Geest, ziel en geweten.

Geest, ziel en geweten.

In het verleden hebben wij het verschil tussen mens en dier besproken, de mens bestaat uit lichaam, ziel en geest terwijl dieren alleen een ziel en een lichaam hebben. Naast lichaam, ziel en geest hebben we óók een geweten dat voort komt uit onze geest. Dit geweten is het roer in ons leven, het geeft als het ware de koers aan, zowel gelovigen als ongelovigen weten uit ervaring dat het geweten behoorlijk kan opspelen in bepaalde situaties. Bij een dier kunnen we niet spreken van een geweten, dit onderwerpt zich uit zielsbehoud aan de sterkere, zolang deze in zicht is en bedreigend kan zijn. Veel mensen dichten dieren menselijke kwaliteiten toe maar dat is onmogelijk, gezien het feit dat dieren geen geest hebben.

Veel New Age groepen, w.o. ‘Het dieren bevrijdingsfront’, denken werkelijk dat dieren ‘broeders en zusters’ van de mensheid zijn, vandaar het fanatisme waarmee men de strijd voert.

Lezen: 1 Thessalonicenzen 5:23;
‘En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te blijven’.

In deze tekst zien we het al, éérst lezen we ‘geheel en al’, daarna wordt het uitgesplitst in drie delen; lichaam, ziel en geest. Het lichaam en de ziel zijn samen het voertuig van de geest, de geest die ons als mens doet leven en ons met God verbindt. De geest van de mens heeft een zeer belangrijke functie; het leven van ieder mens wordt er geheel door beïnvloed, in dát opzicht hebben de New Agers gelijk, alleen willen ze zélf de geest en ziel in harmonie brengen met het ‘hogere’. Christus Jezus belooft ons ook rust, Echte rust, daar kunnen we zelf niets aan toevoegen:

‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; Neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen.’  Matthéüs 11: 28 - 29

De satan heeft de New Age als religie ontworpen tegen God, en daarmee mensen wijs gemaakt dat rust en vrede, door zelfwerkzaamheid, te ontvangen is. Christus geeft ons rust ‘om niet’, gratis, als we Hem accepteren als Redder en Verlosser. De New Age daartegen vraagt haar prijs, de verkregen ‘rust’ is maar tijdelijk, steeds opnieuw moet er gezocht worden naar andere technieken en behandelingen.

De Here Jezus accepteert zelfs ‘armen van geest’, zie Matthéüs 5:3.

Ongetwijfeld worden hiermee mensen bedoeld die zich bewust zijn alles niet te kunnen doorzien, maar zich graag laten beïnvloeden door Gods Geest, zodat de Heilige Geest hun gedachten kan besturen.

‘Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen’.
Matthéüs 5:3

Hier blijkt duidelijk dat de Here geen ‘super christenen’ verwacht maar mensen die in volle afhankelijkheid van Hem willen leven. Leven met Hem wil niet zeggen dat we allerlei regels, kerkorden of dogma’s moeten doorgronden zoals kerken dat van hun ‘schaapjes’ verwachten.Het is niet het verstand van de mens dat de relatie met Hem bepaald maar de Heilige Geest die met onze geest getuigt dat we een kind van God zijn:

‘Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn’. Romeinen 8:16

Waar moeten we aanbidden?In de wereld zijn tal van ‘heilige plaatsen’, de katholieke kerk heeft speciale kapellen, kerken en bronnen. Hindoes gaan bij voorkeur naar de Ganghes in India en de Moslims hebben z.g.n. geestelijke voorrechten als ze eenmaal in hun leven naar Mekka zijn geweest. Andere ‘religieuze stromingen’ maken het nog bonter, de een ‘zweert’ bij een bepaalde boom terwijl een andere ‘vibraties voelt’ op de één of andere ‘heilige plaats’.

Onze Here en Zaligmaker zegt het heel anders, veel eenvoudiger:

‘De vrouw zeide tot Hem: Here, ik zie, dat Gij een profeet zijt. Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. Gij aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten, want het heil is uit de Joden; Maar de ure komt en is nu, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid’. Johannes 4:19-24

Wij worden geacht mét onze geest én in waarheid (geloven dat Hij er is) te danken en te bidden, een bepaalde plaats is dus overbodig, het gaat om onze geestesgesteldheid, of we open staan voor Zijn Heilige Geest die in ons is. De duisternis wil ons wijsmaken dat we naar een bepaalde, gewijde, plaats moeten gaan, maar onze Here en God is toch alomtegenwoordig? Hij is niet gebonden aan een plaats of een door mensenhanden gemaakt gebouw. Dáárom is het zo belangrijk, én vaak ontzettend moeilijk, dat we onze geest rein en vrij houden voor Hem. We worden sterk beïnvloed door onze geest, ons gehele doen en handelen wordt door de geest bepaald, dat maakt ons tot mensen.

God wil dat we geheiligd zijn, ook wat onze geest betreft:

‘Zowel zij, die geen man meer heeft, als de jongedochter, wijdt haar zorgen aan de zaak des Heren, om heilig te zijn naar lichaam en geest. Maar zij, die getrouwd is, wijdt haar zorgen aan aardse zaken, om haar man te behagen’.  1 Corinthe 7:34

In de dagen van Paulus waren de tijden zwaar voor de Gemeente, de vervolging was groot. Daarom stelde hij dat ongehuwd blijven de voorkeur had, vooral voor de vrouwen want hun leven was in die tijd zwaar. Vrouwen kregen veel kinderen, het gezin moest verzorgd worden en ook deed ze mee in de voedselvoorziening van het gezin. Ook mannen hadden een zwaar leven, vooral de christenen hadden het zwaar, meestal kwamen ze alleen maar in aanmerking voor kleine baantjes en zwaar lichamelijk werk. Paulus verwachtte in de eerste helft van zijn bediening een spoedige komst van de Here en daarom leek het hem beter dat zowel mannen als vrouwen hun tijd beter konden besteden in dienst van de Here.

Daar wij nu deze beloften bezitten, geliefden, laten wij ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze Gods’.2 Corinthe 7:1

Hier vraagt Paulus heel wat van ons, Paulus een man die zelf menigmaal in een zware geestelijke strijd was roept ons op om geheiligd te leven, hij sprak uit ervaring:

‘Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dat doe ik. Indien ik nu datgene doe, wat ik niet wens, dan bewerk ik het niet meer, maar de zonde, die in mij woont. Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig; Want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is. Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here! Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de wet Gods, maar met mijn vlees aan de wet der zonde’. Romeinen 7:19-26

Wie dit goed op zich laat inwerken kán geen hoogmoedige gelovige zijn en blijft nederig van hart. Onze Here was tijdens Zijn leven op aarde nederig en zachtmoedig, reed zelfs op een ezel Jeruzalem binnen. Hoe is het dan in vredesnaam mogelijk dat Zijn z.g.n. volgelingen in pracht en praal een kerkgebouw binnen schrijden?

Paulus zei het geheel anders: ‘Ik ellendig mens’, geen hoogmoed, geen waanwijsheid maar een, elke dag, reinigend geweten.

Op het moment dat een christen de aarde verlaat bij het sterven, óf bij de opname der gemeente, wil God zo graag dat de geest van de gelovige onberispelijk en vrij is:

‘En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te blijven’. 1 Thessalonicenzen 5:23

De Here God Zélf heeft onze geest geschonken, Hij heeft ons de mogelijkheid gegeven om met Hem in het reine te komen door de Here Jezus Christus, elke dag opnieuw! Op het moment dat we onze zonden belijden zijn ze vergeven en zijn we gereinigd door Zijn dierbaar en kostbaar bloed:

‘Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet’. 1 Johannes 1:8-10

De Weg tot bevrijding is binnen ons bereik, het is niet nodig dat we naar Rome reizen om door een z.g.n. ‘heilige deur’ te gaan. Ook komen we niet in harmonie met ‘het hogere’ door te mediteren, er is maar één Weg tot eeuwige vrede, n.l. Jezus Christus. Dat God wil dat we geheiligd en rein zijn is niet vreemd want na ons vertrek van de aarde zal onze geest terugkeren naar God die hem geschonken heeft:

‘En het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft’. Prediker 12:7

Ons geweten.
Omdat we als mens een geest ontvangen hebben, hebben we inzicht in goed en kwaad. We hebben dat ‘geweten’ ter controle en handelen gekregen. Zelfs mensen die niet willen, of kunnen weten, van de Here God hebben een geweten als ‘controle apparaat’ ontvangen en zullen uiteindelijk dáárop geoordeeld worden:

‘Immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten mede getuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen, Romeinen 2: 15

Dat het geweten geen absoluut betrouwbare maatstaf is betrekking tot goed en kwaad blijkt bij Saulus van Tarsus:

‘En zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem. En de getuigen legden hun mantels af aan de voeten van een jonge man, Saulus genaamd’.

Handelingen 7:58 Deze jongeman, Saulus, lette niet toevallig op de kleding van de stenengooiers maar trad op als getuige van de terechtstelling, dit was de gewoonte in die tijd. Saulus bewaarde niet alleen de kleding, in vers 3 van hoofdstuk 8 lezen we dat hij het voortouw nam:

‘En Saulus verwoestte de gemeente, en hij ging het ene huis na het andere binnen en sleurde mannen en vrouwen mede, en hij leverde hen over in de gevangenis’.

Handelingen 8:3 We zien hier dat vóór de bekering van (Saulus) Paulus het geweten een heel andere invalshoek had dan er na, een geweten dat gestuurd wordt door de Heilige Geest neemt zuivere beslissingen en ziet de mens in de juiste proporties. Hij leefde naar de wet en volgde Mozes, in die context was het juist wat hij deed. Als iemand met een volkomen ‘zuiver geweten’ vervolgde hij de Gemeente des Heren, hij ging dus niet over zijn geweten heen op dat moment zodat hij later kon zeggen:

En Paulus, de ogen op de Raad gericht, zeide: Mannen broeders, ik voor mij heb een volkomen zuiver geweten voor God over mijn gedrag in het openbaar tot op deze dag’.Handelingen 23:1

Het geweten is selectief, we denken soms voor een goede zaak te strijden en toch tegen de Here God in te gaan. Jaren later, nadat hij, Saulus, Paulus is geworden speelt het nog steeds in zijn leven. Hij heeft op latere leeftijd, nadat hij aan duizenden het evangelie mocht verkondigen, gewetenswroeging ondanks de vergiffenis door het bloed van de Here Jezus Christus die hij eerst vervolgde. Het oude leven was hem vergeven door de Here maar hij zélf vergat het niet, het had hem met veel schade en schande gevormd:

‘Maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen, als aan een ontijdig geborene. Want ik ben de geringste der apostelen, niet waard een apostel te heten, omdat ik de gemeente Gods vervolgd heb’. 1 Corinthe 15: 8-9

Menig christen kan getuigen van zo’n leven, in de programma’s van de EO is menig ex-verslaafde voor het voetlicht gekomen die de Here gevonden had. Anderen kunnen weer een ander verhaal vertellen van redding en verlossing. Maar hoe je het ook went of keert het verleden blijft altijd in herinnering en maakt van zo’n christen een deemoedig mens. Niet een ieder heeft een ‘Paulus bekering’ meegemaakt, gelukkig zijn velen in alle rust en vrede tot het geloof in de Here Jezus Christus gekomen. Een ‘heftig mens’ maakt heel vaak een heftige bekering mee en wordt door z’n onstuimige verleden na de bekering een bruikbaar instrument voor de Here. De andere christenen zien wel eens jaloers naar dergelijke mensen, ze hebben niet zo’n ‘prachtig’ bekeringsverhaal. Maar bekijk het eens van de andere kant en vraag je eens af of dergelijke, diep gezonken, mensen anders wel tot bekering gekomen zouden zijn. De Here gaat met een ieder van ons zijn eigen weg, een van nature zachtmoedig mens wil ook beter luisteren naar de roepstem van de Here dan een opstandig en onstuimig mens, soms moet iemand door een heel diep dal. Paulus was zo’n mens, het ging zo diep dat een traumatische ervaring op weg naar Damascus hem moest stoppen.

Lezen: 1 Timotheus 1:13-16:
‘Hoewel ik vroeger een godslasteraar en een vervolger en een geweldenaar was. Maar mij is ontferming bewezen, omdat ik het in mijn onwetendheid, uit ongeloof, gedaan heb. En zeer overvloedig is de genade van onze Here geweest, met het geloof en de liefde in Christus Jezus. Dit is een getrouw woord en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren te behouden, onder welke ik een eerste plaats inneem. Maar hiertoe is mij ontferming bewezen, dat Jezus Christus in de eerste plaats in mij zijn ganse lankmoedigheid zou bewijzen tot een voorbeeld voor hen, die later op Hem zouden vertrouwen ten eeuwigen leven’. 1 Timotheus 1:13-16

Het geweten van de ander.Een mens mag nooit tegen zijn geweten ingaan, dit geldt vooral voor de gelovige persoonlijk. Maar we hebben ook rekening te houden met het geweten van andere gelovigen want voor we het weten brengen we anderen in moeilijkheden:

‘Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op. Niemand zoeke het zijne, maar wat des anderen is. Al wat in de vleeshal te koop is, moogt gij eten, zonder navraag te doen uit gewetensbezwaar. Want de aarde en haar volheid is des Heren. Indien een der ongelovigen u uitnodigt en gij wenst te gaan, eet dan alles, wat u wordt voorgezet, zonder dat gij navraag doet uit gewetensbezwaar. Doch indien iemand tot u zegt: Dat is gewijd vlees, eet het dan niet, om hem, die u dat te kennen gaf, en om het geweten. Ik bedoel nu niet uw eigen geweten, maar dat van die ander. Want waartoe zou mijn vrijheid beoordeeld worden door eens anders geweten? Indien ik onder dankzegging van iets gebruik maak, hoe kan men kwaad van mij spreken over iets, waarvoor ik dankzeg?’ 1 Corinthe 10:23-30

Het geweten is een zuiver kompas, áls het zich richt op Bijbel. Bede van goed geweten. Na de wedergeboorte zal de gelovige, na langere – of kortere tijd, verlangen krijgen zich te laten dopen. De apostel Petrus zegt het volgende hier over:

‘Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus’. 1 Petrus 3:21

Om een discussie te voorkomen over de waterdoop heb ik deze tekst aangehaald, binnen het christendom is groot verschil van mening over de waterdoop. Maar wie oprecht de Bijbel wil volgen kan niet anders dan tot de conclusie komen dat de volwassen-waterdoop de enige doop is. In de Bijbel is niet één tekst aan te wijzen die de z.g.n. kinderdoop beschrijft. Het komt voor dat men Handelingen 16:33 aanhaalt waar staat in het tweede gedeelte:

‘en hij liet zichzelf en al de zijnen terstond dopen’  Handelingen:16:33

De gevangenbewaarder te Fillippi liet zichzelf dopen en al die bij hem waren lezen we, die bij hem waren, waren zijn kinderen niet maar hoogstwaarschijnlijk personeel en misschien zijn eventuele vrouw. De baan van gevangenbewaarder was een soort pensioen, een oude dag voorziening voor soldaten die te oud werden. Het waren ruwe en gewelddadige mannen met een groots oorlogsverleden en wie dit tot z’n ‘pensioen’ kon volhouden was keihard. Zo’n man was óók bewaarder in Filippi, een mensen leven telde niet voor hem en zijn bekering bewijst weer eens dat zelfs het meest verharde mens tot God kan komen.

Onze ziel.
Onze geest bepaalt hoe we denken en hoe we tegenover onze Schepper staan. Ook bepaald onze geest het geweten maar het is voor een mens moeilijk de directe scheiding te maken tussen ziel en geest. Soms reageren we gevoelsmatig, met onze ziel en direct daarop, of in combinatie met onze geest maken we onderscheid. Alleen door kennis van het Woord van God zien we een werkelijk onderscheid. Waar de plaats van de ziel zich in een schepsel zich bevindt weten we niet precies, wél weten we dat het ‘iets’ met het bloed heeft te maken:

‘Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten’. Genesis 9:4

’Want de ziel van het vlees is in het bloed en Ik heb het u op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen, want het bloed bewerkt verzoening door middel van de ziel’. Leviticus 17:11

Alleen het bloed zult gij niet eten, gij zult het op de aarde uitgieten als water’.Deuteronomium 12:16

De Oud Testamentische opdracht om geen bloed te eten is niet alleen voor het volk Israël maar werd later bekrachtigd in Handelingen 15 nadat er vergaderd was over de problemen die de gelovigen uit de heidenen ondervonden van de Joodse leiders. In de praktijk van alle dag wil dit zeggen dat we geen vlees mogen eten dat niet is ‘uitgebloed’, dat wil zeggen dat een geslacht dier helemaal moet leegbloeden. We mogen daarom ook geen aangereden dier eten dat verstijfd is en niet meer kan uitbloeden, zoals een aangereden hert of een konijn dat in een strik gestorven is. Een christen die meedoet aan de jacht beseft niet dat hij t.o.v. Handelingen 15 in overtreding is omdat het geschoten wild niet wordt uitgebloed.

Daarom ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder moet lastig vallen. Maar hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed’.
Handelingen 15: 19-20

Na onze dood.Door de kruisiging is er niets veranderd aan de verblijfplaats voor gestorven zielen. In het Oude Testament gingen de gestorven mensen naar het dodenrijk en het is op dit moment nog steeds zo. De gedachte dat een gestorven christen naar de hemel zou gaan kunnen we naar het rijk der fabelen verwijzen. Zowel de gelovige als de ongelovige gaan naar het dodenrijk, de gelovige naar het Paradijs en de ongelovige naar de Hades waar pijn, verdriet en zelfverwijt is:

‘En er was een rijk man, die gekleed ging in purper en fijn linnen en elke dag schitterend feest hield. En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren. Nedergelegd bij zijn voorportaal, die verlangde zijn honger te stillen met wat van de tafel van de rijke afviel; zelfs kwamen de honden zijn zweren likken. Het geschiedde, dat de arme stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot. Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam. Maar Abraham zeide: Kind, herinner u, hoe gij het goede tijdens uw leven hebt ontvangen en insgelijks Lazarus het kwade; nu wordt hij hier vertroost en gij lijdt pijn. En bij dit alles, er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof, opdat zij, die vanhier tot u zouden willen gaan, dit niet zouden kunnen, en zij vandaar niet aan onze kant zouden kunnen komen. Doch hij zeide: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader zendt, want ik heb vijf broeders. Laat hij hen dan ernstig waarschuwen, dat ook zij niet in deze plaats der pijniging komen. Maar Abraham zeide: Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren. Doch hij zeide: Neen, vader Abraham, maar indien iemand van de doden tot hen komt, zullen zij zich bekeren. Doch hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen. Lukas 16: 19-31

Onze Here zegt hier duidelijk dat er in het dodenrijk twee plaatsen zijn, een plaats van pijn en zelfverwijt en een plaats van rust en vrede. Lazarus bevond zich in het Paradijs ‘in Abrahams schoot’. Als we de (roomse) kerkleer volgen zouden we kunnen denken dat een mens ná de dood in de hemel komt, de Bijbel leert ons heel wat anders:

In Lukas 23:43 lezen we:
‘Heden zult Gij met Mij in het paradijs* zijn’

* Zowel in het Oude – als in het Nieuwe Testament komen we 73 maal het dodenrijk tegen.

De medegehangene kreeg van de Here Jezus te horen dat zijn ziel in het Paradijs zou zijn mét de Here Jezus Christus! Dit gebeurde ná de kruisiging en daarom mogen we er vanuit gaan dat élk gestorven mens naar het dodenrijk gaat, met het onderscheid dat een christen naar het Paradijs gaat en hen uit het Oude Testament ontmoet die zijn gestorven met het oog op Christus. Kortom, in het Paradijs bevinden zich de zielen die in Jezus zijn ontslapen tot het moment dat de bazuin klinkt en die gestorven zijn éérst opstaan en naar Christus gaan en daarna pas de wedergeboren mensen:

Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan;

Daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen’.1 Thessalonicenzen 4:16-17

In het verleden werd mij altijd geleerd dat de apostel Paulus naar de hemel opgetrokken geweest is, maar niets is minder waar, hij was weggevoerd naar het Paradijs.

‘Dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken’. 2 Corinthe 12:4

De hemel zal pas bevolkt worden door behouden zielen als de Gemeente van de aarde is weggenomen zoals dat in 1 Thessalonicenzen 4:13-17 beschreven staat, tot op dat moment zullen we a.h.w. in de wachtkamer verblijven, bij volle bewustzijn in een gelukzalige staat. Dit mogen we baseren op de gelijkenis uit Lukas 16:19-31 en op de woorden van de Here Jezus Christus aan het kruishout toen hij aan de medegehangene beloofde dat deze met Hem in het Paradijs zou zijn volgens Lukas 23:43. Als bewijs voor een volledig bewustzijn van de zielen in het Paradijs lezen we nogmaals 2 Corinthe 12:4 want daar lezen we:

‘Dat hij weggevoerd werd naar het paradijs en onuitsprekelijke woorden gehoord heeft, die het een mens niet geoorloofd is uit te spreken’.

De zielen vertelden hem dingen die niet verder verteld mochten worden! Als ander bewijs, dat gestorvenen bij het volle bewustzijn zijn kunnen we Openbaring 6:9 nog aanhalen waar staat:

En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen?’
Openbaring 6:9

Ik maak het uitstapje naar dit ‘volle bewustzijn’ omdat er stromingen zijn binnen de kerken en gemeenten die beweren dat een ziel niets merkt na de dood, als het ware in een soort zieleslaap zal zijn. Op grond van de Schrift mogen we dit niet aanvaarden, ondanks we in het dodenrijk komen na het aardse leven wil dit niet zeggen dat een zondaar in zalige onwetendheid is op dat moment. Ook kunnen we niet stellen dat een wedergeboren christen direct naar de hemel gaat, óf ook in een zieleslaap zou verkeren na het sterven. Ondanks het feit dat we als mensen moeilijk geest en ziel van elkaar kunnen onderscheiden laat de Schrift zien dat er wel degelijk een verschil. Onze ziel is nauw betrokken bij het lichaam en onze emoties, de geest bepaald ons mens zijn en samen bepalen de ziel én de geest ons geweten. Een geest die Gods Woord gelooft en ter harte neemt zal een ander geweten hebben als dat van iemand die God niet kent. Het kan een uiterst humaan geweten zijn, maar zonder God zal een humaan mens nooit in het Paradijs komen.Het geweten van een Christen zal op God gericht zijn, het kán zelfs voor komen dat het geweten ons dringt zaken, die op zich goed en menselijk zijn, na te laten. Ook kan het voor komen dat de Here ons via het geweten dringt dingen te doen die ons ‘eventjes niet passen’. Er zijn mensen die hun leven als het ware helemaal omgegooid hebben omdat ze zich gedrongen voelen een bepaalde taak uit te voeren. Een ieder zal het geweten moeten volgen dat gegeven is, maar als we tegen het geweten in gaan zullen we uiteindelijk de prijs moeten betalen in onrust en onvrede. Óók al zijn we helemaal niet verkeerd bezig, áls we alleen bezig zijn voor ons zelf geen we vrijwel zeker tegen ons geweten bezig.

Grijpskerk, 03-01-2000

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.