De Grote Verzoendag (1)

DE FEESTEN VAN DE HERE
DE GROTE VERZOENDAG (1)

Leviticus 23 vers 26 tot en met 32 spreken over de grote verzoendag, de zesde in de serie van zeven feesten van de HERE. De verdere details van die grote verzoendag waren reeds aangegeven in Leviticus 16 en wij doen er goed aan naar deze bijzondere dag te kijken op de tiende van de zevende maand. De Here laat weten dat allen zich moeten verootmoedigen en er mag absoluut geen arbeid verricht worden, net moet een rustdag zijn, een heilige samenkomst.

DE HOGEPRIESTER
Het jaar had destijds 360 dagen en van die 360 dagen liep de hogepriester 359 dagen in een schitterend hogepriesterlijk kleed met goud en kleurrijke materialen alsook met edelstenen en gouden belletjes. Dat mooie hogepriesterlijk kleed wordt tot in details omschreven. Soms vraag je je af waarom wij al die details moeten weten; de Bijbel is toch geen veredeld modeblad? Mozes krijgt de opdracht voor de eerste hogepriester een gewaad te maken tot een prachtig sieraad. Die uitdrukking ’tot een prachtig sieraad’ is nauw verbonden met een andere uitdrukking in de Bijbel in het Nieuwe Testament. In Hebr. 2 vers 9 staat ’wij zien Jezus... met heerlijkheid en eer gekroond.’ De woorden ’met heerlijkheid en eer gekroond’ komen overeen met die andere woorden ’tot een prachtig sieraad’. U hebt zich waarschijnlijk ook wel eens afgevraagd hoe het zijn kan dat de Bijbel stelt: ’Wij zien Jezus’ etc. Hebt u ooit de Here Jezus gezien? Bent u in de hemel geweest? Ja, met het oog van het geloof kunnen gelovigen de Here Jezus zien en ze hebben bovendien een ’kleurenfoto’ van de hogepriester uit het Oude Testament om iets te kunnen zien van de heerlijkheid van de Here Jezus nu.

Drie honderd en negen en vijftig dagen per jaar was de hogepriester in dit prachtig sieraad te zien. Er was echter één dag waarop de hogepriester er geheel anders uitzag, dat was op de grote verzoendag. Dan droeg de hogepriester heilige linnen klederen, die in het heiligdom bleven nadat het werk van die dag was gedaan.

ONZE HEILAND
De Here Jezus heeft altijd heerlijkheid gehad, ook voor de schepping en uiteraard ook voor Hij vlees en bloed aannam. Daarom kan de Here zeggen in Joh. 17: ’Vader, verheerlijk mij met de heerlijkheid die ik had eer de wereld was.’ Altijd is de Here Jezus omgeven door heerlijkheid. Er is slechts ’EEN DAG’ geweest waarop die heerlijkheid niet zichtbaar was. Dat was op DE grote verzoendag, toen onze Heiland verzoening wilde bewerkstelligen aan het kruis van Golgotha. Natuurlijk was dat niet een dag van 24 uren, maar moeten we dan denken aan een periode van ongeveer 33 jaren. Van die tijd kunnen we lezen dat Hij gedaante noch heerlijkheid had dat wij Hem begeerd zouden hebben. Toen had Hij (om dit zo te zeggen) Zijn heerlijkheid afgelegd en was Hij zichtbaar in linnen klederen (linnen spreekt altijd van rechtvaardige daden van heiligen), die in het heiligdom (in de hemel zelf ! ) bewaard worden. Hebreeën 8 maakt duidelijk dat de hoofdzaak van wat er gezegd wordt in die bijzondere brief, het onderwijs omtrent de Hogepriester is. De Here Jezus is onze Hogepriester bij God; Hij bidt voor ons; Hij treedt tussenbeide, Hij kan meevoelen met onze zwakheden, Hij draagt ons (allen die geloven) op Zijn schouders, Hij zet zich in voor ons, Hij spreekt voor ons en bij Hem is wijsheid en licht voor elke dag te vinden. Zulk een Hogepriester hebben wij. Wij mogen echter nooit vergeten dat er ’een dag’ is geweest waarop die Hogepriester zijn heerlijkheid en sieraad weg liet, om op DE dag van de verzoening aan een kruis genageld te worden. Om ons iets te tonen van wat er die dag gebeurde, hebben we van Godswege beelden in het Oude Testament gekregen en het is goed en nuttig er naar te kijken.

WAT GEBEURDE ER DESTIJDS?
Op de dag van de verzoening ging de hogepriester drie maal het Heilige der Heiligen binnen. Daar stond, zoals u weet, de ark van het verbond met het verzoendeksel, overschaduwd door de vleugels der cherubijnen. Eerst ging de hogepriester in het Heilige der Heiligen met reukwerk en dat reukwerk zou die ruimte gaan vullen. Reukwerk spreekt van de persoonlijke heerlijkheid van de Here Jezus en het mag voor ons allen duidelijk zijn dat de Hemel zelf reeds vervuld was met die heerlijkheid. Anders gezegd: voor de Here Jezus aan het kruis ging sterven om het verzoeningswerk te volbrengen, was de hemel reeds gevuld met heerlijkheid. De Here God liet dan ook drie maal weten wat ’ze’ reeds gezien hadden. Vervolgens slachtte men de stier voor de hogepriester en zijn huis en met het bloed van die stier ging de hogepriester naar het binnenste heiligdom om voor het verzoendeksel zeven keer te sprenkelen en op het verzoendeksel een keer. Gemakshalve laten we nu even de bedoeling van deze tweede ingang in het Heiligdom buiten beschouwing, alhoewel er veel van te zeggen zou zijn. De derde keer dat de hogepriester op die grote verzoendag naar binnen ging, was het bloed van de ene bok, voor het volk geslacht. Nadat ook dat bloed was gesprenkeld voor en op het verzoendeksel, werd de andere bok (de levende) genomen en de hogepriester legde zijn handen op die levende bok en beleed daarop al de ongerechtigheden en al de overtredingen en al de zonden van het volk. Hij legde zo, symbolisch, al die ongerechtigheden op de kop van de zondebok, die daarna werd uitgelaten en weggezonden om nooit meer terug te keren.

WAT BETEKENT DAT VOOR NU?
De Here Jezus is niet met het bloed van stieren of bokken het heiligdom binnen gegaan, maar Hij ging met zijn eigen bloed. Ook ging Hij niet in een met handen gemaakt Heiligdom binnen, maar in de Hemel zelf. Onze Heiland heeft eveneens al onze zonden, al onze ongerechtigheden en al onze overtredingen voor God beleden. Al deze dingen zijn weg, voor eeuwig weg! Voor wie geldt zoiets? Allen die hun handen (op hun beurt) gelegd hebben op het werk van de Here Jezus en mogen weten dat hun zonden vergeven en weggedaan zijn. Dat is geloven! Als u dit nooit hebt gedaan, leg dan nu uw hand op het volbrachte werk van de Heiland en dank Hem, dat Hij voor u in het oordeel van God wilde staan om u voor altijd vrijuit te doen gaan. Indien u wel een gelovige bent, dank de Here dan elke dag voor dit heel bijzondere werk op DE GROTE VERZOENDAG.

WEER OMKLEDEN
Nadat de hogepriester dat alles had gedaan, ging hij zich weer verkleden. Die heilige linnen klederen bleven in het heiligdom achter; ze werden kennelijk niet bewaard in de kleerkast van de Hogepriester thuis. Wat een vreugde zal het zijn geweest voor het volk van God, de hogepriester weer te zien uitkomen uit het heiligdom in zijn prachtig sieraad. Wij mogen onze Heiland nu zien in heerlijkheid, nadat Hij het werk tot het einde toe heeft volbracht en we mogen weten dat God Hem uitermate heeft verhoogd, nadat Hij gehoorzaam is geweest tot de dood van het kruis. Ook voor ons is het een geweldige vreugde te weten dat al het werk volbracht is; niets is overgebleven.

GEEN ARBEID
Destijds was het een dag, waarop geen enkele arbeid mocht worden verricht. Nu moeten wij bedenken dat wij niets konden doen en zelfs na onze bekering is het onmogelijk daaraan iets toe te voegen. Talloze gelovigen denken toch dat ze nog iets moeten doen. Goede werken worden niet alleen in de middeleeuwen gezien als een middel om tot God te komen. Op de een of andere manier is het voor velen een grote moeilijkheid om te aanvaarden dat wij niets konden en ook niets kunnen doen. Het is enkel en alleen het werk van de Here Jezus. Hij heeft alles volbracht. Het is heel goed om heiliging na te streven. Heiliging moet, we moeten de Here dienen in heiliging en toewijding. Toch zien we telkens dat z.g. heiligingsbewegingen iets hebben van werkheiligheid. Daardoor ontstaat er een geestelijke bovenlaag, die een speciale plaats zou krijgen of, in andere gevallen, meegaat als de Here komt terwijl de ’gewone’ gelovige nog door de grote verdrukking moet, omdat er onvoldoende heiliging zou zijn geweest. Wij distantiëren ons van deze gedachten. Gods peildatum is DE grote verzoendag, het kruis van de Here Jezus. Alles, alles is voldaan door Hem die dat alleen kon. Daar zijn onze zonden voor God beleden en daar is vergeving. God ziet ons in de Here Jezus aan en alle zegen is met Hem verbonden. Geen arbeid, niets toe te voegen. Dank, eeuwig dank! Blijde feestgezangen mogen worden gehoord. Doen we mee in het danken en loven van onze Here en Heiland en onze God en Vader?

 DATO STEENHUIS

Copyright (c) Het Zoeklicht, 1992
Het Zoeklicht verleent toestemming tot electronische verspreiding
van dit artikel, mits in ONGEWIJZIGDE VORM, MET BRONVERMELDING.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.