De Brief aan de Efeziërs

De Brief aan de Efeziërs
H. Smith

Inleiding

Christus, het Middelpunt van de raadsbesluiten van God

Op zichzelf is het al een groot voorrecht dat God Zich in genade heeft geopenbaard aan een wereld vol zondaren. Maar God heeft nog meer gedaan: Hij heeft aan gelovigen de verborgen raadsbesluiten van zijn liefhebbend hart bekend gemaakt. Als we de zegeningen van die raadsbesluiten willen leren kennen (en ervan genieten) dan moeten we de Brief aan de Efeziërs lezen. Want in deze Brief heeft Paulus, geïnspireerd door de Heilige Geest, deze raadsbesluiten van God mogen opschrijven. Deze raadsbesluiten hebben vooral betrekking op de heerlijkheid van Christus, maar ook op de zegeningen van hen die ertoe bestemd zijn om zijn heerlijkheid te delen.

De genade van God en de raad van zijn wil

In het begin van deze Brief komen we de uitdrukkingen ’de heerlijkheid van zijn genade’, ’de rijkdom van zijn genade’, ’de verborgenheid van zijn wil’ en ’de raad van zijn wil’ tegen. Het is belangrijk in te zien dat zowel ’de raad van Gods wil’ voor de gelovigen is, als ’de genade van God’, die immers heil aanbrengt voor alle mensen. In het algemeen zijn we beter bekend met de reddende genade van God dan met de raadsbesluiten van zijn wil. Wij, mensen, beginnen met wat beantwoordt aan onze nood: de reddende genade van God, want die komt tegemoet aan onze toestand als verloren zondaars. Maar de raad van Gods wil openbaart wat God heeft gedaan om te voldoen aan de wensen van zijn eigen hart. Eigenlijk kunnen de reddende genade van God en de raadsbesluiten van God niet van elkaar gescheiden worden, want de genade die ons heeft gered, brengt ons verder, en wel tot de heerlijkheid die het hart van God bevredigt.

De hemelse positie van de gemeente

Als we ons bezighouden met de raadsbesluiten van God, dan leren we het ware hemelse karakter van het christendom kennen. Dan begrijpen we dat de gemeente, hoewel ontstaan op aarde, haar tehuis heeft in de hemel. Zij is nu nog voor een tijd op aarde, maar in de raadsbesluiten van God heeft zij in de eeuwigheid een plaats bij Christus.

Een kort overzicht van de Brief

Efeze 1. De eeuwige raadsbesluiten van God. Deze raadsbesluiten hebben betrekking op de eeuwige positie van Christus en zijn gemeente.

Efeze 2. De wegen van God met betrekking tot de vorming van de gemeente in de tijd, met het oog op zijn raadsbesluiten voor de eeuwigheid.

Efeze 3. De bijzondere dienst die aan de apostel Paulus was toevertrouwd: hij mocht de waarheid van de gemeente bekend maken.

Efeze 4 t/m 6. Het praktische deel van de Brief: de gelovigen die onderwezen zijn in de raadsbesluiten van God, worden aangespoord om in overeenstemming met deze waarheden te wandelen. God heeft besloten dat al de eeuwigheden door zijn genade in de gelovigen ten toon gespreid zal worden. Het is de wens van zijn hart dat er van die gemeente hier op aarde een getuigenis uitgaat van zijn genade, liefde en heiligheid.

Het voornemen van God in Christus

In het eerste hoofdstuk zien we de openbaring van het voornemen van God met het oog op Christus en zijn gemeente. In de hoofdstukken 2 en 3 zien we de wegen van God in zijn genade, in het vormen van de gemeente. Maar eerst zien we (in het eerste hoofdstuk) het doel van God met het oog op de eeuwigheid. Hij heeft aan ons de verborgenheid van zijn wil bekend gemaakt, zodat we nu al kunnen genieten van onze positie in Christus.

Een overzicht van Efeze 1

(Vers 1-2). Een korte inleiding en zegenwens.

(Vers 3-7). De openbaring van de roeping van God. Hierin zien we de bedoeling van God voor hen die deel uitmaken van de gemeente van God.

Vers 8-14). De openbaring van de wil van God voor de heerlijkheid van Christus als Hoofd van de hele schepping. En de zegeningen van de gemeente in verbinding met Christus.

(Vers 15-23). Het gebed van de apostel is, dat wij mogen weten wat de hoop van de roeping van God is, wat de rijkdom is van de erfenis en met wat voor kracht het voornemen van God vervuld wordt.

Apostel van Jezus Christus

(Vers 1).De apostel staat op het punt om de grote geheimen van de bedoeling van God bekend te maken. Maar eerst herinnert hij de lezers eraan dat hij ’een apostel van Jezus Christus is, door de wil van God’. Hij is niet gezonden door een mens, als dienstknecht van een mens, om de wil van een mens bekend te maken. Hij is gezonden door Jezus Christus, naar de wil van God, om de wil van God bekend te maken.

Heiligen en getrouwen

Hij spreekt de gelovigen in Efeze aan als ’de heiligen en getrouwen in Christus Jezus’. In de gemeente te Efeze heerste een goede geestelijke toestand: zij waren trouw aan de Heer. Hierdoor waren zij in staat deze diepgaande mededelingen op te nemen. Het is ook mogelijk dat een groep gelovigen gekenmerkt wordt door vuur en ijver, maar dat zij tekort komt aan trouw aan de Heer. Hoe was de toestand van deze gemeente toen Johannes de Openbaring schreef? Zij waren vol ijver voor de Heer (Openb. 2:2). Maar wat moest de Heer tegen hen zeggen? Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten... u bent afgevallen (vers 5).

Genade en vrede

Worden wij ook gekenmerkt door trouw aan de Heer? Dan alleen zullen wij iets aan deze Brief hebben, dan zullen wij er voordeel mee kunnen doen! Bovendien hebben wij, net als de Efeziërs, ook genade en vrede nodig van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus. Dit wenst de apostel deze heiligen toe (vers 2).

Alle zegeningen zijn alleen door Christus

(Vers 3). Na deze korte inleiding begint de apostel meteen te spreken over de hoogste zegeningen die wij als gelovigen ontvangen hebben naar het welbehagen van de wil van God. In dit geweldige gedeelte zullen we achtereenvolgens zien:

  • De bron, de oorsprong, van al onze zegeningen.
  • Het karakter van al onze zegeningen.
  • Het begin van al onze zegeningen.
  • Het einddoel dat God op het oog heeft met al zijn zegeningen.
  • Alle plannen van God worden verwezenlijkt door Christus. Dit is het belangrijkste!

De bron van onze zegeningen

Allereerst dus de bron, de oorsprong van al onze zegeningen. Die wordt gevonden in het hart van de God en Vader van onze Heer Jezus Christus. God is volmaakt geopenbaard in de Zoon, Jezus Christus. Door Christus hebben wij God, de Vader leren kennen. In de weg die Hij als mens door deze wereld is gegaan, heeft Hij de oneindige heiligheid en macht van God en de volmaakte genade en liefde van de Vader geopenbaard. God is dus de bron van al onze zegeningen. En God heeft ons bekend gemaakt met het welbehagen van zijn wil. Wij hebben het voorrecht iets van deze geweldige zegeningen te verstaan en er nu al van te genieten!

Het karakter van al onze zegeningen

De God en Vader van onze Heer Jezus Christus heeft ons gezegend met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus. Het woordje ’alle’ spreekt van een volheid van zegeningen. Geen enkele zegening, die Christus als mens genoot, is ons onthouden. Wij zijn gezegend met ’alle’ geestelijke zegening. Het mag zo zijn dat het belijden van het christendom uiterlijke zegeningen met zich meebrengt, wij moeten nooit vergeten dat de christelijke zegeningen geestelijk zijn en niet materieel, niet aards, zoals bij het volk Israël het geval was. Toch zijn onze zegeningen niet minder reëel, omdat ze een geestelijk karakter hebben. Bijvoorbeeld: de uitverkiezing, het zoonschap, het begenadigd zijn, de vergeving van de overtredingen - om enkele zegeningen te noemen - al deze zegeningen zijn geestelijke zegeningen. Deze zegeningen horen tot het bezit van de eenvoudigste gelovige (door Christus), maar zijn onbereikbaar (en ongekend) voor de rijkste mens van deze wereld.

Zegeningen in de hemel

De eigenlijke sfeer van onze zegeningen is niet op deze aarde, maar in de hemel. Wij zijn gezegend ’in de hemelse gewesten’. Misschien bezitten we op aarde maar weinig. In de hemel zijn we rijk gezegend! Al onze geestelijke en hemelse zegeningen staan in verbinding met onze Heer Jezus. Ze staan niet op de een of andere manier in verbinding met Adam, vanwege onze verbinding met hem, maar ze zijn ’in Christus’. De zegeningen van de Joden waren tijdelijk, op aarde en in verbinding met Abraham. Onze zegeningen zijn eeuwig, hemels en in verbinding met Christus. Aardse zegeningen zijn vaak afhankelijk van gezondheid, van rijkdom, van een maatschappelijke positie, van een opvoeding of van een nationaliteit. Geestelijke zegeningen liggen buiten het bereik van aardse dingen. Zij houden hun waarde en hun volheid als ons leven op aarde voorbij is.

Het begin van al onze zegeningen

We zagen dat God de bron is van onze zegeningen en dat het karakter van die zegeningen hemels zijn. In vers 4 lezen we over het begin van onze zegeningen: We zijn in Christus ’uitverkoren vóór de grondlegging van de wereld’. Toen, in de verre eeuwigheid, werden we uitverkoren in Christus. Dit houdt een soevereine keuze van God in, een verkiezing die helemaal onafhankelijk is van alles wat wij in verbinding met Adam zijn en die niet veranderen kan door wat er ook gebeurt.

 

Het doel van al onze zegeningen

Wij zien in vers 4 ook het einddoel dat God op het oog heeft met al zijn zegeningen, wanneer de tegenwoordige wereld voorbij is gegaan. Wij zijn uitverkoren in Christus vóór de grondlegging van de wereld, opdat wij (ook in de toekomstige eeuwen) heilig en onberispelijk zouden zijn vóór Hem in de liefde. Een vreugde voor Gods hart! Als het de bedoeling van God is om tot in alle eeuwigheid een volk te bezitten vóór (een plaatsbepaling) Hem, dan moet dat volk in een toestand verkeren die daartoe volkomen geschikt is. Om daartoe geschikt te zijn, moet het heilig en onberispelijk zijn. Geschikt voor God, passend voor God.

Heilig en onberispelijk voor Hem in de liefde

Daarom wil God dat wij ’heilig en onberispelijk’ zijn ’in de liefde’. Dit is wat God werkelijk is. Dit was in volkomenheid bij de Heer Jezus als mens zo. Hij was heilig in karakter, onberispelijk in gedrag en natuurlijk in liefde. Ook ons wil God zo vóór Zich hebben: in een karakter dat volkomen heilig is, in een gedrag waarop niets valt aan te merken en met een natuur die liefde is en die de liefde van God kan beantwoorden. God is liefde en liefde kan niet tevreden zijn zonder weerklank te vinden in de voorwerpen van die liefde. Het is de bedoeling van God dat er mensen in zijn tegenwoordigheid zijn die, net zoals de Heer Jezus als mens, volkomen aan zijn liefde beantwoorden. Zodat Hij Zich in ons kan verheugen en wij ons in Hem kunnen verheugen.

Ook een zegen voor nu

Wat zijn wij rijk gezegend! Nu al mogen wij in geloof deze geweldige waarheden aannemen en vol verwachting uitzien naar de toekomst. Nu al mogen wij ons verheugen in alle dingen die aan ons geopenbaard zijn. Wij hebben het liefhebbende hart van God leren kennen en de volkomenheid van de Persoon en het werk van de Heer Jezus. Zo groot is de liefde van de Vader en zo groot is de kracht van het werk van Christus, dat wij tot in alle eeuwigheid heilig en onberispelijk voor het aangezicht van de Vader zullen zijn. Dan zullen we ten volle genieten van zijn Goddelijke liefde. Als wij beseffen hoe rijk wij in Christus zijn, dan zien wij de dingen om ons heen in hun ware proporties, dan verliest de wereld, die voorbij gaat, haar aantrekkingskracht voor ons. Dan komen de dingen die van Christus zijn bij ons op de eerste plaats te staan.

Bestemd tot het zoonschap

(Vers 5). Maar er zijn nog meer zegeningen! Wij zijn ook voorbestemd om de plaats van het zoonschap in te nemen: ’God heeft ons tevoren door Jezus Christus tot het zoonschap voor Zichzelf bestemd, naar het welbehagen van zijn wil’. Wij zijn één gemaakt met Christus. Wij zijn in dezelfde verhouding met de Vader gebracht als de mens Christus Jezus. Hij heeft gezegd: ’Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God’ (Joh. 20:17). Engelen zijn dienaren voor zijn aangezicht. Wij zijn zonen ’voor Hemzelf’. Deze bijzondere plaats is ’naar het welbehagen van zijn wil’. Misschien mogen we zeggen dat de zegen van vers 5 de zegen van vers 4 overtreft. In vers 4 was het de soevereine keuze van God die ons door genade geschikt maakte om vóór Hemzelf te kunnen zijn. Hier (in vers 5) is het Gods welbehagen die ons voorbestemd heeft tot de intieme relatie van zonen!

’Tot lof van de heerlijkheid van zijn genade’

(Vers 6). De bijzondere plaats die wij hebben gekregen zal strekken ’tot lof van de heerlijkheid van zijn genade’. De rijkdom van de genade van God heeft ons een plaats gegeven ’vóór Hem’. Wij zijn volkomen geschikt gemaakt om bij Hem te zijn. De heerlijkheid van de genade brengt ons in een plaats van verwantschap met Hemzelf, omdat Hij ’ons aangenaam gemaakt heeft in de Geliefde’. Als Hij ons aangenaam gemaakt heeft in de Geliefde, dan zijn wij net zo aangenaam voor Hem als de Geliefde aangenaam is. Dan heeft God in ons een welbehagen, met al het welbehagen, waarmee de geliefde Zoon in heerlijkheid ontvangen is.

De rijkdom van zijn genade

In het voorgaande dachten we aan onze zegeningen. In vers 7 zien we hoe alle plannen van God uitgevoerd konden worden en wij deel konden krijgen aan al die zegeningen. Daartoe heeft de Vader de Zoon naar deze aarde gezonden. Wij zijn verlost door het bloed van Christus en onze zonden zijn vergeven naar de rijkdom van zijn genade. De rijkdom van zijn genade (vers 7) komt tegemoet aan al onze noden als zondaar. De heerlijkheid van zijn genade (vers 6) voorziet in het welbehagen van God om ons als heiligen te zegenen. Een rijke man zou een arme bedelaar kunnen zegenen met de overvloed van zijn rijkdom. Dat zou op zichzelf een grote genade zijn. Maar als de rijke man verder ging en de arme man in zijn huis zou brengen en hem de plaats van een zoon zou geven, zou dat niet alleen genade voor de arme man betekenen, maar het zou ook tot eer en heerlijkheid van de rijke man strekken. De rijkdom van de genade voorzag in de nood van de verloren zoon en bekleedde hem met het kleed van het vaderhuis. De heerlijkheid van de genade gaf hem de plaats van een zoon in het huis. De heerlijkheid van de genade van God heeft van gelovigen zonen gemaakt en geen dienstknechten.

Kennis van het voornemen van God

(Vers 8,9). Onze zegeningen staan niet alleen in verband met de toekomst. Nu al hebben wij de verlossing, de vergeving van zonden, naar de rijkdom van zijn genade. Maar diezelfde genade is overvloedig geweest jegens ons, zodat wij nu al kennis hebben van zijn voornemen. God heeft ons de verborgenheid van zijn wil bekend gemaakt, zodat wij het welbehagen dat Hij in Zichzelf had voorgenomen, nu al mogen kennen. Het is Gods wil dat de gemeente hier beneden de bewaarster is van de raadsbesluiten van God. Het is Gods wil dat wij wijsheid en inzicht zouden bezitten in alles wat Hij doet en nog zal doen, naar zijn welbehagen, tot heerlijkheid van Christus en tot zegen van de gemeente. Als wij de gedachten van God kennen zijn wij rustig temidden van de onrust van de wereld, want dan weten wij waar alles op uitloopt.

De verborgenheid van zijn wil

Een verborgenheid is in de Bijbel niet altijd iets dat verborgen is. Het is vaak een geheim dat aan gelovigen bekend gemaakt wordt, voordat het openlijk aan de wereld wordt meegedeeld. In de wereld zien we dat de mens zijn eigen wil doet en handelt naar zijn eigen goeddunken. Met als gevolg verdriet en verwarring. Maar het is het voorrecht van de gelovige, te weten dat God alle dingen doet medewerken ten goede en dat uiteindelijk alles gebeurt volgens zijn wil en tot zijn welbehagen.

De volheid der tijden

(Vers 10-12). In dit gedeelte zien we wat de verborgenheid van zijn wil inhoudt. Deze verborgenheid bestaat uit twee delen. Ten eerste is er het doel van God met betrekking tot Christus. Ten tweede is er het voornemen van God ten aanzien van de gemeente, in verbinding met Christus. Het welbehagen van God is, om in de bedeling van de volheid der tijden alles onder één hoofd samen te brengen in Christus. De ’volheid der tijden’ ziet niet op de eeuwige toestand, want dan zal God ’alles in allen’ zijn. Ik denk dat het slaat op de toekomstige wereld, op het Duizendjarige Rijk, wanneer het volle resultaat van de regeringswegen van God in volmaaktheid gezien zal worden.

De regering van Christus

God heeft in verschillende perioden het bestuur over de aarde aan de mens toevertrouwd. Maar iedere keer weer heeft de mens volkomen gefaald. Pas onder de regering van Christus zal de aarde in volmaaktheid bestuurd worden. De ondergang van de tijden wordt gezien onder het bestuur van de mens. De ’volheid’ (de volle ontwikkeling van de tijden) zal gezien worden onder het bestuur van Christus. Dan zal elk schepsel in hemel en op aarde in vrede en harmonie leven, onder het bestuur en de leiding van Christus. Dat is het geheim van de wil van God voor de heerlijkheid van Christus.

Wij zijn erfgenamen geworden

Verder zien we dat het welbehagen van God zich ook uitstrekt tot de gemeente. In verbinding met Christus zal zij deel hebben aan deze veelomvattende erfenis, waarover Christus het hoofd zal zijn. ’In Wie wij ook erfgenamen zijn geworden’, lezen we in vers 11. Ongetwijfeld denken we hier aan de gelovigen uit de Joden. De Joodse natie had zijn aardse erfenis verloren door Christus te verwerpen en zijn eigen wil te doen. Maar het overblijfsel van Joden (zij die in Christus geloven) zullen een nog veel heerlijker erfenis ontvangen in de toekomstige wereld, ’naar het voornemen van Hem die alles werkt naar de raad van zijn wil’.

’Tot lof van zijn heerlijkheid’

Opdat wij zouden zijn tot lof van zijn heerlijkheid (vers 12). Verbonden met Christus in zijn regering zullen gelovigen zijn heerlijkheid ten toon spreiden. Op die dag zal Hij verheerlijkt worden in zijn heiligen en bewonderd worden in allen die hebben geloofd (2Thess. 1:10). De wereld en heel de schepping zullen onder Christus gezegend worden. De gemeente zal haar deel hebben met Christus. Deze gelovigen uit de Joden hadden ’vooraf in Christus gehoopt’. Zij hadden hun vertrouwen op Christus gesteld in de dag van zijn verwerping, het herstelde volk zal in de dag van zijn verheerlijking zijn vertrouwen op Hem stellen.

Zegeningen voor Jood en heiden

In vers 13 gebruikt de apostel het woordje ’u’ in plaats van ’wij’ (vers 11,12). Hierbij mogen we denken aan de gelovigen uit de volken. Ook zij hebben deel aan de zegening van deze geweldige erfenis. Zij hebben het evangelie van hun behoudenis gehoord, hebben geloofd en zijn verzegeld met de Heilige Geest van de belofte, die het onderpand is van onze erfenis. Het woordje ’onze’ in vers 14 verbindt de gelovigen uit de Joden en de gelovigen uit de volken. Samen hebben zij deel aan deze erfenis.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.