Studies in de Psalmen 61-72 (1)

Studies in de Psalmen
Psalm 61-72
deel 1
A.G. Clarke

De heerschappij van de verlosser op de troon

Psalm 61-68 De teruggekeerde Koning

a. Vurig verlangen naar het heiligdom (Psalm 61-64). Gebeden.

b. Zangen van heil (Psalm 65-68). Lofzangen.

Psalm 69-72 het herstelde koninkrijk

Psalm 61
De geloften van de overwinnaar

A. Inleidend gebed (vers 2). De roep van de Psalmist.

B. Reden en verzoek (vers 3).

C. Bijzondere reden (vers 4). Want.

D. Persoonlijk verzoek (vers 5). Sela.

E. Bijzondere reden (vers 6). Want.

F. Vooruitzicht en verzoek (vers 7,8).

G. Beloofde lofprijzing (vers 9). Het voornemen van de Psalmist.

Opschrift: van David

Onderschrift: voor de koorleider. Naar de wijze van Jedúthun.

Oorspronkelijke achtergrond
Geschreven door David, nagenoeg zeker toen hij nog te Mahanaïm was, ver van huis, maar toen Absaloms opstand al neergeslagen was (2 Samuël 18). Zijn hart is overstelpt door verdriet over het verlies van zijn zoon, maar het geloof triomfeert over het verdriet omdat, door de goedheid van God, het koningrijk aan hem bevestigd is. Als hoofd van het volk kan hij zich alleen maar verblijden. Naar de wijze van Jedúthun, zie de aantekeningen bij Psalm 38.

Profetische verwachting
De Messias, als vertegenwoordiger van zijn volk, maakt Zich met hen één in hun ervaringen. Hij neemt de geloften die zij niet betaald hebben op Zich en vervult die voor hen. De historische aantekeningen bewijzen hoe treffend deze Psalm op de juiste plaats staat, als inleiding tot deze serie. Vergelijk vers 7 en 8 met Luk. 1:32,33. De woorden hut (tent) en in eeuwigheden lijken met elkaar in tegenspraak te zijn, tenzij we ze vergelijken met Openb. 21:3 waar sprake is van blijvende aardse zegen.

Persoonlijke toepassing
Veal mensen bidden alleen in druk of lijden (vers 3). Nood leert bidden (vers 3). Het geloof krijgt altijd de vervulling te zien van de goddelijk geïnspireerde verwachtingen. Gebed, geloof en geduld vormen een schitterend trio. Als je in moeilijkheden verkeert heb je iemand nodig die groter is dan jezelf (vers 3). Christus is de rots (1Kor. 10:4). De gelovigen zijn het kostbare eigendom van de Heere (vers 6). Gods goedertierenheid en getrouwheid zijn de blijvende behoeders van zijn volk (vers 8). Zij die God kennen zullen Hem loven (vers 4,9). Laten degenen die zich iets voornemen het ook ten uitvoer brengen (vers 9). De tegenwoordigheid en de bescherming van God zijn zeer begerenswaardig (vers 5).

Aantekeningen
Vers 4 Zie voor de letterlijke betekenis Richt. 9:51.

Vers 5 Vergelijk 2Sam. 15:25. In het verborgene van Uw vleugelen: misschien een heenwijzing naar de cherubs op de binnenste voorhang en de gordijnen in het heiligdom (vergelijk Ps. 27:5; 31:21). Een andere lezing is: In de schaduw van Uw tegenwoordigheid (letterlijk Sjechina = de wolk van de heerlijkheid).

Vers 6b Antwoord op de geloften uit het eerste deel van dit vers.

Vers 7 Vergelijk 2Sam. 7:16; Ps. 21:5. David bedoelt zichzelf in zijn vertegenwoordigende hoedanigheid als koning. Hij houdt zich graag met dit onderwerp bezig.

Vers 8 Beter: Hij zal voor altoos ...

Vers 9 Vergelijk eeuwig en dag bij dag.

Psalm 62
Alleen de Almachtige

A. Uiting van geloof (vers 2,3).

1. Rustige houding (vers 2).

2. Zekere bescherming (vers 3).

B. Gesprek met de vijand (vers 4,5). De ontrouw ten toon gesteld.

1. Hun geweld (vers 4). Gij.

2. Hun huichelachtigheid (vers 5). Zij. Sela.

C. Aansporing tot geloof (vers 6-9).

1. Raad aan zijn ziel (vers 6-8). Mijn Toevlucht.

2. Raad aan zijn onderdanen (vers 9). Ons een Toevlucht. Sela.

D. Gesprek met de volgelingen (vers 10,11).

1. De ijdelheid (vers 10).

2. De waarschuwing (vers 11).

E. Uiting van geloof (vers 12,13). Uwe. Goedertierenheid.

Opschrift: Een Psalm van David.

Oorspronkelijke achtergrond
Er bestaat niet veel twijfel over deze Psalm, dat hij geschreven werd ten tijde van Absaloms opstand. Evenals Psalm 39 wordt hij ook gekenmerkt door het het gebruikt van het Hebreeuwse ak aan het begin van de verzen 2,3,5,6,7 en 10. Het betekent gewoonlijk alleen maar. David zag dat weifelaars beïnvloed werden door het aantal opstandigen en de hooggeplaatsten onder de leiders die de zijde van Absalom kozen. Dit verklaart de taal aan het slot van de Psalm.

Profetische verwachting
Na de inleidende Psalm (Psalm 61) worden we nu teruggevoerd naar een wat vroeger tijdstip van de openlijke opstand tegen de Messias en zijn volk, die de laatste dagen van de heidense heerschappij zal kenmerken. Na een kort ogenblik van triomf zal de mens duidelijk worden wat hij is en altijd geweest is, niets dan een ademtocht. Allen zullen tot de erkenning komen dat de sterkte Godes is.

Persoonlijke toepassing
Davids verhouding tot God was in hoge mate persoonlijk; let op het telkens terugkerende mijn. De kracht van de gelovige ligt dikwijls in het stil zijn (vers 2,6). Velen vertrouwen op God, maar vertrouwen niet uitsluitend op Hem. Van God is mijn heil (vers 2) en mijn verwachting (vers 6). Vertrouwen op Hem moet groeien (vers 3,6) en getuigen van hetgeen Hij voor onze ziel is, bevordert de groei.

Als de Rots de wankelende muur draagt, kan deze niet vallen (vers 4; vergelijk 2Kor. 4:8,9). De verdediging van zijn volk en hun persoonlijke bevrijding is in Gods hand (vers 8). God is een toevlucht voor ons (vers 9) en voor mij (vers 8). Laten we geen angstige volgelingen van de Koning zijn. Droevig misplaatst is het vertrouwen, dat op rijkdom steunt (vers 11). Plaats de gehele mensheid in de weegschaal, met God aan de andere kant en ze wegen nog minder als een ademtocht (vers 10). De mens moet voortdurend herinnerd worden aan de eenvoudigste waarheden (vers 12). In God zijn de goederentierenheid en de rechtvaardigheid verbonden met kracht (vers 13). Hij is nooit vriendelijk ten koste van gerechtigheid (vers 13). De oogst van de ijdelheid is een lege schuur. God gebiedt de zegen over het geploegde land en het gezaaide zaad (vers 13).

Aantekeningen
Vers 2 Letterlijk: Alleen (zeker) voor God is mijn ziel stil.

Vers 4 Vergelijk Ps. 37:24.

Vers 5 Zijn waardigheid als Gods gezalfde koning. David was het belangrijkste doelwit van de vijand (vergelijk 2Sam. 17:1-3).

Vers 7 Vergelijk vers 3b. grotelijks is hier weggelaten. Is dit een teken van groter geloof bij David?

Vers 9 O gij volk: vergelijk 2Sam. 17:2. Slechts een ademtocht (ijdelheid) zijn de gewone lieden, (slechts) een leugen de grote lieden: in plaats van op God te vertrouwen, steunden de rebellen op:

a. hun grote aantal gewone mensen,

b. op de aanzienlijken = zonen van Ish,

c. op de wijze van verdrukken en

d. op de zo verkregen materiële welvaart; maar alles is ijdelheid.

Vers 12 één ... tweemaal: herhaaldelijk (vergelijk Job 33:14).

Vers 13 Want: beter: maar. Dit vers is aangehaald in Rom. 2:16vv. Heere: letterlijk Jahweh.

Psalm 63
Een lied in de eenzaamheid

A. Dorst naar God (vers 2,3). Sterk verlangen.

1. Uitdrukking van verlangen (vers 2).

2. Ervaring van gemeenschap (vers 3).

B. Wachten op God (vers 4-9). Zijn bezigheid.

1. Lofprijzing (vers 4,5).

2. Genieting (vers 6).

3. Overpeinzing (vers 7).

4. Verheuging (vers 8).

5. Bewaring (vers 9).

C. Volle zekerheid in God (vers 10-12). Verwachting.

1. Vernietiging van de vijanden (vers 10,11).

2. Verheffing van de heiligen (vers 12).

Opschrift: Een Psalm van David, toen hij in de woestijn van Juda was.

Onderschrift: Voor de koorleider.

Oorspronkelijke achtergrond
Voor schrijver en gelegenheid zie het opschrift. Het was de tijd van Absaloms opstand (2 Samuël 15-18). David verliet met zijn getrouwen Jeruzalem in de richting van Jericho; deze weg leidde door het noordelijke deel van de woestijn van Juda. Hij verbleef een kort ogenblik aan één van de doorwaadbare plaatsen van de Jordaan, voordat hij er doortrok. David was diep getroffen door de schanddaad van zijn begunstigde zoon, het verraad van zijn vertrouwde raadsman en de opstand van zijn geliefde volk en stortte zijn ziel uit voor God. Genade stelde hem in staat zich te verheffen boven de omstandigheden. Door zijn overhaaste vlucht uit de hoofdstad had David gebrek aan allerlei dingen (2Sam.16:2; 17:20); maar hij betreurde het meest zijn gedwongen scheiding van het heiligdom. Zijn geloof richtte zich echter niet op het zichtbare teken van Gods tegenwoordigheid en kracht (zie 2Sam. 15:24,25); dit in tegenstelling tot de bijgelovige Israëlieten in de dagen van Eli (1 Samuël 4). David verlustigde zich in de eredienst bij de tabernakel. Hij was het die, onder de leiding van God, de werkzaamheden regelde van de dienst van de priesters en de Levieten en aan hen hun onderscheiden plichten voorschreef (1 Kronieken 23 en 24). Hij begeleidde met zijn muziekinstrumenten de zang van de geïnspireerde liederen, door hem op muziek gezet. Bovendien maakte hij de plannen voor de bouw van de tempel, terwijl hij het nodige bijeenbracht. De taal in deze Psalm geeft aanleiding tot de veronderstelling dat deze bij nacht is gedicht (vers 2b,7). De omstandigheden waren niet geschikt om David een rustige slaap te gunnen, maar zijn ziel vond rust in gemeenschap met God. Voor een soortgelijke gemoedstoestand zie Psalm 42 en 84.

Profetische verwachting
Davids ervaringen zijn een voorafschaduwing van die van Christus, verworpen door het volk, toch vergezeld van enkele toegewijde getrouwen; verraden door een vertrouwde vriend, maar later teruggeroepen en in ere hersteld, na een treffende overwinning op de rebellen (2Sam. 19:9,10; er was tweedracht in het binnenste van het volk, hun geweten klaagde hen aan, ze voelden dat ze te veroordelen waren). Wij horen de stem van de Messias, als vertegenwoordiger van het gelovige overblijfsel, in hun smachtend verlangen naar God en in hun verwachting van de uiteindelijke overwinning over al hun vijanden. De woorden van vers 5 zijn bijzonder geëigend voor Hem die niet alleen de gezalfde Koning, maar ook de gezalfde priester is. Het hele leven van onze Heiland op aarde was een voortdurende zegen en vond een sprekende afsluiting bij zijn afscheid (Luk. 24:50,51).

Persoonlijke toepassing
Dit is een lied van de verzadigde ziel. God openbaart Zich dikwijls in dorre plaatsen, bijvoorbeeld bij Mozes, Israël, Elia enz. In de stilte van de woestijn kunnen we beter de stem van God horen. We hebben de Machtige (El) nodig om ons in een crisis te helpen (vers 2). David had persoonlijke omgang met een persoonlijke God (vers 2). God alleen kan de dorst van onze ziel lessen en onze hongerige ziel verzadigen (vers 2; zie Joh. 6:35). De christen heeft altijd toegang tot het hemelse heiligdom. Vergelijk vers 2 met de Brief aan de Hebreeën. De vergezichten in het heiligdom moeten onze blik op de eenzaamheid verlichten (vers 3). God aanschouwen is heel fijn (vers 3). Merk het verschil op tussen ons zegenen van God en God, die ons zegent; het eerste wordt uitgedrukt in een houding van eerbied en aanbidding; het laatste is niet altijd stoffelijk waarneembaar maar is toch een hemelse werkelijkheid (zie Ef. 1:3). Laten we God zegenen, zowel in ons leven, als met onze lippen (vers 4,5). De Heiland alleen kan de hoogste voldoening geven (vers 6). Al Gods gaven worden gekenmerkt door rijke overvloed (vers 6; vergelijk Matt. 5:6). Denk in een nieuwe crisis aan vroegere uitreddingen (vers 7). Als de slaap niet wil komen, volg dan het voorbeeld van de Psalmist (vers 7). In de goddelijke schuilplaats vindt de gelovige bescherming (Ps. 61:4) en blijdschap (vers 8). De verlosten hebben reden zich te verblijden (vers 8). Die op God steunen, zullen door Hem staande worden gehouden (vers 9). Ons deel is ons vast te klemmen, Gods deel ons staande te houden. Terwijl het pad van de gelovige opwaarts voert, leidt dat van de ongelovige neerwaarts (vers 10). De mond van de zondaar liegt (vers 12), de mond van de gelovige looft (vers 6). Vergelijk de toekomst van de Koning en de zijnen met die van de antichrist en zijn volgelingen (vers 10-12).

Aantekeningen
Vers 2 Letterlijk Elohim, Gij zijt mijn El (de Machtige). Het Hebreeuws duidt gemeenschap met God aan, bij het aanbreken van de dag. Ziel: de hele persoon. Dorst: vergelijk 2Sam. 16:2 voor lichamelijke verkwikking. Verlangt: het Hebreeuwse woord komt alleen hier voor en betekent wegkwijnen. De woorden dor en zonder water passen bij de omgeving waarin de Psalmist zich bevindt.

Vers 3 Ik heb U...: volgens het verlangen van mijn ziel.

Vers 4 Prijzen: lof brengen; een ander woord als vers 6b.

Vers 5b Joodse houding in het gebed. Kan hier betrekking hebben op de priesterlijke zegen (zie Num. 6:22-24). Het was het bijzondere voorrecht van de priester het volk zo te zegenen (1Kron. 23:13; zie ook Lev. 9:23 en Psalm 134).

Vers 6 Het beste van het voedsel wordt hier genoemd (vergelijk Gen. 45:18; Ps. 65:12; Jes. 55:2; Jer. 31:14).

Vers 7 De Israëlieten verdeelden de nacht in drie waken (zie Lukas).

Vers 8 Schaduw ... vleugelen: een geliefde uitdrukking van David (Ps. 17:8; 36:8 en zie ook Ruth 2:12).

Vers 9 Kleeft u achteraan. Hetzelfde Hebreeuwse woord in Gen. 2:24; hier als een verlegen kind, dat met tedere toegenegenheid en gepaste eerbied zichaan zijn ouders vastklemt .

Vers 10 Zie 2Sam. 16:11; letterlijk vervuld in 2Sam. 18:6-8. Vergelijk Num. 16:30-33; profetisch Openb. 19:20,21.

Vers 11 Vossen: (jakhalzen) zij azen op onbegraven lichamen.

Vers 12 De koning: was Gods gezalfde en zijn vijanden waren dus in opstand tegen God. Die bij Hem zweert: zijn getrouwen (Deut. 10:20; Joz. 23:7,8; Jes. 19:18; 45:23; vergelijk Fil. 2:9,11; Rom. 14:11).

vers 12c Vergelijk Rom. 3:19.

Psalm 64
Pijllen van de tegenstanders

A. Ernstig beroep (vers 2-7). Gebed. De bozen hebben de macht.

1. Klacht van de Psalmist (vers 2,3).

2. Samenspanning van de vijanden (vers 4-7). Hun woorden. Haastig schieten zij.

B. Uiting van vertrouwen (vers 8-11). Aankondiging. De bozen gestraft.

1. De vijand verslagen (vers 8,9). God zal hen haastig ... schieten.

2. De gevolgen onder de mensen (vers 10,11).

a. Vrees en algemene erkenning (vers 10). Alle mensen.

b. Blijdschap en algemene hulde (vers 11). De oprechten.

Opschrift: Een Psalm van David.

Onderschrift: Voor de koorleider.

Oorspronkelijke achtergrond
Zeer waarschijnlijk uit de tijd van Absaloms opstand (2 Samuël 15-17). De heimelijke raad waarvan gesproken wordt is dan die van Achitofel en zijn medestanders. Het is duidelijk dat de oproerigheid van de rebellen op hun eigen hoofd terugkeert.

Profetische verwachting
De Messias, als Gods gezalfde hoofd over het volk, maakt de zaak van het gelovige overblijfsel volkomen tot de zijne, in de dagen waarin de antichrist en het afvallige deel van het volk hen aanvallen. Andere schriftgedeelten leren ons dat deze aanval in stilte voorbereid wordt en plotseling tot uitvoering komt. Waar het volk van God getroffen wordt, is toch de Messias Zelf de persoon om Wie het gaat; evenals bij David.

Persoonlijke toepassing
Ons beste wapen tegen geheime boosheden is het gebed. De heiligen hebben niet alleen bescherming nodig tegen de vijand zelf, maar ook tegen de vrees voor hem en zijn geheime raadslagen (vers 2; vergelijk Fil. 1:28). De boze vindt veel bondgenoten (vers 3; Gij zult de menigte tot boze zaken niet volgen Ex. 23:2). Voor de verborgen raad van de vijand verbergt God de zijnen in een verborgen plaats (vers 3-11; Ps. 27:5). Boze overleggingen zoeken de verborgenheid (vers 6; Joh. 3:20; tegenover Hand. 26:26). Bittere woorden zijn als vergiftigde pijlpunten (vers 4). In de Schrift wordt dikwijls gewezen op de macht van de tong om kwaad te doen (zie Jakobus 3). Schade, door de tong aangebracht, is vaak meer een gevolg van onbedachtzaamheid dan van boze opzet. De pijlen van de boze vertonen de eigenschap op henzelf terug te vallen; hun eigen zwaard keert zich tegen hen (vers 4,8; vergelijk 1Sam. 17:51; Luk. 19:22). De godvrezende is altijd een mikpunt van geheime aanslagen (vers 5). De stem van de laster maakt graag gebruik van bedekte zinspelingen. God alleen kan de diepte van de ongerechtigheid in het menselijke hart peilen (vers 7; vergelijk Jer. 17:9,10). Om te treffen heeft God maar één pijl nodig (vers 8). Onmiddellijke straf kan het onzedelijke gedrag treffen (vers 8). De Heer staat de mens vaak toe zijn boze zaken uit te voeren, tot Hij er opeens een eind aan maakt (vers 8). Hij wordt verheerlijkt, ook in zijn oordelen (vers 10; vergelijk Jes. 26:9b).

Aantekeningen
Vers 3 Raad: wijst op geheime plannen.

Vers 3b Oproerigheid: wijst op openlijke aanval (vergelijk Ps. 2:1,2).

Vers 5 Oprechte: geldt van de Heer in absolute zin; van de gelovigen in betrekkelijke zin.

Vers 6b Vergelijk Ps. 10:11,13; 12:5; 59:8,9 en ook Matt. 22:15-19; Joh. 8:6.

Vers 7 Vergelijk Jes. 29:15.

Vers 8 De straf wordt beschreven in de woorden van de misdaad: pijl voor pijl.

Vers 9 Hun tong: zie vers 4 en vergelijk het lot van Achitofel.

Vers 10b Of: En zullen Zijn werk verstaan.

De Psalmen 65-68 dragen alle een dubbel opschrift Psalm en lied. Liederen waren bedoeld om te worden gezongen bij de openbare eredienst in de tempel (Jes. 30:29; Amos 8:3,10) en hebben alle een toon van vreugdevol herdenken.

Psalm 65
De zegenaar en de zegen

A. De gezegenden tezamen, om eer te bewijzen (vers 2-5). Openbaring van Gods genade in verband met het heiligdom. De zonden weggedaan.

B. Gods machtige daden verkondigd (vers 6-9). Openbaring van Gods grootheid in verband met de samenleving.

1. De uitwerking op alle volken (vers 6). Algemeen vertrouwen.

2. Openbaring van almachtige kracht (vers 7,8). Natuur en volken.

3. De uitwerking op alle volken (vers 9). Algemene vrees.

C. De overvloedige oogst van de aarde erkend (vers 10-14). Openbaring van Gods goedheid in verband met de bodem.

Opschrift: een Psalm van David. Een lied.

Onderschrift: voor de koorleider.

Oorspronkelijke achtergrond
Door David vervaardigd, zeer waarschijnlijk in verband met het voorjaarsfeest van de Eerstelingen (vers 14) op een tijdstip dat zijn koninkrijk bevestigd en in vrede was.

Profetische verwachting
Deze groep van liederen spreekt van herstel en rust voor Israël, die zal volgen op de lange periode waarin de Messias, de Koning, verworpen was. De overweldiger en zijn aanhang zijn verdelgd, de ware koning (Christus) is teruggekeerd; Hij wordt erkend en ontvangen door het overblijfsel, na diepe zielsoefening (waar andere Schriftgedeelten over spreken). Onder de Messias, gezeten op de troon in Sion, geniet het land de duizendjarige zegen. Israël is hersteld en de vloek van de aarde weggenomen. Deze Psalm wijst er op dat de grote verhindering voor het uitgieten van de Goddelijke zegen weggenomen is, namelijk door de reiniging van zonden (voor profetische bijzonderheden van deze allerbelangrijkste gebeurtenis moeten we evenwel andere Schriftplaatsen onderzoeken). We horen de Messias als hoofd en vertegenwoordiger van zijn volk de lofzang aanheffen. In antwoord op zijn gebruik van het enkelvoud in vers 4a schijnt het volk in te stemmen met het slot. Vers 5a brengt ons Jes. 42:1 en vers 6 brengt ons Jes. 32:17 in herinnering. De tempel waarvan in vers 5 gesproken wordt, zal Israëls heerlijkheid uitmaken. Het is een kostbaar bezit in het Duizendjarige Rijk.

Persoonlijke toepassing
Wacht onze lof op God of moet Hij op onze lof wachten (vers 2)? Hoorder van het gebed (vers 3) is een kostbare naam van onze God. Toen de ongerechtigheden overvloedig werden kon slechts Één ze wegnemen (vers 4). Slechts verzoende zonden kunnen vergeven worden (vers 4,5). Op vergeving volgt (toe)nadering (vers 5). De heiligen zijn niet alleen uitverkoren om tot God te naderen, maar ook om in zijn tegenwoordigheid te wonen (vers 5). De Goddelijke woning (Ef. 2:22) zal zowel God als zijn volk bevredigen (vers 5). Wat een glorieus vooruitzicht biedt vers 6. De God van ons heil (vers 6) is de de God van mijn heil (Ps. 25:5). God alleen kan en zal de beroeringen van de aarde en van de mensheid tot rust brengen (vers 7,8). De verzen 10-14 vormen een volmaakt Oogstlied. Er moet niet alleen dankbaarheid maar ook dankzegging zijn. De taal kan toegepast worden op de noden van de ziel. God wekt eerst een verlangen en wil dat dan vervullen (vers 10). De Goddelijke stroom brengt vruchtbaarheid. God is niet alleen de God van zonneschijn en regen, Hij is de God van heil. De oogst is:

1. het in ontvangst nemen van Gods gaven;

2. de beloning van de arbeid van de mens en

3. de vervulling van aardse verwachtingen.

Aantekeningen
Vers 2 De lofzang is tot U: of Lof komt U toe. Gelofte: of geloften (meervoud).

Vers 3b Vergelijk Mark. 11:17; Joh. 12:32.

Vers 4b Verzoent: het Hebreeuwse woord is kaphar, bedekken. Gij: heeft de klemtoon.

Vers 6a Vreselijke dingen (geduchte daden): dat zijn de zaken die Gods vijanden bijzondere vrees aanjagen en die bij zijn volk eerbiedige bewondering wekken.

Vers 6c Vergelijk Jes. 33:13

Vers 8 God beheerst de rumoerige elementen van de natuur en de oproerige volksmenigten, die daardoor worden afgebeeld (Openb. 17:15). Volken: rassen (een minder gebruikelijk Hebreeuws woord).

Vers 9 Die op de einden wonen: Van het uiterste oosten tot het verste westen.

Vers 10 Stelt een blijdschap voor, rijk aan beloften.

Vers 10b Rivier of beek: betekent hier de regen, maar profetisch ziet het op de rivier (Openb. 22:1).

Vers 11 Verzadigt zijn voren, effent zijn kluiten.

Vers 12 Beeld van een rijk beladen wagen die zijn inhoud uitstort in zijn spoor.

Psalm 66
De goddelijke tucht erkend

A. Het roemen van de Goddelijke kracht (vers 1-7). Internationaal. 1. De hulde (vers 1-4). De aarde opgeroepen. Sela.

2. De reden (vers 5-7). Ten behoeve van de mensen. De volken toegesproken. Komt en ziet. Wat God voor Israël deed.

B. Erkenning van de tuchtigende hand van God (vers 8-12). Nationaal.

1. De hulde (vers 8,9). De volken vermaand.

2. De reden (vers 10-12). Ten behoeve van God. Elohim toegesproken. Gij hebt ons beproefd. Wat God aan Israël deed.

C. Vervulling van de godvruchtige geloften (vers 13-20). Individueel.

1. De hulde (vers 13-15). Door de koning. Sela.

2. De reden (vers 16-20). Ten behoeve van de mensen. Die God vrezen toegesproken. Komt, hoort. Wat God deed voor de Psalmist.

Opschrift: een Psalm. Een lied.

Onderschrift: voor de koorleider. Bij snarenspel.

Oorspronkelijke achtergrond
Deze Psalm is anoniem, maar de taal schijnt heen te wijzen naar de bevrijding van Juda van het leger van Sanherib (Jesaja 36-38). In dat geval is Hizkia de spreker (vers 13-20) en de Psalm kan door hem gemaakt zijn of door Jesaja voor hem. Vergelijk de verzen 1-4 met Jes. 37:20 en de verzen 16-20 met Jesaja 38. Hizkia’s herstel van zijn ziekte was zowel een teken als een onderpand van de nationale bevrijding. Bij snarenspel, zie Psalm 3, aantekeningen.

Profetische verwachting
In de verzen 1-12 horen we de stem van het herstelde Israël; in vers 13-20 de stem van de Messias, de Koning. Het is de tijd die volgt op de verpletterende nederlaag van Israëls machtige vijanden in de laatste dagen, die onmiddellijk aan het Duizendjarige Rijk voorafgaat. De Koning is in het midden van zijn verloste volk en als hun hoofd, dat hen vertegenwoordigt, leidt Hij de blijde lofzangen van het volk.

Het vreselijke lijden van de grote verdrukking leidt er ten laatste toe dat het volk verstaat en erkent dat hun dit van Gods tuchtigende hand toekomt. Bovendien, dat dit nodig was om zijn volk te brengen tot de ware kennis van hun zonden en een diepe waardering van zijn wonderbare genade. Gedurende de duizendjarige regering zullen menigten gedwongen hulde brengen aan de Messias, de overwinnaar. Israël alleen zal geheel heilig zijn (Jesaja 4). De Psalmen reiken niet verder dan het Duizendjarige Rijk, zij maken dus geen melding van de grote opstand die onmiddellijk aan het eindoordeel voorafgaat (Openbaring 20). De uiting van nationale en algemene lof wordt hier gezien als de vervulling van de geloften van de Messias (vergelijk Psalm 22) en God erkent in de lofprijzing van het verloste volk lieflijke reuk van het werk van de Messias.

Persoonlijke toepassing
Het is het grote voorrecht van de christen te aanbidden en te getuigen. Als de mens ziet (vers 5) en luistert (vers 16) zal hij waardevolle lessen ontvangen. Vreselijk is Gods werk jegens de weerspannigen; God is teder in zijn wegen met de rechtvaardigen (vers 5). De oordelen van God zijn niet zozeer bedoeld om ons schrik aan te jagen als wel om ons een juiste indruk te geven van zijn majesteit en macht (vers 5). Komt en ziet Gods geduchte daden (vers 5). Komt en hoort zijn woorden van genade. Vergelijk Joh.1:40,47. Bepeins de veelheid van zijn barmhartigheden.

Het gevolg van zien en luisteren is dankzegging. De lof van de gelovige is de vrucht van het lijden van de Heiland. Hetgeen waar is voor het verleden is evenzeer waar voor het heden en de toekomst. Gods heerschappij is eeuwig (vers 7). Hij is de altijd-wakende Wachter van de wereld (vers 7). De Heere vindt het soms nodig zijn volk opzettelijk in moeilijkheden te brengen, om ze te beproeven en te zuiveren, te kastijden en te reinigen (vers 10-12; vergelijk 1Petr. 1:7). De goddelijke hand kastijdt en bevrijdt de vromen (vers 10-12). De weg tot ware vrijheid voert vaak door vuur en water (vers 12).

Betaal altijd wat u God verschuldigt bent (vers 13). IJver voor God en liefde tot de mens brachten de Heiland in de wereld. Israëls God is de enige God en Hij is de God van de gehele aarde (vers 1,8). Vertellen wij anderen wat God aan onze zielen heeft gedaan (vers 16; Luk. 9:39)? Iedere grasspriet vangt zijn eigen dauwdruppel (vers 16). Het geloof is steeds gereed om te loven, zelfs als men de bede nog uitspreekt (vers 17). Het karakter van iedere ware dienst is: God te verhogen (vers 17). Naar het gebed van de onoprechte kan God niet luisteren (vers 18).

Aantekeningen
Vers 1 Vergelijk Ps. 47:2b

Vers 3 Vergelijk Ps. 65:6 Geveinsd: of kruipend.

Vers 5 Tegenstelling: de uitnodiging van het evangelie (Joh. 1:40,47).

Vers 6 Israëls doortocht door de Rode zee en de Jordaan zijn sprekende voorbeelden van Gods geduchte daden. Vergelijk Exodus 15.

Vers 7 Jes. 37:17.

Vers 7c Jes. 37:23.

Vers 9 Die in het leven stelt, en niet toelaat: heenwijzing naar de zo juist gekregen uitredding.

Vers 10 Beproefd, gelouterd: als kostbaar metaal (Jes. 1:25). God gebruikte de Assyriërs voor dit doel.

Vers 12 Beeld van de meedogenloze overwinnaars, die de overwonnen vijanden omver reden. Zo’n voorstelling vindt men herhaaldelijk op oude monumenten. Vuur en water zijn zinnebeelden van buitengewone gevaren. de mens: Hebreeuws, Emosh (mens in zwakheid). overvloeiende verversing: plaats van vrijheid (in de vrijheid volgens de Septuaginta).

Vers 16 Vergelijk Jes. 38:17. Hizkia had gebeden voor zichzelf en voor zijn volk.

Vers 17 Zelfs toen hij nog bad was zijn lof al aanwezig, zo zeker was hij er van dat zijn gebed verhoord zou worden.

Vers 18 Vergelijk Jes. 38:3.

Psalm 67
Immanuël en Israël

A. De dienst van het uitverkoren volk (vers 2,3). Israël.

1. Het ernstige verlangen (vers 2). God zegene ons. Sela.

2. Het doel (vers 3). Het winnen van alle volken.

B. Het toejuichen door de volken van de aarde (vers 4-6). De volken.

1. Het gebed (vers 4). De volken zullen U, o God! loven.

2. De strekking (vers 5). De heerschappij van Immanuël. De hoofdgedachte.

a. Grote blijdschap (vers 5a).

b. De redenen (vers 5b,c). Sela.

3. De voorspelling (vers 6). De volken zullen U,o God! loven.

C. De verwachting van het uitverkoren volk (vers 7,8). Israël.

1. De vruchtbare aarde (vers 7). God zal ons zegenen.

2. Het doel bereikt (vers 8). De hulde van alle volken.

Opschrift: Een Psalm. Een lied.

Onderschrift: Vor de koorleider.

Oorspronkelijke achtergrond
De schrijver is onbekend, zeer waarschijnlijk dezelfde als van de voorgaande Psalm en ter gelegenheid van dezelfde historische gebeurtenis (Jes.10:33-11:9). Een lied van vreugde, waarschijnlijk bestemd voor gebruik in de tempel bij het Pinksterfeest (oogst) of bij het Loofhuttenfeest (inzameling); zie vers 7. We kunnen een dubbel feest onderscheiden: a. bevrijding van de assyrrische inval en b. de gunst van een overvloedige oogst. Men noemt deze Psalm wel Israëls zendingspsalm. Deze Psalm, de zevende van de serie, wordt gekenmerkt door een merkwaardige bouw en een hoge mate van geestelijke gezindheid. Hij heeft precies zeven verzen (het opschrift, vers 1, niet meegeteld), met het vijfde vers als middelpunt. Alleen dit middelste vers bestaat uit drie en de andere verzen uit twee regels.

Profetische verwachting
Een Psalm van de gezanten van de Gezalfde in het Vrederijk. We vinden hier Gods regering op aarde in de persoon van zijn gezalfde Koning, namelijk Immanuël. Israël is het kanaal van het getuigenis en van de zegen voor de heidense volken. Zij zelf zijn de levende bewijzen van Gods overvloedige genade voor de mensen. Tegenslagen, zoals nederlaag en droogte, maakten Israël te schande voor het oog van de volken, terwijl uitreddingen en andere aardse zegeningen getuigenis gaven van het ware karakter van Israëls God. Zo was het steeds geweest, maar nu wordt het machtigste getuigenis aanschouwd in de aanwezigheid van Immanuël op de troon in Sion. Vers 7 toont dat de aardbodem bevrijd is van de vloek en vers 8 geeft een samenvatting van het geheel.

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.