De feestdagen, de hoogtijdagen, des Heren.

De feestdagen, de hoogtijdagen, des Heren.
deel 1

Leviticus 23
Dit hoofdstuk van het boek Leviticus geeft een beschrijving van de zeven grote feesten, die de Here heeft bevolen jaarlijks te houden in het land Kanaän. Het is als het ware een gedenkschrift van Gods handelen in genade met de mens, vanaf de dood van Christus tot Zijn duizendjarig rijk en de eeuwige rust daarna. Maar dit hoofdstuk is ook een profetie, een voorafschaduwing van grote gebeurtenissen in de toekomst, waarvan er sommige al in vervulling zijn gegaan.

De ’Feesten van de Here God” wijzen alle vooruit naar dingen van eeuwige betekenis; Dingen waarmee het hart van God reeds voor de grondlegging der wereld bezig was geweest en die op de bestemde tijd zouden plaatshebben in de wonderlijke keten van gebeurtenissen. Die, wanneer zij gaan gebeuren, de oneindige wijsheid en liefde van God zullen onthullen en Zijn mateloze genade ten opzichte van de mensen zullen bewijzen:

“Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”.  Johannes 3:16

Elk van die feesten is ’een schaduw der toekomstige dingen’ waarvan Christus de ’inhoud’ is. Het zijn stuk voor stuk voorafschaduwingen van Zijn Persoon en van Zijn machtig en kostbaar werk, dat alle ware gelovigen zo graag overdenken.

Een aantal onderwerpen, die wij willen behandelen zullen wel bekend zijn bij velen, die al jaren de Here kennen als hun Heiland. Want de onderwerpen van dit hoofdstuk bevatten de hoofdwaarheden van ons ’allerheiligst geloof’: zij vormen de grondslag van ons Christenzijn; de vaste rots, waarop het geloof en de zekere hoop van de gelovigen de eeuwen door heeft gerust; waarheden, die hoewel oud, toch altijd nieuw blijven en die steeds weer zegen schenken aan hen, die ze hebben overdacht. Er misschien zullen ook ’lammeren’ zijn in de kudde van Christus, zij die nog niet zo heel erg lang op de Weg zijn, van het lichaam van Christus, voor wie deze onderwerpen kunnen dienen tot versterking in dagen van nood en zorg, of wanneer de vijand de grondslagen van ons geloof wil aantasten.

De verlosten des Heren

“Welzalig zijt gij, Israel; wie is aan u gelijk? Een volk, verlost door de Here, die het schild uwer hulp en het zwaard uwer hoogheid is. Daarom zullen uw vijanden veinzen u hulde te brengen, en gij zult op hun hoogten treden”.
Deuteronomium 33:29

De Here God heeft Israël verhoogd, heeft Israël apart gezet, wat wil zeggen dat Israël bevoorrecht is omdat ze de beloften van de Here met zich meedragen. De andere kant van de medaille is de voorbeeldfunctie, ze moeten het voorbeeld voor de andere volken zijn en dáár zijn ze in het verleden wel eens de fout mee ingaan.

“Hij heeft voor zijn volk een hoorn verhoogd: een lofzang voor al zijn  gunstgenoten, voor de kinderen Israëls, het volk dat nabij Hem is. Halleluja”.  Psalm 148:14

Voordat wij ons gaan bezighouden met de feesten in de volgorde, waarin de Bijbel ze ons geeft, zal het toch goed zijn ons eerst enigszins te verdiepen in  de geschiedenis van het volk, waaraan deze voorschriften zijn gegeven en rekening te houden met de plaats waar en de tijd waarin deze geboden van De Here God aan Israel gegeven werden.

Leviticus wordt voorgegaan door Exodus en begint met een beschrijving van het volk in slavernij in Egypte. Zij wisten toen niets van de ’feesten’ van de Here God of van ’heilige samenroepingen’ noch van blijde herdenking. Zij waren slaven en afgodendienaars; mensen in hun natuurlijke staat, onwedergeboren, onbekeerd, ver van God, in - en van de wereld; mensen, die de satan dienden als hun ’god’ en ’vorst’

Dit vertrapte volk werd verlost en bevrijd. Zij werden uit Egypte geleid, bevrijd van het wrede volk en de afgodendienst van de Egyptenaren en aangenomen tot het uitverkoren volk van de Here God.

’Gij hebt gezien wat Ik de Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden gedragen heb en u tot Mij gebracht heb’   Exodus 19: 4

Zij werden bevrijd van het juk van Farao om ’Gods gunstgenoten’ en ’een volk nabij Hem te worden.

Lezen: Psalm 148: 14
Een volk dat ’onder de heidenen niet gerekend zal worden’ met De Here God in hun midden, die het beschermde en regeerde:

‘Want van der rotsen top zie ik hem, van de heuvelen aanschouw ik hem. Zie, een volk, dat alleen woont en onder de natiën zich niet rekent’.*  Numeri 23:9

* “Onder de natiën zich niet rekent” wil zeggen dat het volk Israël “afgeschermd” is door de Here en óók moet blijven. Het is toch een wonder van de grootste orde dat dit volk na 2000 verstrooiing nog steeds herkenbaar is? Dit moet een Godswonder zijn.

Geen wonder dat, Mozes, de man Gods, bij zijn afscheid aan het einde van de woestijnreis, de gedenkwaardige woorden sprak:

’Welgelukzalig zijt gij, o Israel! Wie is u gelijk? een volk verlost door de Here’   Deuteronomium 33: 29

Maar de positie en de zegeningen van Israel, als de verlosten van de Here God zijn slechts schaduwen van de veel hogere en rijkere staat waarin alle gelovigen van deze bedeling ’in Christus’ gebracht zijn, zoals de apostel Paulus zegt:

’Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel en in Christus’   Efeze 1: 3

Wij zouden met veel minder tevreden geweest zijn: bevrijding van hel en oordeel was het, wat wij in onze onbekeerde toestand wensten. Maar God is daarmee niet tevreden, Hij wil de wens van Zijn hart in vervulling doen gaan. Zijn doel was een volk te hebben, dat Hem nabij zou zijn, een huisgezin rondom Hem, een lust voor Zijn oog:

’heilig en onberispelijk voor Hem in de liefde’   Efeze 1: 3

Het was nadat heel Israel uit Egypte was geleid en rondom De Here God was gelegerd met de wolk des Heren boven hen, dat Hij hun de geboden betreffende Zijn feesten gaf. Toen pas, nadat ze waren afgezonderd kon Hij hun openbaren wat er leefde in Zijn hart. Toen kon Hij hen uitnodigen met Hem deel te hebben aan de heerlijke dingen die reeds van eeuwigheid Zijn gedachten hadden vervuld. Aan de inhoud van dit hoofdstuk (Leviticus 23) zouden zij in Egypte niets gehad hebben. Maar nu, in de woestijn, met God alleen als de voorwerpen van Zijn verlossende genade. kon Hij hun deelgenoot maken van Zijn hartenwens. Anderzijds konden zij, nu niet meer gehinderd door de zonden en dwaasheden van de Egyptenaren, maar in het volle genot van hun vrijheid, beantwoorden aan de wens van Zijn hart. Let wel, dat het ’gezette’ feesten van De Here God waren (’gezette’ betekent: door God ingesteld). De Here God was de Gastheer, Zijn volk de gasten. Hij heeft deze feesten verordend voor Zijn eigen vreugde en wij kunnen nu begrijpen naar welke genietingen Zijn hart uitgaat.

Daarom zijn wedergeboren Christenen óók “van tussen uit” de wereld getrokken, de Here kan pas iets met ons aanvangen als we de wereld los hebben gelaten en niet op ons zelf gericht zijn. Welk nut heeft het iemand voor de Here apart te zetten voor een bepaalde taak als deze zich wíl blijven wentelen in de wereld en haar verlokkingen? Als het geloof zich beperkt tot de zondag en het leven zich door de week afspeelt in de wereld waarin het meer nooit vol is kan de Here zo’n persoon niet gebrui-ken. Een Christen moet eerst “Egypte” verlaten, vrijwillig of gedwongen door de Here, voordat het een bruikbaar instrument kan zijn. Hoe kan iemand b.v. geestelijke steun geven aan een mens dat door omstandigheden aan lager wal geraakt is terwijl hij zelf duur gekleed en in een prachtige auto op be-zoek komt? Dan is de geestelijk hulpverlener toch ongeloofwaardig?

Verschil in feesten.
Als wij de verschillende feesten aan ons laten voorbijgaan, begrijpen wij in het licht van de anti-typen, wat de Here God reeds eeuwenlang genot heeft verschaft en wat ook in de komende eeuwen een oorzaak van blijdschap zal zijn.

Hoe klein en nietig is in vergelijking daarmee de blijdschap, die in de harten van ons mensen wordt gewekt door deze feesten des Heren! En hoe snel vervaagt bij ons de herinnering daaraan! Maar in de hemel komt er geen einde aan de vreugde! De Persoon en het werk van Christus behouden hun frisheid en blijven voor de hemel een oorzaak van eeuwige lofprijzing. Wanneer aan de lofliederen van de aarde een einde zal zijn gekomen, dan zullen de hemelse Hallelujapsalmen blijven voortklinken, gezongen door onsterfelijke hemelingen, die in eeuwige jeugd de troon zullen omringen .

De ’Feesten van De Here God’ waren ’heilige samenroepingen’ van Zijn volk. Hij behield niet al Zijn vreugde voor Zich; Hij deelde dit met Zijn verloste volk. Hij riep hen juist rondom Zich om deelgenoten te zijn aan Zijn vreugde. Maar hoeveel te groter is nu, in onze bedeling, Gods genade voor Zijn hemels volk! Onze God is niet zo maar een ’wezen’, zoals de god van de Unitariërs*, die slechts één goddelij-ke persoon erkennen. Hij is een God van gemeenschap.

*Unitariër;
Dit is iemand die maar één God aanneemt en óók niet erkend dat God zich in verschillende vormen kan openbaren, wij erkennen dat God zich als Vader, Zoon, Heilige Geest, Engel des Heren, enz. openbaart in de Bijbel. De Unitariërs zijn ‘doorgeschoten’ in hun leer als reactie op de roomse “drie-eenheidleer” welke stelt dat God uit drie personen bestaat, t.w. Vader, Zoon én Heilige Geest. Deze leer vloeit voort uit de Babylonische leer dat Nimrod in de hemel is, Tamuz naar de hemel is gegaan en Semiramis op aarde de leiding had. De roomse leer zegt dus; God de Vader is in de hemel, Jezus de Zoon is in de hemel en de Heilige Geest is, in de kerk, op aarde en geeft leiding aan de gelovige Dus is, populair gezegd de Paus de baas over de gelovige Dáár kwamen de Unitariërs in eerste instantie tegen in opstand. Later werd het Unitarisme een zelfstandige dwaling, ver doorgeschoten dus.

God heeft er vreugde in Zijn volk te laten delen in Zijn blijdschap. Dat is gemeenschap! Het doel, waartoe de gelovigen geroepen zijn is met God hun rust te vinden in Christus. Dat moet onze ervaring en onze vreugde zijn. Berooft de wereld ons soms daarvan? Nemen de aardse zaken, onze gedachten en genoegens ons zo in beslag, dat de dingen van Christus weinig aandacht krijgen? Beheersen onze zaken en wereldse bezigheden zo onze dagen en onze uren, dat er geen kracht en geen tijd meer overblijft om ons te verlustigen in de Here God? Elke individuele gelovige wordt persoonlijk geroepen tot gemeenschap met de Here

“Hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus”.  1 Johannes 1:3
 
Maar gezamenlijk wordt de Gemeente, de ’geroepenen’, d.i. de vergadering van Gods kinderen, uitgenodigd tot de gemeenschap met Gods Zoon, Jezus Christus, onze Here (1 Corinthe1: 9), en allen moeten duidelijk laten blijken hoe heerlijk het is voor God om de vreugde van Zijn hart te delen met Zijn volk:

“God is getrouw, door wie gij zijt geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, onze Here”.  1 Corinthe 1:9

In de dagen van Jezus’ omwandeling op aarde werden deze feesten door de Joden stipt in acht ge-nomen in Jeruzalem, waar de tempel van God stond. Menigten uit alle delen van het land trokken op naar Jeruzalem om het Paasfeest, het Pinksterfeest of het Loofhuttenfeest te vieren.

Maar hoe noemt de Here Jezus deze feesten? Niet meer ’Zijn feesten’, maar ’de Feesten der Joden’. De uiterlijke vormen waren er nog wel, maar de vreugde van De Here God was er niet meer in. Reeds in de tijd van Jesaja sprak Hij:

“Uw nieuwemaansdagen en uw feesten haat Ik met heel mijn ziel, zij zijn Mij een last. Ik ben moede ze te dragen”.
Jesaja 1:14

Waarom? Om de vormelijke manier waarop een onrein en verdorven volk die feesten onderhield, hun geloofsbeleving was verworden tot een systeem van wetten en gebruiken evenals de huidige kerkleer en de z.g.n. liturgie welke de plaats van het levend geloof hebben ingenomen.

Kinderen van God, laten we hieruit toch de ernstige les trekken, dat wanneer het hart ver van God is en de handen en het gemoed bezoedeld zijn en de voeten niet in de waarheid wandelen, dat een lege vorm van eredienst slechts een vertoning, een aanfluiting! Is er in onze dagen niet heel veel, waar de mensen hoog van opgeven, dat in het heilig oog van God afschuwelijk is, wat Zijn ziel haat en waaraan Hij Zijn naam niet wil verbinden? Veel samenkomsten zijn Hem een gruwel, we kunnen hierbij denken aan extreme bijeenkomsten waar men gilt, lacht en huilt. Dit soort diensten heeft niets met de Heilige God en Here te maken. Ook kunnen we in dit verband denken aan kerkdiensten waarin de liturgie de hoofdrol speelt en de prediking verworden is tot een kort en sociaal verhaal. Laten wij toch ons hart ernstig onderzoeken, zodat Hij niet van ons hoeft te zeggen:

’Mijn ziel heeft in hem geen behagen’   Hebreeën 10: 38

De Here God verlangde dat Zijn volk gelukkig en onbezorgd driemaal per jaar op deze ’gezette’ feesten voor Hem zou verschijnen. Hij beloofde plechtig voor hun aardse belangen te zullen zorgen; hun vrouwen, kinderen en land te zullen bewaren al de tijd dat de mannen in Jeruzalem waren om Zijn feesten te vieren. Wij weten allemaal, hoe moeilijk het is om zich in de Here te verlustigen, wanneer huiselijke zorgen en zakelijke moeilijkheden als een last op ons gemoed liggen De Here God wist, dat wanneer de mannen van Israël opgingen naar het feest, alles achtergelaten, allicht de gedachte bij hen zou opkomen: ’Als de Filistijnen nu maar niet komen en ons land in bezit nemen’ Daarom gaf de Here hun de speciale belofte, dat niemand de hand zou uitsteken naar hun bezittingen:

’Niemand zal uw land begeren, terwijl gij opgaan zal om te verschijnen voor het aangezicht des Heren Uws Gods, driemaal in het jaar’   Exodus 34: 24

Diezelfde God, die tot ons gezegd heeft, dat wij onze onderlinge bijeenkomst* niet moeten nalaten (Hebreeën 10: 25), zal er zeker voor zorgen, dat zij die van harte gehoorzamen aan Zijn gebod geen stoffelijke en geestelijke schade zullen lijden.

“Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon  zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen”.  Hebreeën 10:25

*Hier bedoelt de apostel mee dat we de ‘dienst der gebeden’, ons persoonlijk gebed en relatie met de Here God niet moeten verzuimen. Met de onderlinge bijeenkomst wordt het ‘tabernakelen’ bedoeld zoals het in het Oude testament, en tegenwoordig in het Jodendom nog steeds, plaats vindt. Mannen hullen zich in het gebedskleed, binden riemen rond de armen en het hoofd en roepen in een dergelijke uitrusting de Here God aan.

En toch, hoe dikwijls wordt een stortbui of een lichte verkoudheid of een huiselijke moeilijkheid als verontschuldiging gebruikt om de aanbidding van God na te laten. Maar de belofte van God blijft bestaan en allen, die de Here willen geven wat Hem toekomt zullen de vervulling van die belofte ervaren: ’Wie Mij eren, zal Ik eren!’ Zoek eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid’, d.w.z. geef God wat Hem toekomt, voldoe eerst aan Zijn wensen en al die andere dingen zullen u er bij gegeven worden.

De Here God was dus de Gastheer en Zijn volk slechts de gasten. Het spreekt dus vanzelf, dat Hij alleen besliste over de regeling van de plaats, de tijd en het verloop van de feesten. Niets werd aan het volk overgelaten; door Goddelijke wetgeving was in alles voorzien. Wat zou het volk van God gelukkig geweest zijn, als zij tevreden waren geweest met de Goddelijke geboden aangaande hun sa-menroepingen en er zelf niets aan hadden toegevoegd.

En hoe gelukkig zouden ook nu de Christenen zijn, als zij in hun gemeenteregelingen zich strikt hielden aan het Woord van God. Als zij dat hadden gedaan zouden er geen credo’s en belijdenisgeschriften bestaan, die zoveel verdeeldheid hebben veroorzaakt. Dan zouden al Gods kinderen, zoals in de dagen vanouds, een van hart en ziel, geleid door een Boek en bestuurd door een Hoofd gelukkige getuigen zijn voor God temidden van een boze wereld.

II. de zeven feesten

’Deze zijn de gezette hoogtijden des Heren’   Leviticus 23: 4

‘’Welke zijn een schaduw der toekomende dingen’   Kolossenzen  2: 17

Er zijn dus zeven feesten, maar in Leviticus 23 gaat voor aan het sabbatsgebod.

De sabbatdag staat helemaal apart, zowel wat karakter betreft als ook de wekelijkse herhaling.

De zeven feesten werden alle slechts één keer per jaar gehouden; de sabbat elke week. De sabbat kon thuis gehouden worden, terwijl de andere feesten op een door God bepaalde plaats gevierd moesten worden. (Deuteronomium 12: 14; Deuteronomium16: 6).

“Maar op de plaats die de Here in het gebied van een uwer stammen verkiezen zal, daar zult gij uw brandoffers brengen, en daar zult gij doen alles wat ik u gebied”.  Deuteronomium 12:14

‘Maar op de plaats die de Here, uw God, verkiezen zal om zijn naam daar te doen wonen, zult gij het Pascha slachten, tegen de avond, als de zon ondergaat, op het tijdstip van uw uittocht uit Egypte’.  Deuteronomium 16:6
 
Let wel, dat Leviticus 23 begint met de woorden; ’Deze zijn Mijn gezette hoog tijden’. (vers 2) Daarna wordt het gebod van de sabbat gegeven en dan komt in vers 4 als het ware een nieuw begin: ’Deze Zijn de gezette hoogtijden des Heren’ en dan volgt zonder de herhaling van die woorden de beschrijving van de zeven feesten. De sabbat staat dus helemaal apart, terwijl de zeven feesten wel onderling verband hebben. Hoewel de sabbat het eerst genoemd wordt, zal de volkomen vervulling daarvan pas plaatsvinden in de eeuwigheid. De andere feesten vinden hun vervulling in de tijd.

De zeven feesten kunnen in twee groepen verdeeld worden, namelijk een groep van vier en een van drie.

Het Pascha, het feest der Ongezuurde Broden, het feest der Eerstelingen en het Pinksterfeest volgden elkander snel op. Dan was er een tijdruimte van vier maanden, dat er geen ’feest van De Here God’ en geen ’heilige samenroeping’ van het volk in Jeruzalem was, een lange pauze dus tussen het Pinksterfeest en het blazen der Bazuinen, gedurende welke geen samenroeping van De Here God tot Zijn volk zou plaatshebben.

Dit is heel belangrijk en leerrijk. De bedoeling schijnt te zijn, dat de waarheden, die door de eerste vier feesten worden aangeduid, alle verband hebben met de tegenwoordige bedeling en met het bijeenroepen van hen, die het hemelse volk des Heren vormen, het lichaam van Christus (de Gemeente) Terwijl de laatste drie feesten de tijden van genade en zegen aanduiden, die in de toekomst zullen aanbreken voor het aardse volk van De Here God, alsook voor Zijn hemelse volk dat nu op de aarde is.

Met andere woorden:
* De eerste vier spreken over en tot de Gemeente, het lichaam van Christus.

*Terwijl de laatste drie ook spreken over Gods’ toekomstig handelen met Zijn aardse volk Israel, het zaad van Abraham, het volk van Zijn verkiezing, dat dan weer verenigd zal zijn in hun eigen land, gezegend met aardse genietingen onder de regering van hun Messias.

Hij, de Here God, Die deze feesten heeft ingesteld, heeft al een deel van hun voorafschaduwingen letterlijk in vervulling doen gaan, en dat wettigt de verwachting dat Hij op Zijn tijd en wijze ook de overige voorafschaduwen zal vervullen. De plannen van God staan vast en kunnen nooit door de verdorvenheid en het falen van mensen tenietgedaan worden.

Hoezeer moet een hoofdstuk als dit, boordevol van typen en leringen, ons geloof in het onfeilbare Woord van God bevestigen en versterken; het Boek waartegen de grote strijd gevoerd wordt door het moderne ongeloof en de zogenaamde ’wetenschap’, die twijfel willen wekken aangaande zijn geloofwaardigheid. Maar de woorden van God houden stand tegen iedere aanval van de boze, omdat zij zijn wat zij beweren te zijn, namelijk de door ‘God ingeblazen woorden’, wat wil zeggen door de Heilige Geest (Ruach = adem)gegeven Woorden

“Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te  weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid”.  2 Timotheus 3: 16

Driemaal in het jaar moesten alle mannen in Israel voor de Here hun God verschijnen: op het Paasfeest, het Feest der Weken, of het Pinksterfeest en op het Loofhuttenfeest (Deuteronomium 16: 16) Hoe blij kwamen de duizenden uit alle stammen van het volk en uit alle delen van het land tezamen om zich voor De Here God te verheugen en Hem Zijn deel te geven van de volle zegen, die Hij hen had geschonken (Deuteronomium  16 : 17).

Bij hun reis naar de stad van de grote Koning, het Jeruzalem,  werden liederen gezongen over de ’schoon gelegen stad, een vreugde voor de ganse aarde’

“Schoon door zijn verhevenheid, een vreugde voor de ganse aarde is de berg Sion, ver in het noorden, de stad van de grote Koning”.  Psalm 48: 3

Men zong waarschijnlijk gezamenlijk de ’opgangsliederen’, de Psalmen 120-134, als men optrok naar de feesten te Jeruzalem. Met blijde harten wekten zij elkander op met de woorden van Psalm 122: ’Laten wij naar het huis des Heren gaan’. Op het moment dat zij de Here verlieten dan vonden zij die geboden maar lastig en verwaarloosden zij de feesten.

Hetzelfde zien wij in onze dagen, zolang wij dicht bij de Here blijven, is ons hart gelukkig en is niets ons teveel voor Hem. Dan zijn wij gaarne bereid, om Zijn blijde boodschap over te brengen en ons gelaat straalt vreugde uit. Een gelovige kan als de palmboom groen en fris blijven tot in hoge ouderdom.

Aan de Gemeente is slechts één feest gegeven, een heilige samenroeping, namelijk het avondmaal des Heren. Zoals de zeven feesten van De Here God vooruitwezen naar Christus en voorafschaduwingen waren van komende verlossing en heerlijkheid, zo wijst het avondmaal terug naar het kruis en vooruit naar de heerlijkheid. Het is de herinnering aan Christus’ dood en de waarborg voor Zijn wederkomst. Het avondmaal omvat alles, wat in de zeven feesten getypeerd werd.

Het brood en de wijn zijn de gedenktekenen van Christus’ sterven. Dit correspondeert met het Pascha. De gemeenschap der gelovigen in heiligheid en liefde aan de tafel des Heren, komt overeen met het feest der ongezuurde broden. De vergaderde gelovigen ’gebouwd tot een woonstede Gods in de Geest’ (Efeze 2: 22), het lichaam van Christus vormende, dat door de Geest geleid wordt tot aanbidding en prediking, komt overeen met het Pinksterfeest.

“In wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest”.  Efeze 2:22

Het feest gaat door ’totdat Hij komt’ en richt ons oog op de heerlijke toekomst nl. de wederkomst van de Heer. Die de ontslapen gelovigen zal opwekken en de nog levende gelovigen zal veranderen om ze alle om Zich heen te vergaderen. De rechterstoel, waarvoor de trouwe dienstknechten van de Here beloond zullen worden, de stralende heerlijkheid van Christus in het duizendjarig rijk, het zijn allemaal vervullingen van het feest der Bazuinen, de grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest. Helaas blijft deze boodschap voor de verblinde aardse mensheid totaal verborgen.

III de sabbat

’De zevende dag is de Sabbat der rust’   Leviticus. 23: 3

’Er blijft dan een rust over voor het volk Gods’   Hebreeën 4: 9

De Sabbat heeft een eigen plaats en karakter. Hij werd het hele jaar door wekelijks gehouden, en is veel ouder dan de andere feesten. Hij dateert namelijk reeds van Genesis 2.

“Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer. Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht”. 
Genesis 2:1-3
 
De sabbat wordt ’een schaduw der toekomende dingen’ genoemd (Kolossenzen 2:17), een teken en onderpand van de blijvende Sabbat, de eeuwige rust voor God en Zijn volk, wanneer geen tijd meer zal zijn, en wanneer de verlosten van alle eeuwen en bedelingen een volkomen rust zullen ingaan zoals beloofd met de woorden:
’Er blijft dan een rust over voor het volk van God’.   Hebreeën 4: 9

In de eeuwigheid, voor de tijd, had God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest een eeuwige sabbatsrust. (Psalm 90: 2)

“Eer de bergen geboren waren, en Gij aarde en wereld had voortgebracht, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God”.  Psalm 90:2

Na de zes dagen van arbeid van Genesis1 rustten de Vader, de Zoon en de Heilige Geest opnieuw. De eerste paradijselijke Sabbat was de rust van God: Hij rustte ’op de zevende dag van al Ziin werk, dat Hij geschapen had om te volmaken’ (Genesis 2: 3)

Als een herinnering aan Zijn scheppingsmacht zonderde Hij de sabbatdag af van de andere dagen van de week. Hoe de Sabbatdag werd gehouden voor de val is ons niet verteld. Door de val werd het gehele scheppingswerk ontsierd en kwam de sabbatdag als herinnering aan de volmaakte schepping te vervallen.

Veel later wordt de Sabbatdag weer ingevoerd, maar nu als voorafschaduwing van een andere rust, gegrond op verlossing, een rust die niet afhankelijk was van de goedheid van het schepsel, maar van de oneindige waarde en het volmaakte werk van een Verlosser.

Zo werd de Sabbat een ’schaduw van Christus’ vooruit wijzend naar Hem, Die komen zou, door Wie een nieuwe schepping tot stand zou komen en een nieuwe rust zou ontstaan, welke de satan nooit teniet zal kunnen doen. Hierover spreekt de Here Jezus in Johannes 5: 17

’Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook’.  Johannes 5:17

En voordat Hij de geest gaf op het kruis van Golgotha kon Hij triomfantelijk uitroepen:

’Het is volbracht’   Johannes 19: 30

Naar dit gebeuren hebben de sabbatten van Israel vooruit gewezen: zij waren de schaduwen van de rust, die God en Zijn volk zouden vinden in de verlossing.

De uiteindelijke en volkomen vervulling van deze sabbat zal de eeuwige rust zijn, wanneer in verheerlijkte lichamen, in nieuwe hemelen en op een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid zal wonen, Gods wil in volmaaktheid zal worden volbracht en God Zelf alles zal zijn in allen. Nu reeds krijgen wij soms een voorproefje van die rust. Tot de vermoeide zondaar zegt de Here Jezus:

’Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven’   Matthéüs 11: 28

Voor de gelovige is er een andere, diepere rust. Daarvan spreekt de Here in het volgende vers: ’Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen’
Matthéüs 11: 29

Deze rust ontvangen wij door Christus onze Here te gehoorzamen en door ons te onderwerpen aan Zijn wil en ons te buigen onder Zijn juk.

Tot de vermoeide werker in de dienst van zijn Meester richt Hij de lieflijke woorden:

’Komt gijlieden in een woeste plaats hier alleen en rust een weinig’   Markus 6: 31

Daar, alleen in de tegenwoordigheid van zijn Here en Meester, ver van de drukte en zorg, vindt hij rust en verkwikking en ontvangt hij weer nieuwe moed en kracht voor zijn werk. En zij, die van ons zijn heengegaan en ’met Christus’ zijn, genieten van een eeuwige rust in het paradijs bij de Here.

Het duizendjarig rijk zal een volgende etappe zijn in de door God gegeven rust. In die duizendjarige regering van de Messias zal de satan gebonden zijn en zal er een einde komen aan het zuchten van de schepping. Dan zal het profetische woord in vervulling gaan:

’De ganse aarde rust, zij is stil zij maken groot geschal met gejuich’   Jesaja 14: 7

Het oorlogsgedruis, het wapengekletter, het lijden van de verdrukten, het huilen van de bedroefden zal ophouden en onder de stralen van ’de Zon der gerechtigheid’ en de regering van de ’Vorst des vredes’ zal de vermoeide aarde haar Sabbat vieren.

Maar, zelfs dit zal nog niet de volmaakte rust zijn. De zonde blijft in het verborgen op de loer liggen. De satan is nog niet vernietigd en als hij wordt losgelaten, zal er een ongekende uitbarsting van zonde en geweld uitbreken:

“En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis  worden losgelaten”.  Openbaring 20: 7

De zonde zal door een oordeel uit de hemel voor goed beëindigd worden. Daarna zal de eeuwige rust aanbreken, de oneindige sabbatsviering van God en Zijn volk.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.