I Johannes

De eerste brief van Johannes.

Inleiding op de Johannesbrieven:
De apostel Johannes schreef waarschijnlijk vanuit Efeze tussen 85 tot 96 na Christus de éérste brief aan broeders en zusters die hem erg dierbaar waren. Hij sprak hen aan alsof het zijn kinderen waren en gaf hen doormiddel van deze brief practische richtlijnen voor het leven als christen. Hij begint de brief met de nadruk te leggen op de vleeswording van Christus en baseert zijn aanwijzingen op het feit dat zij die Christus Jezus kennen, ook de Vader kennen. Zij die Christus niet kennen, kennen ook de Vader niet en zijn daardoor niet op de hoogte van Zijn liefde. Christenen zijn mensen die de liefde van God in hun leven hebben ervaren, want God is liefde. Zij hoeven daarom geen vrees te hebben in dit leven én in het leven na de dood. Johannes legt in deze brief de nadruk op kernpunten van het geloof om zo zijn ’kinderen’ in het geloof te versterken. Onderwerpen als liefde, vergeving, broederschap, overwinning op de zonde, geloofszekerheid, reinheid en eeuwig leven zijn hier op een geweldige manier samengevlochten in een brief waar Gods liefde door heen schijnt.

Wat de tweede brief betreft kunnen we niet met zekerheid zeggen waar deze is geschreven maar waarschijnlijk is deze ook vanuit uit Efeze geschreven in de zelfde periode als de eerste brief. Het is niet zeker of de ’vrouw’ die genoemd wordt in vers één letterlijk een christenvrouw was. Het is heel goed mogelijk dat deze ’vrouw’ een gemeente is, verpersoonlijkt als een ’vrouw’. Hoe dan ook, de brief werd geschreven om echte christelijke liefde te bevorderen en te waarschuwen tegen misleiders en tot elke prijs op te komen voor de waarheid. Deze brief wijst op het belang van waakzaamheid en toewijding op het moment wanneer een dwaalleer de kop opsteekt.

Ook de derde Johannesbrief is waarschijnlijk in Efeze geschreven in die zelfde jaren en is een persoonlijk bericht aan Gajus om hem op te wekken rondreizende evangelisten te ondersteunen. Ook waarschuwt hij Gajus voor mensen zoals Diotrefus die weigeren mee te helpen aan de verkondiging van het evangelie omdat ze zichzelf en hun eigen positie voorop stellen. Johannes prijst echter Demétrius, die wel meehelpt. Johannes zegt met deze brief dat we ten alle tijde mee moeten helpen het evangelie te verkondigen en wie dat niet doet het werk van satan ondersteund. Hij legt in deze brief de nadruk op het feit dat alle gelovigen in Christus verbonden zijn en zich daarom moeten inzetten voor wat hen gemeenschappelijk ten goede komt.

Deze keer willen we ons beperken tot de eerste bief van Johannes omdat hier in zoveel op ons afkomt dat we er vanavond de handen vol aan hebben.

’En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis.
Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet’

1 Johannes 1: 5-6

Johannes slaat hier de spijker op z’n kop want wie in het verborgene zonden doet en niet wil nalaten kán geen levende relatie met God hebben. We leven dan met een dood geloof dat wél de letter van de Bijbel kent maar dit niet in het hart meegedragen wordt, vaak hebben dergelijke mensen een wettisch en onbarmhartig geloof.

’Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.’  1 Johannes 1:7

Deze tekst wordt vaak gebruikt door ’religieuze’ mensen die het fundamentalische geloof te eenzijdig vinden naar men zegt.
Men zegt vaak dat ’het bloed bij samenkomten van de fundamentalisten van de preekstoel af druipt’.
Zo’n verwijt lijkt op zich wel aardig en intellectueel maar ten diepste voeren mensen die zich niet hebben overgeleverd aan Christus.
Ze willen zelf hun zaligheid verdienen door b.v. strikt naar de wet of kerkleer te leven.
Naast deze mensen kunnen we ook denken aan hen die met verborgen zonden leven en deze niet bij Christus willen of durven brengen.
Deze tekst is de volle waarheid maar we moeten wel bedenken dat onze Here er één uitzondering bij maakte en wel de zonde tegen de Heilige Geest.

’Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.’  1 Johannes 1:7

’Voorwaar, Ik zeg u, dat alle zonden aan de kinderen der mensen zullen vergeven worden, ook de godslasteringen, welke zij gesproken mogen hebben; Maar wie gelasterd heeft tegen de Heilige Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde. Immers, zij zeiden: Hij heeft een onreine geest.’  Marcus 3: 28 - 30

Deze zonde wordt in de charismatische groepen wel eens over belicht terwijl de reformatorische gelovigen er nagenoeg geen aandacht aan schenken. In de charismatische groepen zijn er vele gelovigen die in de angst leven dat ze deze zonde hebben begaan, vaak komt dat door ’predikers’ die beweren wat ze brengen of vertellen door de Heilige Geest is ingegeven en dus niet tegen gesproken mag worden omdat de Heilige Geest dan gelastert wordt. Zodra iemand die ’gave’ in twijfel trekt omdat deze lijnrecht tegen de Bijbel in gaat komt de angst naar boven dat men zondigt tegen de Heilige Geest. De z.g. ’geestelijke predikers’ zijn daar voor een groot deel schuldig aan en daarom is een genuanceerd antwoord ook op z’n plaats.

Laten we eens zien wat Br. Johannes de Heer daarover heeft gezegd:
Onder zulk een lastering hebben wij niet maar één enkele daad te verstaan, doch een toestand waarin iemand verkeert en die het gevolg is van een levensproces. God oordeelt niet iemand naar een enkele daad, doch naar zijn wezen. Iemand die de Heilige Geest tegen beter weten in lastert, heeft een zieleproces achter de rug, waardoor zijn wezen zodanig veranderd is dat hij tot een bewuste, weloverdachte lastering van Gods Geest in staat is. Dat is heel iets anders dan opkomende gedachten van laster en vloeken.
Wij vinden de loop van dit proces in de Bijbel uitgestippeld, nl. Bedroeven van de Heilige Geest (Efez. 4:2 30), weerstaan van de Heilige Geest (Hand. 7: 51) en tenslotte het uitblussen van de Heilige Geest (1 Thess. 5: 19).

’Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’  1 Johannes 1:9

Deze tekst bevat als het ware het hele evangelie.

  • Het bloed van Jezus vergeeft en reinigt.
  • Vergeven is één ding en reinigen is een ander.
  • Veel gelovigen blijven staan bij vergeving van zonden, de getrouwe christenen jagen de heiligmaking na, dus naar verlossing of reiniging van de zonden.
  • De apostel Johannes spreekt heel veel over heiligmaking en zijn hart is er vol van.
  • Hij betuigt steeds weer dat God liefde is en dat hij/zij, die God d.m.v. de Heilige Geest in zich heeft wonen, ook in de liefde blijft.
  • Johannes is de apostel der liefde, die het hoogste gebod van Zijn Heer beleeft en uitdraagt.

’Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet.’  1 Johannes 1:10

Een weldenkend mens zal niet gauw beweren dat hij/zij niet heeft gezondigd maar toch kom je zo nu en dan dergelijke mensen tegen, ze beweren dat de zonde niet bestaat en als christen met een gezonde portie Bijbelkennis doorzien we dergelijke beweringen dan ook.
Heel anders wordt het als theologen van naam de schepping en de zondeval in twijfel trekken want daarmee maken ze de Here Jezus tot een leugenaar omdat Hij gezegd heeft  dat Hij de wereld met God heeft verzoend. Wie dus de zondeval in twijfel trekt, zet daarmee ook vraagtekens bij de noodzaak van het offer op Golgotha en de bloedstorting van de Here om de mensheid met God te verzoenen.
De ’wetenschappelijke-theologie’ heeft daarmee onze Here dus tot een leugenaar gemaakt. Het is dus niet waardenvrij voor een christen om lid van een kerkgenootschap te blijven waar dergelijke ’hooggeleerde heren’ in functie mogen blijven. Laten we eens nuchter en verstandig denken aan de woorden uit Openbaring 18: 4 en naar aanleiding die tekst onze positie bepalen,voor- of tegen de Here God.

’En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen.’  Openbaring 18:4

Johannes hoopt en bidt dat zijn ’kinderen’ niet tot zonde komen maar hij zegt er troostend bij dat wanneer wij tot zonde komen onze Here de uitweg en verlossing is:

’Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader,
Jezus Christus, de rechtvaardige; En Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.’ 
1 Johannes 2:1-2

Christus Jezus verwacht van ons dat we onze levenswandel naar Hem richten en zo wandelen zoals Hij het ook deed.
De Here verwacht van ons dat we zachtmoedig zijn, ons niet in begeren uitstrekken naar geld en goed, ons ver houden van dronkenschap of roddel. Voor mensen is het verschrikkelijk moeilijk om zachtmoedig en vriendelijk te blijven wanneer we ten onrechte beschuldigd worden of wanneer een werkgever met drogredenen ons probeert te ontslaan. Dit soort dingen druisen recht tegen onze natuur in en als we eerlijk zijn willen we het liefst naar de eerste de beste advocaat rennen maar voordat we dergelijke beslissingen nemen zullen we de situatie rustig moeten overdenken. Persoonlijk ben ik een aantal keren gemeen bedrogen door mensen die beweren ’christen’ te zijn en op financieel gebied niet zuiver op de graat zijn. Het was verschrikkelijk moeilijk om geen actie te ondernemen en het verlies te dragen, ook al is het in enkele gevallen een bijna ondraaglijke zware last geweest.

’Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns Naams wil. Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen. Ik heb u geschreven, kinderen, want gij kent de Vader. Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk en het woord Gods blijft in u en gij hebt de boze overwonnen.’  1 Johannes 2: 12 - 14

’Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem.’
1 Johannes 2: 15

Wat Johannes hier zegt is een ’levensvoorwaarde’ voor de christen maar is tevens het moeilijkste wat ons kan overkomen want het liefst zijn we christelijk en daarnaast willen we graag volop genieten van de aardse genoegens.
Toch zegt hij dat we de wereld niet lief mogen hebben en Christus zonder voorbehoud moeten volgen.

’Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld.’  1 Johannes 2: 16

Velen denken bij de ’begeerten des vlezes aan het andere geslacht en overspel maar laten we niet vergeten dat ons ’vlees’ het lichaam en de ziel zijn die we bij de geboorte mee hebben gekregen en dat dezen zich heel graag hebzucht, luxe en weelde laten welgevallen.
Neem nu eens het geval van een voorganger die ik persoonlijkgekend heb; deze man was verzot op mooie auto’s en al wat daar bij hoort, hij presteerde het zelfs om totaal versuft door de stad te dwalen nadat hij een tiental showrooms had bezocht en niet tot een keuze kon komen. Ook hier zien we de begeerte des vlezes ten top en dan nog wel bij een prediker.

’En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.’1 Johannes 2: 17

Veel mensen, ook gelovigen, beseffen niet dat het éénmaal met deze aarde gedaan zal zijn en dat de maatschappij zoals we die momenteel kennen heel spoedig veranderen zal. Gelovigen leven vaak op de zelfde wijze als mensen die de Here niet kennen, ze houden dure vakantiereizen, nemen enorme schuldenlasten op zich en hopen nog heel lang op de aarde kunnen leven in goede welstand.
De apostel Petrus waarschuwt in zijn brief over de laatste dagen waarin we leven en het gevaar van kortzichtigheid:

’Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, En zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zo, als het van het begin der schepping af geweest is. Want willens en wetens ontgaat hun, dat  door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, Waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water. Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd,ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen. Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat een dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als een dag. De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht,Vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. Daarom, geliefden, beijvert u in deze verwachting, onbevlekt en onberispelijk te blijken voor Hem in vrede, En houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft.’  2 Petrus 3:3-15

De apostelen wezen, en wijzen ons, steeds op de vergankelijkheid van de dingen, zo ook de apostel Johannes in zijn brieven:

’Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is.’  1 Johannes 2: 18

Met de laatste ure wordt de laatste  bedoeld de periode die vooraf gaat aan de wederkomst van de Here.
Johannes spreekt hier ook van de openbaring van de antichrist in de vorm van een mens en niet van een macht zoals sommigen zeggen.
Dit zal een boosaardige en door de duivel bezeten persoon zijn die in de allerlaatste dagen zal optreden als wereldheerser (Openbaring 13), zijn weg wordt in onze dagen door vele antichristelijke personen voorbereid.

’Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan
hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn.’
  1 Johannes 2:19

’Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader.’  1 Johannes 2:22-23

De mensen die Johannes hier bedoeld zijn afvalligen die nooit echt tot geloof zijn gekomen, misschien geloven ze wel dat Jezus Christus naar de aarde gekomen is in menselijk gedaante maar dat gelooft de satan ook. De satan weet dat hij de ’slag verloren’ heeft toen Christus Zijn leven gaf op het kruishout van Golgotha maar hij probeert zoveel mogelijk zielen te verderven door hen van een direkte relatie met Christus af te houden. Zo is het hem bv. gelukt de mensheid te laten geloven dat de schepping niet daadwerkelijk door de Here is uitgevoerd en dat de aarde en haar bewoners langzamerhand geëvalueerd zijn.

Het gevolg is dat de mensheid daarom ook niet gelooft dat er een zondeval is geweest.
Het gevolg is dat men zegt dat van geëvalueerde dieren niet kan verwachten dat ze geloven eens zondeloos geweest te zijn en besef van zonde kregen door de val van Adam. Indien de zondeval er niet geweest is, is Christus dus ook niet voor de zondaren gestorven zegt men dan. De moderne theologie, die een schepping door de Here in zeven dagen van de hand wijst, wijst de mensheid de weg naar een bepaalde religie maar wijst een persoonlijke bekering naar het land der fabelen.
Eerder in deze studie stelden we dat de wedergeboren christen beter uit de kerken, waar de moderne theologen gehandhaafd worden, weg kan gaan en ook deze tekst uit Johannes 2:19 zegt het eigenlijk ook met andere woorden, ogenschijnlijk zijn verleiders christen maar ze zijn nooit echt bij het kruis geweest en hebben hun zonden dan ook niet laten afwassen door het bloed van Jezus.

’Gij echter hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen.’  1 Johannes 2:20

De apostel snijdt hier een gevoelig onderwerp aan, hij zegt ronduit dat elke christen de Heilige Geest heeft ontvangen nadat deze tot een persoonlijk geloof in Christus is gekomen. Dit heeft niets met een z.g. latere vervulling met de Heilige Geest te maken want elk mens dat tot bekering is gekomen hééft de Heilige Geest ontvangen. De Heilige Geest is niet meer én niet minder dan de Geest van onze Here persoonlijk, welke constructie wij ook bedenken; onze God is Geest en het is deze Geest die in ons leven komt nadat we Hem geaccepteerd hebben

”En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst.’  1 Johannes 2: 28

Deze oproep van Johannes hebben velen niet begrepen en leven in angst voor de dag dat ze de Here Persoonlijk zullen moeten ontmoeten. Ze hebben nooit begrepen dat ze hier op aarde als gelovigen vreemdelingen en bijwoners zijn, op zich is dit heel vreemd want wie zegt van Christus te zijn kan zich niet thuis voelen in het vijandelijke gebied van de satan die de overste dezer wereld is.
Voor een christen moet de toekomst met de Here Jezus Christus een heerlijk en rijk uitzicht zijn.
In Johannes 3: 2 lezen we dan ook dat we Hem zullen zien, gelijk Hij is en dit is toch het heerlijkste wat er is?
Vergeet niet dat wij dan lichamelijk net zo zullen zijn als Hij, geen pijn en verdriet, geen ziekte en zonde meer en wie die hoop op Hem heeft reinigt zich direkt om elk moment klaar te zijn voor Zijn komst.

’Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het [ook]. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; [maar] wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is.’  1 Johannes 3: 1-3

Een ongelovige (of in een ander geval een ’naamchristen’) doet de ene zonde na de andere en wil zich niet laten reinigen.
Ik wil niet zeggen dat een wedergeboren christen niet zou kunnen zondigen maar zolang die de Heilige Geest niet uitgeblust heeft zal Deze de zondigende christen bewerken opdat deze de zonden voor de Here gaat belijden:

’Kinderkens, laat niemand u misleiden. Wie de rechtvaardigheid doet, is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is; Wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou. Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad [Gods] blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar: een ieder die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft.’  1 Johannes 3: 7-10

De bovenstaande teksten willen niet zeggen dat een christen niet kan zondigen want uit het voorgaande uit deze brief blijkt dat een christen de zonde niet laat doorwroeten maar deze voor de Here gaat belijden.

’Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt: dat wij elkander zouden liefhebben; Niet gelijk Kaïn: hij was uit de boze en vermoordde zijn broeder. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broeder rechtvaardig.’
1 Johannes 3:12

’Kinderkens, laten wij liefhebben niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid. Hieraan zullen wij onderkennen, dat wij uit de waarheid zijn en voor Hem ons hart overtuigen, Dat, indien ons hart [ons] veroordeelt, God meerder is dan ons hart en kennis heeft van alle dingen. Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God, En ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht. En dit is zijn gebod: dat wij
geloven in de naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkander liefhebben, gelijk Hij ons geboden heeft. En wie zijn geboden bewaart, blijft in Hem en Hij in hem. En hieraan onderkennen wij, dat Hij in ons blijft: aan de Geest, die Hij ons gegeven heeft.’
  1 Johannes 3: 18-24

Binnen de gemeente van Christus is er de bindende eis dat we elkaar als broeders en zusters liefhebben en respecteren, we moeten in alle ernst overdenken wat er met ons mis is als we binnen de gemeente ruzie hebben en scheuringen maken.
Alleen al uit deze teksten kunnen we opmaken dat plaatselijke groepen die onder elkaar ruziën en scheuringen maken de weg van Kaïn zijn opgegaan.
Ook hier geldt weer dat we als gelovige de minste willen zijn en desnoods, voor ons gevoel, smadelijk vertrekken uit een plaatselijke groep ondanks dat dit vreselijk zeer kan doen.

’Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan. Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; En iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld.’  1 Johannes 4:1-3

Door deze teksten zijn al heel wat mensen op het verkeerde been gezet, zo gaan er hele volksstammen uit de kerken naar een magnetiseur of één andere ’alternatieve genezer’ die beweert dat hij of zij gelooft dat God bestaat en dat Jezus Christus voor de zonden der mensheid is gestorven. Op zich klinkt dit heel goed en zal zo’n ’genezer’ dit ook wel geloven maar de andere kant van het verhaal is dat die ’genezer’ wordt gedreven door een geest die niet uit God is! Zolang zo’n stakker in het spoor van die geest, en daarmee in het spoor van de boze, blijft gaat het ’goed’ maar o, wee als die ’genezer’ tot een levend geloof in Christus komt, vanaf dat moment is Leiden in last.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In Friesland was een bekende ’genezer’ die zei dat hij gelovig was, hij had honderden klanten en leefde er goed van. Veel kerkleden kwamen bij hem om hulp en werden door hem gemagnetisseerd. Enkele jaren na zijn dood sprak ik met een nichtje van hem en deze vertelde mij dat deze man op een verschrikkelijke wijze gestorven was. Hij schreeuwde aan één stuk door ’Voor eeuwig verloren, voor eeuwig verloren’ Dit nicht, een evangelisch gelovige vertelde mij dit met tranen in haar ogen. Jaren later heb ik de laatste levensfase van een ’patiënt’ van hem meegemaakt en ik hoop zo iets nooit weer mee te maken. De man schreeuwde van angst en ’zag’ allerlei demonen rond zijn sterfbed, hij is een vreselijke dood gestorven. Hier zien we dat de ’genezer’ persoonlijk geloofde dat Christus stierf voor de mensheid maar dat de geest die hem dreef uit de duisternis kwam. Zelfs z’n patiënt stierf door die geest in doodsangst.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Naast het alternatieve circuit bestaat er ook nog de charismatische beweging waar men heel gemakzuchtig met deze teksten omgaat want men gaat er in vele gevallen van uit dat wanneer iemand erkend dat Christus de Verlosser is elke ’gave’ uit de goede bron komt.
Toch komt het heel vaak voor dat zo’n persoon belast is met een geest die de Heilige Geest niet is en dat dus die ’gave’ dan ook niet van de Here God is. In zulke gevallen is er een gemakkelijke vuistregel om dit te toetsen want wanneer er haat, ruzie en wrok aanwezig is in een mens deze niet een levende band met Christus heeft en daarom ook niet in de naam van Christus genezingen kan doen.

’Gij zijt uit God, kinderkens, en gij hebt hen overwonnen; want Hij, die in u is, is meerder dan die in de wereld is. Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld en hoort de wereld naar hen. Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons; wie uit God niet is, hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling.’  1 Johannes 4: 4-6

Het komt vaak voor dat we ons op ’vreemde grond’ voelen in het dagelijkse leven, gevoelsmatig weten we dat we niet (meer) op deze aarde thuis horen en dat er ten diepste een enorme kloof tussen ons en bv. collega’s is. Persoonlijk maak ik het vaak mee dat ik me afvraag waar mensen zich zo druk om maken, onnozele kleine dingen worden opgeblazen, kleding en uiterlijk schijnen het levensgeluk te bepalen en men denkt nergens, met enige diepgang, over na. Johannes vertelde het ons al; onze band is met deze wereld verbroken als we de Here als Redder en Verlosser geaccepteerd hebben en dit alles is het gevolg van wat we lezen in de volgende teksten.

’Geliefden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een ieder, die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden. Geliefden, indien God ons zo heeft liefgehad, behoren ook wij elkander lief te hebben. Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkander liefhebben, blijft God in ons en zijn liefde is in ons volmaakt geworden. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem blijven en Hij in ons, dat Hij ons van zijn Geest gegeven heeft.’
1 Johannes 4: 7-13

God heeft Zich, in Christus Jezus, in Zijn oneindige liefde aan ons gegeven om de mensheid vrij te kopen van de zonde en ons het eeuwige leven met Hem te geven. Ondanks Zijn oneindige liefde mogen we niet gemakzuchtig worden door te beweren dat ’God liefde is’ en dat elk mens daardoor behouden zou zijn, dan komen we terecht in de alverzoening. Het voorgaande uit deze brief spreekt dat tegen want als dat zo was zou een christen zich ook als een vis in het water op deze aarde thuis voelen zoals zij die de Here verwerpen.
God’s liefde voor de mensheid is enerzijds onvoorwaardelijk omdat Hij elke zonde kan en wil vergeven, maar de andere kant van Zijn karakter is Zijn rechtvaardigheid die zegt dat alleen een zondeloos mens tot Hem kan komen, de voorwaarde daarvoor vinden we in het offer op Golgotha.Onze Here geeft niet van uit een soort automatisme vergeving maar Hij stelt als voorwaarde dat we ons zelf aan Hem overgeven door te erkennen dat we zonder Christus niet zondeloos voor Hem kunnen bestaan.

’Al wie belijdt, dat Jezus de Zoon van God is; God blijft in hem en hij in God. En wij hebben de liefde onderkend en geloofd, die God jegens ons heeft. God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem. Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag des oordeels, want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld. Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Indien iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan [ook] God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben. En dit gebod hebben wij van Hem: Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben.’  1 Johannes 4:15-21

Hier vinden we het verschil tussen een wedergeboren christen en een ’gelovige’ die van wege een automatisme lid geworden- of gebleven is van een kerk. De vrijmoedigheid van een christen t.o.v. de dag des oordeels is gelegen in het offer van Christus op Golgotha en het bloed van Hem dat daarbij vloeide. Een christen weet dat de zonden zijn afgewassen door die genade-daad en dat hij/zij al reeds geoordeeld is op het kruishout! Binnenkort als de Here Zijn gemeente van deze aarde wegneemt, 1 Thessalonicenzen 4: 13-18,
worden de persoonlijke werken van de christen wél beoordeelt maar dat heeft niet te maken met de behoudenis.
De kerkleer, die de kerken van de roomse kerk hebben overgenomen, leert dat er een oordeel voor de gelovigen op de jongste dag is maar die is niet van toepassing op hen die Christus aangenomen hebben als Verlosser.
Inderdaad is er op de jongste dag een oordeel maar daar worden de mensen beoordeelt die Christus niet aanvaard hebben en wie dus angst heeft voor de jongste dag moet eens ernstig zelfonderzoek doen omdat de kans heel groot is dat hij/zij nog nooit tot bekering gekomen is.

In hoofdstuk 5 lezen we over de Goddelijkheid van onze Here Jezus Christus en het is erg jammer dat een aantal roomse theologen in een ver verleden met dit gedeelte aan de haal zijn gegaan en dan doel ik speciaal op vers 7 waar een groot deel aan is toegevoegd om de reeds toen ontwikkelde leer te staven:

’Want drie zijn er, die getuigen ( in de hemel: de Vader, het Woord, en de Heilige Geest; en deze drie zijn een. En drie zijn er, die getuigen op de aarde: ) de Geest en het water en het bloed, en de drie zijn tot een.’  1 Johannes 5:7

In de oorspronkelijke tekst staat het vet en onderstreepte deel, in de vertalingen is door de eeuwen heen het tussen de haken gezette deel consequent doorgevoerd terwijl het niet in de originele brief staat. Constantijn de Grote heeft doormiddel van deze bewerkte tekst zijn ’vertegenwoordiging van God op aarde’ verantwoord.
             
De (kerk) leer is hier ook weer boven de Here gesteld, evenals de kerken de letterlijke wegrukking door Christus van de gemeente ontkennen omdat het niet in de leer past die ze ook weer van Rome, via Augustinus, hebben overgenomen.
Laten we eens zien wat de Bijbel van deze wegrukking of opname van de gemeente zegt, omdat het Woord van God boven elke theoloog of kerkleer staat zullen we dit moeten geloven, vooral omdat we zoals we al zagen niet meer worden geoordeeld op de ’jongste dag’ maar reeds zijn geoordeeld op het kruishout van Golgotha. Tijdens die opname/wegrukking worden we nog wel beoordeeld op onze daden maar dat heeft met onze beloning en status te maken die we in de eeuwigheid zullen ontvangen:

’Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere [mensen],
die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; Daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht en zo zullen wij altijd met de Here wezen.Vermaant** elkander dus met deze woorden’
.  1 Thessalonicenzen 4:13-18

** De Staten Vertaling en de Luther Vertaling geven evenals de meeste andere vertalingen een betere vertaling van het woord ’vermaant’ want die spreken over ’vertroost’ hetgeen beter uitkomt met andere Bijbelpassages, het is toch een troost om naar de Here te mogen gaan?

Deze hoop der zaligheid kende Johannes ook en als we de wegrukking van de christenen overdenken en de daarbij behorende vreugde die het verlost zijn met zich meebrengt kunnen we ons voorstellen dat we hier op aarde bijwoners en vreemdelingen zijn.
Laten we als laatste eens overdenken wat Johannes in vers 11 van hoofdstuk 5 schrijft en hij over het LEVEN spreekt voor hen die hun leven aan Christus hebben gegeven:

’En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon.’  1 Johannes 5: 11

”Bijbel:Aktueel!”

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.