er, binnen de grenzen die God gegeven heeft, twee mogelijkheden zijn om hartstocht te beheersen. De eerste is, dat iemand een bijzondere gave van God heeft ontvangen om ongetrouwd te blijven, door een leven van gebed en toewijding aan God. De tweede mogelijkheid is die van het huwelijk. In Genesis 39 zien wij hoe Jozef, een jongeman, in staat is zich te beheersen, onder veel moeilijker omstandigheden. Toewijding aan God en gemeenschap met zijn Heere gaf hem daarvoor de kracht.

Was er bij Juda echt berouw?
Juda zei in vers 26: Zij is rechtvaardiger dan ik, omdat ik haar aan mijn zoon Sela niet gegeven heb. En vervolgens lezen wij: En hij bekende haar voortaan niet meer. Juda erkende zijn eigen ongerechtigheid, maar alleen deze konklusie en het feit dat hij geen gemeenschap meer met haar had betekent nog geen berouw. David zei, nadat hij gezondigd had, in 2 Sam. 16:11: Ziet, mijn zoon, die uit mijn lijf is voortgekomen, zoekt mijn ziel; hoeveel te meer dan nu deze zoon van Jemini? Laat hem geworden, dat hij vloeke, want de Heere heeft het hem gezegd. Misschien zal de Heere mijn ellende aanzien; en de Heere zal mij goed vergelden voor zijn vloek, te dezen dage. David boog zich onder de regeringswegen van God. Er was berouw voor God in zijn hart. In het leven van David vinden wij twee grote zonden en in beide gevallen buigt David zich voor God. Zeker niet in de laatste plaats wordt David daarom de man naar Gods hart genoemd.

Weest dan op uw hoede voor uw hartstocht
Juda was weduwnaar. Dat was voor een sterke, gezonde man ongetwijfeld een zware beproeving. Hij had het zeker niet gemakkelijk. Maar voor Tamar gold hetzelfde; zij was weduwe, ze had het daarom moeilijk. Daarbij kwam nog het verlangen naar het moederschap. Juda voldeed zelf niet aan wat hij van zijn schoondochter eiste. Hij voldeed niet aan de gevolgen van zijn weduwnaarschap. Tamar had niet zoveel vertrouwen in hem, anders had ze deze maatregel niet genomen. Ze kende de zwakke plek van Juda. Zo weinig vertrouwen had de vader van de familie in zijn eigen omgeving. Hoe staat het met ons, vaders? Juda kende God en van Tamar mag je dat ook veronderstellen. In 1 Korinthe 7: 8 en 9 lezen wij iets over hen die zich niet kunnen onthouden. Op zich is dat niet verkeerd. Je hoeft je daarvoor niet te generen. Maar de Heere wijst zulke gelovigen de weg van het huwelijk aan, al zeggen psychiaters en psychologen in onze tijd andere dingen, namelijk dat je geen weerstand moet bieden en je begeerten moet bevredigen. Dat is nu net de weg die Juda gaat. Gemeenschap buiten het huwelijk om wordt vandaag de dag aangeprezen voor jongemensen, die wel willen trouwen, maar dat om sociale redenen nog uitstellen. Dat is tegen Gods gedachten.

Satan noemt de eisen van God wreed, net zoals hij dat bij Eva deed. Dat is geen liefde van God, Hij onthoudt je iets, fluistert hij nu. Je moet meer van het leven genieten, is een leugen van Satan. Wij weten dat God Zijn schepselen liefheeft en Hij handelt als Vader ten opzichte van Zijn kinderen. Het loont, te wachten tot God de weg opent op de manier die Hij voor ogen heeft. Als wij naar het vlees handelen zullen wij ondervinden dat het kwaad zichzelf straft. Dat zien wij in het gedrag van Juda en Tamar. Het was niet gemakkelijk voor Juda, maar God zegt in Zijn Woord: Weest dan op uw hoede voor uw hartstocht (Mal. 2:15, NBG Vertaling). Als Juda dat had gedaan was hem heel wat ellende bespaard gebleven.

Ongelovige vrienden
In deze geschiedenis komen wij steeds weer de Adullamiet Hira tegen. Hij wordt in vers12 de vriend van Juda genoemd. Nadat Juda zijn zonde met Tamar had bedreven moest Hira zijn zaakjes weer opknappen. Een ongelovige vriend of vriendin is een groot gevaar. Een vriend in het land van de Kanaänieten spreekt van immoraliteit. Als Juda Jozef bij zich had gehad, zou hij gewaarschuwd zijn. Nu wordt zonde op zonde gestapeld en Hira keurt de daden van Juda niet af. Een vriend uit Kanaän waarschuwt niet bij zonde, maar zal er mogelijk zelfs behagen in scheppen. Bij deze ernstige dingen moeten wij bedenken wat in Jak. 4:4 staat: Overspeligen, weet u niet, dat de vriendschap jegens de wereld vijandschap is jegens God? U en ik, wij kunnen onze broeders en zusters oprichten. Wij mogen ogen en oren openhouden met het oog op verschillende verkeerde dingen. Het is een ernstige waarschuwing die wijzelf ter harte moeten nemen. Geen Hira in ons leven, maar een innige gemeenschap met de Heere en met de broeders en zusters.

Gods genade
In 1 Kron. 4:1 lezen wij: De kinderen van Juda waren: Perez, Hezron en Karmi, en Hur en Sobal. De namen Er, Onan en Sela worden daar weggelaten. Dat is erg bemoedigend. Daar is geen sprake van de kinderen van de Kanaänietische vrouw. Daar zien wij de lijn van Gods raadsbesluiten. Wij lezen in de Schrift van het falen van gelovigen, zoals Izaäk, Mozes en David. Zij waren ook maar mensen. Maar God zet de lijn van de genade met hen voort, voor het bereiken van Zijn doel. In 1 Kronieken zien wij Juda als instrument in Gods hand, in de lijn naar David en de grote Zoon van David.

Bidden om bewaring
In datzelfde hoofdstuk, in 1 Kron. 4:10, lezen wij het gebed van Jabez. Jabez riep de God van Israël aan met de woorden: Indien Gij mij rijkelijk zegenen en mijn gebied vermeerderen zult, en Uw hand met mij zijn zal, en met het kwade alzo maakt, dat het mij niet smarte. Dat geeft ons aanwijzingen hoe wij hebben op te treden ten opzichte van het kwaad. Daar vinden wij geen belijdenis ná het kwaad, maar een gebed ter vermijding van het kwaad. Dat is een goed gebedsonderwerp aan het begin van elke nieuwe dag. In de wereld waarin wij leven lekt het kwaad maar al te gauw door bij christenen. Maar bij Jabez vinden wij een voortdurend gebed ter voorkoming van het kwaad, opdat dat niet in zijn leven zou doordringen. Misschien is het gebed bij Jozef van een hoger niveau: Hoe zou ik dan dit, een zo groot kwaad doen en zondigen tegen God, maar wat Jabez deed was zeker goed. Hij wilde gezegend worden, hij wilde een groter grondgebied. Hij wilde dat Gods hand met hem was en dat hij voor het kwaad bewaard zou worden, dat hem geen smart zou treffen. Dat vinden wij ook bij David in Psalm 51. Er was grote smart bij David, zijn geweten was geraakt en hij had erg veel berouw. Smart de zonde ons? God ziet ons altijd en overal. Zonde is iets verschrikkelijks. Het brengt smart en bitterheid in ons leven, het maakt onze gemeenschap met God stuk, het verhindert geestelijke groei en neemt de christelijke blijdschap weg. Wij weten niet of Jabez iets van de zonde van zijn voorvader wist. Als dat zo was, dan wilde hij die zonde vermijden. Hij vroeg om twee dingen: om zegen en om bewaring voor het kwade. Laten wij blijven bidden. Wij hebben hulp buiten onszelf nodig. Allemaal hebben wij voor onszelf dat woord van Jabez wel gebruikt: Wil mij toch zegenen. Het kwam uit het diepst van zijn hart, hij wilde dat echt. Het was geen uitzondering in zijn leven.

Eerst het natuurlijke, daarna het geestelijke
Nog een slotopmerking bij Genesis 38. Bij de geboorte van Perez en Zera komt een beginsel naar voren. Hij die de eerste had kunnen zijn, werd niet door God als eerste verkozen. Zera leek het eerst te komen, maar Perez werd het eerst geboren. Zijn naam betekent breuk. Net als bij de geboorte van Jakob vinden wij daar verkiezing door God. Niet omdat Jakob zelf zo voortreffelijk was, hij was een hielenlichter. Als iemand iets is, is hij dat alleen omdat God iets van hem maakt. God alleen zij de eer.

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, mei ’87
Met toestemming overgenomen voor electronische distributie door Bijbelstudie-BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.