Jezus komt, maakt u gereed! (2)

Jezus komt, maakt u gereed!
deel 2

Vernietiging van Babylon
En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens. En de vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud, edelgesteente en paarlen, en zij had in haar hand een gouden beker, vol gruwelen, en de onreinheden van haar hoererij. En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een geheimenis: het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde. En ik zag de vrouw dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus. Hierna zag ik een andere engel, die grote macht had, nederdalen uit de hemel, en de aarde werd door zijn lichtglans verlicht. En hij riep met sterke stem, zeggende: Gevallen, gevallen is de grote (stad) Babylon en zij is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte omdat van de wijn van de hartstocht harer hoererij al de volken gedronken hebben en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben en de kooplieden der aarde rijk geworden zijn uit de macht harer weelderigheid. En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen.

De mensen hadden kennis van God; maar ondanks dat hebben zij Hem niet als God verheerlijkt, maar zijn heerlijkheid vervangen door afbeeldingen van schepselen en door aanbidding van demonen (Romeinen. 1: 21 - 23) . Door de Schrift heen ontwikkelt zich dit karakter van Babel steeds verder. Daar waar het volk van God Babel binnen de deur haalt, brengt het verderf over het volk (Jozua 7: 21; 2 Kon. 20). Het steunt op het fundament van hoogmoed en afgoderij. In het boek Daniël bijv. vindt u het laatste in het beeld van Nebukadnezar (hfdst. 3) en het eerste in zijn zelfverheffing (4: 30) . in Zacharia 5: 5 - 11 wordt de verdorvenheid in Israël (en in type in de Christenheid), vooral de afgoderij, herleid tot de ware bron ervan waar zij thuishoort, nl. het land Siniar (= Babel). Het nare is dat Gods getrouwen zo vaak op een of andere wijze in Babel belanden en daar schade lijden; let u eens op hoe vaak het volk van God Uit Babel geroepen wordt! Het begint al met Abraham die geroepen wordt uit Ur der Chaldeeën (Gen. 11: 31; Jozua 24: 2, 3), uit het werelds systeem waar de demonen regeren, en die afgezonderd wordt voor God. die tweede belangrijke keer is de terugkeer van het volk uit de ballingschap; en weer zondert God af: ’Trekt uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën’ Jesaja 48: 20). ..’ vertrekt, gaat uit vandaar; raakt het onreine niet aan, gaat weg uit haar midden, reinigt u’ (Jesaja 52: 11; vgl. Corinthiërs 6: 17). ’Vlucht uit Babel, komt niet om in zijn ongerechtigheid’ (Jeremia 50: 8; 51: 6). ’Op, redt u naar Sion, gij die woont bij de dochter van Babel’ (Zacharia 2: 6, 7). Maar zo ook nu, nu de Christenheid het karakter van Babel steeds meer aanneemt. geldt: ’Trekt weg uit haar, mijn volk, opdat gij met haar zonden geen gemeenschap hebt en opdat gij van haar plagen niet ontvangt. (Openbaring 18: 4).

Daarom twee vragen: heb ik mij werkelijk van dit valse, verdorven Babel, waar de boze geesten regeren, afgezonderd tot God? Maar als ik dat misschien wel gedaan heb, heb ik het dan volkomen gedaan of heb ik misschien toch nog een Babylonisch kleed in mijn tent gesmokkeld? Als wat vals is niet langer uiterlijk verbonden is met het ware (omdat het ware naar de hemel gegaan is), krijgt het valse haar echte naam. Haar onwettige verbinding met de wereld heeft haar de afstotelijke namen de grote hoer en de moeder van de hoeren ’ bezorgd. Voor een tijd berijdt en beïnvloedt ze het beest, het politieke hoofd. (Zie Jacobus 4: 4;  Openbaring 17: 3-5).

Juist als ze denkt dat ze het toppunt van haar heerlijkheid heeft bereikt, is haar ondergang bezegeld. De tien verenigde ongelovige koningen. verbonden met het beest, zullen haar niet langer verdragen. Ze zullen haar haten, naakt maken, met vuur verbranden - ja, haar bestaan volledig uitwissen (Openbaring 17: 12-16). Zodat voor het eind van die ’dag’ niets dat eens de naam van christendom droeg zal zijn overgelaten om een christelijke belijdenis te vormen op aarde!

Verschijning in heerlijkheid
Het verschil tussen de komst van de Heer en Zijn verschijning is, dat Hij in het eerste geval voor Zijn heiligen komt en in het laatste met hen. Daarom staat het koninkrijk altijd in verbinding met Zijn verschijning, omdat Hij dan Zijn macht zal aanvaarden en ’heersen zal van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde’ (Ps. 72: 8). Deze gebeurtenis zal totaal onverwachts plaatsvinden. Terwijl de wereld in een diepe slaap gedompeld is en doof is voor alle waarschuwingen, door de werking van de dwaling die haar gezonden is. zal ze een leugen, het bedrog van satan, geloofd hebben en in zijn meesterstuk, de antichrist, haar vertrouwen gesteld hebben. De mensen zullen tenslotte hun geluk gevonden hebben in het vergeten van God. En daarom zal het zo gaan als Mattheüs 24: 38, 39 het zegt: ’:Zoals zij waren in de dagen vóór de zondvloed, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag dat Noach in de ark ging, en het niet verstonden, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zó zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn’. Ja, deze komst zal een verbaasde en zorgeloze wereld zó plotseling met schrik overvallen, dat we in Lucas 17: 24 lezen: ’Zoals de bliksem flitst, die vaan het ene einde van de hemel tot het andere einde van de hemel licht, zo aal de Zoon des mensen zijn in Zijn dag’.

Armageddon
In deze ernstige dag zullen zich opstapelen de wanhopige woede van satan, de ergste ongerechtigheid van de mens, Gods rechtvaardige wraak, de verbitterde toorn van de volken, de verschrikkelijkste oorlogen, vreselijke hongersnoden, pestilentiën, aardbevingen en de afschuwelijkste verdrukking die er ooit geweest is, samen met de bloedigste oorlog die men ooit gezien heeft, ’Armagédon’ (Openbaring 16: 14-16). Denk aan de mensen die tot de bergen en de rotsen roepen: ’Valt op ons en verbergt ons’’ (Openbaring 6: 16); de mensen die ’de dood zoeken en hem geenszins vinden’ (Openbaring 9: 6). Tegen het einde van de grote verdrukking, zal er een coalitie van vijandige machten tegen de joden zijn. In één van de Psalmen wordt hierover als volgt gesproken: ’Zij maken listiglijk een heimelijke aanslag tegen uw volk, en beraadslagen zich tegen uw verborgenen. Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn: dat aan de naam van Israël niet meer gedacht worde’

Maar op dit kritieke ogenblik, als ze hun wraak aan dit ongelukkige volk uitoefenen, als de boze plannen van satan op ’t punt staan te gelukken, dan ,,zal de Here uittrekken, en Hij zal strijden tegen die volken, gelijk ten dage als Hij gestreden heeft, ten dage des strijds’ (Zacharia. 14: 3). Maar deze werktuigen van satan willen niet van hun prooi beroofd worden, en voortgedreven tot het toppunt van hun goddeloosheid onder de leiding van het beest en de valse profeet, die steeds geprobeerd hebben de Naam van God en van Zijn Christus van de aarde uit te wissen en de herinnering daaraan uit de harten van de mensen, wagen ze het nu ’oorlog te voeren tegen Hem die op het paard zat en tegen Zijn legermacht’. zo snellen ze hun ondergang tegemoet: want ’het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn aangezicht gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden. Deze twee werden levend geworpen in de poel van vuur, die van zwavel brandt. En de overigen werden gedood met het zwaard dat kwam uit de mond van Hem die op het paard zat en alle vogels werden verzadigd van hun vlees’ (Openbaring 19: 20. 21). Jesaja spreekt hiervan als hij zegt: ’Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds en met de adem Zijner lippen zal Hij de goddeloze doden’ (Jesaja 11: 4). En de apostel Paulus zegt hiervan: ’En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. die de Heer Jezus zal verteren door de adem van Zijn mond en vernietigen door de verschijning van Zijn komst’ (2 Thessalonicenzen 2: 8). Zo zal God opstaan en Zijn vijanden verstrooien.

Als we nu een ander Schriftgedeelte opslaan, dan zullen we andere bijzonderheden vinden die met de verschijning verband houden. Nadat de Heer in Mattheüs 24 de grote verdrukking beschreven heeft. zegt Hij verder: ’En terstond na de onderdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen wankelen. En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen in de hemel: en dan zullen alle stammen van het land weeklagen en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels met kracht en grote heerlijkheid’ enz. De profeet Joël heeft ook op een dergelijke manier gesproken: ’En ik zal wondertekenen geven in de hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren, De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke dag des Heren komt’ (2: 30, 31). Er zullen dus tekenen zijn in de hemel en op aarde om de verschijning van Christus aan te kondigen, als Hij komt met Zijn heilige tienduizenden, als ’elk oog Hem zal zien, ook zij die Hem doorstoken hebben; en alle stammen van het land over Hem zullen weeklagen’ (Openbaring 1: 7).

Het zal dus een schouwspel van ontzaglijke en indrukwekkende grootsheid zijn, want het is de verschijning van de heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Jezus Christus’ (Titus 2: 13). God toont in het openbaar in Zijn heerlijkheid Degene die eens werd verworpen, en gekruisigd, maar die nu terugkomt als de Zoon des mensen om de heerschappij over de hele wereld te aanvaarden. En zij die door Jezus ontslapen zijn zal God met Hem brengen, (1 Thessalonicenzen 4: 14) met hun Heer verenigd in heerlijkheid, zoals ze eens met Hem verenigd waren in Zijn verwerping. Want Hij komt om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen en bewonderd te worden in allen die geloofd hebben (2 Thessalonicenzen 1: 10).

In Handelingen 1 als de Heer van de Olijfberg opgevaren is, zeggen de engelen: ’Deze Jezus die van u opgenomen is in de hemel, zal aldus komen zoals gij Hem naar de hemel hebt zien heengaan’. In Openbaring 19 wordt zijn komst uitvoeriger beschreven. Hij komt begeleid van de heerlegers die in de hemel zijn; de verheerlijkte heiligen, zowel van de gemeente als van het Oude Testament. En bij de Olijfberg zal Hij het leger van West Europa vinden met de beide aanvoerders; de keizer (het beest) en de Antichrist (die hier de valse profeet genoemd wordt, omdat hij zijn koninklijke macht al verloren heeft door de inval van de koning van het noorden (Daniël 11 : 40, 41). Vergelijk ook Openbaring 17: 14. De twee aanvoerders zullen levend in de hel geworpen worden en alle anderen zullen gedood worden. Daarna wordt de duivel gebonden en duizend jaren in de afgrond opgesloten, opdat hij de volken niet meer verleiden kan in die duizend jaar

Oordeel over de levende volken
’Wanneer dan de zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, en Hij; zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Koning tot hen die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af. Want ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, ik hen een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; ik hen in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen.’

Dit oordeel der natiën zal plaats grijpen, wanneer Christus als Koning der koningen zijn vijanden zal vernietigd hebben en op zijn troon zal gezeten zijn; het is het oordeel der dan levende volken op aarde. De uitvoerige beschrijving in de verzen 31-46 van het vijfentwintigste hoofdstuk van Mattheüs stelt ons vier groepen van personen voor: allereerst de Heer, de Zoon des Mensen of de koning, vervolgens de broeders, de schapen en de bokken. De broeders zijn de bekeerde Joden, die het evangelie van het koninkrijk zullen prediken tijdens de grote verdrukking. Dit evangelie des Koninkrijks zal gepredikt worden als getuigenis aan alle volken, daarna zal het einde dezer eeuw komen. (Mattheüs 24: 14). Deze prediking en de ontvangst der predikers door de verschillende volkeren is een beproeving, waarvan het resultaat zal geopenbaard worden voor de troon van de Zoon des Mensen op aarde. Christus noemt deze Joodse boodschappers zijn ’broeders’ Hij had hen voorzegd, dat ze zouden vervolgd en kwalijk behandeld worden en zijn voorzegging zal vervuld worden. Toch zullen er mensen en volken zijn, die hun getuigenis zullen aannemen, ze voeden, laven, in de gevangenis opzoeken, in het kort ze op allerlei wijze steunen, Zowel de liefde van Christus als de sympathie van deze mensen en volken zullen voor deze predikers een grote bemoediging zijn. Christus nu spreekt zijn oordeel uit als koning aller volken. Degenen, die hier ’schapen’ genoemd worden, zij die liefde betoonden, zijn geen kinderen Gods in de geestelijke, hemelse zin des woords, maar zullen door de Koning dezer aarde op aardse wijze gezegend worden. Ze zullen daarna ook het eeuwige leven ingaan zo ze geloof hechtten aan het woord, dat de Joodse zendelingen hun predikten. Zij die integendeel het getuigenis aangaande de koning en Zijn koninkrijk zullen verworpen hebben, zullen in het eeuwige vuur geworpen worden want ze hebben zowel Hem als hun eigen heil verworpen. Deze Schriftplaats geeft ons de ware betekenis van het woord oordeel: de afscheiding van dingen, die tot daartoe nog vermengd bestonden.

De bruiloft van het Lam
Wat is het roerend. dat in de heerlijkheid de gemeente ’Vrouw van het Lam’ zal heten ! Het woord Lam herinnert eeuwig aan zijn lijden en dood en zo zal de bruid een naam dragen die ook aan onze smaadheid herinnert.

Het is het bruiloftskleed der gerechtigheid, dat Christus zelf voor haar gemaakt heeft op het kruis, opdat ze in Gods tegenwoordigheid zou kunnen staan. Maar het kleed heet ook. de gerechtigheden der heiligen. Door praktische heiligmaking heeft ze zelf aan haar kleed gewerkt. De bruiloft van het Lam heeft plaats tussen twee belangrijke gebeurtenissen. De eerste is het oordeel en de vernietiging der afvallige christenheid als Babylon, de tweede is de komst van Christus in kracht en heerlijkheid, om de wereld te oordelen en zijn koninkrijk te aanvaarden. Alles wat in Babylon was, bleek vals en werelds te zijn: de hoer is een duivelse nabootsing der gemeente, en helaas hebben zich vele ware gelovigen door haar schijn en aantrekkingskracht laten verleiden. Babylon is de eeuwen door het centrum geweest van mensen-eer en hoogmoed, terwijl de bruid vol is van te heerlijkheid Gods. Welk een verschil! Maar wat bij de mensen hoog is, is een gruwel bij God. De heerlijkheid van de mens is aan het kruis gevonnist en de verbranding van Babylon is er de uitvoering van. De hemel zal vol vreugde zijn wanneer de schijnkerk haar bestaan geëindigd zal hebben.

Het koninkrijk van Christus
De eerste oorzaak van de zegening van de aarde is het feit, dat satan gebonden zal zijn, en niet meer zijn teisterende invloed zal uitoefenen. Volgens Job 1 heeft satan macht over de elementen en gebruikt deze macht, Om ellende, en strijd op aarde te veroorzaken. Voorts zal de vloek over de aarde, uitgesproken op grond van Adams’ val, geen kracht meer hebben, want Christus zal als laatste Adam heersen en alle dingen zullen Hem onderworpen zijn, en de mens ten dienste staan. De verwoestende gevolgen van de oorlog zullen niet meer bestaan, en in dorre woestijnlanden zullen bronnen van water ontspringen. ’De Here sloot een verbond met Abram, zeggende: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven,’ van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat.’ (Genesis 15). ’Ook zal de Here u overvloedig het goede schenken, in de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw vee en de vrucht van uw bodem - in het land, waarvande Here aan uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou. De Here zal zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te leen te ontvangen. De Here zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan, wanneer gij luistert naar de geboden van de Here, uw God, die ik u heden opleg om die naarstig te onderhouden en wanneer gij niet afwijkt van alle geboden, die ik u heden geef, noch naar rechts noch naar links, door het achterna lopen en dienen van andere goden.’ (Deuteronomium 28)

’En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des Heren vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen derwaarts heen stromen en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons leert aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren woord uit Jeruzalem. En Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren.  Huis van Jakob, komt, laten wij wandelen in het licht des Heren. (Jesaja 2).

’En er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen. En op hem zal de Geest des Heren rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des Heren; ja, zijn lust zal zijn in de vreze des Heren. Hij zal niet richten naar hetgeen zijn ogen zien, noch rechtspreken naar hetgeen zijn oren horen, want hij zal de geringen in gerechtigheid richten en over de ootmoedigen des lands in billijkheid rechtspreken, maar hij zal de aarde slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden. Gerechtigheid zal de gordel zijner lendenen zijn en trouw de gordel zijner heupen. Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich nederleggen bij het bokje het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen tezamen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich tezamen nederleggen, en de leeuw zal stro eten als het rund; dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des HEREN, zoals de wateren de bodem der zee bedekken. zo En het zal te dien dage geschieden, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn.’ (Jesaja 11)

’Dan wordt de woestijn een gaarde en de gaarde gelijk een woud;  dan woont het recht in de woestijn en de gerechtigheid verblijft in de gaarde. En de vrucht der gerechtigheid zal vrede zijn, de uitwerking der gerechtigheid rust en veiligheid tot in eeuwigheid. En mijn volk zal in een verblijf des vredes wonen, in veilige woningen, in oorden van ongestoorde rust zelfs wanneer het hagelt, zodat het woud terneder stort en de stad in de diepte neerzinkt. Welzalig gij die aan alle wateren zaait; die rund en ezel vrij laat ronddolen’. (Jesaja 32)

’Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op. Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Here opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. Volken zullen opgaan naar uw licht en koningen naar uw stralende opgang.’ (Jesaja 60)

’Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde  aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen. Maar gij zult u verblijden en juichen voor eeuwig over hetgeen ik schep, want zie ik schep Jeruzalem tot jubel en zijn volk tot blijdschap. En Ik zal juichen over Jeruzalem en Mij verblijden over mijn volk. En daarin zal niet meer gehoord worden het geluid van geween of van geschreeuwd. Daar zal niet langer een zuigeling zijn, die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard, die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden. Zij zullen huizen bouwen en die bewonen, wijngaarden planten en de vrucht daarvan eten; Zij zullen niet bouwen, opdat een ander er woont; zij zullen niet planten, opdat een ander het eet, want als de levensduur der bomen zal de leeftijd van mijn volk zijn en van het werk hunner handen zullen mijn uitverkorenen genieten. Zij zullen niet tevergeefs zwoegen en geen kinderen voortbrengen tot een vroegtijdige dood, want zij zullen een door de HERE gezegend geslacht zijn, en hun nakomelingen met hen. En het zal geschieden, dat ik antwoorden zal, voordat zij roepen; terwijl zij nog spreken, zal ik verhoren. De wolf en het lam zullen tezamen weiden en de leeuw zal stro eten als het rund, en de slang zal stof tot spijze hebben; zij zullen geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg zegt de HERE.’ (Jesaja 65).

’Te dien tijde, luidt het woord des HEREN, zal ik voor alle geslachten van Israël tot een God zijn en zullen zij Mij tot een volk zijn. Zo zegt de HERE: Het volk der ontkomenen aan het zwaard vond genade in de woestijn, Israël, op weg naar zijn rust. Van verre is de HERE mij verschenen: Ja, ik heb u liefgehad met eeuwige liefde, daarom heb ik u getrokken in goedertierenheid. Weder opbouwen zal ik u, zodat gij gebouwd wordt, jonkvrouw Israëls. Opnieuw zult gij u tooien met tamboerijnen en uittrekken in vrolijke reidans; gij zult weer wijngaarden planten op de bergen van Samaria, en wie ze planten, zullen ook de vrucht genieten. Want de dag is daar, dat de wachters roepen op het gebergte van Efraïm: Komt, laat ons opgaan naar Sion, tot de HERE, onze God !’ (Jeremia 31)

’Terwijl de stukken hout die gij beschreven hebt, voor hun ogen m uw hand zijn, zeg dan tot hen: zo zegt de Here HERE: zie, Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier gebied zij gegaan zijn; ik zal hen van alle kanten bijeen verzamelen en hen naar hun land brengen. En ik zal hen tot een volk maken in het land, op de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en niet langer verdeeld in twee koninkrijken. Niet langer zullen zij zich verontreinigen met hun afgoden, hun gruwelen en al hun overtredingen, maar ik zal hen verlossen van alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen reinigen, zodat zij Mij tot een volk zullen  zijn en ik hun tot een God zal zijn. (Ezechiël 37)

’En mijn knecht David zal koning over hen wezen een herder zal er voor hen allen zijn. Zij zullen naar mijn verordeningen wandelen en naarstig mijn inzettingen onderhouden. Zij zullen wonen in het land dat ik aan mijn knecht Jakob gegeven heb en waarin hun vaders gewoond hebben; ja, zij zullen daarin wonen, zij, hun kinderen en hun kindskinderen, tot in eeuwigheid, en mijn knecht David zal hun voor eeuwig tot vorst zijn. Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw; en gij zult de HERE kennen. Het zal te dien dage geschieden, dat Ik verhoren zal, luidt het woord des HEREN: Ik zal de hemel verhoren en die zal de aarde verhoren, en de aarde zal het koren, de most en de olie verhoren, en die zullen Jizreël verhoren Dan zal ik haar voor Mij zaaien in het land, en Mij ontfermen over Lo-Ruchama, en tot Lo-Ammi zeggen: Gij zijt mijn volk En hij zal zeggen: Mijn God!’ (Hosea 2)

’Komt, laat ons wederkeren tot de HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. Ja, wij willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit.’ Hosea 6)

’Daarna zal het geschieden, dat ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal ik in die dagen mijn Geest uitstorten. ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen.’ (Joël 2)

’Te dien dage zal ik de vervallen hut van David weder oprichten, ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, opdat zij beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de HERE, die dit doet Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit, dan zullen de bergen druipen van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien. Ik zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen, wijngaarden zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten.’ (Amos 9)

’Dan zal ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God. En gij, Bethlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid.  Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israëlieten. Dan zal Hij staan en hen weiden in de kracht des HEREN, in de majesteit van de naam des HEREN, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, en Hij zal vrede zijn. Wanneer Assur in ons land komt, en wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders stellen en acht vorsten uit de mensen, die het land Assur zullen weiden met het zwaard en het land van Nimrods in zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en wanneer hij ons gebied betreedt. En het overblijfsel van Jakob zal te midden van vele volkeren zijn als dauw van de HERE, als regenstromen op het groene kruid, dat niet wacht op de mens, noch mensenkinderen verbeidt. En het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de natiën, te midden van vele volkeren als een leeuw onder de dieren des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden, die, wanneer hij er binnendringt, neerslaat en verscheurt, zonder dat iemand redt. 8 uw hand zal verheven zijn boven uw tegenstanders, en al uw vijanden zullen worden uitgeroeid’. (Micha 5)

’En ik zal in uw midden overlaten een ellendig en gering volk, en wie schuilen bij de naam des HEREN. Het overblijfsel van Israël zal geen onrecht doen noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedrieglijke tong gevonden wordend want zij zullen weiden en nederliggen, zonder dat iemand hen verschrikt. Jubel, dochter van Sion; juich, Israël; verheug u en wees vrolijk van ganser harte, dochter van Jeruzalem ! De HERE heeft uw gerichten weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning Israëls, de HERE, is in uw midden; gij zult geen kwaad meer vrezen. Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet, Sion, laten uw handen niet slap worden. De HERE, uw God, is in uw midden, een held, die verlost. Hij zal Zich over u met vreugde verblijden; Hij zal zwijgen in zijn liefde; Hij zal over u juichen met gejubel’ (Zefanja 3)

’En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moest hij voor een korte tijd worden losgelaten. En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven en (ik zag) de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang. De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, [die] duizend jaren. En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de volkeren aan de vier hoeken der aarde te verleiden, Gog en Magog om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee. En zij kwamen op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats der heiligen en de geliefde stad; en vuur daalde neder uit de hemel en verslond hen, zo en de duivel die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden. (Openbaring 20)

’Dan zullen te dien dage levende wateren uit Jeruzalem vlietend De helft daarvan naar de oostelijke en de helft naar de westelijke zee; in de zomer zowel als in de winter zal dat geschieden. En de HERE zal koning worden over de gehele aarde te dien dage zal de HERE de enige zijn, en zijn naam de enige. Het gehele land zal worden als de Vlakte van Geba’ (Zacharia 14)

De grote witte troon
’En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het (boek) des levens en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boekt des levens werd hij geworpen in de poel des vuurs.’

Er zal een oordeel der levenden en een oordeel der doden plaats hebben en die twee zullen van elkaars gescheiden zijn door een periode van duizend jaren. De gelovigen, die deel hebben aan de eerste opstandig zullen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus voor de aanvang van het duizendjarig rijk. De andere doden zullen niet opstaan, totdat de duizend jaren zullen voorbij zijn. Allen, die niet geloofd hebben, zullen dan tot het oordeel der doden opgewekt worden. De grote witte troon is de gerichtsplaats der doden. Christus zelf zal Rechter zijn op deze voor de ongelovigen zo afgrijselijke dag.

De Heilige stad Jeruzalem
’En er kwam een van de zeven engelen met de zeven schalen, die vol waren van de laatste zeven plagen, en hij sprak met mij, zeggende: Kom hier ik zal u tonen de bruid, de vrouw des Lams. En hij voerde mij weg m de geest op een grote en hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem nederdalende uit de hemel, van God; en zij had de heerlijkheid Gods, en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente, als de kristalheldere diamant. En zij had een grote en hoge muur en zij had twaalf poorten en op de poorten twaalf engelen, en namen op (de poorten) geschreven, welke zijn die van de twaalf stammen der kinderen Israëls.’

De stad, waar God eeuwig samen zal wonen wet de verlosten, daalt uit de hemel, de eeuwige staat is aangebroken, alle dingen zijn nieuw geworden. De hemelse waardigheid en oorsprong der Bruid wordt openbaar: de jaspissteen is symbool van Gods heerlijkheid. Op een hoge en heilige berg ziet de profeet deze Heilige Stad, woonstede Gods, lichtbron voor het heelal. Haar hoge muur zal herinneren aan de afzondering der wereld. Zo spreekt de stralende heerlijkheid der heilige stad van onze verantwoordelijkheid.

De eeuwige staat
Er zijn in de wonderbare beschrijving van de volmaaktheid van de eeuwige toestand verscheidene punten waarop we moeten letten. Allereerst ziet Johannes dat de heilige stad neerdaalt van God. uit de hemel. Zoals we al eerder hebben opgemerkt. wordt ze tijdens het duizendjarig rijk boven het aardse Jeruzalem geplaatst. Maar - hoewel Johannes zowel tot haar oorsprong als haar karakter teruggaat daalt nu verder neer totdat ze rust op de nieuwe aarde die nu gevormd is. De aarde van het duizendjarig rijk kon haar niet ontvangen, omdat ze niet de woonplaats van de eeuwige tabernakel van God kon zijn: want de aarde was nog onvolmaakt, hoe heerlijk haar gezegende toestand ook was. Dit voorrecht is weggelegd Voor de nieuwe aarde waarin gerechtigheid zal wonen, haar blijvende woonplaats zal hebben. En let erop hoe de stad beschreven wordt: ’gereed als een bruid die voor haar man versierd is’. De duizend jaren zijn voorbijgegaan en de stad is nog steeds bekleed met de schoonheid die ze als bruid had. De tijd kan haar jeugd niet van haar glans beroven en daarom is ze nog steeds een gemeente. Heerlijk. zonder vlek of rimpel of iets dergelijks . Neerdalende van God uit de hemel. De gemeente is de enige groep, die in eeuwigheid hemels is. Mensen leven op de nieuwe aarde. Toch is de gemeente in het 1000-jarig rijk verbonden met de aarde. Maar gescheiden (vers 26) Volken zullen in haar licht wandelen, koningen zullen hun heerlijkheid brengen. iets onreins kan de poorten niet binnengaan. Wat op aarde is, is aards. De heerlijkheid krijgt hier de nadruk, vers 11: …. kristalheldere jaspis. In Openbaring 4 wordt de heerlijkheid van God in de hemel in edelstenen beschreven (vers 3), vooral jaspis. Ook weer in Openbaring 21: 18, 19. Edelstenen geven de weerkaatsing van Gods heerlijkheid in de mens.

Vervolgens zien we de gezegende toestand van de bewoners van dit toneel. Maar hoe wordt die beschreven? Juist op een manier die het sterkst spreekt tot harten die de smarten en beproevingen van de woestijn ervaren hebben! Daar zal niets meer zijn van wat ons hier smart of pijn gegeven heeft. Ten eerste zal God ’elke traan van hun ogen afwissen’. Er zal zeen spoor van vroegere smart overblijven, God Zelf zal die verwijderen. Wat ligt er een oneindige tederheid in de uitdrukking dat God Zelf dit zal doen! Juist zoals een moeder gevoelvol de tranen van haar kind zal afwissen. zal God Zelf er beslagen in scheppen alle tranen van de ogen van Zijn heiligen af te wissen. En als ze eenmaal zijn afgewist. kunnen ze nooit meer terugkomen, want ’de dood zal niet meer zijn’ En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet.

’Hij, die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus! De genade van de Here Jezus zij met allen. (Openbaring 22)

Werkgroep ’Bijbel:Aktueel!’

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.