Heb de wereld niet lief

Heb de wereld niet lief

Pasen 2005.
Vandaag herdenken wij de opstanding van onze Here Jezus Christus maar wij houden geen traditionele dienst met de bekende paasliederen, die uit volle borst, maar gedachteloos gezongen kunnen worden. Vanmorgen gaan wij aan de hand van de bijbel bekijken wat de opstanding van de Here nu werkelijk inhoudt voor ons als gelovigen. Na Zijn kruisiging en het sterven van de Here stond hij op in een nieuw, volmaakt, lichaam en verscheen Hij aan de mensen die Hem heel na stonden. Dóór Zijn opstanding is ook óns nieuwe leven mogelijk geworden, het leven met Hem! Het leven dat wij mogen leven in afhankelijkheid van Hem.

Vanmorgen gaan wij met elkaar doornemen, vanuit het Woord van de Here, wat nu dat nieuwe leven dan eigenlijk is. Óf het een voor het oog vroom leven is óf dat het een totaal ander leven behoord te zijn dan voor dat wij tot geloof kwamen. De apostel Paulus zegt in Romeinen 12:2
“En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene.”

Hiermee komen wij gelijk bij het thema van deze morgen gekomen, hervormd in ons denken, eigenlijk zegt de apostel: “vernieuwd in uw denken”. Deze vernieuwing, hervorming, behoord het resultaat, het gevolg te zijn  van Pasen, van de opstanding van de Here Jezus. Laten wij beginnen met het lezen van 1 Johannes 2:12-17.

Heb de wereld niet lief
Eerst het bemoedigende gedeelte:
“Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns Naams wil. Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen. Ik heb u geschreven, kinderen, want gij kent de Vader. Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk en het woord Gods blijft in u en gij hebt de boze overwonnen.’

Maar Johannes waarschuwt ons ook!:
Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.”
1 Johannes 2:12-17

1 Johannes 2: 12-17 kunnen wij in twee gedeelten verdelen, het bevat een vriendelijk en bemoedigend gedeelte waar de geadresseerde vaderlijk en bemoedigend wordt toegesproken. Maar het bevat ook een ernstig gedeelte waarin hij waarschuwt voor één van de voornaamste gevaren die volgelingen van de Here Jezus Christus bedreigen: het gevaar van “wereld-gezindheid”, ’wereld-gelijkvormigheid’ De aanhef is bijna aandoenlijk: ’Kinderkens’, schrijft Johannes. Hij beschouwt de gelovigen als zijn kinderen en hij voelt zich als een vader ook sterk verantwoordelijk voor hun welzijn en geluk. Daarom spreken de brieven van Johannes veel gelovigen zo sterk aanspreken, hij wordt ook wel de apostel der liefde genoemd. De tegenstelling tussen de brieven van Johannes en Paulus zijn dan ook erg groot, Paulus hakt er soms stevig op in als iets hem niet aan staat of als hij dwalingen aan de kaak stelt. Als wij b.v. Galaten 1: 6-10 lezen zien we het heftige karakter van Paulus:

“Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, En dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt! Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt! Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.”  Galaten 1: 6-10

Johannes had ook problemen met iemand die zichzelf meer toedichtte dan hem toe kwam en toch schrijft deze veel zachtmoediger over de zondaar:

“Ik heb aan de gemeente een en ander geschreven; maar Diotrefes, die onder hen de eerste tracht te zijn, ontvangt ons niet. Daarom zal ik, als ik kom, herinneren aan zijn werken, die hij doet, daar hij met boze woorden tegen ons zwetst; en hiermede nog niet voldaan, ontvangt hij zelf de broeders niet en weerhoudt ook hen, die het wel willen doen, en hij werpt hen uit de gemeente.”  3 Johannes 9-10

Johannes is hier wel resoluut maar schrijft in onze ogen netter en zachtmoediger dan Paulus. Denk nu niet dat het gedrag van Diotrefes minder erg is dan hetgeen waar Paulus over schreef want hij demonstreerde wereldgelijkvormigheid tot in het extreme, hij zocht macht en aanzien. Dit streven naar macht en aanzien binnen plaatselijke groepen en gemeenten komt heden ten dage ook heel veel voor. Het komt zelfs voor dat christenen die niet met het beleid en de ingeslagen richting van de leiders, meestal een dwaling, eens zijn uit de gemeente worden gezet. De voorgangers en oudsten die deze euvele moed hebben beseffen niet dat ze zich aan het zelfde schuldig maken als Diotrefes. Wij gaan terug naar 1 Johannes 9-10;

’Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns naams wil.’

Hier wijst Johannes op het grootste voorrecht van de gelovige: onze zonden zijn vergeven!  Alles wat achter ons ligt, wat we in het verleden ook gedaan, of nagelaten, hebben, is ons vergeven door het offer van onze Here op Golgotha. We mogen verder leven zonder angst en vrees want de Here Jezus heeft alles voor ons volbracht. Alles is ons vergeven, maar dan enkel en alleen door Hem: om Zijn Naams wil. Door het offer van Jezus Christus zijn wij een nieuwe mens. De Heer heeft door Zijn kruisdood én opstanding een nieuw tijdperk, hij heeft een nieuwe bedeling, ingeluid: de bedeling van het nieuwe verbond, de bedeling der genade. En wij mogen door Hem bij dat nieuwe verbond horen, mits wij tot bekering en geloof komen. Dát is het evangelie, dát is dé blijde boodschap.

’Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den boze overwonnen.’

Johannes zegt hier: Ik verkondig dit evangelie voor iedereen: voor kinderen, voor jongeren, voor vaders. Ik verkondig het evangelie voor jongeren. Zij staan in het heetst van de strijd; zij worden geconfronteerd met de realiteit van het leven, met alle problemen en moeilijkheden en gevaren die op hen afkomen. Denk hierbij alleen maar eens de druk die op de jongelui af komt op de scholen, het onderwijs is gericht op de evolutieleer, op gelijkheid van alle z.g. godsdiensten, enz. Denk eens aan de onderlinge omgang van de jeugd op scholen, als je niet mee kan doen lig je er uit, ben je buitengesloten en dat in een periode van het leven waar erkenning van de groep zo belangrijk is. Maar Johannes zegt ook dat zij het kwade kunnen overwinnen: door het goede te doen; door de kracht van de Here Jezus. Maar Johannes verkondigt het evangelie ook voor ouderen. Hij verkondigt het voor mensen die al heel wat levenservaring hebben opgebouwd. Maar ook voor hén heeft het evangelie nog heel wat bieden, want door hun ervaring mogen zij weten dat God in alles heel dicht nabij is. Zij kennen Hem, die van in den beginne is, de eeuwige God, die nooit een werk in de steek laat dat Hij begonnen is. Die boodschap, is een boodschap voor alle tijden:

’Ik heb u geschreven, kinderen, want gij kent de Vader. Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk en het woord Gods blijft in u en gij hebt den boze overwonnen.’

Maar dan verandert Johannes van toon. Hij wordt ernstig omdat hij belangrijke boodschap wil brengen. Ik zei het al in het begin van deze overdenking: Johannes wil ons deze morgen waarschuwen voor één van de ernstigste gevaren die het christendom, die óók ons persoonlijk bedreigen. Johannes heeft het namelijk over de wereldgezindheid; hij wil ons met klem waarschuwen voor wereld-gelijkvormigheid:

’Heb de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde van de Vader is niet in hem.’

We moeten wel nog even verder lezen; anders zouden denken dat we de mensen in de wereld rondom ons niet zouden mogen liefhebben! Dat is natuurlijk de bedoeling niet. Johannes heeft het over wat in de wereld is; niet over hén die in de wereld zijn. Hij verduidelijkt zich dan ook:

’Want al wat in de wereld is: de begeerten des vlezes, de begeerten der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.’

We mogen ons niet laten verleiden door wat in de wereld is, wat de wereld en daarmee satan ons aanbiedt. We mogen verleidelijke zaken die ons door de wereld worden voorgespiegeld niet op onze verlanglijst gaan plaatsen.
Zo gaf iemand mij eens een artikeltje uit de EO-bode waarin de hebzuchtige geldbelegging van een apotheker werd beschreven, hij zou zelfs tot 50% winst op zijn beleggingen kunnen ontvangen. Deze belegging werd hem héél vroom aangeboden door een bekende Pinkster voorman die een beleggingsfonds had opgericht en gigantische winsten voorspiegelde. In het artikel werd deze man, die voorganger, beschreven als een slechte man die met het geld van een ander aan de haal is gegaan, maar waren de motieven van de apotheker wel zo nobel. Hij zei zijn geld beschikbaar te willen stellen om het koninkrijk van de Here op aarde te steunen met zijn geld, maar wáárom dan wel 50% winst te verwachten? Het klinkt vroom allemaal van de man maar de hebzucht heeft hem gedreven, heeft hem 1 miljoen Euro gekost, hij is geen haar beter dan de vrouw van Lot die de weelde van Sodom niet los kon laten. De gevolgen van wereldgelijkvormigheid zijn vaak vreselijk voor hen die het overkomen is, de apotheker verloor 1 miljoen euro en de vrouw van Lot zelfs haar leven. De verlokkelijke dingen die ons vaak aantrekken, of al die glitter en glamour die ons zo dikwijls de ogen uitsteken, de neiging om onszelf beter voor te doen dan we zijn en ons een meer of hoger wanen dan de anderen zijn niet uit de Here God. Johannes is hier heel expliciet, wie aan deze dingen ziet als het hoogste goed en wie  bij het streven naar materiële zaken blijft zit helemaal fout. Hij zegt daar van:

’de liefde van de Vader is niet in Hem.’

Waarschijnlijk zullen er veel mensen jaloers op zo iemand zijn. Misschien staat zo iemand wel aan de top van de sociale ladder. Het kan zijn dat hij heel veel geld en goederen bij elkaar heeft geschraapt en dat hij in de ogen van velen een fantastisch leven heeft maar de liefde van God is niet in Hem. En hoe succesvol hij ook is: op het einde van zijn leven zal hij met lege handen staan. De belangrijkste ervaring in het leven, en vooral bij het afscheid van het leven, de liefde van God, zal hij missen. Dit is een vreselijke zaak.Maar Johannes is niet de enige die ons waarschuwt tegen de liefde voor wat in de wereld is en tegen de wereld-gelijkvormigheid. Het is een waarschuwing die wij in het Nieuwe Testament vaker vinden. De bekendste tekst in verband met wereld-gelijkvormigheid we vinden we in Romeinen 12:2;

’En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van god is, het goede, welgevallige en volkomene.’

Wij zien in deze tekst dat wereldgelijk-vormigheid in het denken zit! Het zit in de wijze hoe je tegen de dingen aankijkt. Wereldgelijkvormigheid zit in ons denken, in ons hoofd. Wanneer wij op de wereld zien en haar begeren en daar ook naar verlangen is er geen plaats meer voor de Here in ons denken Dit denken en de strijd daar tegen kunnen wij alleen met hulp van de Here overwinnen. Als volgelingen van de Heer staan we in de wereld maar mogen wij niet ván deze wereld zijn. Niet dat wij wereldvreemd moeten zijn maar dat wij nuchter in de wereld moeten leven. De Here Jezus bad dit ook in zijn hogepriesterlijk gebed:

’Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze. Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben.’  Johannes 17:15-16

We moeten met onze twee benen stevig op de grond blijven staan, zo waarschuwt de Bijbel ons: we moeten nuchter en waakzaam blijven! Want voor we het beseffen zijn wij in de valstrik van satan gevallen, we lezen in 1 Petrus 5:8-9:

“Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. Wederstaat hem, vast in het geloof, wetende, dat aan uw broederschap in de wereld hetzelfde lijden wordt toegemeten.”

We horen niet in deze wereld, net zo min als de Here Jezus in deze wereld thuishoorde. We moeten met ons hoofd, onze belevingswereld, in de hemel zijn, bij Hem. We moeten denken zoals Hij deed, de dingen in deze wereld willen zien zoals Hij ze ziet. Dat is niet gemakkelijk: want zo zijn wij van nature niet. We moeten hervormd worden in ons denken, we moeten vernieuwd worden. Die wijze van denken is gebaseerd op de drie belangrijkste pijlers van ons “christen zijn”. Ons anders denken, ons anders zijn, moet gefundeerd zijn op geloof, op hoop en op liefde.Wij denken anders over deze wereld om ons heen omdat we geloven dat alles wat we zien en beleven in Gods’ hand is. Wij denken anders over het ontstaan, over de geschiedenis en het einddoel van deze wereld omdat we vast weten dat God hier een plan mee heeft en dat Hij dat plan feilloos zal uitvoeren. Wij denken anders over ons leven omdat we geloven dat ons leven géén toeval is en dat het in Gods ogen een waardevol leven is.  Wij denken anders over het leven omdat wij een eeuwig leven met Hem verwachten. We weten dat Hij, zoals Hij een doel heeft met deze wereld, Hij ook een doel heeft met ieders leven persoonlijk. Wij zijn waardevol in Zijn ogen... hoe anderen dan ook over ons mogen denken!

Ons vernieuwd denken wordt gedragen door onze hoop. Jezus gaf ons leven een totaal nieuw uitzicht, Hij zei:

’Ik ga heen... om u een plaats te bereiden’.  Johannes 14:2

Ons denken wordt dan ook door deze hoop beïnvloed. De dood heeft het laatste woord niet meer; het beste moet nog komen! Wie zonder deze hoop leeft denkt totaal anders over dit leven. Die wil alles in het hier en nu beleven want hij denkt straks ben ik dood en is het over. Die heeft geen zicht op de toekomst, de eeuwige toekomst met de Here, die leeft zoals Paulus het beschreef in 1 Korinthe 15:32b:

“Indien er geen doden worden opgewekt, laten wij eten en drinken, want morgen sterven wij.”

Voor wie zonder hoop leeft merkt onvermijdelijk dat hoe ouder hij wordt, hoe negatiever zijn gedachten zullen worden. Er zal zonder twijfel een dag komen waarop hij of zij denkt: ’Nu heb ik het allemaal gehad, nu heb ik van dit leven niets meer te verwachten’. Dan blijven er alleen maar weemoedige herinneringen over en een troosteloos wachten op een zinloos einde. Hervormd worden door een vernieuwing in het denken steunt op de liefde van de Here God ten opzichte van ons mensen, maar óók op de onderlinge liefde als christenen. Wanneer we de liefde van God ervaren in ons leven kán het niet anders of we gaan totaal anders denken over de wereld waarin we leven. God heeft de wereld lief! Het is zijn schepping, zijn werk. Alles wat leeft heeft dat leven te danken aan zijn levens-adem. God heeft die wereld zó liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon aan deze wereld heeft gegeven. Wie dát weet, wie dat belijdt, gaat anders naar deze wereld en naar het leven kijken. Dat nieuwe denken, die vernieuwing van onze gedachten moet heel ons leven, heel ons handelen, positief gaan beïnvloeden. Wie anders gaat denken, die gaat ook anders leven. Die gaat anders leven dan mensen die dat geloof, die deze hoop en die Gods liefde niet kennen. De bekende woorden van Paulus, die worden dan bijna vanzelfsprekend:

’Maar gij geheel anders, want gij hebt Christus leren kennen.’   Efeze 4:20

En toch weten we heel goed, dat de werkelijkheid vaak heel anders is. Waarom is het dan toch nodig dat de Bijbel ons steeds opnieuw moet waarschuwen tegen wereldgelijkvormig denken en wereldgelijkvormig leven? Heel eenvoudig: wie anders gaat leven dan de wereld moet weten dat hij op heel wat tegenstand zal kunnen rekenen. De Heer heeft dat  zelf aan den lijve mogen ondervinden; Hij wist dat vooraf en Hij wist ook dat zijn volgelingen ook niet populair zouden worden bij de mensen uit de wereld. Hij heeft hen daar van het begin af aan voor gewaarschuwd:

“Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren. Maar dit alles zullen zij u aandoen om mijn naam, want zij kennen Hem niet, die Mij gezonden heeft”. 
Johannes 15:20-21

Hier schuilt het gevaar. We moeten hier eerlijk voor ons zelf zijn: niemand van ons wordt graag vervolgd. En dan we moeten nog niet eens aan échte vervolging denken. Niemand van ons wordt graag door zijn omgeving bekeken als iemand die er niet écht bij hoort, als iemand die toch wel een beetje wereldvreemd denkt en doet. Dáár schuilt het gevaar: we proberen niet te veel op te vallen. We willen ons als het ware ’vermommen’, er uitzien als alle anderen rondom ons, leven zoals iedereen, meedoen met de rest. Want dát is de weg van de minste weerstand. Maar het is een rampzalige weg voor de boodschap van de Here Jezus, voor het evangelie. En daarom waarschuwt de Bijbel ons zo vaak voor gelijkvormigheid. En verteld het Woord ons ook duidelijk wat de gevolgen zijn van wereld-gelijkvormigheid. Het gevaar van leven zoals de anderen die in wereld leven, is dat het nieuwe leven dat wij bij onze bekering ontvingen na een periode van opnieuw werelds leven in een hoek wordt gedrukt. De wereldse zaken en beslommeringen gaan dan té veel beslag op ons leggen en onze kennis van de Bijbel, het evangelie heeft dan geen praktisch nut meer. De Here Jezus waarschuwde ons daar voor toen Hij de gelijkenis van de zaaier vertelde. Mattheus 13: 22:

’De in de dorens gezaaide is hij, die het woord hoort, en de zorg van de wereld en het bedrog van de rijkdom verstikt het woord, en hij wordt onvruchtbaar.’


Dat is een heel ernstig gevaar: ons nieuw leven wordt onvruchtbaar; het heeft geen enkel resultaat... De mensen om ons heen hebben er niets aan.  Ons geloof wordt een dood geloof. Ook voor een tweede, nog ernstiger, gevaar heeft de Heer ons al gewaarschuwd. Als we leven als de mensen in de wereld, zijn we zo als de mensen waarvan Jezus spreekt Mattheus 24: 38 -39:

’...zoals zij in die dagen vóór de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten...’

Wanneer wij tot geloof gekomen zijn en terug vallen, leven zoals de ongelovigen om ons heen en opnieuw onderduiken in de wereld, dan verdwijnt onze waakzaamheid. Die waakzaamheid kan op een aantal wijzen wegzakken:

  1. Waneer in de samenkomsten niet meer wordt gewezen op profetieën én de aanstaande komst van de Here Jezus. Dan is het natuurlijk wél onze eigen schuld dat wij het zicht op de toekomst kwijt raken maar óók voorgangers en gemeenten moeten hier voor op hun hoede zijn want uiteindelijk heeft de Here aan hen gelovigen toevertrouwd.
  2. Wanneer de wereld, de luxe, de woning, de sport of wat dan ook ons door de week bezig houdt zal een samenkomst op zondag ons niet behoeden voor wereldgelijkvormigheid. De Here heeft niets voor niets gezegd dat we waakzaam moeten zijn!:

“Dan zullen er twee in het veld zijn, één zal aangenomen worden en één achtergelaten worden; Twee vrouwen zullen aan het malen zijn met de molen, een zal aangenomen worden, en een achtergelaten worden. Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt.”  Mattheus 24: 40-42

Dit slaat dan op de onverwachte komst van de Here Jezus voor Israël maar wij christenen uit de heidenen worden door Paulus óók gewaarschuwd voor de afval en vervlakking:

“Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft. Zelf weet ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen die de kudde niet zullen sparen; En uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken. Waakt dan en herinnert u, dat ik drie jaren lang nacht en dag niet heb opgehouden ieder afzonderlijk onder tranen terecht te wijzen.”  Handelingen 20:28-31

Wij, gemeenteleden, én voorgangers en oudsten, vervallen dan in een soort geestelijke onverschilligheid en vervlakking, we lopen het risico dat we niet meer zien wat er écht om ons heen gebeurt. De kans is dan levensgroot dat we blind worden voor het feit dat Gods plan zich verder voltrekt en dat we te laat wakker zullen worden, net zo als de vijf dwaze meisjes uit Mattheus 25:8-13

“En de dwaze zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. Maar de wijze antwoordden en zeiden: Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf. Doch terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen, en de deur werd gesloten. Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open! Maar hij antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet. Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur.”  Mattheus 25:8-13

Ook loert er nog een derde gevaar: we zullen uiteindelijk de dingen van de wereld voorrang geven in ons leven dat we onze roeping zullen prijsgeven. Zo komt het vaak voor dat heel actieve christenen na het kopen van een woning, boot of caravan zo diep in dat bezit op gaan dat uiteindelijk alles om hen heen onbelangrijk schijnt te zijn en zélfs de persoonlijke relatie met de Here vervlakt. Uiteindelijk stoppen dergelijke christenen met het vervullen van de opdracht om het evangelie in deze wereld uit te dragen.
Paulus vertelt over zo iemand in 2 Timotheus 4: 10;

’Want Demas heeft mij uit liefde voor de tegenwoordige wereld verlaten. Hij is naar Thessalonica vertrokken...’.

En uit de woorden van Paulus kunnen we afleiden dat Demas zeker niet naar Thessalonica trok om daar het evangelie te verkondigen. Maar het ergste gevaar van ons ’leven zoals de anderen in deze wereld’ wilde ik tot het laatste willen bewaren; Door onze wereld-gelijkvormigheid zullen anderen verloren gaan en dat is toch wel de zwaarste verantwoordelijkheid die we ons kunnen indenken! Wanneer onze nieuwe manier van denken ons leven niet écht totaal verandert, dan zullen anderen dat merken. Wanneer wij leven zoals de andere mensen in de wereld, als ook wij liefdeloos met elkaar omgaan en onze eigen belangen en onze eigen verlangens telkens opnieuw voorrang geven zullen mensen zich afvragen wat dat geloof nu eigenlijk voor stelt en is het risico héél groot dat anderen zich van het evangelie zullen afkeren.

Wij kunnen wel een vroom sausje over onze daden gieten, om ons gevoelsmatig te rechtvaardigen, maar mensen uit de wereld, de ongelovigen, prikken daar heel snel door heen. Zij die wél in het geloof zijn opgevoed of die nog maar korte tijd geleden in aanraking zijn gekomen met het evangelie maar geen persoonlijke beslissing voor Heer Jezus hebben genomen, houden ons, en terecht, scherp in de gaten. Ze kijken misschien zelfs een beetje naar ons op maar ze kunnen dan ook heel snel en heel gemakkelijk in ons teleurgesteld worden. En dan is het risico groot dat ze uit ons zwakke, wereld-gelijkvormige voorbeeld, de volgende conclusie zullen trekken: ’Als dàt christenen zijn, als die mensen zó leven... dan hoeft het voor mij niet’. Dan wordt elke evangelisatie-aktie, elke verkondiging, door onze wijze van leven ondermijnd. En ik vrees dat de Here God ons daar later verantwoording zal voor vragen. Dat is ongetwijfeld de belangrijkste reden waarom ook Johannes in zijn brief ernstig waarschuwt tegen wereldliefde, wereldgelijkvormigheid. Ik hoop dat wij als gemeente, wij met ons allen, u en ik, in de komende tijd daar heel serieus zullen over nadenken:
Wij lezen in 1 Johannes 2:16;

’Want al wat in de wereld is... is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.’


Amen

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.