De brief aan de Hebreeën

De brief aan de Hebreeën 

Bij de bijbelstudie over deze brief: géén vers-voor-vers bespreking of per hoofdstuk ivm feit dat de hebreen-brief meer een ’conceptuele’ brief is: de schrijver beoogt de lezers een aantal thema’s duidelijk uit te leggen, waaronder:

  • Priesterschap van Christus
  • Goddelijkheid van Christus
  • Tabernakel..
  • De Wederkomst van Christus
  • Etc, etc.

We gaan echter eerst --voordat we daaraan toekomen-- nogal uitgebreid op het auteurschap van de brief in.

Auteur van de brief ?
Altijd weer duikt de discussie bij de Hebreenbrief op: ”wie is de auteur”? In Engelse vertalingen vinden we in het opschrift nog vaak Paulus vermeld. Maar, ook veel gesuggereerde namen zijn: Lucas, Barnabas, Apollos en Clemens. Ook is er nog een andere, minder gehoorde, theorie: de brief zou in het Hebreeuws zijn opgesteld door Paulus, maar daarna in het Grieks zijn vertaald door Lucas. Bewijzen hiervoor ontbreken.

Argumenten in de discussie (met name van tegenstanders van Paulus als schrijver):

  • De ”stijl van schrijven is niet de stijl van Paulus”. Dit is de zogeheten ’literaire kritiek’.
  • Dde schrijver schaart zichzelf (Hebr. 2:3) tussen hen die de openbaringen van de Heere gehoord hebben van ”hen die met Hem waren” terwijl Paulus zelf meerdere malen heeft gezegd dat het Evangelie door de Heere rechtstreeks aan hem geopenbaard is.

Vooral het laatste punt wordt als ’zwaarwegend’ gezien door ’deskundigen’.

Vanwaar altijd maar weer de discussie over de auteur? Kunnen we niet gewoon stellen dat het niet belangrijk is wie de brief geschreven heeft, aangezien alle Schrift immers Goddelijk geinspireerd is? En daarom nuttig om te onderwijzen?

II Tim. 3:16 - Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid.

Hier zit nu juist het knelpunt! Vanaf het begin heeft de RKK de Hebreen-brief als zijnde ’verdacht’ aangemerkt, dwz: de autoriteit ervan werd in twijfel getrokken, aangezien het ’onduidelijk’ was wie de brief geschreven heeft.

De reden hiervoor is zonder twijfel terug te voeren op de inhoud van de brief: de schrijver legt een grote nadruk op het Verbondsvolk Israel en de leerstellige inhoud is daarmee sterk afwijkend van de gangbare RK opvattingen hieromtrent. De RKK was in die tijd van des-integratie (uiteenvallen van Romeinse Rijk) een van de weinige machtsfactoren of wellicht de énige echte machtsfactor. Als zijnde de ’zichtbare vertegenwoordiging van Het Koninkrijk’ wat ’in plaats van Israel’ was gekomen was erkenning van de Hebreen-brief een ontkenning van de eigen leer! Dat was natuurlijk ongewenst -- met name het ’heikele punt’ van de vervanginsleer.

Dit is dan ook een van de belangrijkste redenen waarom de RKK altijd het auteurschap oftewel de ’canoniciteit’ van de Hebreen-brief in twijfel heeft getrokken, zoals later ook de kerk van de Reformatie deed! Immers, deze heeft op dit punt de RK leerstellingen overgenomen: de hoogkerkelijke gedachte, vervangingsleer, etc.

”Dat de Kerk de ’ware wijnstok’ is -- dat is de gedurfde en duivelachtige leugen van de afvallige RK kerk. Dat de Kerk ’de olijfboom’ is, is het zelfbedrog waaraan de grote massa van de Reformatische kerken lijd -- de Schriften leren zeer expliciet dat Christus Zelf de ware wijnstok is en Israel de Olijfboom” (Sir Robert Anderson)

Zo zal Ik het huis van Juda sterken en het huis van Jozef verlossen; ja, Ik zal hen terugbrengen, omdat Ik Mij over hen ontferm, en zij zullen worden, alsof Ik hen niet verworpen had. Want Ik ben de Here, hun God, en Ik zal hen verhoren. (Zach.10:6)

En
Ik vraag dan: God heeft zijn volk toch niet verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers zelf een Israeliet, uit het nageslacht van Abraham, van de stam Benjamin. (Rom. 11:1)

Daarmee is feitelijk de vraag van het auteurschap van de brief beantwoord. Immers; de brief mag dan qua ’literaire stijl’ niet lijken op andere brieven van Paulus --hij schreef de brief dan ook aan een ander gehoor-- inhoudelijk komt de brief volstrekt overeen met wat Paulus in andere brieven leerde! Dit zullen we dan hiernaa ook gaan zien.

Meer bewijzen…
”Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon” (Hebr. 1:1)

Wanneer we naar dit vers kijken, valt op dat Paulus hier spreekt over ’ons’. Wie wordt bedoeld met dat ’ons’? Veel gelovigen hangen aan één woord hele theorieën op….

We kunnen nooit zomaar een gedeelte van de Bijbel op de tegenwoordige gemeente van toepassing verklaren. Het andere uiterste is nagenoeg alles ’niet van toepassing’ te verklaren. Belangrijk is, nogmaals: Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid!

Dat is dus onafhankelijk van de vraag of het ”wel voor de gemeente bedoeld is”.

Paulus refereert hier in dit eerste vers aan ’de vaderen’. M.a.w.: Israel. En vervolgens aan ’ons’. Wanneer Paulus naar een plaats ging om het Evangelie te verkondigen ging hij, hoewel hij de Apostel van de Heidenen was, altijd eerst naar de synagoge of, zoals in het geval van zijn gevangenschap in Rome, liet de Joodse leiders bij zich komen.

Hand. 28:16-22
En toen wij te Rome aangekomen waren, kreeg Paulus verlof op zichzelf te wonen met de soldaat die hem bewaakte. En het geschiedde na drie dagen, dat Paulus de voormannen der Joden samenriep, en toen zij bijeen gekomen waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ofschoon ik niets gedaan heb tegen ons volk of de voorvaderlijke gewoonten, ben ik uit Jeruzalem gevankelijk overgeleverd in de handen der Romeinen, Die na onderzoek mij wilden vrijlaten, omdat er bij mij van geen halsmisdaad sprake was. Maar toen de Joden in verzet gingen, werd ik genoodzaakt mij op de keizer te beroepen; niet, dat ik mijn volk van iets wilde beschuldigen. Daarom heb ik verzocht u te zien en toe te spreken, want om de hoop van Israel draag ik deze keten. Maar zij zeiden tot hem: Wij voor ons hebben geen brieven over u uit Judea ontvangen, en ook is niemand van de broeders iets kwaads van u komen boodschappen of spreken. Maar wij stellen het wel op prijs van u te vernemen, welke uw denkbeelden zijn, want wat deze secte betreft, ons is bekend, dat zij overal tegenspraak vindt.

Let wel: Paulus riep ze bij zich. Dit moet wel gebaseerd zijn op zijn (leer)gezag als Schriftgeleerde. Wanneer zouden anders de voormannen van de Joodse gemeenschap zich laten ontbieden bij een gevangene?

Maar, zoals gezegd: Paulus richtte zich altijd eerst tot de Joden! Hij was een Jood. Hij stond in de Joodse traditie. Hij was de Messiaanse getuige en richtte zich altijd eerst tot Israel.

Wanneer hij in vers 1 dan ook refereert aan ”ons” heeft hij het over het spreken van God, door Jezus de Messias, tot Israel. Zoals Jezus ook zijn Discipelen uitzond tot Israel (Mt. 10:5).

Mt. 15:21-28
En Jezus ging vandaar en trok Zich terug naar de omgeving van Tyrus en Sidon. En zie, een Kananese vrouw uit dat gebied kwam en riep: Heb medelijden met mij, Here, Zoon van David, mijn dochter is deerlijk bezeten. Hij echter antwoordde haar geen woord, en zijn discipelen kwamen bij Hem en vroegen Hem, zeggende: Zend haar weg, want zij roept ons na. Hij echter antwoordde en zeide: Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israels. Maar zij kwam en viel voor Hem neer en zeide: Here, help mij! Hij echter antwoordde en zeide: Het is niet goed het brood der kinderen te nemen en het de honden voor te werpen. Maar zij zeide: Zeker, Here ook de honden eten immers van de kruimels, die van de tafel van hun meesters vallen. Toen antwoordde Jezus en zeide tot haar: O, vrouw, groot is uw geloof, u geschiede gelijk gij wenst! En haar dochter was genezen van dat ogenblik af.

Maar, het openbaar worden van Christus was niet exclusief voor Israel. Het ”brood” was voor Israel, de ”kruimels” voor de ”honden”. En zo, in dezelfde traditie, sprak Paulus altijd eerst tot de Joden en pas dan tot de heidenen. Laten we ons als ”bekeerde Heidenen” dan ook vooral niets inbeelden! Vandaar dus het ”ons”: er was gesproken tot Israel. Niet tot de heidenen! Wil dit dan zeggen, zoals sommigen op basis van dit ene vers claimen, dat de Hebreen-brief ”niet voor de Gemeente bedoeld is” ? Dat is natuurlijk onzin ! Hoewel de brief verder blijft spreken over ”wij”, kunnen we gezien de inhoud van de brief niet anders concluderen dat de brief aan gelovigen uit de Joden is geschreven. Maar ook dit is en mag geen aanleiding zijn om daarmee de brief als zijnde ”niet voor de (heiden)gemeente” terzijde te leggen. Immers: als wij de Gemeente, het Lichaam van Christus, gaan delen in een ”Messiaans” en ”Heidens” deel, dan begaan wij dezelfde fout als de Gemeente in Korinthe deed: 1 Kor. 1:12, 13, 24!

Terzijde: de Kananese vrouw over ”de kruimels die van de tafel van hun meesters vallen”. Niet alleen was haar geloof groot, waarvoor de Heere haar beloonde, ook gaf zij blijk kennis te hebben van de Schriften hiermee -- vgl. Gen. 9:25! -- immers: zij noemt Israel hier als zijnde haar meesters! Oftewel, zij erkent dat zij, als zijnde een Kananese, een knecht van Israel is.

Maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. (1 Kor. 1:24)

Er is geen onderscheid in de Gemeente. De gemeente kan niet gedeeld worden. En daarom ook kan deze brief niet als ’uitsluitend’ voor de ’joodse gelovigen’ worden bestempeld, of erger nog: voor een ”joodse gemeente” welke in de toekomst pas gevormd zou worden, integendeel. De brief is aan de gelovigen. Daar komt bij dat de factor tijd een rol speelt. In de tijd dat Paulus de brief schreef bestond de gemeente nog steeds voor een zeer groot deel uit Joden. Vandaar, nogmaals, het ”ons” en ”wij”. Waarom zou Paulus aan ”ons” en ”wij” schrijven waneer dit een gemeente betreft die, bijvoorbeeld, pas in de grote verdrukking zou ontstaan -- zoals sommigen willen beweren ? Is het niet zo dat wij, als ”evangelischen” daarmee hetzelfde doen als de RKK en de kerken van de Reformatie vóór ons? Het gezag van de brief en erkenning van dit gezag ondermijnen! Immers; wanneer de brief geen gezag heeft voor ons dan behoeven wij ook niet gelovig te aanvaarden wat deze brief ons leert!

De Hebreenbrief toont ons het ware geloof, in tegenstelling tot de valse religie. Religie is het samenstelsel van regels, rechten & plichten, riten en gewoonten, welke vaak op een lijn worden gesteld met geloof. De judaistische religie en de christelijke religie hebben beiden niets van doen met geloof. Het zijn stelsels van religieuze regels waaraan mensen zich houden. Besnijdenis of doop, het naar de synagoge of kerk gaan. Het baat de mens niet, wanneer er geen sprake is van waar geloof. Hebr. 10:38 v.v.

Paulus schrijft in hoofdstuk 2:3: ”Hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen  ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd” -- wat overeenkomt met zijn prediking in Hand. 13:26-33 waarin hij tot de Joden spreekt en zich volledig baseert op het getuigenis van de Apostelen die dit meegemaakt hebben.

Paulus heeft de Heere niet gezien zoals de discipelen Hem hebben gezien! Hij heeft de lessen die de Heere aan hen heeft gegeven daarom uit de ”overlevering” van de discipelen moeten vernemen evenals de verhalen over de opstanding. Hij wist dat op basis van twee of drie getuigen een zaak vaststond! (vgl. Dt 17:6, Dt 19:15, Mt 18: 16, 2 Kor 13:1, 1 Tim 5:19) Daarom verkondigde hij wat de Apostelen hadden gezien; immers: dat waren meer dan 2 of drie getuigen en wist ook dat de Joden op basis van hun eigen wet dit Evangelie feitelijk zouden moeten erkennen… Het evangelie wat hij aan de Heidenen verkondigde heeft hij echter rechtstreeks van de Heere ontvangen, wat hem wel degelijk tot een Apostel maakte.

Oftewel, degeen die op basis van Hebr. 2:3 probeert het auteurschap van Paulus te ontkennen lijkt een sterke troef te hebben, maar bij diepergaande bestudering van de feiten blijkt dat het gewoon een goedkope smoes is om de autoriteit van de brief, en feitelijk van de Schrift zelf,  te ontkennen.

De ”uitsmijter” op dit punt is wel wat de Apostel Petrus schrijft. De 2e brief van Petrus wordt, en dit is algemeen aanvaard, als brief aan de (verstrooide) gelovigen uit de Joden gezien. Zoals ook algemeen aanvaard is, en zoals we ook hebben gezien in het voorgaande, is de Hebreen-brief aan dezelfde gelovigen uit de Joden geschreven. En wat zegt nu de Apostel Petrus hierover?

2 Petr 3:15, 16
En houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft, Evenals in alle brieven, wanneer hij over deze dingen spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige schriften.

Met andere woorden: de Apostel Petrus verklaart hier dat Paulus een brief aan de gelovigen uit de Joden heeft geschreven. Aangezien al zijn andere brieven aan ”heidengemeenten” zijn geschreven, kan het niet anders dan dat de Hebreen-brief, zoals overigens ook de ’kerkvaders’ van de eerste drie eeuwen geloofden, door Paulus is geschreven!

Samenvattend
De hele discussie over het auteurschap is terug te leiden tot één centrale vraag: erkennen wij het gezag van de Schrift of proberen wij hier onder uit te komen? De redenen waarom Christenen --oftewel de christelijke religie in Roomse, Reformatorische of Evangelische variant-- proberen onder de autoriteit van de brief, als zijnde van Paulus, uit proberen te komen mogen duidelijk zijn:

  • de brief gaat in tegen de vervangingsleer;
  • het geeft Israel de plaats die het toekomt;
  • het bestrijd de religeuze systemen, immers: ”alleen het geloof” en Christus (en niet een religieuze leider of systeem) centraal!

Dit zijn zaken welke, ten diepste, het religieuze systeem niet smaken. Omdat deze dingen het religieuze systeem ”omverwerpen”! Een menselijk, religieus, systeem heeft geen Verlosser of Middelaar nodig maar wil, ten diepste, zelf de plaats van de verlosser innemen! Daarom ook dat mensen zich in religieuze systemen prettig voelen, het vraagt geen keuze -- het vraagt gehoorzaamheid aan een systeem: voldoen aan de regeltjes. Op zondag je gezicht laten zien in de kerk of gemeente... En het is voor de mens nog altijd een stuk eenvoudiger om gehoorzaam te zijn aan een systeem -- Rooms, Reformatorisch of Evangelisch, het maakt niet uit -- dan aan de Heere Jezus Christus, de Verlosser.

Het ”systeem” leidt tot verderf. Het geloof tot eeuwige rust en vrede.

Want wij gaan tot de rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn, zoals Hij gesproken heeft: gelijk Ik gezworen heb in mijn toorn: Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan, en toch waren zijn werken van de grondlegging der wereld af gereed. [Hebr. 4:3]

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.