Genesis 39

Jozef in Egypte
Genesis 39
G. B. D. VAN SCHAIK

Jozef is één van de schitterendste typen van de Heere Jezus. Juist in Zijn verhoging, wanneer Hij Koning zal zijn over Israël (ge-zien in zijn broers) en alle volken van de wereld. De Zafnath Paäneah, de Redder van de wereld die boven alle volken staat. Wij mogen onze harten op Hem richten die door lijden tot heerlijkheid kwam. Door de diepte heen, zoals wij dat juist bij Jozef zo treffend getekend zien.

Verworpen door de heidenen
In Genesis 37 zagen wij in Jozef en zijn broeders de eerste aspekten van het lijden van de Heere Jezus, toen Hij verworpen werd door Zijn broeders naar het vlees; Christus verworpen door Israël. In ons hoofdstuk hebben wij met de heidenvolken te maken. Hier zien wij dat de Heere Jezus ook door de heidenen is verworpen. Door Zijn tijdgenoten, de Romeinen. Potifar is net zo onverschillig als Pilatus. Jozef was als slaaf in dienst van heidenen. In Zach.13:5 lezen wij: Maar hij zal zeggen: Ik ben geen profeet, ik ben een man, die het land bouwt; want een mens heeft mij daartoe geworven van mijn jeugd aan. Een mens is hier letterlijk Adam, de mensheid. De Heere Jezus is niet alleen gekomen om de beloften aan Israël te vervullen. De barmhartigheid strekt zich ook uit tot de volken (Romeinen 10). Hij is slaaf geworden. Door Zijn slavernij worden volken gered. Bij Jozef gebeurt dat niet vanuit hemzelf, bij de Heere Jezus wel, van Zijn jeugd aan. Hij kwam om te dienen, voor alle mensen. Wat al die mensen deden zien wij in Pilatus, die de macht van de volken vertegenwoordigt. Jozef kwam in de onderste kerker. De Heere Jezus ging in de dood.

Bij Jozef zien wij Gods hand in deze zaak. Door de diepste duisternis kwam hij aan het hof van Farao. Anders was hij een eenvoudige slaaf van Potifar gebleven. God gebruikt juist die weg om hem tot de hoogste hoogte te brengen. De Heere Jezus, overgeleverd door Zijn broeders (Genesis 37), verworpen door de volken (Genesis 39), ging in de dood. Dat is de weg waarlangs Hij Koning van de wereld zal worden.

Typologie
In Handelingen 7 geeft Stefanus een schets van Gods bemoeiingen en ontwikkelingen met Zijn volk. Daarin krijgen een aantal personen bijzondere aandacht, ter illustratie van wat aan het slot naar voren gebracht wordt. In Abraham zien wij Gods verkiezing, de bijzondere genade dat Israël Gods volk mocht zijn (vers 2-8). Daarna volgt Jozef, om te onderstrepen hoe hij door zijn broeders werd miskend, en hoe hij gebruikt werd om Gods heilsplan te vervullen. Vervolgens wordt uitvoerig ingegaan op Mozes, die ook door Gods volk werd miskend. Daarna volgen nog enige verzen, gewijd aan Jozua, David en Salomo. De slotconclusie is: Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? En zij hebben hen gedood, die tevoren de komst van de Rechtvaardige aankondigden, van Wie u nu verraders en moordenaars bent geworden. Op Jozef en Mozes werd teruggekeken als beelden van de Rechtvaardige. De Heere Jezus werd miskend door Israël en de volken, ook nu nog. Door allen, die de boodschap horen en naast zich neerleggen. Het toont ons wie Jozef, wie de Heere is, en wie wij, mensen, zijn.

Toeval?
In de geschiedenis van Jozef zijn een heleboel toevallige dingen op te merken. Wij hebben dat in Genesis 37 gezien bij de man in het veld, bij de karavaan die voorbij trok. Hier wordt Jozef gekocht door Potifar, een hoveling van Farao, die zo’n slechte vrouw had. Maar wat de mensen ook deden, alles vond plaats naar de raad en voorkennis van God (Handelingen 2 en 4). Ook hierin is Jozef een wonderbaarlijk voorbeeld van de Heere Jezus.

De Heere was met hem
In vers 2 en 3, en later in vers 23 lezen wij dat de Heere met hem was. Zie ook Hand. 7:9. In Hand.10:38 wordt dat van de Heere Jezus gezegd. En in Joh. 3:2 zegt Nicodemus: Want niemand kan deze tekenen doen die U doet, tenzij God met hem is. Wij zien in Jozef in type naar voren komen wat bij de Heere Jezus in volmaaktheid gevonden werd. Hij was de Dienstknecht. Zie ook Ps.1:1-3, een profetische uitspraak over de Heere Jezus. Want let op Hem die zo’n tegenspraak van de zondaars tegen Zich heeft verdragen (Hebr. 12:3). Jozef was ook als de welzalige man uit Psalm 1, terwijl in Genesis 38 Juda een voorbeeld van de spotter uit Psalm 1 is. Hoe moeten wij dan zijn? Hoe kan God met ons zijn? Laten wij dat zelf maar invullen.

Jozef en de Heere Jezus
Geen enkel type van de Heere Jezus is zonder fouten. Bij Jozef zien wij mogelijkerwijs een zwak ogenblik in Genesis 48, bij de zegen van Jakob. Daar verstond hij de gedachten van God niet. Maar dat is ook het enige. Wanneer wij de geschiedenis van Jozef vergelijken met die van de Heere Jezus, vinden wij dat hij geboren is uit de geliefde vrouw (Israël), dat hij de geliefde zoon van zijn vader is, dat hij aan zijn broers dromen vertelde, waarin allen zich voor hem moesten buigen, waarin de hele toekomst al gezien wordt. Alleen wist Jozef de weg niet die hij moest gaan, de Heere wel. Jozef werd geleid naar de plaats waar hij koning zou worden. Hij werd door zijn broeders verkocht toen hij hen zocht. Juist via de gevangenis voerde de weg van God naar de toekomstige heerlijkheid. Jozef zou de tweede man in het rijk worden, waarbij Farao dan een beeld van God is. Verder lezen wij over alles wat hij kon doen als de rechterhand van Farao.

Het Vrederijk
Het gaat hier niet in de eerste plaats om de periode van de Gemeente, hoewel die er wel bij betrokken is, maar om het Duizendjarige Rijk, met Israël en haar zegeningen. Wat een heerlijkheid toont dit gedeelte ons. De heerlijkheid van de Heere Jezus wordt ons hier voorgesteld, juist in de weg naar het koningschap, waarbij alles onder Zijn voeten gesteld zal worden en Hij met zegen zal regeren.

Moreel boven allen
Wanneer wij het morele karakter van Jozef bezien en daarin onze Heere herkennen, dan zien wij dat hij de waarheid altijd de eerste plaats geeft. Hij wordt al in het huis van zijn vader meester genoemd, de meesterdromer, ook al is dat hatelijk bedoeld. Maar moreel wordt hij als de meerdere erkend. Waar Jozef ook verkeert, altijd staat hij moreel boven de anderen. Jozef is als mens een aantrekkelijk persoon. Bij de Heere Jezus zien wij hoe Hij maaltijd houdt met tollenaren en hoeren, zonder dat dat vlekken nalaat op Zijn volkomen Persoon. Jozef wordt ook meester in het huis van Potifar (vers 4), en later meester in de gevangenis (vers 22). Wij kunnen in Jozef iets lezen van een foutloos leven. Toch was hij een mens als wij. Hij wordt ons zo voorgesteld, om als type van de Heere Jezus te kunnen dienen. Om te laten zien dat de Heere Jezus, waar Hij ook was, altijd ver boven allen uitkwam. Bij de zondige, overspelige vrouw, torent de Heere Jezus ver uit boven de beschuldigers van de vrouw. Hij zegt: Wie van u zonder zonde is... Zo was het ook voor Pontius Pilatus, die moest erkennen: Ik vind geen schuld in Hem. Ook Herodes kon niets met Hem beginnen. En Kajafas wist alleen maar te vragen of Hij de Zoon van God was.

Jozef was een slaaf, een minderwaardige. Maar Potifar moest hem erkennen als de meester. Geen omstandigheid kon een smet werpen op de persoon van Jozef. In de onderaardse kerker, zonder daglicht, werd hij toch niet moedeloos of opstandig. Volgens Ps. 105:18 knelde men zijn voeten in boeien en kwam hij in de ijzers. Toch straalde hij op de één of andere manier zo’n morele grootheid uit, dat zelfs de harde cipiers niet anders konden dan dat waarderen en belonen. Potifar liet Jozef in de kerker werpen, en toch herkende men Jozefs hoge, edele karakter.

Achter de vrouw van Potifar zien wij de macht van satan, die verzoeking brengt, Jozef op de proef stelt en hem ten val wil brengen. Jozef was daar ver van het huis van zijn vader, er zou geen haan naar gekraaid hebben, maar Jozef zegt: Zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen God? De Heere Jezus werd ook beproefd onder de moeilijkste omstandigheden, in de woestijn, waar Hij veertig dagen niet at of dronk. Daar kwam de satan tot Hem en probeerde de moreel Volmaakte aan te tasten. Maar de Heere Jezus hield stand. Hij zei tegen satan: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken. Hij bleef vast staan, zoals ook Jozef overeind bleef. Jozef onttrok zich, de vrouw moest hem laten gaan. Satan moest de Heere verlaten. In Jozef zien wij de Nazireeër, die ook in de moeilijkste omstandigheden de weg met de Heere bleef gaan. Zijn licht bleef onder de duisterste omstandigheden helder stralen. De Heere was de Heilige van God.

Geen zonde vermeld
De geschiedenis van Jozef spreekt te meer, wanneer wij die vergelijken met andere levensbeschrijvingen. Adam was de eerste zondaar, bij Noach vinden wij dronkenschap. Abraham hanteerde tweemaal een halve leugen, Izaäk vond zijn buik belangrijker dan de gedachten van God. Bij Jakob hoeven wij weinig kommentaar te geven.

Hier wordt geen enkele zonde van Jozef vermeld en dat is heel sprekend. De Heilige Geest heeft tevoren willen getuigen van het lijden van de Heere Jezus en van de heerlijkheid daarna. De Heere Jezus Zelf zei: Wie van u overtuigt Mij van zonde? (Joh. 8:46). Daarnaast zijn er nog drie getuigenissen over de grootheid van de Heere in dit opzicht. In Joh. 3:5: En in Hem is geen zonde. In 2 Kor. 5:21: Hem die geen zonde gekend heeft. Tenslotte in 1 Petr. 2:22: Die geen zonde gedaan heeft en geen bedrog werd in Zijn mond gevonden.

De Heere wist wat zou komen
Jozef kende Gods plannen niet. Hij wist niet waarom hij naar Egypte moest. Pas toen hij op de troon van Farao zat werden zijn dromen waarheid. De Heere wist wel vooraf wat over Hem komen zou en Hij kende de resultaten van die weg bij voorbaat. Ik moet met een doop gedoopt worden; en hoe benauwt het Mij, totdat het volbracht is (Luk.12:50). Hij, de Heilige, stierf op het kruis en was beladen met uw en mijn zonden. Allen die in Hem hebben geloofd en zullen geloven kunnen dat zeggen. Hij werd ontheiligd, verontreinigd, door uw en mijn zonden. Jozef ging in de diepte tot heil van zijn broeders. Zo deed Christus dat voor ons. Hij daalde af in onze morele afgrond, in bodemloos slijk, waar men niet kan staan (Ps. 69:3). Als wij dat overdenken, zien wij de onbegrensde genade van het evangelie. Hoevelen zijn er die dit heil uit Gods hart, waar de Heere Jezus zulk een weg voor moest gaan, horen en er onverschillig onder zijn gebleven? Die net als de broers van Jozef koud zijn? God kwam in Hem tot ons. In Hem vond Hij al Zijn welbehagen. Hij gaf Hem tot ons heil. Wij mogen God prijzen, die zo’n offer wilde brengen, en wij mogen de Zoon prijzen die de weg van lijden en sterven wilde gaan. Hebben wij in ons hart tegenover de grootste Persoon op aarde al ja gezegd?

Het kwaad niet onderschatten
Laten wij oogkleppen aandoen, om niet te schrikken van alle vuilheid die er in de wereld is. In Mark. 7:21 lezen wij: Want van binnen uit het hart van de mensen komen voort boze overleggingen, overspel, hoererij, moord. In het hart van de vrouw van Potifar leefde het verlangen tot overspel. Jozef heeft de boze weerstaan. Houden wij ons dood voor de zonde? Wij moeten het kwaad niet onderschatten en onze blik afwenden van wat niet goed is. Ik haat het doen der afvalligen (Ps.101:3). Die waarschuwing is niet overbodig.

De wereld in verbinding met God
Egypte is hier niet het beeld van de ongodsdienstige wereld, die God niet nodig heeft, zoals wij dat later vinden. Een wereld die zegt dat ze hun eigen water hebben en daarom de regen van de hemel niet nodig hebben. Hier zien wij een ander beeld: de wereld in verbinding met God. Farao is dan een beeld van God. Straks zal dat zichtbaar worden.

Beelden van de Heere Jezus
Jozef bleef trouw. Hij ging zijn weg, wat voor konsekwenties dat ook met zich mee zou brengen. Wij zien bij de Heere Jezus, dat Hij hetzelfde deed. Hij had zo lang in Nazareth gewoond, dat de mensen daar gezien moeten hebben hoe hulpvaardig en vriendelijk Hij altijd was. Maar de eerste keer dat Hij tot hen spreekt willen ze Hem stenigen.

Door lijden volmaakt, ook bij Jozef. Dat zien wij praktisch ook bij de Heere Jezus, al was Hij in Zichzelf de Volmaakte. Wie is er niet jaloers op Jozef? Schamen wij ons niet als wij zo’n man zien? Het is de bedoeling dat wij in hem de Heere Jezus zien. Hij is een schitterend voorbeeld, hoewel toch altijd nog zwak in vergelijking met de Heere Jezus. In vers14 wordt hij een hebreeuwse man genoemd, dat betekent van de overzijde. Ook dat is weer een prachtig beeld van de Heere Jezus. Hij was van de overzijde en Hij kwam tot ons. Wij mogen door genade bij Hem horen en zelf iemand van de overzijde worden.

In vers 6 lezen wij: Jozef nu was schoon van gestalte en schoon van uiterlijk. Van onze Heere Jezus lezen wij in Joh. 1:14: Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van een eniggeborene van een vader, vol van genade en waarheid. Ons hart jubelt over het kennen van zo’n Heiland. Uitblinkend boven tienduizend (Hoogl. 5:10). Hij heeft mij verkoren tot Zijn eigendom. Hij is zo rijk en zo schoon, die Man van de overzijde. Wanneer wij Hem zo met ons hart kennen, verdwijnen verzoekingen. Dan hebben wij aan Hem genoeg. Dan zeggen wij: Heere Jezus, laat geheel ons leven U toegewijd zijn hier op aard en zingen wij met lied 209 vers 2:

Wie is als U, Gods Veelgeliefde? U, God en Mens in één Persoon. U bent de waarheid, U bent liefde; alles aan U is goed en schoon.

Om u in het leven te houden
Wij hebben gezien hoe Jozef zich onder het onrecht gedragen heeft. Een praktisch leven dat voor ons navolgenswaardig is. De beloning die Jozef kreeg zal ook ons deel zijn. Maar er is iets, waarin wij hem niet kunnen navolgen. Dat blijkt uit Gen. 45:5: Maar weest nu niet verdrietig en ziet er niet zo ontsteld uit, omdat gij mij hierheen verkocht hebt, want om u in het leven te behouden heeft God mij voor u uit gezonden. Het was geen samenloop van omstandigheden. Jozef heeft begrepen dat God hem deze weg heeft laten gaan om de zijnen te redden. En Jozef is die weg in gehoorzaamheid gegaan. Als wij eraan denken waarom onze Heere Jezus in dat verschrikkelijke lijden moest ingaan, weten wij het antwoord. Hij was de steen, die door de bouwlieden veracht is. Maar één die door God hoog verheven is; deze Jezus, die zij gekruisigd hadden. Toen de mensen dit hoorden in Handelingen 2 waren zij in het hart getroffen, omdat ze zagen waarom Hij die weg gegaan was. Toen vroegen ze: Wat moeten wij doen, mannen broeders? Het antwoord was: Bekeert u.

Jezus Christus stierf aan het kruis. Hij stierf daar voor onze zonden. Dat wist God van tevoren. Dit overtreft het beeld van Jozef. God wilde een volk in het leven behouden. Bij Jozef was dat het volk Israël. Bij de Heere Jezus een ontelbare schare. Als iemand nog niet weet dat dit ook voor hem geldt, als u nog zonder Christus bent, kom dan vandaag tot Hem.

In hoofdstuk 38 hebben wij een onderbreking gehad. Daar zagen wij de mens zoals hij in zichzelf is. Na Ruben is het Juda die faalt. Daartegenover wordt ons Jozef voorgesteld. Hij is degene die twee delen krijgt. Niet als voorvader van de Messias, maar als degene die het eerstgeboorterecht krijgt (1 Kron. 5:1), waarbij Efraïm en Manasse beiden als zonen van Jokob geteld worden. De geschiedenis van Jozef gaat verder, na de onderbreking in hoofdstuk 38. Jozef is degene die wandelt in de wegen van de Heere. Juda valt bij de eerste de beste gelegenheid (Tamar). Jozef wordt diverse malen beproefd, maar hij blijft staande, in afhankelijkheid van de Heere.

God beschikt
Vers 1 grijpt terug op hoofdstuk 37:36: En de Midianieten verkochten hem in Egypte, aan Pótifar, een hoveling van Farao, overste der lijfwachten. Hier komt in feite de hand van God naar voren in zijn geschiedenis. Niet openlijk, maar beschikkelijk, in Zijn regeringswegen. Jozef kwam niet toevallig in het huis van Pótifar. Hij kwam júist bij Pótifar, de overste van de lijfwacht. Dat was de schakel naar de gevangenis, waar de gevangenen van Farao waren, waaronder ook de schenker. Die dingen liggen in de hand van God. Wij zien daarin Gods zorg, èn Gods majesteit in het beschikken van de zaken. Zo is het ook in ons leven. Maar wij weten dat hun die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede (Rom. 8:28). Er staat niet dat wij zien dat alle dingen meewerken. Dat was ook bij Jozef niet het geval. Hier lijkt het zelfs ten kwade te zijn, maar uiteindelijk leidt het toch ten goede. Wij weten dat. God is vóór ons, net als bij Jozef.

Geen zonden vermeld
In het leven van Jozef lezen wij niet van zonden; hooguit is er sprake van een zwakheid bij het zegenen van zijn zonen door Jakob. De geschiedenis van Jozef wordt erg uitvoerig behandeld; er zou dus alle aanleiding zijn om fouten te konstateren.

In de familie
Jozef wordt vaak op de proef gesteld. In hoofdstuk 37 hebben wij hem gezien temidden van zijn broers. Een voorbeeld voor ons, in ons eigen gezin. Daar ligt onze eerste verantwoordelijkheid, ten opzichte van vrouw, kinderen, ouders. Jozef blinkt daarin uit. Hij heeft een opmerkelijk getuigenis ten opzichte van zijn broers.

In de werkkring
Nu zien wij Jozef in zijn werkkring. Hij wordt tewerk gesteld in een wereldse omgeving. Hij kon ’s avonds niet terugvallen op zijn gezin, of op medegelovigen, zoals dat bij ons het geval is. Wij kunnen steeds bijtanken. Jozef had het veel moeilijker dan één van ons. Ook nu zijn er wel moeilijke werkomstandigheden, waar wij met ongelovigen moeten omgaan, waar vragen opkomen of wij bepaalde dingen nog wel kunnen doen in overeenstemming met ons geweten. Jozef zette heel nadrukkelijk een streep, waar hij zei: Dit kan niet. Over die streep zouden alle, uit Gods hand verworven voorrechten in de waagschaal komen. Hij vluchtte.

In de gevangenis
Daarna zien wij Jozef in de gevangenis. Er zijn gelovigen in gevangenschap, vanwege hun geloofshouding. Dat is konkrete werkelijkheid in verschillende delen van de wereld. Wij zien daar Jozef als een haast bovenmenselijk voorbeeld. Eigenlijk zien wij daar over hem heen het beeld van de Heere Jezus.

Gods leerschool
Het ouderlijk huis, het werk, de gevangenis, het wordt praktisch aan ons voorgesteld. Jozef werd als zeventienjarige in het water gegooid; hij was niet de oudste! In Gen. 37:2 was hij 17 jaar, in 41:46 is hij 30 jaar, als hij voor Farao komt te staan. Daar zitten dus 13 jaar tussen. Van de schenker weten wij dat hij 2 jaar niets gezegd heeft (41:1); Jozef heeft dus minstens twee jaar in de gevangenis gezeten, waarschijnlijk zelfs langer. Hij zat niet in een luxueuze cel, maar in een donker hol onder de grond, zonder licht. De rest van de tijd was hij bij Pótifar. De beste jaren van zijn leven, die normaal beslissend zijn voor je verdere levensloop, leken verknoeid in slavernij en gevangenschap. Maar het was de leerschool van God, waar hij doorheen moest. Nadien werd hij verhoogd, maar die afloop kende hij niet. Zou hij zich in die 13 jaar niet afgevraagd hebben waarom het zo moest? In zijn dromen waren hem grote dingen voorgesteld, maar hoe moest dat allemaal verwezenlijkt worden? Misschien heeft hij alles in Gods hand overgegeven. Zo mogen ook wij vertrouwen op Gods belofte, zelfs al moeten wij door een donkere dal, waarvan wij het einde niet zien.

De Heere was met Jozef
In hoofdstuk 39:2,3,21 en 23 lezen we: De Heere was met Jozef. Dat zijn kostelijke woorden. Jozef werd in drie fasen door God beproefd, in Zijn school. Wij kunnen alleen volhouden, wanneer wij weten dat de Heere met ons is. God was vóór Jozef, God is vóór ons! (Rom. 8:31). Alleen zo kunnen wij overeind blijven, ook bij vervolging, bij verwerping. Wanneer wij het volk Israël bij de Rode Zee zien, als ze volkomen vastzitten, zegt Mozes: De Heere zal voor u strijden, en gij zult stil zijn (Ex. 14:14). God was vóór hen. Dat is ook in onze tijd zo. Bij het kruis is dat te zien, omdat God de Heere Jezus overgaf. Dat was hét bewijs dat de Heere vóór ons is. Dat doet onze harten trillen. God is vóór ons. Wij worden opgeroepen om trouw te zijn, trouw in moeilijke omstandigheden zoals dat bij Jozef het geval was, zoals wij dat bij andere gelovigen zien.

God is voor ons
Wij kunnen de moeilijkheden niet de baas, wij kunnen de aanvallen van satan niet weerstaan, wanneer wij niet weten Wie de Heere Jezus is. Wij kunnen ons alleen juist gedragen, wanneer wij zicht hebben op de Heere Jezus. In Hebreeën 13 lezen wij dat wij vrijmoedig mogen zeggen: De Heere is mij een helper en ik zal niet vrezen (vers 6). Die woorden lezen wij niet in het eerste hoofdstuk, maar in het laatste. Als deze woorden in Hebreeën 1 hadden gestaan, was onze reaktie misschien geweest: Dat redden wij nooit. De Heilige Geest doet het dan ook anders. Hij vestigt onze aandacht in hoofdstuk 1 tot 5 eerst op de Heere Jezus, op Wie Hij is. Pas daarna komen deze woorden, wanneer het hart vol is van de Heere Jezus. Alleen zo kunnen wij overeind blijven. Het mag als een refrein in ons hart klinken: Hij wil met ons zijn. Hij, onze Heiland en Verlosser (is dat voor u zo?). Zo mogen wij Hem kennen, anders kunnen wij niet overeind blijven thuis, op school, in ons werk.

God is vóór ons. Dat is een bemoediging in moeilijke tijden. Zie ook Jak. 1:12: Gelukkig de man die verzoeking verdraagt; want beproefd geworden zal hij de kroon van het leven ontvangen, die Hij beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben. Wij moeten de verzoeking niet opzoeken, maar verdragen.

Hoe ziet men mij?
De Heere was met Jozef (vs.2). Pótifar zag dat. Hoe? Er staat niet dat hij zag dat Jozef goed zijn best deed, of dat hij trouw was. maar hij merkte dat de Heere met hem was. In zijn doen en laten heeft Jozef zijn levensverbinding met God getoond. Wanneer je studeert of werkt, weet je omgeving dan, dat je die verbinding hebt met de Heere? Dat je een christen bent? Er mag van ons verwacht worden dat wij meer doen dan de ongelovigen. Bij Jozef werd ook meer gevonden dan bij de andere slaven. Pótifar zag dat de Heere al wat hij deed, door zijn hand voorspoedig maakte. Het is heel belangrijk dat wij dat onderkennen. Wij hebben een Heer in de hemel en dat moet gezien worden. Wij willen Hem toch op deze manier groot maken, wij willen Hem toch zo dienen? Zien onze collega’s dat? Straalt er bij ons iets af van Hem? Dat is dan tot Zijn verheerlijking. Werkgevers hebben daar vaak behoefte aan; er bestaat nog wel waardering voor. Maar het heeft wel konsekwenties. Er zijn dingen die wij niet kunnen doen.

Een man
Wij lezen in vers 2 dat Jozef een voorspoedig man was. In Ps. 105:17 staat: Hij zond een man voor hun aangezicht heen; Jozef werd verkocht tot slaaf. Jozef is dus niet man geworden in Egypte, hij was het al toen God hem vooruit stuurde, toen hij 17 jaar was. Jonge kerels van 17 jaar denken vaak dat ze mannen zijn. Er zit een kracht in je, die je laat merken dat je man wordt. Maar wordt dat hier bedoeld? Was Jozef alleen een jongen met veel kracht? Nee, hij was een man omdat hij de Heere vreesde. Hij wist zich juist daar te beheersen, waar anderen denken dat je je man zijn er mee kunt tonen. In 1 Joh. 2:14b staat: Ik heb u geschreven, jongelingen, omdat u sterk bent en het woord van God in u blijft en u de boze overwonnen hebt. Jongelui, zijn jullie sterk in de Heere? Of verwacht je de kracht van jezelf? Van je spieren, je energie, je sexuele vermogens? Jozef had zich op dat terrein kunnen bewijzen, maar hij deed het niet. Hij was een man, door God gezonden. En God hielp hem niet alleen om een man te zijn, maar ook om het te blijven. Om Gods regering te ervaren in Gods weg.

Teleurgesteld in mensen
Beproevingen komen ook nu voor. Er is ook nu trouw in de werkkring mogelijk, die beloond wordt. Bij Jozef is het treffend dat hij steeds weer in mensen teleurgesteld wordt. Hij had zijn broeders lief, Pótifar had zijn welvaart aan hem te danken, maar had kennelijk egoïstische motieven. Jozef had meer van hem mogen verwachten. Toen de vrouw van Pótifar Jozef had geprobeerd te verleiden deed de man geen enkel onderzoek; hij toonde geen dankbaarheid. Jozef kon dat inkasseren in vertrouwen op God. Bij de schenker zien wij opnieuw dat Jozef in mensen teleurgesteld werd. De schenker had beloofd om aan hem te zullen denken, maar Jozef moest minstens twee jaar wachten, omdat de schenker hem vergat. Jozef ontmoette steeds ondankbaarheid.

Jozef vertrouwde op God
Maar boven alles vertrouwde hij op God, en dat vertrouwen werd niet beschaamd. Wij lezen in Gen. 50:19, na het sterven van Jakob: Vreest niet; want ben ik in de plaats van God? Gij wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht, doch God heeft dat ten goede gedacht; opdat Hij deed, gelijk het te dezen dage is, om een groot volk in het leven te behouden. Dat wist Jozef ook niet toen hij verkocht werd, ook niet toen hij in de gevangenis kwam. Hij kende de uitkomst niet en heeft die pas aan het eind gezien.

Moet ik vragend hier vaak gaan, boven zal ik ’t eens verstaan (Lied 118:5).

Gods plannen
Het gaat om de uitvoering van Gods plannen. Daarin past het gedrag van de broers, van Pótifar, van Pótifars vrouw, en wat er in de gevangenis gebeurde. Het was Gods plan in het leven van Jozef. Hij heeft dat aan het eind gezien en er God voor gedankt. Wij zien misschien niet meer hoe het moet in dit leven, maar de dag komt dat wij alles zullen zien, dat de waarheid van de tekst uit Rom. 8:28 zal blijken: Maar wij weten dat hun die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede. Er staat niet: alle dingen moeten meewerken ten goede. Het is een feit, het gebeurt. Niet alleen bij een al ver gevorderde gelovige, maar bij allen die Hem liefhebben. Vaak zien wij dat niet, of zien wij het een lange tijd niet. Soms zien wij het waarom wel. Dan kunnen wij danken. Maar eens zullen wij het zeker zien. Toch, of wij het zien of niet, of wij het geloven of niet, het feit blijft dat alle dingen meewerken ten goede. Een kind van God vindt daarin troost en steun. Wij weten meer dan Jozef! Maar ook als wij rondtobben en ons blijven afvragen waarom iets gebeurt, ook al geeft de tekst uit Rom. 8:28 geen troost, de waarheid van deze tekst blijft overeind staan. Gij hebt gedacht.... Dat was geen goede gedachte van de broers. God staat er echter boven, Hij bereikt Zijn doel. Hij bereikte Zijn doel met Jozef persoonlijk, maar ook met anderen, want door Jozef werd een groot volk in het leven behouden.

Liefde blijkt uit gehoorzaamheid
Liefde tot God en tot de Heere wordt gezien, niet in de bewering: Ik houd van God, maar in het gehoorzaam zijn aan de gedachten van de Heere. Dat deed Jozef hij was onderworpen aan de weg en de wil van God. Zie 2 Kron. 15:2: Hoort mij, Asa, en gans Juda, en Benjamin! De Heere is met u, terwijl gij met Hem zijt; en zo gij Hem zoekt, Hij zal door u gevonden worden; maar zo gij Hem verlaat, Hij zal u verlaten. Zie ook Fil. 4:8,9: Overigens broeders, al wat waar, al wat eerbaar, al wat rechtvaardig, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, als er enige deugd en als er enige lof is, bedenkt dat. Wat gij ook geleerd en ontvangen en gehoord en in mij gezien hebt, doet dat; en de God van de vrede zal met u zijn.

Wanneer God met ons is, dan is gehoorzamen voorwaardel. De Heere is met ons, wanneer wij in Zijn wegen wandelen, wanneer wij Hem zoeken, Hem willen dienen, wanneer wij bedenken en doen wat van Hem is. Dan gaat het goed, dan kan het niet verkeerd gaan.

Willens en wetens?
Jozef had geen keuze wat zijn werk en zijn woonplaats betrof. Toch zocht Hij naar de wil van de Heere. Hij werd verzocht, men probeerde hem te verleiden tot sexueel kwaad. Uit vers 11 blijkt dat hij in het huis moest zijn om te werken; anders zou hij er niet alleen heengegaan zijn. Hij kwam er niet uit nieuwsgierigheid en ook niet voor de gezelligheid. Voor (jonge) mensen die zelfstandig wonen ligt hierin een waarschuwing. Probeer niet uit hoever je kunt gaan. Zoek het niet. Je denkt misschien dat je er op kunt rekenen dat God je bewaart. Maar Gods woord geeft raad hoe je je moet gedragen. Je moet je niet willens en wetens in gevaar begeven. Alleen wanneer het moet kun je ergens heengaan waar je anders niet zou komen. Dat geldt ook voor gelovigen onderling; het is ook bij ouderen vaak niet goed gegaan. Zo is al menigeen gevallen. God heeft Jozef bewaard, toen hij het huis moest binnengaan.

Leid ons niet in verzoeking
De Heere leerde Zijn discipelen om te bidden: Leid ons niet in verzoeking. Dat maakt het eigenlijk al duidelijk genoeg. Wij moeten de verzoeking niet zoeken en ons in gevaar begeven. Wij moeten niet vertrouwen op eigen kracht, want dat is zelfoverschatting. Jozef moest beroepshalve in het huis zijn. Er was verder niemand anders aanwezig dan de vrouw van Pótifar. Mogelijk was het toeleg van die vrouw om zulke situaties te scheppen. Het toont de bedorvenheid van mensen, die anderen willen meesleuren. Bij Jozef is geen andere motivering dan deze: Hoe zou ik zondigen in de ogen van God. Dat was zijn grote argument. Dat moet ook voor ons beslissend zijn. Niet willen zondigen tegen God. Wij belijden Hem toe te behoren. Wij belijden Zijn Zoon te kennen als Degene die voor onze zonden is gestorven. Zondigen is geen populair woord meer, maar wij moeten de dingen wel bij de naam noemen.

Verzoeking
Bij het lezen van deze geschiedenis word je getroffen door de ontzaggelijke ernst van de verzoeking. Velen zullen iets herkennen van dit bloot staan aan verzoekingen. Maar er ligt ook een blijde glans over. Het is mogelijk om staande te blijven, net als deze jongeman. Hij is een voorbeeld voor anderen; je kunt rein door het leven gaan. Zo is ook tot onze bemoediging geschreven: U heeft geen verzoeking getroffen dan menselijke; en God is getrouw, Die niet zal toelaten dat u verzocht wordt boven wat u kunt verdragen; maar met de verzoeking zal Hij ook de uitkomst geven, zodat u ze kunt verdragen (1 Kor. 10:13). Pótifar had een ontrouwe vrouw. Zij zocht naar een gelegenheid om met Jozef alleen te zijn. In zulke gevaren mogen ook wij bidden: Leid ons niet in verzoeking. Wij moeten ons niet op verkeerde paden begeven.

Gods hulp is nodig
De grootte van het gevaar zien wij in vers 10, waar staat dat zij Jozef dag aan dag aansprak. Dat was geen kleinigheid. Als kontrast vinden wij in Genesis 38 bij Juda dat hij bij de eerste de beste gelegenheid viel. Jozef had maar één ding voor zijn aandacht: Hoe zou ik dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God! In zo’n beproeving blijf je nooit in eigen kracht staande. Dat kun je wel vergeten. Wij hebben konstant nodig te bedenken dat wij Gods hulp nodig hebben. Wij mogen door het gebed Zijn hulp verwachten. Soms is het nodig om te vluchten, als Jozef, soms ook niet. Er zijn situaties waarin het kwaad op je afkomt, waar je niet voor weg kunt lopen. Dan is het nodig om het oog op de Heere te richten en te bidden om staande te mogen blijven.

Waarmee zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord (Ps. 119:9). Dat werd door Jozef verwerkelijkt. Zie ook Spr. 7:21, waar wij een vrouw beschreven vinden als Pótifars vrouw. Van haar kennen wij de naam niet, maar de verleidende bedoelingen van haar worden duidelijk beschreven. Wat zij wilde, vinden wij in vers 22: Hij ging haar argeloos achterna, gelijk een os ter slachting gaat, en gelijk een dwaas tot de tuchtiging der boeien. Dat spreekt voor zichzelf.

Doorlouterd
Maar dan mogen wij nog eens Psalm 105:17 lezen: Hij zond een man voor hun aangezicht heen. Jozef was nog een jongeling, maar hij was toch een man. De Heilige Geest zegt het ons, wanneer Hij het raadsbesluit van God beschrijft. In Psalm 105:19 lezen wij: Tot de tijd toe, dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des Heeren doorlouterd. Bij Jozef zijn geen zonden beschreven. Toch staat hier doorlouterd. Daaraan zou je de gedachte vast kunnen knopen, dat Jozef moest leren om niet op het vlees te vertrouwen, zoals dat bijvoorbeeld doorklinkt in Gen. 40:14, waar Jozef tegen de schenker zegt: Doch gedenk mij bij uzelf, wanneer het u wel gaan zal, en doe toch weldadigheid aan mij, en doe van mij melding bij Farao, en maak dat ik uit dit huis kom. Jozef was natuurlijk een mens met fouten. Maar wij hoeven loutering niet als iets negatiefs te zien; doorlouterd kan best positief zijn. Uit Ps. 105:19 blijkt, dat hij op Gods tijd uit de gevangenis kwam en niet op het woord van de schenker.

Gedragen door het Woord
De NBG-vertaling heeft een wat andere vertaling: Tot de tijd dat zijn woord uitkwam, de uitspraak de Heere hem in het gelijk stelde. Dat wijst meer op de gedachte, dat het niet zozeer loutering was die Jozef nodig had, maar dat Jozef gedragen werd door het woord van de Heere uit zijn dromen. Dat waren woorden van de Heere. Hij werd als jongeman een profeet. Hij was geen profeet in Genesis 40, toen hij de dromen van Farao uitlegde. In de dertien jaar van zijn slavernij en gevangenschap droeg hij die kostbare last met zich mee. Jozef had tegen zichzelf gezegd: Wat er ook mag gebeuren, je zult verhoogd worden boven je broers. Dat verklaart de gelijkmatigheid en trouw van Jozef, al die jaren. De NBG-vertaling lijkt de juiste te zijn. Na dertien jaren van vertrouwen werd het Woord vervuld. Toen kwam het uit, toen stelde het woord van de Heere hem in het gelijken werd hij verhoogd boven zijn broers, boven de ganse aarde, als de Zafnath Paäneah, de redder van de wereld.

Onze schat
Als discipelen mogen ook wij de kostbare belofte van God meedragen. Jozefs droom is onze droom. De Heere Jezus zal verhoogd worden boven Zijn broeders. Hij zal de Redder van de ganse aarde zijn. Wij delen die heerlijkheid met Hem. Het is een schat die je met je meedraagt, ook al gaat de weg steeds dieper. Jozef droeg dat geheim, die schat, dat woord van de Heere met zich mee, tot de dag kwam dat God toonde dat Hij aan Jozefs kant stond en niet aan de kant van Pótifar of van de broers. Dat is zo mooi in de geschiedenis van Jozef. Hij was een mens van gelijke bewegingen als wij, maar ook het schoonste type van de Heere Jezus dat wij in de Schrift vinden. Hij werd gelouterd, hij werd verworpen, maar eenmaal zou hij over de ganse aarde gesteld worden (Gen. 49:22-26).

Boven allen
In Jesaja wordt van de Heere Jezus gezegd: Ik heb tevergeefs gearbeid, Ik heb Mijn kracht onnut en ijdel besteed ... (49:4). Maar het antwoord van God is: Het is te gering, dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om terug te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde (vers 6). Dat was de schat die de Heere Jezus omdroeg. In Mattheüs 11, wanneer de mensen Hem verwerpen, wanneer ze de Heilige Geest Beëlzebul noemen, zegt Hij: Ik prijs U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde. (vers 25 en volgende). Hij heeft alles ontvangen, alles wordt onder de voeten van de Heere Jezus gesteld. De ware Jozef wordt in het gelijk gesteld. Zijn vertrouwen werd niet beschaamd. In de Psalmen spreekt de Heere dat vertrouwen uit. Maar de spotters bij het kruis zeggen: Hij heeft het op de Heere gewenteld, dat Hij Hem nu uithelpe, dat Hij Hem redde, daar Hij lust aan Hem heeft! En de hemel zweeg. Eenmaal zal het woord van de Heere Hem in het gelijk stellen. Dan zal God Hem in triomf naar deze aarde sturen. Zoals Jozef uit de gevangenis vandaan de redder van de wereld werd, die boven zijn broers gesteld werd.

Woord en hart
Komen wij niet onder de indruk van het feit, dat niet alleen het woord van God in het hart van Jozef leefde, maar ook dat hij in gemeenschap met God leefde? Hoe zou ik dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God? In hoofdstuk 40:8b: Zijn de uitleggingen niet van God? en in 41:16: Het is buiten mij: God zal Farao’s welstand aanzeggen. Dat toont, dat hij in gemeenschap met God zijn weg ging. Dat mag ook het uitgangspunt voor onze wandel zijn: zowel het Woord, als de toegenegenheid tot de Heere Jezus. Het Woord volgen zonder er met ons hart bij te zijn is mogelijk, maar als het hart niet op de Heere Jezus is gericht, zal Hij onze aktiviteiten ook niet erkennen. Dan is ons doen geen zaak van het hart. En dat was het hier bij Jozef duidelijk wel.

Er is nog een ander punt. In vers 1, 2 en 5 wordt Pótifar de Egyptenaar genoemd. Egypte is een beeld van de wereld, die door satan geregeerd wordt. Dat toont de omstandigheden waaronder Jozef als slaaf moest werken.

Simson
Het leven van Simson werd gekenmerkt door twee raadsels en drie vrouwen. Die drie vrouwen hebben een buitengewone rol gespeeld. Bij de eerste was er nog een bruiloft, de tweede trof hij zomaar aan in Gaza, de derde was Delila. Het ging van kwaad tot erger. Hij die van de moederschoot af een Nazireeër van God was, zien wij ten onder gaan door sexueel kwaad. Een man met een duidelijke plaats in Israël, die zo geheel anders had kunnen zijn, zien wij krachteloos en blind. Simson ging er onderdoor, ten gevolge van het gezeur van Delila, dag in dag uit. Toch wordt hij in Hebreeën 11 in de rij van geloofshelden gevonden. De Nazireeër, die in aanraking met de zonde kwam, is opnieuw begonnen. Wat wij in Hebreeën 11 lezen heeft te maken met het einde van zijn leven, vanaf het moment dat het eigenlijk afgelopen was. Er is een weg terug. Ook bij Simson was het met Delila niet afgelopen. Er was een nieuwe start mogelijk.

Verbond met onze ogen
Wij mogen de Heere Jezus dienen en volgen, wij mogen een Nazireeër van God zijn. Het gevaar van toen is nu zeer konkreet aanwezig. In de reklame, door posters, in catalogi en winkels kom je de verleidingen tegen. Willen wij een verbond met onze ogen sluiten zoals Job dat deed (Job 31:1)? Laten wij zien op de Heere Jezus. Loutering hebben wij ook nu nodig.

Ontrouw?
Weest dan op uw hoede voor uw hartstocht ... (Mal. 2:15 NBG). Dat geldt niet alleen voor jonge, maar ook voor getrouwde mannen: En dat men niet ontrouw worde aan de vrouw zijner jeugd. Dat gevaar blijft ook bij het ouder worden. Denk maar aan Juda, die waarschijnlijk al op gevorderde leeftijd was. Hij was weduwnaar in kwetsbare omstandigheden. In Maleachi wordt veel over ontrouw gesproken, ook in het huwelijk. Het is vandaag de dag niet beter, er wordt erg veel ontrouw gevonden. Wat geeft dat een ellende in de gezinnen, hoeveel echtscheidingen zijn er niet. In bepaalde plaatsen wordt meer dan vijftig procent van de huwelijken ontbonden. Het is Gods bedoeling, dat alleen de dood scheiding maakt. De waarschuwing van de profeet is nu ook nodig. Het gevaar is bij ieder mens aanwezig. Wij moeten de Heere voor onze aandacht houden en ons hart laten leiden door de kracht van het Woord, terwijl wij de gevaren zien.

Hartstocht
Hier, en ook in Maleachi, wordt de man aangesproken. Maar het geldt natuurlijk ook voor vrouwen. Ook zij hebben hun verantwoordelijkheid. Er liggen risiko’s in houding en kleding, die hartstocht kunnen opwekken. De vrouw van Pótifar probeerde in te spelen op de hartstocht. Maar Jozef bood weerstand, tenslotte zelfs door te vluchten. Dat lijkt niet moedig, niet eervol, maar het betekende wel zijn redding.

Onze lichamen zijn leden van Christus
Paulus zegt in 1 Kor. 6:15: Weet u niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn?. Hij heeft een recht op ons verworven, naar ziel en lichaam, door Zijn bloed. Of weet u niet, dat uw lichaam de tempel is van de Heilige Geest die in u is? Wij vinden in 1 Korinthe 6 tweemaal de vraag: Weet u niet? In de Brieven aan de Romeinen en de Korinthiërs komen wij die vraag veertien maal tegen. Het is geen informatieve vraag, maar een retorische. Dat is een indringende manier om de waarheid voor te stellen. In Korinthe 6:15 wordt gezegd dat onze lichamen leden van Christus zijn. Hoe is dat zo gekomen? Paulus zegt: Want u bent voor een prijs gekocht; verheerlijkt dan God in uw lichaam (vers 20). Het lichaam behoort in alle onderdelen de Heere toe. Dat was daar zo, maar ook bij Jozef en de vrouw van Pótifar, bij Maleachi en Juda, al gaat het daar over andere leden. Alles behoort Hem toe. Hij heeft gekocht met Zijn bloed, het is Zijn bezit. Hij heeft recht op ons. In de koop was ook ons lichaam besloten. Dat is een belangrijke gedachte in tijden van verzoeking. Waarvoor gebruiken wij ons lichaam? Wat wil satan er mee? Wij hebben grotere, hogere, argumenten dan Jozef! Zouden wij ons lichaam, waarvoor de Heere aan het kruis stierf, misbruiken? Wij weten dat wij met Christus gestorven zijn, daarom is het voor ons nog erger wanneer wij vallen. Wij hebben ook meer kracht en meer bewaringsmiddelen tot onze beschikking. Wij leven in een tijd van zedelijke verwildering. Wennen wij daar aan? De vijand is overal aktief. Wij moeten op onze hoede zijn.

Onze lichamen zijn leden van Christus
Paulus zegt in 1 Kor. 6:15: Weet u niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn? Hij heeft een recht op ons verworven, naar ziel en lichaam, door Zijn bloed. Of weet u niet, dat uw lichaam de tempel is van de Heilige Geest Die in u is? Wij vinden in 1 Korinthe 6 tweemaal de vraag: Weet u niet? In de Brieven aan de Romeinen en de Korinthiërs komen wij die vraag veertien maal tegen. Het is geen informatieve vraag, maar een retorische. Wij weten wel. Dit is een indringende manier om de waarheid voor te stellen. In 1 Kor. 6:15 wordt gezegd dat onze lichamen leden van Christus zijn. Hoe is dat zo gekomen? Paulus zegt: Want u bent voor een prijs gekocht; verheerlijkt dan God in uw lichaam (vers 20). Ons lichaam behoort in alle onderdelen de Heere toe. Hij heeft ons gekocht met Zijn bloed. Hij heeft recht op ons. In de koop was ook ons lichaam besloten. Dat is een belangrijke gedachte in tijden van verzoeking. Waarvoor gebruiken wij ons lichaam? Wat wil satan er mee? Wij hebben grotere, hogere, argumenten dan Jozef! Zouden wij ons lichaam, waarvoor de Heere Jezus aan het kruis stierf, misbruiken? Wij weten dat wij met Christus gestorven zijn. Daarom is het voor ons nog erger wanneer wij vallen. Wij hebben ook meer krachtbronnen en bewaringsmiddelen tot onze beschikking. Wij leven in een tijd van zedelijke verwildering. Wennen wij daar aan? De vijand is overal aktief. Wij moeten op onze hoede zijn.

Vroeg het ouderlijk huis verlaten?
Jozef was zeventien jaar oud toen hij door zijn broers verkocht werd en uit zijn ouderlijk huis werd weggescheurd. Dat was niet zijn wil en niet zijn schuld. In onze tijd moeten kinderen soms vroeg uit huis om te studeren of een beroepsopleiding te volgen. Maar is een gevaarlijke tendens om jonge mensen aan te sporen vroeg het ouderlijk huis te verlaten en zelfstandig te worden. Dat gevaar is ook onder ons merkbaar. Natuurlijk zijn er soms noodzakelijke redenen. Maar denken wij aan de gevaren die verbonden zijn aan het onttrekken van jonge mensen van zo’n zeventien jaar aan de hoede van het ouderlijk huis? Wanneer wij ons onnodig in verzoekingen begeven, mogen wij dan op de bewaring van de Heere rekenen?

Ons eigen recht zoeken?
Jozef had een hoge positie, maar kwam zonder vorm van proces of onderzoek in de gevangenis terecht. Hij had geen verweermiddel. Als hij dat had gehad, zou hij zijn recht hebben gezocht? Wij leven onder het Nederlandse recht. Hoe gaan wij daarmee om? Wij hebben veel verworvenheden, waarvoor wij dankbaar mogen zijn. Toch moeten wij in die dingen niet ons recht zoeken, maar ons schikken. Wanneer wij tegen onze wil in een proces betrokken worden, mogen wij daarin trouw zijn aan onze Heere. Maar wij moeten niet zelf ons recht zoeken. Geen recht zoeken bij ongelovigen (1 Kor. 6:6). Laat ons liever onrecht lijden.

Goddelijke uitspraak
Kreeg Jozef kans zijn zaak naar voren te brengen? Was, wat wij in Gen. 40:15 lezen, een zwak moment? Wat Jozef daar doet is gewoon zakelijk weergeven hoe de vork in de steel zat. Het had ook geen gevolgen. Jozef kreeg een veel betere uitspraak: Tot de tijd toe, dat Zijn woord uitkwam, de uitspraak des Heeren hem in het gelijk stelde (Ps. 105:19a: NBG). Wanneer wij ons recht moeten zoeken, is het beter de zaak te laten rusten en te wachten op een andere uitspraak, die ons in het gelijk stelt. Misschien gaat het anders dan je denkt of dan je wilt, maar wij ontvangen van God meer dan wij zelf zouden kunnen bereiken.

Ons voorbeeld
Hoe was het bij de Heere Jezus? Omdat ook Christus voor u geleden en u een voorbeeld nagelaten heeft, opdat u Zijn voetstappen navolgt; Hij, die geen zonde heeft gedaan en geen bedrog werd in Zijn mond gevonden, Die als Hij uitgescholden werd, niet terugschold, als Hij leed, niet dreigde, maar Zich overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt (1 Petr. 2:21-23). Hem mogen wij navolgen.

Typologisch
Laten wij nog even stilstaan bij de Heere Jezus, zoals Hij ons in Jozef wordt voorgesteld. Wij ontkomen er in de geschiedenis van Jozef haast niet aan om steeds weer de Heere Jezus voor ogen te krijgen. In hoofdstuk 37 zien wij wat de broers met Jozef deden, een beeld van wat Israël met de Messias deed. Dit hoofdstuk laat ons een typologische tekening zien van wat de wereld, de volkeren, Hem aangedaan hebben. Ook door hen werd de Heere ter dood gebracht.

Pótifar - Pilatus
In de positie van Pótifar die in de laatste verzen naar voren komt, zien wij de onverschilligheid van Pilatus, in zijn konfrontatie met Heere Jezus. Pilatus wist dat de Heere Jezus gehaat werd door Zijn eigen volk (Matth. 27:18). Hij was verkocht was om Zijn liefde, die met haat werd beantwoord (Genesis 37). Wat ons treft is de onrechtvaardigheid van Pótifar. Het was afschuwelijk wat zijn vrouw deed. Pótifar moet beseft hebben dat het een streek van zijn vrouw was, maar hij wilde zijn huwelijk niet op het spel zetten, ook al was Jozef hem veel waard. Jozef leed omwille van de gerechtigheid. Hij werd overgeleverd uit een verregaande onrechtvaardigheid. Pilatus deed hetzelfde, terwille van zijn vriendschap met de keizer, hoewel hij geen schuld vond in Hem, Die hij veroordeelde. Pótifar wilde de zaak niet onderzoeken, al wist hij wel wat er aan de hand was. De rechtvaardige werd overgegeven om een vreselijk lot te ondergaan.

Meester
Het is wonderschoon om de houding en het karakter van Jozef te zien. Hij was elke situatie meester, ook al was hij een slaaf. Dat bleek in de gevangenis ook weer. Dat doet ons denken aan de Heere Jezus. Hij was de Meester voor Kajafas en voor Pilatus. Hij was de situatie meester in Zijn getuigenis bij Kajafas: Van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht en zien komen op de wolken van de hemel (Matth. 26:64). En voor Pilatus, de heidense rechter, was Hij eveneens de situatie volstrekt meester. Alsof Hij Zelf de rechter is zegt Hij: U zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven was gegeven (Joh. 19:11). Geen Pilatus bracht Hem naar buiten, maar Hij ging uit naar de plaats die Schedelplaats heet. Hij kan nooit verloochenen Wie Hij is, overal is Hij de Zoon van God. Wanneer Hij zegt: Ik ben het deinzen de soldaten in de hof terug en vallen op de grond. Hij laat Zich gevangen nemen, maar torent hoog boven Zijn vijanden uit. Het onrecht dat Jozef moest ondergaan was vreselijk, maar wat een stralende grootheid komt er in zijn karaktertrekken naar voren. Wat doet hij ons dan sterk aan de Heere Jezus denken, Die Zichzelf prijsgaf in de dood.

Het gebeurde bij Jozef op de arbeidsplaats. Menige val in zedelijk kwaad begint met een schouderklopje of een stoeipartijtje. In het Oostblok werken mannen en vrouwen voor tachtig tot negentig procent samen. Daar gaan de meeste huwelijken stuk, daar vinden de meeste echtscheidingen plaats. In 1 Kor. 7:1 staat: Het is goed voor een mens geen vrouw aan te raken. Dat is door Jozef in praktijk gebracht. Hij heeft die vrouw niet aangeraakt. Het woord van God is simpel. De verzoeking is enorm, het woord van God heel eenvoudig. Raak niet aan en je blijft bewaard. Laat je niet aanraken. God zal je leven bewaren uit verdrukking en verzoeking.

Kleding bij Jozef
Het kleed van Jozef bleef achter in de handen van de vrouw. Het is de tweede maal dat de kleding van Jozef wordt misbruikt. Dat was ook in hoofdstuk 37 het geval met de veelkleurige rok, waarmee Jakob misleid werd. Dat kleed getuigde van de liefde tussen Jakob en zijn zoon. Hier laat Jozef zijn kleed achter en de vrouw gebruikt het voor haar doel. In het leven van Jozef wordt steeds uitvoerig over kleding gesproken. Ook als hij uit de gevangenis komt en voor Farao verschijnt om diens dromen uit te leggen. Dan wordt eerst zijn kleding veranderd. Kennelijk had hij in de kuil niet de juiste kleding (vers 14). En na de uitleg van de dromen geeft Farao hem weer andere kleding: En Farao nam zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, en liet hem fijne linnen klederen aantrekken, en legde hem een gouden keten aan zijn hals (41:42). Hij kreeg kleren, die pasten bij de positie, die hij innam. Kleding spreekt van wie een persoon is. Kleren maken de man, zeggen wij. Ze tonen wie de mens is.

Onze kleding
Richten wij ons in onze kleding naar de wil van God of naar de wereld, naar de laatste mode? Wij weten wie er achter de schermen van de wereld staat en hoe mensen in de macht van satan gehouden worden. Dat moeten wij bedenken bij het kiezen van onze kleding. Is het tot eer van de Heere of is het om met de wereld mee te doen? Houden wij rekening met de gedachten van God bij het aangeven van onze positie?

Hebreeër
In vers 14 wordt Jozef voorgesteld als de Hebreeuwse man. Zo spreekt de vrouw van Pótifar over hem. Geen naam. Een hooggeplaatste Egyptische heeft het over een Hebreeuwse man. Wat de inhoud daarvan is blijkt uit hoofdstuk 43:32: ..want de Egyptenaars mogen geen brood eten met de Hebreeën, daar zulks de Egyptenaren een gruwel is. Het tekent dus de diepe verachting. Hebreeër is afgeleid van Heber; het betekent van de overzijde. Voor de vrouw geldt ook, dat de verachting voortkomt uit het feit dat haar hartstocht omslaat in haat. Wij zien bij haar dezelfde ommekeer die we ook bij Amnon vinden na zijn gedrag bij Tamar (2 Sam. 13:15). Gekwetste eigenliefde. In vers 17 lezen we nog eens: De Hebreeuwse knecht, die gij ons hebt ingebracht ....

Verachting
In het Nieuwe Testament zien wij de Heere Jezus voor Pilatus staan. Deze zegt cynisch: Ben ik een Jood? (Joh. 18:35). Bij hem was niets dan verachting voor de Joden in het algemeen, maar ook voor Hem, die voor hem stond. Ze maakten hem het leven moeilijk. Daarom toonde hij de hautaine verachting voor die rabbi die voor hem stond. Daar stond dé zoon van Heber, Die werkelijk van de overzijde kwam. Die in vers 36 tegen Pilatus zegt: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Daar stonden twee totaal verschillende werelden tegenover elkaar. De atmosfeer van de hemel tegenover de vertegenwoordiger van de vorst der duisternis.

In Wie wij geloven
Schuwen wij de verachting die uit deze bron komt, of stellen wij er een eer in om mensen van de andere kant te zijn, mensen die thuis horen in een andere atmosfeer? Het is onbegrijpelijk voor de wereld, dat wij geloven in Iemand die niet streefde naar macht en positie, maar Die kwam om te dienen. Die allereerst dacht aan de Vader, om Hem welbehaaglijk te zijn en Zijn wil te doen. Die kwam te dienen, zelfs door Zich te buigen aan de voeten van Zijn discipelen. Daarom is Hij door God ook uitermate verhoogd.

Beproevingen
Wij vinden verschillende beproevingen in het leven van Jozef. In Genesis 39:7-11 was het een beproeving, die op het vlees gericht was. Maar er was meer. De verschrikkelijke ongerechtigheid en haat bij de vrouw van Pótifar brachten haar er toe het hele huis bij elkaar te schreeuwen. Jozef werd door haat volkomen onrechtvaardig behandeld, terwijl hij probeerde om rein, onbevlekt te zijn. Wat moet dat voor hem geweest zijn! Hij heeft geen woord gezegd. Wij lezen in vers 14-18 wat de vrouw gezegd heeft. Hoe dikwijls komen wij in zo’n situatie, wanneer wij de Heere volgen? In vers 19 zien wij de reaktie van Pótifar. De heer die Jozef volkomen vertrouwde, veranderde in iemand die Jozef zonder meer liet vallen. Hij koos voor zijn vrouw, om niet gekompromitteerd te worden. Hij koos niet voor de zo gewaardeerde Jozef. Wat een teleurstelling, wat een erge ervaring voor Jozef. Maar hij reageerde opnieuw op volmaakte wijze en sprak geen woord.

Het oog op de Heere
Toen volgde die verschrikkelijke gevangenis. Daar werd Jozef voor de derde keer geïsoleerd. Alles wat hij door trouw verkregen had viel weg en hij belandde in de diepste vernedering. We zien bij Jozef vijf stappen van vernedering. Maar met een geweldig resultaat. Een geweldige teleurstelling enerzijds, maar ook: De Heere was met hem. In Psalm 37 lezen wij: Wentel uw weg op de Heere, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken; en zal uw gerechtigheid doen voortkomen als het licht, en uw recht als de middag (vers 5, 6). Ondanks alles hield Jozef toch zijn oog op de Heere gevestigd. Dat bemoedigde hem. Ook wij mogen in moeilijke situaties alles op de Heere wentelen. Dat geduld, die loutering, ontbreekt vaak bij ons. Wij willen graag direkt resultaat zien op onze trouw, onze gehoorzaamheid en liefde tot de Heere.

Na deze dingen
In Genesis 39:7 en 40:1 vinden we een uitdrukking, die wij ook bij Abraham aantreffen: En het geschiedde na deze dingen... Het zijn inleidende woorden. Ze geven aan dat er al een beproeving aan vooraf gegaan is. Bij Abram zien wij deze woorden voor het eerst in Gen. 15:1, na zijn ervaringen met de koningen van Kanaän. Toen kreeg hij een belofte van God. En vervolgens opnieuw in Gen. 22:1, bij de grootste beproeving die Abraham gekend heeft. Weer dezelfde inleiding, als een scheiding van wat eraan vooraf ging. Het is een terugblik die verder voert. Aan het eind van Genesis 22 (vers 20), wordt de geboorte van Rebekka aangekondigd. Gods voornemens worden openbaar.

Ook bij Jozef na deze dingen. In Gen. 39:7 voorafgaand aan de beproeving die hem zou overkomen, met een dieptepunt in de verzen daarna. In 40:1 opnieuw, de vernedering ging nog verder, de teleurstelling moest nog groter worden. De laatste keer vinden we de woorden in Gen. 48:1, aan het einde van het leven van Jozef. Dan laat God de volle zegen van Jakob voor Jozef en de zonen van Jozef zien. Ook in ons leven staan zulke strepen. Hoe leggen wij ons examen af? Zoals Jozef? Hij was volkomen geslaagd. Hoe velen van ons hebben gefaald. Lijken wij op Jozef? Hij is er bij de verschillende beproevingen stralend uit tevoorschijn gekomen. Dat maakte hem gereed voor de taak die God hem wilde toevertrouwen. God leidde hem daarheen. De Heere was bij hem, met hem.

God handelt vaak in het verborgen
Wij moeten ons niet verwonderen over de wegen van God met Jozef. Als God verworpen is, gaat niet alles direkt goed. Dan handelt Hij in het verborgen. Het zijn de lessen van God in ons leven. Anderen zien niet wat Hij doet, al zien wij het wel. Dit was de weg om bij Farao te komen. Jozef moest door de kerker daarheen. Nu wist de schenker waar hij was! Voor Jozef was het een geloofsbeproeving. Maar God zou alles wel maken, Hij bereikt Zijn doel. Geen mens kan buiten Zijn toelating handelen. Vertrouwen wij daarop? Wanneer er bij ons toch angst is, dan komt dat door een tekort aan geloof in Zijn liefde.

Beelden
Deze geschiedenis is een beeld van de tijd waarin wij leven, maar nog meer van de tijd na de opname van de Gemeente. Farao is een beeld van God Zelf, in de regering in het Duizendjarige Rijk. Jozef is een beeld van de Heere Jezus; zonder fouten, met alleen de zwakheid bij de zegening van zijn zonen. Ook wij zijn veilig in Gods hand, wanneer wij de weg met de Heere gaan, zelfs wanneer dat een weg zou zijn als die van Jozef.

God was met hem
Jozef is als slaaf verkocht; hij was niets meer en had niets meer. Maar de Heere was met Jozef, bij Pótifar (39:2) en in de gevangenis (vers 21). Diezelfde gedachte vinden wij in Hand. 7:9: En de aartsvaders, jaloers op Jozef, verkochten hem naar Egypte; en God was met hem en verloste hem uit al zijn verdrukkingen .... Daarna lezen wij in Hand. 10:38: Jezus van Nazareth, hoe God Hem gezalfd heeft met de Heilige Geest en met kracht. Hij is het land doorgegaan, terwijl Hij goeddeed en allen gezond maakte die door de duivel waren overweldigd, want God was met Hem. Wat een geweldig getuigenis. Het wordt niet alleen van de Heere Jezus, als Mens, gezegd, maar ook van Jozef. Hoe groot de beproeving ook is in de weg van de Heere, één ding blijft staan, God is met ons. Maar dan moeten wij wel naar het woord van God handelen.

(c) copyright Uit het Woord der Waarheid, Winschoten, april ’89
Met toestemming overgenomen voor electronische distributie door Bijbelstudie-BBS

Terug naar document-overzicht
Dit artikel wordt u aangeboden door Het BijbelArchief.
Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben over dit artikel kunt u contact opnemen met de aanbieder.